Regeling vervallen per 01-03-2023

Verordening gedragscode raadsleden 2015

Geldend van 17-07-2015 t/m 28-02-2023

Intitulé

Verordening gedragscode raadsleden 2015

”GEDRAGSCODE RAADSLEDEN 2015”

Inhoudsopgave:

Inleiding

  • 1.

    Regels rondom (de schijn van) belangenverstrengeling

    • A.

      Aannemen van geschenken

    • B.

      Aannemen van faciliteiten en diensten

    • C.

      Aannemen van lunches, diners en recepties

    • D.

      Accepteren van reizen, verblijven en werkbezoeken

  • 2.

    Regels rondom (de schijn van) corruptie

  • 3.

    Regels rondom het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

  • 4.

    Regels rondom informatie

  • 5.

    Regels rondom de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

  • 6.

    Regels rondom de naleving van de gedragscode

    • A.

      Toezicht op de naleving van de gedragscode

    • B.

      Het bespreken van lastige integriteitkwesties

    • C.

      Het signaleren en onderzoeken van vermoedens van

schendingen van de code

D.Het sanctioneren van schendingen van de code

Bijlagen

I Specifiek uitgesloten combinaties van functies

II Specifiek verboden overeenkomsten/handelingen

III Enkele specifieke formele sancties

IV Verwijzingen naar de Wet per gedragscode artikel

V Regels omtrent gebruik van gemeentelijke voorzieningen,

vergoedingen, declaraties

VI Casuïstiek

VII Gentle agreement over de handhaving van de integriteit van de politiek

Inleiding

Integriteit van politici komt ook in Nederland regelmatig ter sprake ofschoon de Nederlandse politiek een hoog niveau van integriteit kent. Ondanks dat zij aan veel verleidingen blootstaan en zich tal van kansen aan hen voordoen om op die verleidingen in te gaan, begaan Nederlandse politici weinig schendingen. Zij worden bevraagd over hun handelen. Zij worden onder meer bevraagd over hun declaratiegedrag, over hun nevenfuncties en de eventuele inkomsten die zij daaruit genereren. Over de incidenten, die zich als gevolg van hun handelen voordoen, wordt uitvoerig bericht in dag- en weekbladen en via de social media. Het grootste risico daarvan is dat de geloofwaardigheid van de politiek blijvende schade oploopt. Daarnaast valt niet uit te sluiten dat er onder druk van pers en publieke opinie snel maatregelen worden getroffen, die tot doel hebben om de geloofwaardigheid te versterken, maar die juist averechts werken omdat ze onvoldoende doordacht zijn. Het gevaar bestaat voorts, dat geen verschil meer wordt gemaakt tussen een lichte overtreding en een ernstige schending en dat enkel en alleen al het vermoeden van een misstand het einde van een politieke carrière kan betekenen. Dit alles geldt voor de landelijke politiek maar ook voor bestuurders op lokaal niveau.

Het gemeentebestuur bestaat uit raad, college en burgemeester. Voor elk van deze drie bestuursorganen afzonderlijk eist de wet een door de raad vast te stellen gedragscode. Bij de gemeente Heerlen worden deze codes vanuit hetzelfde perspectief over integriteit benaderd. Het verschil is, dat in de raad het accent ligt op het maken van politieke keuzes, dat het college is belast met het dagelijks bestuur en dat de burgemeester voorzitter is van beide bestuursorganen en daarnaast een aantal eigen taken heeft. Deze gedragscode is voor de raadsleden geschreven, omdat de wethouders en de burgemeester hun eigen gedragscode hebben.

Doel van de gedragscode voor de raadsleden

De gedragscode wil inzicht bieden in wat de wet eist van een raadslid van de gemeente Heerlen. Daarmee beoogt de code in eerste instantie hem te beschermen tegen misstappen. De code volgt daarbij vrijwel letterlijk de wet, maar is her en der strenger dan de wet. Zo draagt zij niet alleen op belangenverstrengeling, maar zelfs de schijn ervan te voorkomen en moeten financiële belangen bekend gemaakt worden. Met de gedragscode beoogt de gemeente Heerlen voorts systematisch te bouwen aan een rechtvaardige handhavingspraktijk. Niet alleen om te voorkomen dat in de gemeente paniekmaatregelen genomen worden als een mogelijke overtreding van de gedragscode zich voordoet, maar ook om te voorkomen dat onschuldigen worden geschaad en schuldigen disproportioneel worden bestraft. De gedragscode is bovendien een hulpmiddel bij het handhaven van de politieke en bestuurlijke integriteit, zowel preventief als repressief.

Integriteitsschendingen

Wet en gedragscode definiëren een reeks handelingen van politici als integriteitschendingen. Sommige schendingen zijn generiek en zijn binnen bijna alle organisaties verboden (ongewenst gedrag, fraude). Andere komen gelet op de aard van het werk vooral voor in de politiek zoals belangenverstrengeling en corruptie (of de schijn daarvan) en het lekken van informatie. Van de schendingen die voorkomen, blijken belangenverstrengeling en het lekken van informatie in de Nederlandse politiek relatief veel voor te komen. Die krijgen in deze gedragscode dan ook veel aandacht.

