Regeling vervallen per 18-03-2011

Verordening op de inrichting en het gebruik van de algemene begraafplaats 'Eshof' te Haren

Geldend van 14-01-1994 t/m 17-03-2011

Intitulé

Verordening op de inrichting en het gebruik van de algemene begraafplaats 'Eshof' te Haren

DE RAAD DER GEMEENTE HAREN,

 

Overwegende, dat het door de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht (Stb. 1992, 315) noodzakelijk is de ‘Verordening op de inrichting en het gebruik van de algemene begraafplaats ‘Eshof’ te Haren’ aan te passen aan deze wet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 1993, nr. 150;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht en de Wet op de lijkbezorging;

b e s l u i t :

1. de Verordening op de inrichting en het gebruik van de algemene begraafplaats Eshof te Haren, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 20 december 1965, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 29 oktober 1990, in te trekken;

2. vast te stellen de volgende:

Verordening op de inrichting en het gebruik van de algemene begraafplaats ‘Eshof’ te Haren

Artikel 1

Algemene bepalingDe aan de Rijksstraatweg te Haren gelegen begraafplaats der gemeente Haren, genaamd ‘Eshof’ is als algemene begraafplaats bestemd tot het daar doen begraven van overleden personen, van doodgeboren en als levenloos aangegeven kinderen, alsmede tot het bijzetten van urnen.BegripsbepalingenVoor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

grafruimten

de in het algemeen tot het begraven van lijken bestemde ruimten van de begraafplaats;

b.

urnenruimten

de uitsluitend tot het bijzetten van urnen bestemde ruimten van de als urnentuin ingerichte afdeling der begraafplaats ;

c.

bijzetten van urnen

:

het plaatsen van urnen in een daarvoor bestemde ruimte van de urnentuin, dan wel in een grafruimte welke daartoe naar de voorschriften van deze verordening mag worden gebezigd;

d.

 urn

:

een asbus met as van een naar de voorschriften van het Crematoriumbesluit verbrand lijk van een overleden persoon, verbrand doodgeboren of als levenloos aangegeven kind.

 

Artikel 2 Indeling begraafplaats

  • 1 De begraafplaats is volgens de bij deze verordening behorende kaart ingedeeld in vier secties, genummerd I, II, III en IV.

  • 2 Op de door burgemeester en wethouders te bepalen wijze geschiedt de aanduiding der grafruimten:

    • a.

      voor wat de grafruimten betreft in sectie I, door vermelding van sectie, afdeling, rij en nummer;

    • b.

      voor wat betreft de grafruimten in de secties II, III en IV door vermelding van sectie, afdeling, letter en nummer.

  • 3 De aanduiding der urnenruimten in de als urnentuin ingerichte afdeling geschiedt door vermelding van sectie, afdeling en nummer van de ruimte.

  • 4 Op het afgezonderde gedeelte van de begraafplaats, sectie III, afdeling 5, letters A tot en met I en K, wordt volgens de op 5 februari 1955 tussen de gemeente Haren en het kerkbestuur van de roomskatholieke parochie St. Nicolaas te Haren gemaakte overeenkomst gelegenheid geven tot het begraven van lijken van tot die parochie behorende personen.

  • 5 Burgemeester en wethouders kunnen bepalen welke gedeelten van de begraafplaats, met uitzondering van het in lid 4 bedoelde afgezonderde gedeelte, zijn bestemd voor de uitgifte uitsluitend van grafruimten naar de onderscheiding volgens het eerste lid van artikel 3 en welk gedeelte als urnentuin zal worden gebruikt.

  • 6 Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen afgesloten gedeelte wordt bestemd voor het begraven van overblijfselen na het ruimen van in gebruik genomen grafruimten of urnenruimten.

Artikel 3 Onderscheiding grafruimten

Onderscheiding grafruimten1. De grafruimten worden onderscheiden in:

  • a.

    blijvende grafruimten, dit zijn grafruimten, waarin uitsluitend de rechthebbende mag begraven en/of urnen volgens artikel 5 mag bijzetten tot het tijdstip waarop de begraafplaats gesloten wordt verklaard;

  • b.

    huurgrafruimten, dit zijn grafruimten, waarin uitsluitend de rechthebbende mag doen begraven en/of urnen volgens artikel 5 mag doen bijzetten, doch slechts gedurende een bepaald aantal jaren als in artikel 8 aangegeven ;

  • c.

    familiegraf ruimten, dit zijn twee of drie afzonderlijke, blijvende grafruimten, die aaneengesloten als een geheel aan een gegadigde worden uitgegeven en waarin uitsluitend de rechthebbende mag begraven en/of urnen volgens artikel 5 mag doen bijzetten tot het tijdstip waarop de begraafplaats gesloten wordt verklaard;

  • d.

    grafruimten, die zijn bestemd voor het begraven van doodgeboren of als levenloos aangegeven kinderen.

