Regeling vervallen per 01-01-2020

Financiële verordening 212 GMW 2018

Geldend van 31-07-2018 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Financiële verordening 212 GMW 2018

De raad van de gemeente van de gemeente Heerenveen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 april 2018;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

Besluit:

vast te stellen de Financiële verordening 2018 van de gemeente Heerenveen:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    directieteam: de directeuren en de gemeentesecretaris vormen samen het directieteam, dat de besluiten neemt als directie. De algemeen directeur is eindverantwoordelijk voor alle besluiten.

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid die op grond van het Organisatiebesluit gemeente Heerenveen 2014 een eigen, rechtstreekse verantwoordingsplicht heeft aan de directeur van het aandachtsgebied;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor stortingen en onttrekking aan reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • -

    deelthema: onderdeel van een thema bestaande uit een samenstel van een aantal samenhangende producten of een enkel product van de productenraming en productenrealisatie.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Thema-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een thema-indeling voor die raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de taakvelden per thema vast.

  • 3. Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. De raad kan op voorstel van het college per thema aanvullende relevante indicatoren vaststellen.

  • 4. Bij aanvang van iedere raadsperiode wordt door de raad vastgesteld over welke onderwerpen in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders moet worden gerapporteerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. In de themabegroting en de jaarrekening worden de lasten en baten per taakveld weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de themabegroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van de uitputting van het krediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de themabegroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks voor 1 juni aan de raad een Perspectiefnota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de themabegroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2. In de themabegroting wordt op het product onvoorziene uitgaven een raming opgenomen van minimaal € 1,00 per inwoner.

Artikel 5. Structurele exploitatieruimte

  • 1. De structurele exploitatieruimte wordt aangewend wanneer er door de gemeente bezuinigd moet worden. Het budget wordt meegenomen in de integrale afweging bij de perspectiefnota of begroting.

  • 2. Wanneer er bij de integrale afweging bij de perspectiefnota of begroting geen bezuinigingen ten laste van de structurele exploitaiteruimte worden gebracht, wordt het budget gebruikt als incidenteel dekkingsmiddel en via het eerste verzamelbesluit toegevoegd aan de post onvoorzien.

  • 3. De structurele exploitatieruimte kan niet worden aangewend voor nieuw beleid.

  • 4. Het incidenteel aanwenden van de post onvoorzien wordt gedaan via de verzamelbesluiten.

Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de themabegroting de baten en de lasten per taakveld.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3.

    • a.

      Het college informeert de raad vooraf als ze verwacht dat per taakveld de lasten de geautoriseerde lasten of de investeringsuitgaven de geautoriseerde investeringskredieten dreigen te overschrijden of de baten de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of hij hiervoor een voorstel wil voor wijziging van het budget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

    • b.

      Investeringskredieten dienen niet te worden overschreden.

  • 4. Bij de behandeling van de Verzamelbesluiten financiële mutaties, Perspectiefnota en de Bestuursrapportage in de raad doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde budgetten en de investeringskredieten.

  • 5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de themabegroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 7. Perspectiefnota, Begroting, Jaarrekening en Verzamelbesluiten Financiële mutaties

  • 1. Het college informeert de raad elk kwartaal middels een Verzamelbesluit financiële mutaties om (dreigende) over- en onderschrijdingen van de Themabegroting vooraf te autoriseren.

  • 2. De Begroting en de Jaarrekening bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per thema uitgesplitst naar taakvelden;

    • b.

      het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar taakvelden;

    • c.

      het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;

    • d.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit de onderdelen a,b en c;

    • e.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per thema; en

    • f.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e,alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten;

    • g.

      het overzicht van incidentele baten en lasten.

  • 3. In de Perspectiefnota, begroting en de verzamelbesluiten worden afwijkingen of mutaties als volgt toegelicht. In deel I van het document worden de structurele mutaties van € 50.000 en de incidentele mutaties groter dan € 100.000 opgenomen. In deel II van het document worden de structurele mutaties kleiner of gelijk aan € 50.000 en de incidentele mutaties kleiner of gelijk dan € 100.000 opgenomen. De structurele mutaties kleiner dan € 10.000 en de incidentele mutaties kleiner dan € 25.000 worden niet toegelicht.

