Regeling vervallen per 01-01-2022

Treasurystatuut 2014

Geldend van 30-12-2014 t/m 31-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-03-2014

Intitulé

Treasurystatuut 2014

Nr.RB2014008

de Raad van de gemeente Heerhugowaard;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 januari 2014

gelet op de bepalingen in:

  • ·

    Wet Financiering decentrale overheden (Fido)

  • ·

    Wet Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo)

  • ·

    Wet houdbare overheidsfinanciën (HOF)

  • ·

    Wet Schatkistbankieren

  • ·

    Gemeentewet artikel 212 lid 2c

  • ·

    Financiële verordening gemeente Heerhugowaard;

besluit vast te stellen het

Treasurystatuut 2014

Treasurystatuut 2014

Inleiding

Dit treasurystatuut bevat de bestuurlijke infrastructuur voor de uitvoering van de treasuryfunctie. Het gaat om de beleidsmatige vastlegging van de uitgangspunten en financiële kaders.

Het treasurystatuut dient, als nadere uitwerking van artikel 9 Financieringsfunctie van de “Financiële Verordening gemeente Heerhugowaard” vastgesteld door de Gemeenteraad op 26 mei 2009, te worden herzien wanneer er significante wijzigingen in wet en regelgeving plaatsvinden.

De invoering van de Wet op het Schatkistbankieren en de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Hof), per 10 december 2013, zijn dusdanige wijzigingen in wet en regelgeving dat het noodzakelijk is om het Treasurystatuut aan te passen. Dit treasurystatuut vervangt, per 1 maart 2014, het treasurystatuut uit 2009 (RB2008133), inclusief de wijziging van maart 2012 (RB2011175).

Het treasurystatuut stelt de kaders en kan beschouwd worden als het beleid op treasurygebied voor de gemeente Heerhugowaard. De in de memorie van toelichting beschreven wettelijke kaders en Financiële verordening artikel 212 van de Gemeentewet zijn hierbij de basis.

Beleidsregels

1.Doelstelling treasuryfunctie

Treasury is de beheersing, door sturing en bewaking, van financiële posities en de aan deze posities en stromen verbonden kosten en risico’s.

Concreet betekent dit voor de gemeente Heerhugowaard dat de financiering van het beleid tegen zo gunstig mogelijke voorwaarden plaats vindt en de rente en kredietrisico’s afgedekt worden. De treasuryfunctie binnen de gemeente Heerhugowaard dient hierbij uitsluitend de publieke taak en geschiedt binnen de financiële kaders van de Wet financiering decentrale overheden (fido) waarbij prudent beheer een basisvoorwaarde is.

De treasury functie dient tot:

  • ·

    Het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiele risico's zoals renterisico's, koersrisico's, kredietrisico's en liquiditeitsrisico's.

  • ·

    Het verkrijgen en behouden van toegang tot de financiële markten tegen acceptabele condities, zodat te allen tijde in de behoefte aan financiële middelen kan worden voorzien.

  • ·

    Bij het aantrekken van de financiële producten wordt zo ver dat mogelijk is partijen benaderd die streven naar duurzaamheid.

  • ·

    Het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet FIDO respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut.

De treasuryfunctie wordt uitgevoerd binnen de kaders van de wet Fido

2.Risicobeheer (doelstellingen, richtlijnen en limieten)

Het beheersen, beperken en spreiden van risico’s neemt in dit treasurybeleid een belangrijke plaats in. Het risicomanagement is in dit verband gericht op het inzichtelijk maken van toekomstige risico’s en deze te beheersen, te verminderen en te spreiden. Daarbij wordt tenminste voldaan aan de risiconormeringen zoals die in het statuut zijn opgenomen.

Onder risico’s worden verstaan zowel renterisico’s (vaste schuld en vlottende schuld), als kredietrisico’s, liquiditeitsrisico’s, koersrisico’s en, zover ter zake, valutarisico’s.