Gebruiksduur urnenruimten2. In een urnenruimte mag uitsluitend de rechthebbende urnen doen bijzetten gedurende een bepaald in artikel 8 aangegeven aantal jaren.

Artikel 4 Afmetingen graf- en urnenruimten

De afmetingen van elke afzonderlijke grafruimte bedragen:

  • a.

    van de blijvende grafruimten en de huurgrafruimten: lengte 2.20 meter en breedte l meter;

  • b.

    van de familiegraf ruimten: lengte 2.50 meter en breedte 1.25 meter;

  • c.

    van de grafruimten, bestemd voor het begraven van doodgeboren of als levenloos aangegeven kinderen: lengte l meter en breedte 0.80 meter.

De urnenruimten in de urnentuin hebben de volgende afmetingen: lengte l meter en breedte 0.75 meter.Burgemeester en wethouders geven aan welke oppervlakte van de urnenruimte is bestemd voor het bijzetten van urnen.

Artikel 5 Mogelijkheid gebruik grafruimten en urnenruimten

  • 1 In een grafruimte, bedoeld in artikel 3, lid l sub a, b of c, kunnen met inachtneming van artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging twee lijken boven elkaar worden begraven. De plaats van de bovenste kist wordt de eerste verdieping genoemd, die voor de onderste kist tweede verdieping. De eerste plaatsing geschiedt in de tweede verdieping, tenzij de rechthebbende op de grafruimte het verlangen te kennen geeft, dat de plaatsing in de eerste verdieping zal geschieden.

  • 2 Na van burgemeester en wethouders verkregen toestemming en met inachtneming van het bepaalde in voormeld artikel 22 kunnen in dezelfde verdieping de lijken van de bij of kort na de bevalling overleden moeder en van haar pasof doodgeboren kind(eren) worden begraven.

  • 3 Een urnenruimte dient voor het bijzetten van maximaal vier urnen.

  • 4 Zolang van een tot een familiegraf ruimte of van een krachtens artikel 7, leden 2 en 3, toegewezen grafruimte noch de eerste, noch de tweede verdieping in gebruik is genomen, mogen in die grafruimte maximaal zes urnen worden bijgezet. Indien van een tot een familiegraf behorende grafruimte of van een krachtens artikel 7, leden 2 en 3, toegewezen grafruimte slechts de tweede verdieping voor begraving in gebruik is genomen, kunnen in de eerste verdieping maximaal vier urnen worden bijgezet. Indien van een in de vorige alinea bedoelde grafruimte slechts de eerste verdieping voor begraving in gebruik is genomen, kunnen burgemeester en wethouders toestaan, met inachtneming van het bepaalde in voormeld artikel 22, dat in die verdieping maximaal nog twee urnen worden bijgezet. Het gebruik van de tweede verdieping is in dit geval niet toegestaan.

Artikel 6 Bijzetting van urnen

  • 1 De bijzetting van een urn dient te geschieden met inachtneming van de dienaangaande door burgemeester en wethouders vastgestelde voorschriften.

  • 2 Geen bijzetting van een urn geschiedt:

    • a.

      zonder dat de asbus hermetisch is gesloten en daarop de naam en de voornamen van de overledene in onuitwisbare letter staan vermeld, zulks overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 van het Crematoriumbesluit;

    • b.

      zonder verklaring van de directeur van het crematorium waar de verbranding heeft plaatsgehad, dat de officier van justitie het schriftelijk verlof, bedoeld in artikel 9 van het Crematoriumbesluit heeft verleend.

Artikel 7

Uitgifte graf- en urnenruimte1. Als regel wordt een grafruimte, als bedoeld in artikel 3, lid l, sub a en b slechts voor directe teraardebestelling en een urnenruimte slechts voor directe bij zetting van een of meer urnen uitgegeven.

Aanwijzing extra grafruimten2. Burgemeester en wethouders kunnen, indien daartoe naar hun oordeel aanleiding bestaat, na een geval van overlijden, op aanvraag van de nagelaten betrekkingen voor de bloed- en aanverwanten van de overledene behalve de bij begraving in gebruik genomen grafruimte bovendien een grafruimte toewijzen, gelegen naast de voor de overledene bestemde grafruimte.3. Burgemeester en wethouders kunnen eveneens, indien daartoe naar hun oordeel aanleiding bestaat, op aanvraag van ieder gezinshoofd of alleenstaand persoon, die de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, aan deze bij leven een of twee grafruimten, als bedoeld in artikel 3, lid l, sub a of b, ten behoeve van hemzelf of van een zijner gezinsleden toewijzen. 

