Regeling vervallen per 11-12-2014

Toeslagenverordening Wwb 2010

Geldend van 01-12-2010 t/m 10-12-2014

Intitulé

Toeslagenverordening Wwb 2010

DE RAAD DER GEMEENTE HAREN,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 oktober 2010;

gelet op de artikelen 8, eerste lid onderdeel c, en 30 van de Wet werk en bijstand;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en verlagen van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

b e s l u i t :

vast te stellen de:

Toeslagenverordening Wwb 2010

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet werk en bijstand;

    • b.

      gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21, onderdeel c, van de wet;

    • c.

      woning: een woning als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, Wet op de huurtoeslag, als mede een woonwagen of woonschip, als bedoeld in artikel 3, zesde lid, Wet werk en bijstand;

    • d.

      woonkosten:1. indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1, onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;2. indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.

    • e.

      woningdelende: de alleenstaande of de alleenstaande ouder die met een of meerdere anderen zijn hoofdverblijf heeft in dezelfde woning en met geen van hen een gezamenlijke huidhouding voert;

    • f.

      verzorgingsbehoeftige: de woningdelende die, indien hij niet tezamen met een ander persoon de woning zou bewonen, zou zijn aangewezen op beroepsmatige verpleging of verzorging in een daartoe bestemde inrichting;

    • g.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haren.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1 De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor belanghebbenden van 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien beide echtgenoten 27 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn.

  • 2 Indien één van de gehuwden geen recht heeft op algemene bijstand dan dient het toeslagenbeleid toegepast te worden alsof deze niet-rechthebbende partner niet bestaat.

  • 3 De bepalingen in paragraaf 2 laten de toepassing van artikel 18, eerste lid, van de wet onverlet.

Paragraaf 2 Criteria voor het verhogen en verlagen van de bijstandsnorm en toeslag

Artikel 3 Alleenstaanden en alleenstaande ouders

  • 1 De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft;

  • 2 De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande en alleenstaande ouder in wiens woning één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben;

  • 3 Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende personen niet in aanmerking genomen als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft:

    • a.

      kinderen van 18 jaar of ouder doch jonger dan 21 jaar met een inkomen van ten hoogste de norm als bedoeld in artikel 20, onder a, van de wet vermeerderd met 10 procent van de gehuwdennorm;

    • b.

      meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000;

    • c.

      meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • d.

      de verzorgingsbehoeftige.

Artikel 4 Gehuwden

De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die met één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning;

Het derde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Geen woonkosten

De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt:

  • 1.

    20 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen woonkosten verbonden zijn;

  • 2.

    10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning bewoond wordt.

Paragraaf 3 Overige bepalingen

Artikel 6 Overgangsbepaling

Ten aanzien van de belanghebbende die tot en met 1 december 2010 Algemene bijstand ontvangt en die op grond van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand een hogere toeslag (dan wel lagere verlaging) ontvangt dan op grond van deze verordening, blijft die hogere toeslag bij ongewijzigde omstandigheden behouden tot een nader, bij beschikking te bepalen, tijdstip doch uiterlijk tot 1 augustus 2011.

Artikel 7 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 8 Inwerkingtreding en intrekking

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 december 2010

De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand wordt ingetrokken per 1 december 2010.

Artikel 9 Naamgeving

Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wwb 2010.

Ondertekening

Haren, 29 november 2010
de raad voornoemd,
P.A. Lambeck MSc,
griffier
mr. M. Boumans MPM,
voorzitter
 

Toelichting 1

Op 1 oktober 2009 is de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking getreden. Met de inwerkingtreding van de WIJ is de Wwb in beginsel afgesloten voor jongeren tot 27 jaar en kunnen deze jongeren in beginsel geen algemene bijstand meer ontvangen. Daartoe is de Wwb op een aantal onderdelen aangepast en dient de toeslagenverordening Wwb een navenante wijziging te ondergaan.