  • 4. In de jaarrekening worden alleen afwijkingen groter dan € 100.000 toegelicht.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de themabegroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de themabegroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in de bijlage afschrijvingsbeleid bij deze verordening. Indien nodig kan de raad hier in individuele gevallen van afwijken.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.

Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor openstaande publiekrechtelijke vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van ervaringscijfers.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de begroting en de jaarrekening vindt een toerekening van rente over reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandeld en bevat minimaal:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen;

    • c.

      de in artikel 11 lid 3 vermelde onderdelen.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 4. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt aan de raad voorgesteld deze aan de algemene reserve toe te voegen.

Artikel 12. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extra comptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de kosten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3. De toerekening van overhead aan maximaal kostendekkende tarieven geschiedt op basis van een procentueel aandeel in het geraamde saldo van lasten en baten van de totale overheadkosten van uitsluitend de eigen organisatie.

  • 4. Voor de inzet van materiële activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

  • 5. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het vijfde lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent naar boven afgerond.

  • 6. Het rentepercentage voor de rentevergoeding over algemene reserve in de omslagrente voor de kostprijsberekening als bedoeld in het zevende lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. De hoogte van het rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt bepaald aan de hand van de bij de begroting geraamde rentekosten als percentage van de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit rentepercentage voor de rentevergoeding over de reserves en voorzieningen wordt op een half procent naar boven afgerond.

  • 7. In afwijking van het vierde lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.

  • 8. In afwijking van het eerste lid worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Er wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de leningenportefeuille.

Artikel 13. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.

  • 3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 15. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd, deze prijsopgaven kunnen zowel telefonisch als per email worden opgevraagd. De telefonisch ontvangen offertes worden schriftelijk vastgelegd;

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het college informeert de raad als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, wordt overschreden.

  • 3. De gemeenteraad stelt voor het verstrekken van garanties nadere richtlijnen vast.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 16. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

  • 1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college naast de minimaal verplichte onderdelen, zoals vermeld in artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de notitie weerstandsvermogen aan. De notitie geeft o.m. het kader weer voor de beschrijving van de risico’s, weerstandscapaciteit en het benodigde weerstandsvermogen.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:

    • a.

      de voortgang van het geplande onderhoud;

    • b.

      het van toepassing zijnde kwaliteitsniveau;

    • c.

      de omvang van het achterstallig onderhoud.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar een beleidsnota onderhoud kapitaalgoederen aan. In de nota wordt ingegaan op de uitgangspunten voor het onderhoud e.a. voor wegen, het watertakenplan, het baggeren, de civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming, gebouwen, groen/historische elementen, speelvoorzieningen, sportvelden en ICT. De raad stelt de nota vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de vier jaar de navolgende plannen aan: onderhoud wegen, watertakenplan, baggeren en civieltechnische kunstwerken, kades- en oeverbescherming. De plannen bevatten de kaders voor de beoogde onderhoudsniveau’s, de planningen van het onderhoud en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt de plannen vast.

Artikel 18. Verbonden partijen

  • 1. Bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.m. aandacht besteed aan de definities, de kaders, de reikwijdte van verbonden partijen, de alsdan geldende actualiteiten en de wijze waarop de raad bij de totstandkoming en monitoring van de doelen betrokken wordt.

Artikel 19. Grondbeleid

  • 1. In de paragraaf grondbeleid bij de themabegroting en de jaarstukken neemt het college minimaal de verplichte onderdelen op, zoals vermeld in artikel van 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt o.m. aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      de doelen van het grondbeleid

    • c.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden;

    • d.

      de wijze waarop de gemeenteraad wordt geïnformeerd over de resultaten van het grondbedrijf.