Artikel 8

Huurtijd huurgrafruimten en urnenruimten1. Een huurgrafruimte, als bedoeld in artikel 3, lid l sub b, wordt afgestaan met het recht tot begraven naar keuze, behoudens het bepaalde in het vierde lid, voor veertig, dertig of twintig jaar.2. Een urnenruimte wordt afgestaan met het recht tot het bijzetten van urnen voor twintig jaar, behoudens het in het vierde lid bepaalde.3. De in de leden l en 2 genoemde termijnen kunnen telkens met tien jaar, met inachtneming van het in het vierde lid bepaalde, worden verlengd indien daartoe door de rechthebbende in het jaar, voorafgaande aan dat van afloop van de termijn, een aanvraag aan burgemeester en wethouders wordt gedaan.4. Het in de leden l en 2 bedoelde recht vervalt op het tijdstip waarop de begraafplaats gesloten wordt verklaard.

Onvermogenden5. Lijken van onvermogende personen worden begraven in een kosteloos door de gemeente voor de duur van twintig jaar ter beschikking gestelde huurgrafruimte.6. Urnen met as van onvermogende gecremeerde personen kunnen worden bijgezet in een kosteloos door de gemeente voor de duur van twintig jaar ter beschikking gestelde gedeelte van een urnenruimte.

Artikel 9

Recht op grafruimten doodgeboren of levenloos aangegeven kinderen. Het recht op de voor het begraven van doodgeboren of als levenloos aangegeven kinderen bestemde grafruimten, bedoeld in artikel 3, lid l, sub d, blijft berusten bij de gemeente.

Artikel 10 Grafkelders

  • 1 Het is verboden een grafkelder te stichten.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen naar door hen vast te stellen voorschriften van dit verbod ontheffing verlenen voor zover het betreft familiegrafruimten, blijvende grafruimten en huurgrafruimten, afgestaan met het recht tot begraven voor veertig jaar.

Artikel 11

Plaatsen van gedenktekenen e.d.1. Het is zonder een daartoe van burgemeester en wethouders verkregen vergunning en anders dan met inachtneming van de door burgemeester en wethouders vast te stellen voorschriften aan de rechthebbende op een grafruimte verboden daarop een of meer grafzerken, grafstenen, kruisen of andere gedenktekenen, dan wel een beplanting aan te brengen, aan te aanbrengen of te hebben.

Afdekplaat e.d. op urnenruimte2. Op een urnenruimte mag de rechthebbende na verkregen vergunning van burgemeester en wethouders en met inachtneming van de door hen te dier zake vast te stellen voorschriften niet anders dan een kleine afdekkende steen of een bronzen sierafdekplaat aanbrengen, te doen aanbrengen of te hebben.3. Een in het eerste lid bedoelde vergunning moet worden aangevraagd bij burgemeester en wethouders, die op de aanvraag zo spoedig mogelijk beslissen. Bij de aanvraag moet in tweevoud een zaakkundig uitgevoerde tekening worden gevoegd, waarop het te gebruiken materiaal, alsmede de vorm, de kleur en de afmetingen van de gedenktekenen en de soort van de beplanting duidelijk zijn aangegeven.4. Een in het eerste lid bedoelde vergunning wordt geweigerd indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het uiterlijk aanzien van de aan te brengen gedenktekenen op zichzelf of in verband met de omgeving uit een oogpunt van wanorde of wansmaak aanstoot zou geven.

Artikel 12

Verboden gedenktekenen, grafbedekking e.d.1. Het is de rechthebbende op een grafruimte verboden daarop aan te brengen of te hebben:a. dozen met bloemen of kunstbloemen, foto's of schilden met foto's;b. beton, voor zover dit zichtbaar wordt, glas, schors, hekken, vaste bloembakken, kunstduifjes, lantaarns, buizen, kettingen en andere naar het oordeel van burgemeester en wet-houders daarmee gelijk te stellen voorwerpen;c. marmerslag of kiezel van andere kleur dan wit, zwart of de kleur van het gedenkteken;d. in zand gestrate of gemetselde tegels, waaronder niet begrepen tegels van natuursteen.2. Het is de rechthebbende op een grafruimte of op een urnenruimte verboden:a. gedenktekenen te verven of te doen verven, met uitzondering van het opschrift;b. op de gedenktekenen inscriptieletters, groter dan drie centimeter, aan te brengen of te doen aanbrengen, behalve voor de naamsaanduiding;c. een firmanaam of een reclame op de grafwerken aan te brengen, te doen aanbrengen of te hebben.3. Bronzen of andere metalen letters mogen alleen worden gebruikt op graniet of zwerfkeien.