De raad dient op grond van artikel 30 van de Wwb een verordening vast te stellen waarin de toeslagen en de verlagingen van de landelijk vastgestelde bijstandsnormen worden geregeld.

De uitkering in de Wwb bestaat uit een rijksgeregeld deel (de norm) die binnen bepaalde grenzen verhoogd of verlaagd kan worden op grond van gemeentelijk beleid (toeslag en verlaging). De raad dient op grond van artikel 30 van de Wwb een verordening vast te stellen waarin de toeslagen en de verlagingen van de landelijk vastgestelde bijstandsnormen worden geregeld.

Landelijk worden voor een drietal categorieën de normen vastgesteld, te weten:

  • 1.

    de alleenstaande, zijnde 50% van het minimumloon;

  • 2.

    • de alleenstaande ouder, zijnde 70% van het minimumloon;

  • 3.

    • de gehuwde zijnde 100% van het minimumloon.

Door middel van een verordening regelt de raad de verhoging met een toeslag van maximaal 20% of de verlaging met maximaal 20%. De hoogte van de toeslag of verlaging is afhankelijk van het feit of de klant hogere of lagere algemeen noodzakelijke kosten heeft dan waarin zijn bijstandsnorm voorziet tengevolge van het niet of niet geheel kunnen delen van de woonlasten met een ander.

In deze verordening is gekozen voor een verregaande versimpeling in de toeslagenmethodiek, die tot doel heeft de uitvoerbaarheid en de houdbaarheid van de bepalingen in de verordening te optimaliseren. De tekst van de verordening is tevens in redactionele zin aangepast en geactualiseerd.

Artikelsgewijze Toelichting

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Wwb of Awb niet afzonderlijk te definiëren in de Verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de Wwb of Awb ook de Verordening moet worden gewijzigd. Voor het gebruik van het begrip gehuwdennorm is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de Wwb zelf wordt gegeven in artikel 21 onder c Wwb. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimumloon.

Artikel 2 Doelgroep Op grond van het tweede lid dient, Indien één van de gehuwden geen recht heeft op algemene bijstand het toeslagenbeleid toegepast te worden alsof deze niet-rechthebbende partner niet bestaat. De in het derde lid opgenomen verplichting voor het college om - zo nodig in afwijking van de uit de Toeslagenverordening voortvloeiende hoogte van de bijstand - de bijstand anders vast stellen, als dat gelet op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende opportuun is, volgt uit artikel 30 lid 4 Wwb. De individualiseringsplicht geldt evenzeer in situaties waarin de Toeslagenverordening niet voorziet. Om hierover bij de uitvoering van de Toeslagenverordening geen misverstand te laten bestaan is er voor gekozen om deze plicht expliciet in de Toeslagenverordening op te nemen.

Paragraaf 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Artikel 3 Alleenstaanden en alleenstaande ouders Artikel 30, eerste lid, van de wet schrijft voor dat de verordening vaststelt voor welke categorieën de norm wordt verlaagd of een toeslag wordt verstrekt. Deze categorieën worden genoemd in artikel 3, 4 en 5. De hoogte van 20 procent van de gehuwdennorm als hoogte van de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft is verplicht op grond van artikel 30 lid 2 onderdeel a Wwb.Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Dat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf. Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats. In de toeslagenverordening is daarom gekozen voor een toeslag van 10 procent van de gehuwdennorm in het geval één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. In het derde lid wordt geregeld dat kinderen van 18 jaar of ouder die niet (meer) in de norm begrepen zijn, maar die tevens in omstandigheden verkeren waardoor het niet aannemelijk is dat zij kunnen bijdragen in de kosten van het huishouden, niet meetellen als personen die in de woning hun hoofdverblijf hebben. Voor kinderen met uitsluitend inkomen uit WSF 2000 en WTOS is nadrukkelijk overwogen dat deze regelingen voor thuiswonende studenten reeds een lager bedrag verstrekken. Aangezien betreffende kinderen niet in de bijstand begrepen zijn, is het overigens aan de alleenstaande (ouder) om zodanige inlichtingen te verstrekken dat kan worden vastgesteld of de onderdelen a, b of c van toepassing zijn.

