Regeling vervallen per 01-01-2012

Re-integratieverordening wet werk en bijstand

Geldend van 01-01-2005 t/m 31-12-2011

Intitulé

Re-integratieverordening wet werk en bijstand

De raad van de gemeente Heerhugowaard;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 mei 2008;

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8 en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;

B E S L U I T

vast te stellen de hierna volgende

RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    De wet: de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsonge-

    schikte werkloze werknemers;

  • c.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsonge-

    schikte gewezen zelfstandigen;

  • d.

    WI Wet Inburgering;

  • e.

    Uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de WWB, de IOAW of

    de IOAZ;

  • f.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene

    nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het UWV WERKbedrijf;

  • g.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • h.

    Nugger: de Niet-uitkeringsgerechtigde zoals omschreven in artikel 6,

    onder a, van de wet;

  • i.

    Voorzieningen: voorzieningen bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de

    wet, deze verordening en de kadernota als bedoeld in

    artikel 3, eerste lid van deze Verordening;

  • j.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • k.

    De raad: de gemeenteraad;

  • l.

    Arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij

    geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld

    in artikel 7, lid 1, onder a van de wet;

m. Algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen

een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend

met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke

omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk

conflict opleveren met het te verrichten werk;

n.Gesubsidieerde arbeid: werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat tussen de loonkosten van de werkgever en de mate

waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht;

  • o.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van

    de wet;

  • p.

    Doelgroep de personen wonende in de gemeente Heerhugowaard en

    jonger dan 65 jaar die algemene bijstand ontvangen, personen

    als bedoeld in artikel 10 tweede lid van de wet, personen met

    een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de

    Algemene nabestaandenwet, niet-uitkeringsgerechtigden en

    inburgeringsplichtigen op grond van de WI.

  • q.

    Participatieplaats: een additionele werkplaats als bedoeld in artikel 10a van de WWB, artikel 38 van de IOAW of artikel 38 van de IOAZ, waar een uitkeringsgerechtigde, die op grond van persoonlijke werkbelemmeringen niet direct bemiddelbaar is, met behoud van uitkering werkzaamheden verricht, gericht op inschakeling op de arbeidsmarkt.

PARAGRAAF 2 BELEID EN FINANCIEN

Artikel 2 Opdracht aan het college

Lid 1 Het college biedt aan personen behorend tot de doelgroep, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling en voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, 1e lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.

Lid 2 Bij de keuze voor de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

Lid 3 Het college draagt zorg voor voldoende aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3 Kadernota

Lid 1 De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening iedere drie jaar een kadernota vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven.

Lid 2 Deze nota omvat in elk geval:

  • -

    een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen

    en de prioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige

    aanpak als uitgangspunt wordt genomen;

  • -

    de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

  • -

    het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

Lid 3 Het college verantwoordt via de jaarrekening aan de gemeenteraad over de rechtmatigheid, doeltreffendheid en de effecten van het beleid.

Lid 4 De kadernota als bedoeld in het eerste lid, alsmede het verslag als bedoeld in het derde lid bevatten het advies van de cliëntenraad.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

Lid 1 Personen behorend tot de doelgroep maken aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

Lid 2 Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en de in artikel 3 lid 1 genoemde kadernota.

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

Lid 1 Een uitkeringsgerechtigde, die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

Lid 2 Personen behorend tot de doelgroep die deelnemen aan een voorziening zijn gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen (Wet SUWI), alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

Lid 3 Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college een maatregel opleggen conform hetgeen hierover is bepaald in de afstemmingsverordening dan wel in de Wet boete, maatregelen en terug- en invordering Sociale Zekerheid.

Lid 4 Indien de belanghebbende, niet zijnde een persoon die een uitkering ingevolge de WWB, IOAW of IOAZ ontvangt, niet aan de verplichtingen gesteld in het tweede lid voldoet, is hij gehouden de kosten van de voorziening terug te betalen.

Artikel 6 Sluitende aanpak

Lid 1 Elke uitkeringsgerechtigde van 23 jaar of ouder krijgt zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 12 maanden na de dag waarop het recht op de uitkering is ontstaan, zoals bedoeld in artikel 44 lid 1 van de wet, een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

Lid 2 Een uitkeringsgerechtigde jonger dan 23 jaar krijgt zo snel mogelijk, doch uiterlijk binnen 6 maanden na de dag waarop het recht op de uitkering is ontstaan, zoals bedoeld in artikel 44 lid 1 van de wet, een aanbod voor een voorziening gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

Lid 3 Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing indien het college heeft bepaald dat voor deze persoon een volledige ontheffing van de arbeidsverplichting geldt.