Om de risico’s te beheersen worden hieronder uitgangspunten weergegeven. Van deze uitgangspunten kan in noodsituaties, na overleg in de treasurycommissie, worden afgeweken. Indien er van de uitgangspunten wordt afgeweken informeert de wethouder financiën hierover de commissie middelen.

2.1.Renterisicobeheer

Renterisicobeheer is het beheersen van de risico van ongewenste veranderingen van de (financiele) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen van leningen of uitzetting van gelden met een looptijd van een jaar of langer.

Het renterisicobeheer kent de volgende uitgangspunten:

  • ·

    Het renterisico op de lange schuld bedraagt maximaal de renterisiconorm volgens de Wet Fido.

  • ·

    Het renterisico op de korte schuld bedraagt maximaal de kasgeldlimiet, gemiddeld over een kwartaal volgens de Wet Fido.

  • ·

    De gemeentelijke rentevisie is gelijk aan die van de gemeentelijke huisbankier BNG.

  • ·

    De rentevisie wordt verwoord in paragraaf D (Financiering) van de gemeentelijke begroting en jaarstukken.

  • ·

    Nieuwe leningen worden afgestemd op de bestaande financiele positie, op de prognose van die positie en op de actuele rentestand.

  • ·

    Het uitoefenen van vervroegde aflossingsmogelijkheden indien opportuun.

  • ·

    Het gebruik van derivaten is uitsluitend toegestaan ter afdekking van financiële risico’s en worden prudent gebruikt. Voordat een derivatentransactie wordt afgesloten, wint de gemeente op grond van een collegebesluit via de interne treasurycommissie het advies in van een onafhankelijk adviseur. Indien derivaten worden ingezet ten behoeve van het verminderen of spreiding van het renterisico wordt de raad actief geïnformeerd over de door het college gemaakte afweging.

  • ·

    Rente-instrumenten worden uitsluitend toegepast voor het verminderen of ten behoeve van een spreiding van het renterisico.

    • 2.2.

      Koersrisicobeheer

Koersrisicobeheer is het beheersen van de risico’s die voortvloeien uit de mogelijkheid dat de financiële vaste activa (aandelen, verstrekte geldleningen en bijdragen in investeringen van derden) van de organisatie in waarde verminderen door negatieve (koers)ontwikkelingen.

De volgende uitgangspunten gelden:

  • ·

    Overtollige liquide middelen worden uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat (Schatkistbankieren) of lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke diensten.

  • ·

    Aandelen worden alleen gekocht in het kader van de uitoefening van de publieke taak.

  • ·

    De looptijd van uitzetting wordt afgestemd met de liquiditeitsplanning.

  • ·

    Het uitzetten van geld anders dan bij de Nederlandse Staat is toegestaan onder de voorwaarde dat de hoofdsom van de uitzetting wordt gegarandeerd.

2.3.Kredietrisicobeheer

Kredietrisicobeheer (of debiteurenrisicobeheer) is het beheersen van de risico’s die voorvloeien uit de mogelijkheid op een waardedaling van de vorderingspositie ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Uitgangspunt:

·Overtollige middelen worden conform de wet Schatkistbankieren uitsluitend uitgezet bij de Nederlandse Staat, lagere Nederlandse overheden en overheidsinstanties, zoals gemeenschappelijke regelingen en gemeentelijke diensten.

2.4.Valutarisicobeheer

Om valutarisico’s uit te sluiten worden uitsluitend leningen verstrekt, afgesloten of gegarandeerd in de Europese geldeenheid: de Euro (€ ).

3.Financiering

Financiering is een deelfunctie van treasury en omvat de activiteiten die gericht zijn op het beheren van de liquiditeitsposities en het voorzien in de benodigde liquiditeiten voor de realisatie van voorgenomen investeringen en uitvoering van activiteiten. Hiernaast valt onder financiering het onderhouden van de relatie met financiële instellingen, waarbij het zowel gaat om financiering < 1 jaar (geldmarkt) en financiering > 1 jaar (kapitaalmarkt).

