Regeling vervallen per 08-04-2011

Parkeerverordening gemeente Haren 2000

Geldend van 06-06-2000 t/m 07-04-2011

Intitulé

Parkeerverordening gemeente Haren 2000

De raad van de gemeente Haren,gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 april 2000gelet op artikel 149 en 225 van de Gemeentewet,besluit;vast te stellen deVerordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990; het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 Stbl. 459;

  • b.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Voertuigreglement, met dien verstandedat fietsen en bromfietsen niet als voertuig worden beschouwd;

  • c.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990

  • d.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig,anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- ofuitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnende gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten,waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeer-meters en hetgeen naar maatschappelijk opvatting overigens onder parkeerapparatuurwordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 of bord 99a bijlage II van het RVV 1966 of2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I vanhet RVV 1990 of bord 99a bijlage II van het RVV 1966 met het opschrift 'zone', voorzover deze plaats niet is uitgezonderd.

  • h.

    vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welkehet is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke- of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunning en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1 Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2 De vergunning is geldig voor het parkeren met een voertuig op één parkeerapparatuurplaats tegelijk.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn uitsluitend de volgende soorten vergunning verlenen.

    • a.

      parkeervergunning voor de bewoner in dat gebied;

    • b.

      parkeervergunning voor degene die een beroep of bedrijf uitoefent in dat gebied;

    • c.

      bezoekersvergunning voor de bewoner in dat gebied, ten behoeve van zijn bezoek.

  • 4 Beroepen en bedrijven worden beschouwd als één bedrijf en als één beroep indien de vestigingsadressen dezelfde zijn of het een aaneengesloten bebouwing betreft, dan wel sprake is van een juridische constructie waaruit moet worden geconcludeerd dat het één beroep of bedrijf betreft.

  • 5 Burgemeester en wethouders kunnen onverminderd het bepaalde in lid 3 in bijzondere gevallen ook een vergunning verlenen aan degenen die niet voldoen aan een van de in het derde lid genoemde voorwaarden.

  • 6 Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

  • 7 Met betrekking tot het bepaalde in lid 3 kunnen burgemeester en wethouders in het belang van een goede verdeling van de beschikbare ruimte per gebied waar parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn nadere regels stellen ten aanzien van:

    • a.

      het verstrekken van de soort vergunning;

    • b.

      het aantal te verlenen vergunningen;

  • 8 Burgemeester en wethouders kunnen ten gunste van de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 4

  • 1 Een vergunning als bedoeld in artikel 3 lid 3 onder a en b wordt voor ten hoogste eenjaarverleend en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

  • 2 Een vergunning als bedoeld in artikel 3 lid 3 onder c wordt verleend in de vorm van een aan de bewoner van een gebied te verstrekken parkeerkaart, die gedurende een door burgemeester en wethouders vast te stellen duur is te gebruiken op parkeerduurapparatuurplaatsen.

Artikel 5

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend metterwoon verlaat of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning

  • d.

    wanneer voor het desbetreffende gebied het stelsel van de vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • f.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • g.

    om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 6

  • 1 Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig te plaatsen of te laten staan

    • a.

      op een parkeerappartuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2 Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen ofte laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 8

  • 1 Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats lechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het voertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

  • 2 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 9

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10

De opsporing van overtredingen van deze verordening is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van StrafVerordening genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college van burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft, die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 11

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Pakeerverordening gemeente Haren 2000'.

Artikel 12

  • 1 Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 2 Vergunningen welke zijn verleend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 mei 2000.De voorzitter,De secretaris,

Parkeerkaart Haren centrum 2002 1

550px