Regeling vervallen per 01-11-2020

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Haren 2017

Geldend van 01-02-2017 t/m 31-10-2020

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Haren 2017

De raad van de gemeente Haren;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van;

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;

besluit vast te stellen de

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Haren 2017

Artikel 1. Vaststelling wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1. Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2. Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

    • a.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet; die persoon is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en die persoon heeft mogelijkheden tot arbeidsparticipatie; of

    • b.

      een persoon moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet.

  • 3. Het UWV adviseert het college met betrekking tot het oordeel of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en neemt daarbij de bovengenoemde criteria in acht.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

  • 1. Het college gebruikt de in de bijlage omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

  • 2. Het UWV adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon en neemt daarbij de in de bijlage omschreven methode in acht.

Artikel 3. Intrekken oude verordening

  • 1. De Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Haren 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 februari 2017.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Haren 2017.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 25 september 2017.

O.E. de Vries,

griffier

P. van Veen,

voorzitter

Bijlage bij artikel 2 wijze waarop loonwaarde wordt vastgesteld

De loonwaarde wordt bepaald door het UWV.

In dit onderzoek wordt bekeken of de loonwaarde van de uitkeringsgerechtigde minder is dan het wettelijk minimumloon. Als dat zo is kan de gemeente aan de werkgever, die de uitkeringsgerechtigde in dienst wil nemen, loonkostensubsidie aanbieden.

Wat wordt onderzocht voor een loonwaardebepaling

De loonwaarde is de waarde van de arbeidsprestatie van de (potentiele) werknemer in een bepaalde functie op een bepaald moment. Het UWV kijkt welke arbeidsprestatie deze (potentiele) werknemer heeft. Die arbeidsprestatie wordt vergeleken met de arbeidsprestatie in de normfunctie.

Het onderzoek bestaat uit de volgende stappen

  • a.

    Het inventariseren van de hoofdtaken

  • b.

    Het vaststellen van de normfunctie en het normloon

  • c.

    Het vaststellen van de normen voor tempo, kwaliteit en inzetbaarheid

  • d.

    Beschrijven van het functioneren van de (potentiele) werknemer

  • e.

    Vaststellen van de prestatie van de werknemer afgezet tegen de normfunctie

  • f.

    Vaststellen van de extra kosten

  • g.

    Bepalen van de totale arbeidsprestatie en de berekening van de loonwaarde

  • h.

    Adviseren over mogelijke verhoging van de loonwaarde

Toelichting

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

  • personen die algemene bijstand ontvangen;

  • personen als bedoeld in de artikelen 34a, vijfde lid, onderdeel b, 35, vierde lid, onderdeel b, en 36, derde lid, onderdeel b, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA) tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d is verleend;

  • personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

  • personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd. Onderdeel a ziet op het toekennen van loonkostensubsidie aan personen die nog geen dienstbetrekking hebben. Onderdeel b ziet op het toekennen van loonkostensubsidie aan personen met een reeds bestaande dienstbetrekking en die in de periode van 6 maanden voorafgaande aan de dienstbetrekking hebben deelgenomen aan praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of de entreeopleiding.

Bij de vaststelling of iemand behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie laat het college zich adviseren door het UWV. Het college draagt personen voor die zouden kunnen behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie, het UWV adviseert en neemt daarbij eveneens de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Op basis van het advies beslist het college of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Alleen als sprake is van een onzorgvuldige totstandkoming van het advies, kan besloten worden het advies niet te volgen.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt met inachtneming van artikel 10d, vierde lid, van de Participatiewet. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Het college kan tevens in overleg met de werkgever vaststellen dat de vaststelling van de loonwaarde gedurende maximaal de eerste zes maanden van de dienstbetrekking achterwege kan blijven (artikel 10d, eerste lid, onderdeel b van de Participatiewet en artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet). Als deze periode is verstreken, dan moet de loonwaarde worden vastgesteld.

Het UWV adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon (artikel 2, tweede lid, van deze verordening). De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen omschreven.

Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.

De gemeenteraad heeft ervoor gekozen om de methode van het UWV te gebruiken om de loonwaarde van een persoon vast te stellen. Deze methodiek is zowel van toepassing als het gaat om toepassing van artikel 10d, vierde lid, van de Participatiewet als om toepassing van artikel 10d, vijfde lid, van de Participatiewet.