De basis voor het aantrekken van financiering, zowel kort als lang, is de meerjaren liquiditeitsprognose, de huidige leningenportefeuille en de rentevisie van de gemeente. Voor het aantrekken van lange financiering worden de uitgangspunten vooraf door de treasurycommissie getoetst.

Voor de financiering gelden de volgende uitgangspunten:

  • ·

    De risicobeheersingsmaatregelen worden in acht genomen;

  • ·

    Leningen en uitzettingen vinden enkel plaats ter uitoefening van de publieke taak;

  • ·

    Financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel als mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s en het renteresultaat te optimaliseren;

  • ·

    Toegestane geldmarktinstrumenten zijn:

  • ·

    rekening-courant bij banken

  • ·

    call-geld (daggeld)

  • ·

    kasgeld

  • ·

    onderhandse leningen

  • ·

    Toegestane kapitaalmarktinstrumenten zijn:

  • ·

    onderhandse lening

  • ·

    (euro) medium term notes

  • ·

    obligatie lening

  • ·

    Het aantrekken van financiering geschiedt tegen zo gunstig mogelijke condities en de financiering wordt zodanig gekozen dat deze past binnen het risicobeleid;

  • ·

    Bij het aantrekken / uitzetten van gelden voor een periode vanaf één jaar worden minimaal twee partijen benaderd voor een offerte;

  • ·

    Bij het opereren op de financiële markten wordt zodanig gehandeld dat de toegang tot de markten niet in gevaar komt.

4.Kasbeheer

4.1 Geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te minimaliseren wordt:

  • ·

    Het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar en de liquiditeitsplanning af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • ·

    Het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd en op elkaar afgestemd.

4.2 Saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • ·

    De gemeente streeft naar concentratie van de liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • ·

    Indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt normaliter - conform artikel 4 lid 1, Wet fido - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • ·

    Bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in hoofdstuk 2.3 genoemde tegenpartijen toegestaan.

  • 5.

    Leningen uitgeleend geld en garanties

    • ·

      De gemeente verstrekt geen hypothecaire leningen en garanties aan het personeel en politieke ambtsdragers van openbare lichamen. Dit geldt voor nieuwe hypothecaire leningen en garanties. Bestaande garanties kunnen blijven aflopen zoals overeengekomen.

    • ·

      De gemeente verstrekt geen leningen aan derden. Bij wijze van uitzondering kan de gemeente leningen verstrekken die een publiek belang dienen. Deze leningen kunnen alleen verstrekt worden aan de hand van een door de raad vastgesteld besluit.

    • ·

      De gemeente verstrekt alleen garanties aan derden indien er een door de raad aangewezen maatschappelijk belang aanwezig is. Bij wijze van uitzondering stelt de gemeente zich garant voor leningen van:

    • ·

      Sociale woningstichtingen voor maximaal 50% van de lening garant aan woningstichtingen op voorwaarde dat het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) zich eerst garant heeft gesteld voor de andere 50% van de lening.

    • ·

      Sportverenigingen voor maximaal 50% van de verplichtingen van een lening tot € 250.000 voor de maximale duur van 15 jaar op voorwaarde dat de Stichting Waarborgfonds Sport (SWS) zich eerst garant heeft gesteld voor de andere 50% van de lening. De raad kan hier in bijzondere situaties van afwijken.

    • ·

      Er wordt vooraf advies ingewonnen bij de diverse waarborgfondsen over de financiele positie en de kredietwaardigheid van de desbetreffende partij.

    • ·

      Op grond van artikel 7, lid 5 van de financiële verordening gemeente Heerhugowaard wordt bij het verstrekken van garanties aan sportverenigingen groter dan € 50.000 de gemeenteraad vooraf in de gelegenheid gesteld om zijn wensen en bedenkingen kenbaar te maken.

Deze bepaling geldt niet voor garantstellingen van leningen aan Sociale Woningstichtingen. Op grond van artikel 160 van de Gemeentewet heeft het College in 2008 een ongelimiteerde achtervang afgegeven aan het WSW. Hierdoor kan het WSW borg staan voor leningen aan sociale woningbouwstichtingen die willen investeren in de nieuwbouw en/of groot onderhoud van betaalbare sociale woningen in de gemeente.

