Regeling vervallen per 01-01-2017

Financiële verordening 2014

Geldend van 06-11-2014 t/m 31-12-2016

Intitulé

Financiële verordening 2014

 

De raad van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 23 september 2014;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen de Financiële verordening 2014 van de gemeente Heerenveen:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    directieteam:

    de directeuren en de gemeentesecretaris vormen samen het directieteam, dat de besluiten neemt als directie. De algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor alle besluiten.

  • -

    afdeling:

    iedere organisatorische eenheid die op grond van het Organisatiebesluit gemeente Heerenveen 2014 een eigen, rechtstreekse verantwoordingsplicht heeft aan de directeur van het aandachtsgebied;

  • -

    team:

    iedere organisatie-eenheid die op grond van het Organisatiebesluit gemeente Heerenveen 2014 een eigen, rechtstreekse verantwoordingsplicht heeft aan de directeur van het aandachtsgebied;

  • -

    inkomsten:

    totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • -

    netto schuld:

    bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf:

    onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    deelthema:

    onderdeel van een thema bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Thema-indeling

  • 1) De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een thema-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2) De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op basis van de door het college aan de thema’s toegewezen producten de onderverdeling van de (deel)thema’s vast.

  • 3) De raad stelt op voorstel van het college per thema relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • 4) Bij aanvang van iedere raadsperiode wordt door de raad vastgesteld over welke onderwerpen in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders moet worden gerapporteerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1) Bij de themabegroting worden onder elk van de thema’s de lasten en baten per (deel)thema weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de thema’s de gerealiseerde lasten en baten per (deel)thema weergegeven.

  • 2) Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de themabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3) Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de themabegroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4) In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1) Het college biedt jaarlijks voor 1 juni aan de raad een Verantwoordings- en Perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de themabegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2) In de themabegroting wordt op het product onvoorziene uitgaven een raming opgenomen van € 1,00 per inwoner.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1) De raad autoriseert met het vaststellen van de themabegroting de baten en de lasten per (deel)thema.

  • 2) Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3) Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 4) Bij de behandeling van de Verzamelbesluiten Financiële mutaties, Verantwoordings- en Perspectiefnota en de (Bestuurs)rapportage in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten.

  • 5) Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de themabegroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 500.000 informeert het college de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.

Artikel 6. Verzamelbesluiten Financiële mutaties, Verantwoordings- en Perspectiefnota en Bestuursrapportage

  • 1) Het college informeert de raad middels een 2- maandelijks Verzamelbesluit Financiële mutaties om (dreigende routinematige) overschrijdingen van de Themabegroting vooraf te autoriseren.

  • 2) De Verzamelbesluiten Financiële mutaties worden in de gemeenteraad behandeld in februari, april, juni, augustus, oktober en december. Hierbij lopen de Verzamelbesluiten Financiële mutaties van juni en oktober parallel aan de Verantwoordings- en Perspectiefnota, respectievelijk de Tussentijdse (Bestuurs)rapportage.

  • 3) De Verantwoordings- en Perspectiefnota en de Tussentijdse Bestuursrapportage bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per thema uitgesplitst naar (deel)thema’s;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar (deel)thema’s;

    • c.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a en b;

    • d.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per thema; en

    • e.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen c en d,alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 4)

    • a.

      In de Verzamelbesluiten Financiële mutaties, de Verantwoordings- en Perspectiefnota en de Tussentijdse (Bestuurs)rapportage worden afwijkingen op de ramingen van de baten en de lasten (van deelthema’s) in de themabegroting groter dan € 25.000 toegelicht.

    • b.

      Investeringskredieten dienen niet te worden overschreden.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • 1)

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten, zoals opgenomen in de drempelwaarden van de Europese Aanbestedingsrichtlijnen voor overheidsopdrachten;

  • 2)

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, zoals opgenomen in het vastgestelde algemene beleidskader voor garanties d.d. 14 april 2014.