Handhaving bestaande rechtenDe in dit artikel gestelde verboden gelden niet ten aanzien van de grafruimten, welke bij het inwerkingtreden van deze verordening reeds aanwezig zijn en voor zover de hier bedoelde gedenktekenen reeds met toestemming van burgemeester en wethouders zijn aangebracht.

Artikel 13 Onderhoud gedenktekenen e. d.

  • 1 De rechthebbende op een grafruimte of een urnenruimte is verplicht een met een krachtens het eerste lid van artikel 11 verleende vergunning aangebracht(e) gedenkteken, beplanting of afdekking in goede staat te houden.

  • 2 De gemeente kan eenvoudige herstelwerkzaamheden verrichten zoals het schoonhouden van een op een grafruimte geplaatst gedenktekenen of het opruimen van de op een grafruimte aanwezige beplanting.

Artikel 14 Opruiming verwelkte bloemen e.d.

Verwelkte bloemen, vergane kransen en ontsierende elementen, en eveneens buiten de gedenktekenen geplaatste bussen, potten en dergelijke voorwerpen kunnen zonder voorafgaande waarschuwing van gemeentewege worden verwijderd.

Artikel 15 Verwijdering niet goed onderhouden gedenktekenen e.d.

  • 1 Gedenktekenen, beplanting of afdekkingen, die zodanig zijn beschadigd, dat zij niet langer aan hun bestemming voldoen of die door uiterlijk of inscriptie ergernis geven, dan wel hinder of nadeel aan de in de omgeving gelegen grafruimten of urnenruimten of aan de begraafplaats als geheel toebrengen, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kunnen door de gemeente op kosten van de rechthebbende worden verwijderd wanneer deze in gebreke is gebleven na aanmaning de gegeven aanwijzingen van burgemeester en wethouders binnen een bepaalde termijn op te volgen. Verwijdering gedenktekenen e.d. van huurgrafruimten en urnenruimten na afloop huurtijd.

  • 2 Gedenktekenen, beplanting of afdekkingen, die zijn aangebracht op huurgrafruimten of urnenruimten, moeten binnen dertien weken na afloop van de eventueel verlengde huurperiode door de rechthebbende worden opgeruimd. Aan deze verplichting behoeft niet te worden voldaan dan nadat burgemeester en wethouders aan de rechthebbende schriftelijk een daartoe strekkende kennisgeving hebben uitgereikt. Indien deze kennisgeving wordt gedaan na de gestelde termijn van dertien weken, zal de opruiming moeten geschieden binnen vier weken na de dagtekening van de aanschrijving. Indien aan de hier bedoelde kennisgeving geen gevolg wordt gegeven, kan bij verval van het monument de opruiming door de gemeente op kosten van de rechthebbende geschieden.

  • 3 Indien het adres van de rechthebbende op de grafruimte of de urnenruimte niet bekend is of niet kan worden opgespoord, geschiedt de aanmaning, bedoeld in het eerste lid, en de kennisgeving, bedoeld in het tweede lid van dit artikel, door middel van een advertentie in een of meer dagbladen.

  • 4 De geruimde materialen blijven gedurende acht weken ter beschikking van de belanghebbende, die deze tegen betaling van gemaakte kosten in ontvangst kan nemen. Indien deze materialen binnen genoemde termijn niet zijn weggehaald, vervallen zij aan de gemeente.

Artikel 16 Tijdelijke verwijdering van gedenktekenen

De rechthebbende op een grafruimte of urnenruimte is verplicht te gedogen, dat de zich daarop bevindende gedenktekenen door de gemeente geheel of gedeeltelijk wordt weggenomen voor zolang dit ter begraving van lijken, bijzetting van urnen of om een andere reden nodig blijkt. Hij is bovendien verplicht te gedogen dat bomen en andere gewassen die naar het oordeel van burgemeester en wethouders hinderlijk zijn voor de omgeving, worden verwijderd.