·Leningen of garanties die op grond van eerder door de gemeenteraad vastgestelde regelingen zijn verstrekt, worden door dit treasurystatuut niet aangetast.

6.Relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hiervoor gelden de volgende uitgangspunten:

  • ·

    Bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste een keer per vijf jaar beoordeeld.

  • ·

    Financiele instellingen (kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen enpensioenfondsen) dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals DeNederlandsche Bank en de Verzekeringskamer.

·Tussenpersonen moeten geregistreerd staan bij de Autoriteit Financiele Markten (AFM).

Inwerkingtreding en slotbepaling.

Dit treasurystatuut treedt in werking per 1 maart 2014.

Heerhugowaard, 18 februari 2014

De Raad voornoemd,

de griffier,

de voorzitter,

Memorie van toelichting:

1.Verklarende woordenlijst

In dit statuut wordt verstaan onder:

Derivaten:

Financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Die waarden kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties, zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico's te sturen en financieringskosten te minimaliseren.

EMU-Saldo:

Het saldo van de ontvangsten en de uitgaven van de collectieve sector in een jaar, zijnde het netto financieringssaldo van de collectieve sector, berekent overeenkomstig de voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.

EMU-Schuld:

De stand per 31 december van een jaar van de schulden van de collectieve sector, berekent overeenkomstig de voorschriften van het Europees systeem van nationale en regionale rekeningen in de Europese Unie.

Financiële vaste activa

Duurzaam financieel belang dat de gemeente heeft bij een andere partij. Het kan hierbij gaan om kapitaalverstrekkingen, uitgezette geldleningen, overige uitzettingen (beleggingen) en bijdragen aan activa in eigendom van derden.

Financiering:

Het aantrekken van financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar.

Geldstromenbeheer:

Alle activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer).

Insolventie

Overkoepelende term van alle gevallen waarin een natuurlijk persoon of een onderneming financieel onvermogend is en niet meer aan zijn schuldverplichtingen kan voldoen.

Intern liquiditeitsrisico:

De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en in de meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen.

Treasurycommissie:

Een adviescommissie voor beleidsvoorstellen en rapportages over treasury aan het college van burgemeester en wethouders. De commissie bestaat uit:

·Portefeuillehouder financiën (voorzitter);

·Concerncontroller;

·Het hoofd van de afdeling Advies en Financiën (AV).

·Minimaal één treasury medewerker van de afdeling AV,

·De strategisch adviseur planning en control van de concernstaf (secretaris).

Kasgeldlimiet:

Percentage (8,5%) van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar.

Koersrisico:

Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen.

Kredietrisico:

De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) kunnen nakomen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit.

Liquiditeitenbeheer:

Het aantrekken en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar.

Liquiditeitsprognose:

Een overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld naar aard en tijd.

Publieke taak

De overheid kan/ mag iets tot haar publieke raak rekenen wanneer het particuliere bedrijfsleven niet of tegen bijzonder hoge kosten in een voorziening voorziet, waardoor deze niet of voor velen niet bereikbaar is.

Rating:

De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier.

Renterisico:

Het gevaar van ongewenste veranderingen van de (financiële) resultaten van de gemeente door rentewijzigingen van leningen of uitzettingen van gelden met een looptijd van één jaar of langer.

Renterisiconorm:

Een bij de aanvang van eng jaar op basis van de Wet FIDO gefixeerd percentage (20%) van het begrotingstotaal van de gemeente dat jaarlijks bij de realisatie niet mag worden overschreden.

Rentetypische looptijd:

De interval gedurende de looptijd van een geldlening waarin op basis van de voorwaarde van de geldlening sprake is van een door de geldgever niet beïnvloedbare constante rentevergoeding.

Rentevisie:

Toekomstverwachting over de renteontwikkeling.

Saldobeheer:

Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen.

Schatkistbankieren:

Het verplicht aanhouden van overtollige financiële middelen bij de Nederlandse staat.

