Regeling vervallen per 01-01-2011

Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2010

Geldend van 01-01-2010 t/m 31-12-2010

Raad : 11 november 2009

Agendanr. :

Besluitnr. :

. .

. .

DE RAAD VAN DE GEMEENTE HARLINGEN;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 oktober 2009;

gelet op artikel 228 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de “Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2010”.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Deze verordening verstaat onder:

    • a.

      dag: een periode van 24 uren, aanvangende te 00.00 uur, of een gedeelte daarvan;

    • b.

      week: een kalenderweek;

    • c.

      maand: een kalendermaand;

    • d.

      kwartaal: een kalenderkwartaal;

    • e.

      jaar: een kalenderjaar

    • f.

      vergunning: een door het gemeentebestuur verleende en in een gemeentelijke registratie opgenomen toestemming op grond waarvan een persoon een of meer voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond mag hebben.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam precariobelasting wordt een directe belasting geheven ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, bedoeld of genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

De precariobelasting wordt geheven van degene die het voorwerp of de voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie dat voorwerp of die voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond aanwezig zijn.

Artikel 4 Vrijstellingen

De precariobelasting wordt niet geheven ter zake van het hebben van:

  • a.

    voorwerpen, indien de gemeente ter zake van het gebruik van de voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond waarop het voorwerp of de voorwerpen zich bevinden een recht heft op grond van artikel 229, eerste lid, onderdeel a, van de Gemeentewet, dan wel een privaatrechtelijke vergoeding is overeengekomen;

  • b.

    voorwerpen welke ingevolge een wettelijk voorschrift moeten worden gedoogd;

  • c.

    houtvlotten, losse bomen, balken, masten of palen afkomstig van en gelost uit een zee- of binnenvaartuig waarvoor havengeld is betaald, zolang deze objecten in afwachting van verdere vervoer gedurende ten hoogste tweemaal 24 uren in de haven liggen waarin ze gelost zijn.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De precariobelasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overigens in deze verordening bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de precariobelasting

  • 1.

    Voor de berekening van de precariobelasting wordt met betrekking tot een in de tarieventabel genoemde tijds- of andere eenheden een gedeelte daarvan als een volle eenheid aangemerkt, met dien verstande dat indien het belastingtijdvak gelijk is een het kalenderjaar en het hebben van voorwerpen aanvangt in de loop van het tijdvak, de belasting zoveel twaalfde van het over een jaar te betalen bedrag beloopt als er na het aanvangstijdstip nog volle maanden van het tijdvak resteren.

  • 2.

    Indien een tarief per oppervlakte is vastgesteld, wordt de precariobelasting berekend naar de oppervlakte van de horizontale projectie van de voorwerpen, tenzij anders is bepaald.

  • 3.

    De oppervlakte van andere dan rechthoekige voorwerpen wordt gesteld op het product van de twee aangrenzende zijden van een om het voorwerp geplaatste denkbeeldige rechthoek.

  • 4.

    De in de tabel genoemde jaarabonnementen, halfjaarabonnementen of kwartaal-abonnementen vangen aan op 1 januari, respectievelijk 1 januari en 1 juli, respectievelijk 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Indien de belasting wordt geheven naar jaartarieven is het belastingtijdvak het kalenderjaar waarin de voorwerpen aanwezig zijn. In de overige gevallen is het belastingtijdvak het kwartaal, de maand, de week of de dag waarin de voorwerpen aanwezig zijn, met dien verstande dat ook heffing voor elk belastbaar feit afzonderlijk kan plaatsvinden.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke nota waarop het gevorderde bedrag is vermeld, met uitzondering van de belasting genoemd in onderdeel 3, letters b t/m f van de tarieventabel welke wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de voor een dag verschuldigde precariobelasting geheven door middel van een mondelinge kennisgeving, dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het gevorderde bedrag is vermeld. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 7 is de precariobelasting verschuldigd bij de aanvang van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de naar jaartarieven geheven precariobelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde belasting als er in dat tijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt en het belastingtijdvak gelijk is aan het kalenderjaar, wordt op aanvraag van de belastingplichtige naar evenredigheid ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat tijdvak verschuldigde precariobelasting als er in dat tijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belasting bij wijze van abonnement is geheven en van het abonnement voor de helft of meer van de betreffende periode geen gebruik wordt gemaakt zal, indien dit vòòr het verstrijken van de helft van de betreffende periode schriftelijk aan burgemeester en wethouders wordt meegedeeld, onder intrekking van het abonnement, ontheffing worden verleend tot de helft van het geheven abonnementstarief.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de precariobelasting worden betaald ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, eerste lid:

    • a.

      wordt uitgereikt: op het moment van het doen van de uitreiking;

    • b.

      wordt toegezonden:

      • I.

        algemeen: binnen één maand na de dagtekening;

      • II.

        bij toepassing van onderdelen 1 en 2 van de tarieventabel: in twee termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op 1 maart en de tweede termijn op 1 oktober van het belastingjaar.

  • 2.

    De bij wege van aanslag geheven belasting moet worden betaald in zes gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

    3. In afwijking in zoverre van het tweede lid geldt ingeval de gemeente is gemachtigd tot automatische incasso moeten de aanslagen worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

    4. In afwijking van in zoverre van het tweede en derde lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen precariobelasting of andere heffingen of belastingen gelijk of minder is dan € 80,-- of gelijk of meer is dan € 4.540,-- dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

    5 De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de precariobelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de precariobelasting.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening precariobelasting 2009’ van 6 november 2008 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening precariobelasting 2010'

    Vastgesteld door de raad in zijn

    vergadering van 11 november 2009.

    , de voorzitter.

    , de raadsgriffier.

i2080.pdf [Klik hier om het document te downloaden]