    • e.

      de wijze waarop met de toerekening van bovenwijkse voorzieningen wordt omgegaan;

    • f.

      De afweging voor het tussentijds winst nemen tussen het voorzichtigheidsbeginsel en het realisatiebeginsel.

Hoofdstuk 5. Financiele organisatie en financieel beheer

Artikel 20. Administratie

  • 1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de themabegroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de themabegroting en relevante wet- en regelgeving.

    • g.

      een optimale en correcte verantwoording voor de aangifte BTW/BCF, Vennootschapsbelasting en loonheffingen.

  • 2. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

Artikel 21. Financiële organisatie

Het college draagt zorgt voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten, voorzieningen en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 22. Interne controle

  • 1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 3. Het college informeert de raad in de paragraaf bedrijfsvoering over de ontwikkelingen in het stelsel van interne beheersing.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Heerenveen 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de themarekening en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en op de themabegroting, themarekening bijbehorende stukken van het begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Artikel 24. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De verordening treedt in werking met terugwekkende kracht op 1 januari 2018.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Heerenveen 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 28 mei 2018,

De griffier,

Mevrouw W.J.M.A. Jansen

De voorzitter,

de heer T.J. van der Zwan

Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 9

  • 1.

    Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 of een technische levensduur koster dan drie jaar worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 2.

    Er wordt gestart met afschrijving op een actief in het begrotingsjaar dat volgt op de datum van ingebruikname.

  • 3.

    De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

    I.

     

    Investeringen met economisch nut

     

     

     

    a.

    50 jaar

    Rioleringen

    b.

    40 jaar

    Nieuwbouw woningen, kantoren, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen, Renovatie, restauratie, uitbreiding, verbouwing en aankoop woningen, kantoren, schoolgebouwen en bedrijfsgebouwen

    c.

    15 jaar

    Technische installaties in bedrijfsgebouwen

    Nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen (o.a. noodlokalen) Veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen

    Telefooninstallaties

    Kantoormeubilair

    Inventaris gymnastieklokalen

    Aanleg tijdelijke terreinwerken

    Inrichting onderwijshuisvesting

    d.1

    10 jaar

    Werktuigen groot en opslag (hoogwerker, dieplader, shovel, sneeuwploegen, 2 wielige tractoren, schaftwagens)

    d.2

    8 jaar

    Voertuigen zwaar (vrachtwagens, electrische voertuigen en grote tractoren)

    d.3

    7 jaar

    Werktuigen klein (Tractoren en gladheid natstrooiers)

    d.4

    6 jaar

    Voertuigen licht (busjes)

    d.5

    5 jaar

    Grasmaaiers

    e.

    10 jaar

    Werktuigen groot en opslag (hoogwerker, dieplader, shovel, sneeuwploegen, 2 wielige tracoren, schaftwagens, aanbouw machines en containers)

     f.

    8 jaar

    Voertuigen zwaar(vrachtwagens, elektrische voertuigen en grote tractoren)

     g.

    7 jaar

    Werktuigen klein (Tractoren en gladheid natstrooiers)

     h.

    6 jaar

    Voertuigen licht (busjes )

    i.

    5 jaar

    Grasmaaiers

     j.

    3 jaar

    Klein materieel (kettingzagen, bosmaaiers enz.)

     k.

    5 jaar

    Software

    Automatiseringsapparatuur

     l.

    25 jaar

    Kunstgrasvelden

     m.

    Niet

    Gronden en terreinen

     n.

     

    Afzonderlijk door de raad vast te stellen afschrijvingstermijnen voor unieke projecten niet vallend onder a t/m f.

     

     

     

    II.

     

    Investeringen met maatschappelijk nut

     

     

     

    a.

    40 jaar

    Bouw en verbetering van bruggen, viaducten en tunnels

    Aanleg en verbetering van vaarwegen en waterbouwkundige werken

    Aanleg en verbetering van parken en plantsoenen

    b

    30 jaar

    Aanleg en verbetering van wegen, straten, pleinen, fietspaden, voetpaden