Artikel 17 Verbod verrichten werkzaamheden

  • 1 Het is verboden, behalve in bijzondere gevallen met toestemming van de opzichter van de begraafplaats, op de eerste vijf werkdagen van de week voor 7.00 en na 17.00 uur, alsmede op zaterdagen en op zon- en feestdagen werkzaamheden te verrichten of te laten verrichten. Dit verbod geldt ook tijdens een begrafenis of een urnen bijzetting voor werkzaamheden in de onmiddellijke nabijheid daarvan.

  • 2 Het in het voorgaande lid bedoelde verbod is onverminderd het bepaalde in de tweede volzin van dat lid en behoudens op zon- en feestdagen niet van toepassing op werkzaamheden te verrichten door de nagelaten betrekkingen van de overledene(n) in de betrokken grafruimte tenzij daardoor hinder of overlast voor derden ontstaat, zulks ter beoordeling van de opzichter der begraafplaats of van diens plaatsvervanger.

Artikel 18 Verbod openen grafruimte of urnenruimte

Het is verboden zonder de medewerking van de opzichter der begraafplaats of van de daarvoor aangewezen gemeentewerklieden een grafruimte of een urnenruimte te openen of zonder het onmiddellijke toezicht van de opzichter of van diens plaatsvervanger een kist of een urn in een grafruimte of een urn in een urnenruimte te plaatsen.

Artikel 19 Openstelling begraafplaats

  • 1 De begraafplaats is gedurende de maanden april tot en met september dagelijks voor het publiek kosteloos toegankelijk tussen 7.00 en 21.00 uur en gedurende de maanden oktober tot en met maart dagelijks tussen 8.00 en 18.00 uur. Voor en na deze uren is de begraafplaats niet opengesteld.

  • 2 Kinderen jonger dan 13 jaar worden zonder geleide niet tot de begraafplaats toegelaten.

Artikel 20 Verbod zich tijdens sluitingsuren op de begraafplaats te bevinden

Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats niet voor het publiek toegankelijk is zich daarop te begeven of te bevinden.

Artikel 21 Verboden handelingen

Het is verboden op de begraafplaats:

  • a.

    stenen te bewerken, tenzij voor het bijwerken van opschriften;

  • b.

    zonder noodzaak over de graven te lopen;

  • c.

    wegen, gazons, plantsoenen, perken, graven en urnenruimten door het wegwerpen van papier, bloemen, onkruid of dergelijke te verontreinigen;

  • d.

    zich met een rijwiel of enig ander vervoermiddel te bevinden;

  • e.

    de zich op een grafruimte of urnenruimte bevindende gedenktekenen of beplanting te beschadigen;

  • f.

    wederrechtelijk van de heesters of bloemen te plukken;

  • g.

    de orde bij een begrafenis of een urnen bijzetting te verstoren;

  • h.

    nodeloos rumoer te maken dan wel zich op andere wijze onbetamelijk te gedragen.Het verbod sub d geldt niet voor invaliden.

Artikel 22 Tijd van begraven enz.

  • 1 De gewone tijd van het begraven van een lijk of het bijzetten van een urn is op de eerste vijf werkdagen van de week tussen 09.00 en 16.00 uur en op zaterdagen, tussen 09.00 en 12.00 uur.

  • 2 Het begraven van een lijk of het bijzetten van een urn buiten de in lid l aangegeven dagen en uren kan in bijzondere gevallen door burgemeester en wethouders worden toegestaan.

Artikel 23 Opvolgen aanwijzingen begrafenissen e.d.

  • 1 Bij de begrafenissen en de bijzettingen van urnen is ieder, die daar aanwezig is verplicht de aanwijzingen op te volgen die door de opzichter der begraafplaats of diens plaatsvervanger worden verstrekt.

  • 2 Bij een begrafenis van een overledene aan een besmettelijke ziekte moeten de voorschriften door de burgemeester in het belang der openbare gezondheid gegeven, in acht worden genomen.

Artikel 24 Mogelijkheid tot afwijking van bepalingen der verordening

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen in daartoe aanleiding gevende gevallen afwijken van de bepalingen dezer verordening toestaan.

  • 2 Bij twijfel of verschil van mening omtrent de toepassing van deze verordening beslissen burgemeester en wethouders in hoogste instantie.

Artikel 25

StrafbepalingOvertreding van het bepaalde bij de artikelen 6, lid l, 10, 11, lid l, 12, 17, 18, 20, 21 en 23 kan worden gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

TitelDeze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening begraafplaats Eshof’.

InwerkingtredingDeze verordening treedt in werking op de 8e dag nadat zij is bekendgemaakt.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Haren d.d. 20 december 1993.
de raad voornoemd,
 
w.g. H.W. Gruben,secretaris w.g. K. Weidevoorzitter