  • 3)

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

  • 4)

    dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de themabegroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de themabegroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1) Materiële vaste activa met economisch nut worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen, zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2) Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3) Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4) Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in vijf jaar afgeschreven.

  • 5) Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6) Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden afgeschreven, tenzij de raad hier anders over besluit. De activa wordt afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals weergegeven in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande vorderingen betreffende:

  • a.

    onroerende zaakbelastingen;

  • b.

    hondenbelasting;

  • c.

    parkeerbelasting;

  • d.

    rioolheffing;

  • e.

    afvalstoffenheffing; en

  • f.

    bijstandsverstrekking,

wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van ervaringscijfers.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1) Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld en bevat minimaal:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de in artikel 11 lid 2 vermelde onderdelen.

  • 2) Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3) Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1) Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2) Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldings-beleid.

  • 3) Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1) Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2) Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3) Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4) Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1) Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen.

  • 2) Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3) Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1) Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

  • 2) Het college informeert de raad als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, wordt overschreden.

  • 3) De gemeenteraad stelt voor het verstrekken van garanties nadere richtlijnen vast.

  • 4) Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grote van het reële risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Lokale heffingen

Bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 17. Financiering

In de paragraaf financiering bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

  • a.

    de schulden met een looptijd korter dan een jaar;

  • b.

    de schulden met een looptijd langer dan een jaar;

  • c.

    de financieringsbehoefte voor de komende vier jaar;

  • d.

    de berekening van de kasgeldlimiet en de renterisiconorm;

  • e.

    de ontwikkeling van de netto schuldquote, debtratio e.a.

Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1) In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de minimaal verplichte onderdelen, zoals vermeld in artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten ook op de gangbare ratio’s (bijvoorbeeld solvabiliteits-ratio en de netto-schuld per inwoner).

  • 2) Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen aan de hand van de berekening van het ratio van het weerstandsvermogen.

  • 3) Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de notitie weerstandsver-mogen aan. De notitie geeft o.m. het kader weer voor de beschrijving van de risico’s, weerstandscapaciteit en het weerstandsvermogen.

Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1) Bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      het van toepassing zijnde kwaliteitsniveau;

    • c.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2) Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen aan. In de nota wordt ingegaan op de uitgangspunten voor het onderhoud e.a. voor wegen, het watertakenplan, het baggeren, de civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming, gebouwen, groen/historische elementen, speelvoorzieningen, sportvelden en ICT. De raad stelt de nota vast.

  • 3) Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de navolgende plannen aan: onderhoud wegen, watertakenplan, baggeren en civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming. De plannen bevatten de kaders voor de beoogde onderhoudsniveau’s, de planningen van het onderhoud en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt de plannen vast.

Artikel 20. Bedrijfsvoering

In de paragraaf bedrijfsvoering bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 21. Verbonden partijen

  • 1) Bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2) Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.m. aandacht besteed aan de definities, de kaders, de reikwijdte van verbonden partijen en de alsdan geldende actualiteiten.

Artikel 22. Grondbeleid

  • 1) In de paragraaf grondbeleid bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2) Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.m. aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de doelen van het grondbeleid

    • c.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • d.

      de wijze waarop de gemeenteraad wordt geïnformeerd over de resultaten van het grondbedrijf.

Hoofdstuk 5. Financiele organisatie en financieel beheer

Artikel 23. Administratie

  • 1) De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de themabegroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de themabegroting en relevante wet- en regelgeving.

  • 2) Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 24. Financiële organisatie

  • 1) Het college draagt zorgt voor:

    • a.

      een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

    • b.

      een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

    • c.

      de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

    • d.

      de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

    • e.

      de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

    • f.

      het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

    • g.

      het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

    • h.

      het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 25. Interne controle

  • 1) Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2) Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 26. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Heerenveen 2012 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de themarekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de themabegroting, themarekening bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 27. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1)

    Deze verordening treedt in werking op 6 november 2014.

  • 2)

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Heerenveen 2014.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op

6 november 2014.

De griffier, W.J.M.A. Jansen
De voorzitter, T.J. van der Zwan