Uitzetting:

Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden onder voorwaarden die vooraf zijn overeengekomen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar. Langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

2.Wettelijk kader

In dit hoofdstuk wordt het wettelijk kader geschetst op grond waarvan gemeenten hun treasury functie uitoefenen.

De wettelijke grondslag is vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (fido) en de hiermee samenhangende wetgeving: Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo), de Wet Houdbare overheidsfinanciën (Hof) en de Wet Integraal schatkistbankieren decentrale overheden.

De Wet fido bepaalt aan welke voorwaarden gemeentes moeten voldoen bij het aantrekken en uitzetten van middelen. Deze wet bepaalt dat gemeenten uitsluitend voor de uitoefening van de publieke taak leningen kunnen aangaan, middelen uitzetten en garanties verlenen. Uitzettingen mogen vanaf 1 juni 2012 uitsluitend nog bij de Nederlandse Staat (Wet Integraal schatkistbankieren). Bij derivaten moet er sprake zijn van voldoende kredietwaardigheid van de tegenpartij en een beperkt markt risico.

Naast de uitoefening van de publieke taak en het prudente karakter bevat de Wet fido normen voor het beheersen van risico’s op kort- en langlopende leningen (respectievelijk de kasgeldlimiet en de renterisiconorm). Deze normen zijn een belangrijk kader van de Wet fido in het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van gemeenten.

De Wet Hof is een vertaling van het EMU-saldo voor zowel de rijksoverheid als de decentrale overheden (provincies, waterschappen en gemeenten), en de verschillende gemeenschappelijke regelingen waarin zij participeren. De wet Hof moet ervoor zorgen dat de Nederlandse Staat binnen het EMU-saldo van 3% blijft.

2.1.Kasgeldlimiet

Het doel van de kasgeldlimiet is een grens te stellen aan korte financiering (rentetypische looptijd tot één jaar). Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten.

De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. Hierbij geldt een minimumbedrag van € 300.000. In de Wet fido wordt de gemiddelde korte financiering (de netto vlottende schuld) per drie maanden getoetst aan de kasgeldlimiet. Hiertoe wordt het gemiddelde genomen van de korte financiering op de eerste dag van de drie kalendermaanden in een kwartaal.

De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zonodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.

2.2.Renterisiconorm

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd vanaf één jaar). Dit kan door het aanbrengen van spreiding in de looptijden van de leningportefeuille. De renterisiconorm wordt berekend door een vast percentage (20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal.

Het renterisico heeft betrekking op de vaste schuld en op het bedrag waarover renterisico wordt gelopen. Naast de renteherzieningen zijn hiervoor ook de herfinancieringen van de aflossingen van belang, want het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico wordt getoetst aan het bedrag van de renterisiconorm. De renterisiconorm heeft betrekking op het totaal van de begroting van enig jaar. Op deze staat wordt over het renterisico van de komende vier jaren gerapporteerd. De model berekening voor de renterisiconorm staat in het onderstaande tabel weergegeven:

De provincie, als toezichthouder, ziet toe op hantering van de normen en kan zonodig ontheffing verlenen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden en beperkingen worden opgelegd.

2.3 EMU-saldo

Het doel van het EMU-saldo is het binnen de perken houden van de overheidsfinanciën. Het EMU-saldo is gesteld op 3% van het nationaal product van elk lid van de Europese Monetaire Unie. In de Wet HOF is geregeld dat per regeringsperiode het aandeel van de lagere overheden, waterschappen, provincies en gemeenten, voor duur van de regeringsperiode wordt vastgesteld. Bij het vaststellen van de EMU-saldo voor de lagere overheden wordt rekening gehouden met het benodigde investeringsvolume van gemeenten voor de uitvoering van hun wettelijke taken en nationale verplichtingen.

Rapportage over het EMU-saldo vindt elk kwartaal plaats door middel van de opgave IV-3 (informatie voor derden) aan het CBS. Daarnaast worden er afzonderlijke rapportages op basis van de vastgestelde raadsbegroting en jaarrekening naar het CBS gestuurd.