PARAGRAAF 3 VOORZIENINGEN

Artikel 7 Algemene bepalingen over voorzieningen

Lid 1 In de kadernota, als bedoeld in artikel 3, wordt vastgelegd welke voorzieningen het college in ieder geval kan aanbieden, alsmede de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

Lid 2 Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, aan de voorziening nadere verplichtingen verbinden.

Lid 3 Om voor de hieronder omschreven en opgesomde ondersteuning en voorziening in aanmerking te komen, dient de persoon te behoren tot de in artikel 1, onder p, van deze verordening opgenomen en beschreven doelgroepen en als werkloos werkzoekende geregistreerd te zijn bij het UWV WERKbedrijf, tenzij hiervoor ontheffing is verleend

Lid 4 Het college kan ten aanzien van de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 8 tot en met 15, nadere regels vaststellen. Deze regels kunnen betrekking hebben op :

  • a.

    de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden

  • b.

    de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen

  • c.

    de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of –vaststelling

  • d.

    de aanvraag van en de besluitvorming over subsidies en premies

  • e.

    de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten

  • f.

    het vragen van een eigen bijdrage

  • g.

    overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.

Lid 5 Het college kan een voorziening beëindigen:

  • a.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 lid 2 van deze verordening niet nakomt;

  • b.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • c.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;

  • d.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

PARAGRAAF 4 INSTRUMENTEN VOOR RE-INTEGRATIE

Artikel 8 Loon boven uitkering

Lid 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden ter bevordering van de arbeidsinschakeling een tijdelijk dienstverband aanbieden in plaats van een uitkering.

Lid 2 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 9 Werken met behoud van uitkering

Lid 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden ter bevordering van de arbeidsinschakeling een tijdelijke stage- of werkervaringsplaats aanbieden zonder dat dit gevolgen heeft voor het recht op de uitkering.

Lid 2 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 10 Gesubsidieerde arbeid

Lid 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden ter bevordering van de arbeidsinschakeling gesubsidieerde arbeid aanbieden.

Lid 2 Het college kan hiervoor een loonkostensubsidie verstrekken aan werkgevers die met personen als bedoeld in artikel 2 lid 1 een arbeidsovereenkomst sluiten om hen in de gelegenheid te stellen werkervaring op te doen.

Lid 3 De bemiddeling voor en de realisering van de werkervaringsplaatsen als bedoeld in lid 2 wordt in opdracht van het college verricht door een natuurlijke of rechtspersoon die in het kader van beroep of bedrijf de inschakeling van personen in het arbeidsproces bevordert.

Lid 4 Voor de bemiddeling en realisering van gesubsidieerde arbeid sluit het college een samenwerkingsovereenkomst en uitvoeringsovereenkomst af.

Lid 5 Het college stelt vast welke gegevens de werkgever moet verstrekken om in aanmerking te komen voor een loonkostensubsidie. Het college kan hiervoor aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.

Lid 6 Het college stelt voorafgaand aan elk kalenderjaar de taakstelling voor de uitvoering vast.

Lid 7 De wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de subsidieverstrekking als bedoeld in lid 2, staan beschreven in de notitie Beleid gesubsidieerde arbeid.

Lid 8 Het college zorgt bij de opdrachtverlening tot het realiseren van werkervaringsplaatsen ervoor dat verdringing van reguliere arbeid en concurrentieverstoring worden tegen gegaan.

Lid 9 Het verstrekken van de loonkostensubsidie voldoet aan de Europese wet- en regelgeving hieromtrent, en geschiedt op basis van de beleidsaanbeveling Loonkostensubsidie en Europese regelgeving en de toelichting daarop.

Artikel 11 Participatieplaatsen

Lid 1 Het college kan een uitkeringsgerechtigde die niet direct bemiddelbaar is, een participatieplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden conform artikel 10a van de wet.

Lid 2 Het doel van de participatieplaats is het opdoen van werkervaring dan wel het leren functioneren in een arbeidsrelatie en daarnaast werken aan belemmeringen opgeworpen door persoonsgebonden factoren.

Lid 3 De participatieplaats kan gecombineerd worden met een opleiding ter verkrijging van een startkwalificatie voor de arbeidsmarkt.

Lid 4 De participatieplaats duurt maximaal 24 maanden, met de mogelijkheid van verlenging van twee maal één jaar.

Lid 5 Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentie-verhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt.