Indien de woning wordt gedeeld met een verzorgingsbehoeftige kan gesteld worden dat er in verband met de verzorgingsbehoeftigheid hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan zijn, waarvan het niet redelijk is dat deze evenredig worden gedeeld met de andere medebewoner. Te denken valt daarbij aan extra verwarming, grotere woning in verband met een rolstoel, hogere verwarmingskosten. Extra kosten die niet altijd (geheel) door voorliggende voorzieningen worden gedekt. Een toeslag van 20 procent voor zowel de verzorgingsbehoeftige als de verzorger ligt dan in de rede. Indien er meerdere verzorgers zijn, leidt dat niet tot meerdere hogere toeslagen.

Paragraaf 3. Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toeslag

Artikel 4 Gehuwden In de gehuwdennorm is al rekening gehouden met het feit dat beide echtgenoten de kosten van hun huishouden volledig kunnen delen met elkaar. Indien in de woning nog een ander zijn hoofdverblijf heeft, kunnen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan nog verder gedeeld worden. In de toeslagenverordening is gekozen voor een verlaging van de norm met 10 procent van de gehuwdennorm ongeacht hoeveel anderen in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben.

Het derde lid van artikel 3, ten aanzien van het kunnen delen van kosten met inwonende meerderjarige kinderen, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Geen woonkosten Artikel 27 Wwb geeft het college de mogelijkheid de norm of de toeslag te verlagen in zoverre belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft ten gevolge van zijn woonsituatie. Artikel 27 Wwb is aanvullend bedoeld op de artikelen 25 en 26 Wwb. Blijkens de toelichting op artikel 27 Wwb is de verruiming bedoeld om ook ingeval er helemaal geen woning wordt bewoond, een verlaging te kunnen toepassen.Onder woonkosten wordt in dit verband verstaan de huur of, als de belanghebbende een eigen woning bewoont, de verschuldigde hypotheekrente en de aan het eigendom verbonden zakelijke lasten alsmede een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud (CRvB 6 november 2001, nrs. 99/7 en 99/29 NABW).

Wordt de norm of toeslag verlaagd omdat de belanghebbende geen woonkosten heeft en is hij daarnaast medebewoner, zodat de toeslag ook nog eens op die grond verlaagd wordt, dan kan dit spoedig als een te ver gaande vorm van verlaging van de uitkering worden aangemerkt, gelet op het totale effect van de dubbele verlaging (zie CRvB 27 mei 2008, LJN: 2698). Op grond van het individualiseringsbeginsel zal de verlaging dan beperkt moeten worden.

Onder b is bepaald dat als de belanghebbende geen woning bewoont, de norm of toeslag met 10% wordt verlaagd. Deze bepaling ziet op de mogelijkheid om de uitkering van dak- en thuislozen te verlagen, omdat deze lagere bestaanskosten hebben dan belanghebbenden die een woning bewonen. Overigens geschiedt de verlening van bijstand aan belanghebbenden zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op grond van artikel 40 lid 1 en 2 Wwb door de gemeente Groningen. Maar niet elke belanghebbende zonder woning is een adresloze in de zin aangehaalde wet. Belanghebbende kan immers ook de beschikking hebben over een postadres bij familie of een instantie.

Paragraaf 4. Overige bepalingen

Artikel 6 Overgangsbepaling Voor belanghebbenden die er als gevolg van de invoering van de nieuwe verordening feitelijk op achteruitgaan geldt een overgangstermijn. De overgangstermijn loopt tot uiterlijk tot 1 augustus 2011.

Artikel 7 Uitvoering Evenals de uitvoering van de Wwb ligt de uitvoering van de Toeslagenverordening bij het college.

Artikel 8 Inwerkingtreding en intrekking Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 december 2010De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand wordt ingetrokken per 1 december 2010.

Artikel 9 Naamgeving Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wwb 2010