Regeling vervallen per 01-03-2003

Subsidieverordening godsdienst en levensbeschouwelijke vormingsonderwijs

Geldend van 01-03-2004 t/m 28-02-2003 met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2003

Intitulé

Subsidieverordening godsdienst en levensbeschouwelijke vormingsonderwijs

Raad: 17 maart 2004

. .

DE RAAD VAN DE GEMEENTE HARLINGEN;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 januari 2004;

gelet op de Gemeentewet;

gelet op de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t:

vast te stellen de " Subsidieverordening godsdienst en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs ”.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    godsdienstonderwijs: het onderricht in geschiedenis, en cultuurgeschiedenis van een geloofsovertuiging;

  • b.

    levensbeschouwelijk vormingsonderwijs: het leveren van een bijdrage aan de geestelijke en zedelijke vorming van de leerlingen.

Artikel 2 Bevoegdheid burgemeester en wethouders

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het nemen van besluiten als bedoeld in deze verordening.

Artikel 3 Reikwijdte verordening

Aan kerkelijke gemeenten, kerken en verenigingen, als bedoeld in artikel 51 van de Wet op het Primair Onderwijs alsmede aan rechtspersoonlijkheid bezittende organisaties op geestelijke grondslag, wordt door de gemeente subsidie verleend in de kosten, voortvloeiende uit het doen geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, waaronder humanistisch vormingsonderwijs aan leerlingen van gemeentelijke scholen voor basisonderwijs in de gemeente Harlingen.

Artikel 4 Algemene bepaling

  • 1.

    De verantwoordelijkheid voor de inhoud van het godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs berust bij instanties, die dit onderricht doen geven. Zij zorgen ervoor dat dit onderwijs op psychologisch-didactisch verantwoorde wijze wordt gegeven.

  • 2.

    Het onderwijs wordt in de schoolgebouwen gegeven aan de leerlingen van de daarvoor in aanmerking komende klassen gedurende de daarvoor op de lesroosters van de scholen vrijgegeven uren, voor zover de ouders, voogden of verzorgers daarom hebben verzocht.

  • 3.

    De met het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs belaste personen onthouden zich van iets te leren, te doen of toe te laten wat in strijd is met de algemeen geldende wettelijke bepalingen. Zij volgen de aanwijzingen op van de schoolleider en verstrekken hem alle gewenste inlichtingen.

Artikel 5 Hoogte van het subsidie

  • 1.

    Het in artikel 3 bedoelde subsidie is gerelateerd aan de salarisschaal LA trede 12 voor groepsleerkrachten basisonderwijs.

    Hierbij is de lesduur tenminste gelijk aan die, welke geldt voor andere vakken, waarin aan de school les wordt gegeven.

Artikel 6 De aanvraag

1. Voor het verkrijgen van het in artikel 3 bedoelde subsidie zenden de in artikel 3 bedoelde instanties binnen een maand na afloop van het kalenderjaar bij burgemeester en wethouders een opgave in, waarin voor elke school afzonderlijk vermeld staat:

a. de naam van de leerkracht(en) die met het geven van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs was (waren) belast;

b. de dagen en uren, gedurende welke de lessen werden gegeven;

c. de klassen waarin de lessen werden gegeven;

d. de aantallen leerlingen als bedoeld in artikel 7 lid 3 van deze verordening.

2. De in het eerste lid bedoelde opgave wordt voor de inzending door de schoolleiding van de betreffende school gewaarmerkt.

Artikel 7 De subsidiemethode

  • 1.

    Het in artikel 3 bedoelde subsidie wordt verleend in de kosten van het geven van godsdienstonderwijs dan wel levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan de leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar van de gemeentelijke scholen voor basisonderwijs.

  • 2.

    Geen subsidie wordt verleend in de kosten van godsdienstonderwijs of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs, voor zo ver gegeven aan groepen, die -ook na combinatie van klassen en/of leerlingen van dezelfde school- uit gemiddeld minder dan 10 leerlingen bestaan. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van dit aantal onder door hen te stellen voorwaarden.

  • 3.

    Voor de beoordeling van de grootte van de groep geldt het aantal deelnemende leerlingen naar de toestand op 1 augustus van het jaar waarvoor het subsidie wordt gevraagd

  • 4.

    Splitsing van een klas op zodanige wijze, dat daardoor aan die klas in totaal meer dan één wekelijks lesuur moet worden gegeven is niet toegestaan.

Artikel 8 Slotbepalingen

1. Deze verordening werkt terug tot 1 maart 2003.

2. De verordening godsdienst en levensbeschouwelijk onderwijs zoals vastgesteld door de raad in zijn vergadering van 11 april 2001 wordt per 1 maart 2003 ingetrokken.

Vastgesteld door de raad in zijn

vergadering van 17-03-2004

de voorzitter.

, de raadsgriffier.