Lid 6 In een schriftelijke overeenkomst worden tenminste vastgelegd het doel en de omvang van de participatieplaats alsmede de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Lid 7 Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inzet van participatieplaatsen.

Artikel 12 Weigeren loonkostensubsidie

De subsidieverstrekking als bedoeld in artikel 10 kan, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Awb genoemde gevallen, worden geweigerd indien:

  • a.

    de gelden niet of in onvoldoende mate besteed worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

  • b.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • c.

    de werkgever voor de arbeidskosten van de werknemer een andere subsidie ontvangt.

Artikel 13 Vrijwilligerswerk

Lid 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden vrijwilligerswerk aanbieden.

Lid 2 Hieronder wordt verstaan: onbetaalde, onverplichte activiteiten voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week als gevolg waarvan de re-integratie van de deelnemer wordt bevorderd en gericht is op (gesubsidieerde) arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Het is een middel voor het opdoen of behouden van werkritme.

Lid 3 Voor het verrichten van vrijwilligerswerk kan het college een onkostenvergoeding verstrekken tot het wettelijk maximum per jaar.

Artikel 14 Sociale activering

Lid 1 Het college kan aan uitkeringsgerechtigden als onderdeel van een re-integratietraject activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering.

Lid 2 Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of het deelnemen aan activiteiten ter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling of gericht op het voorkomen van sociaal isolement.

Artikel 15 Scholing

Lid 1 Het college kan aan de doelgroep een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling.

Lid 2 In afwijking van het eerste lid moet het college alleenstaande ouders met een ontheffing van de arbeidsverplichting een scholingsaanbod doen.

Lid 3 Voor uitkeringsgerechtigden, die onbeloonde additionele werkzaamheden verrichten, zoals bedoeld in artikel 10a van de wet en artikel 13 van deze verordening, en die niet beschikken over een startkwalificatie, wordt binnen zes maanden na aanvang van de onbeloonde additionele werkzaamheden door het college bekeken in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan het vergroten van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

Lid 4 Het college betrekt bij deze beoordeling:

  • a.

    het oordeel van degene in wiens opdracht de belanghebbende de additionele werkzaamheden uitvoert;

  • b.

    de scholingswens van de belanghebbende;

  • c.

    de eventuele test door het scholingsinstituut.

Lid 5 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 16 Zorg en hulpverlening

Lid 1 Het college geeft aan hoe een verantwoorde combinatie van werk en zorg op individueel niveau mogelijk is.

Lid 2 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

PARAGRAAF 5 INKOMSTENVRIJLATING. PREMIES EN TERUGVORDERING

Artikel 17 Inkomstenvrijlating

Lid 1 Het college is op grond van artikel 31, tweede lid, onder o van de Wet werk en bijstand bevoegd inkomsten uit arbeid gedurende 6 maanden tot 25% van het wettelijk vastgestelde maximum vrij te laten.

Lid 2 Het college stelt hiervoor nadere regels vast.

Artikel 18 Premies

Lid 1 Het college is op grond van artikel 31, tweede lid onder j van de Wet werk en bijstand bevoegd uitkeringsgerechtigden die deelnemen aan een arbeidsmarktgericht re-integratietraject, een activeringspremie te verstrekken tot het wettelijk vastgestelde maximum.

Lid 2 Het college verstrekt een premie aan uitkeringsgerechtigden die onbeloonde additionele arbeid verrichten conform artikel 10a, zesde lid, van de wet.

Lid 3 het recht op een premie als bedoeld in het tweede lid wordt elke zes maanden beoordeeld.

Lid 4 De premie wordt geweigerd indien bij de beoordeling blijkt dat de belanghebbende de aan de onbeloonde additionele werkzaamheden verbonden verplichtingen in de voorgaande zes maanden heeft geschonden.

Lid 5 Het college stelt nadere regels vast over het gebruik en de hoogte van de hier bedoelde premie.

Artikel 19 Overige vergoedingen

Lid 1 Het college kan aan een deelnemer van een arbeidsmarktgerichte re-integratieactiviteit of aan de inburgeringsplichtige die een gecombineerd dan wel een volgtijdelijk re-integratie en inburgeringstraject volgt, een bijdrage verstrekken in de directe kosten die hiervoor moeten worden gemaakt.

Lid 2 Het college stelt nadere regels vast over het toekennen van de in lid 1 bedoelde vergoedingen.

PARAGRAAF 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 20 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 21 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet

voorziet, beslist het college.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “re-integratieverordening”.

Artikel 23 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Ondertekening

Heerhugowaard, 21 september 2009
De Raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,