Gentle agreement

Hoofdstuk 6 bevat regels rondom de naleving van de gedragscode. Een nadere uitwerking daarvan vindt u in het gentle agreement (bijlage VII). Daarin worden afspraken gemaakt over rol en mogelijkheden van alle betrokkenen in het proces hoe om te gaan met integriteitschendingen. Onderscheiden worden:

  • -

    Twijfels t.a.v. eigen handelingen

  • -

    Twijfels t.a.v. het handelen van een ander raadslid

  • -

    Twijfels t.a.v. het handelen van een lid van het college van b&w

  • -

    Twijfels t.a.v. het handelen van een ambtenaar

In de afwikkeling zijn 3 principes leidend:

  • 1.

    Onpartijdige handhaving

  • 2.

    Terughoudend met publiciteit.

  • 3.

    Zorgvuldigheid tegenover vermeende schender.

Hoofdstuk 1 Regels rondom (de schijn van) belangenverstrengeling

Artikel 1

Een raadslid mag zijn invloed en stem niet gebruiken om een persoonlijk belang veilig te stellen of het belang van een ander(e organisatie) bij wie hij een persoonlijke betrokkenheid heeft.

Artikel 1.1

Een raadslid moet actief en uit zichzelf belangenverstrengeling, en zelfs de schijn daarvan, tegengaan.

Toelichting: De wetgever heeft raadsleden op vier manieren bescherming geboden tegen de verleiding van belangenverstrengeling en tegen de schijn ervan.

(1) De wetgever geeft ten eerste aan dat de gemeenteraad als bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid moet vervullen.

De wetgever geeft de gemeenteraad de verantwoordelijkheid er voor te waken dat persoonlijke belangen van raadsleden de besluitvorming beïnvloeden. Met persoonlijk belang wordt gedoeld op ieder belang dat niet behoort tot de belangen die de gemeenteraad uit hoofde van zijn taak behoort te vervullen. Deze waakzaamheid geldt ook als het gaat om de schijn van belangenverstrengeling.

Let wel: het gaat hier om persoonlijke belangen; het gaat niet alleen om – zoals vaak door politici gedacht - ‘persoonlijk gewin’ of ‘persoonlijk voordeel’ of ‘persoonlijke financiële inkomsten’. Raadsleden moeten dus beoordelen of er sprake is van een persoonlijk belang waardoor belangenverstrengeling ontstaat die de besluitvorming onterecht kan beïnvloeden.

De wetgever doet een beroep op de verantwoordelijkheid van de gemeenteraad als geheel om ertegen te waken dat persoonlijke belangen van zijn leden de besluitvorming beïnvloeden. Deze verplichting geldt gedurende het gehele proces van besluitvorming en niet alleen tijdens de stemming.

Politici struikelen soms in gevallen waarin er ‘slechts’ sprake is van de schijn van belangenverstrengeling. Het is dan ook in het belang van politici zelf dat dit voorschrift zo expliciet in de code is opgenomen.

(2) De wetgever verbiedt raadsleden vervolgens expliciet te stemmen als er sprake is van een aangelegenheid waarbij een raadslid een persoonlijk belang heeft. De wetgever probeert daarmee uit te sluiten dat een raadslid meestemt als sprake is van belangenverstrengeling.

(3) In een aantal gevallen vindt de wetgever dat die bescherming door het verbod te stemmen niet ver genoeg gaat. In die gevallen verbiedt de wetgever raadsleden expliciet bepaalde welomschreven functies te bekleden, rollen te vervullen en (rechts)handelingen uit te voeren. In de artikelen 1.4 en 1.5 van deze gedragscode wordt naar die verboden verwezen. In bijlage I en II van deze gedragscode treft u een opsomming aan van deze verboden combinaties van functies en verboden overeenkomsten en handelingen. Het wordt dringend aangeraden deze bijlagen nauwkeurig te bestuderen.

(4) De wetgever eist van raadsleden dat zij alle functies openbaar maken die zij vervullen naast het raadslidmaatschap. Op die manier wordt het voor andere raadsleden, bestuurders, fractievoorzitters, partijbestuurders, de griffier en de gemeentesecretaris mogelijk een raadslid te waarschuwen voor de kwesties waarin belangenverstrengeling dreigt. Ook de pers en de burger kunnen op basis daarvan hun controlerende taak uitoefenen. Daarom is in deze gedragscode ook verordonneerd dat zij tevens al hun substantiële financiële belangen bekendmaken bij ondernemingen die zaken doen met de gemeente.

Artikel 1.2

Een raadslid onthoudt zich alleen van deelname aan de stemming als er sprake is van een beslissing waarbij belangenverstrengeling dreigt; het gaat dan om kwesties waar hij zelf een persoonlijk belang bij heeft, of om kwesties waarbij het gaat om een belang van een individu of organisatie waarbij hij een substantiële betrokkenheid heeft.

Artikel 1.3

Een raadslid onthoudt zich bij beslissingen waarbij belangenverstrengeling dreigt, niet alleen van stemming (zie art. 1.2) maar ook van de beïnvloeding van de besluitvorming in de andere fases van het besluitvormingsproces.

Artikel 1.4

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet opgesomde functies niet uitoefenen (zie bijlage I).

Artikel 1.5

Een raadslid mag bepaalde in de Gemeentewet genoemde overeenkomsten en handelingen niet aangaan (zie bijlage II).

Artikel 1.6

Een raadslid maakt openbaar welke betaalde en onbetaalde functies hij vervult naast het raadslidmaatschap.

Artikel 1.7

De griffier van de raad draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met functies van raadsleden. Op deze lijst wordt tevens vermeld of de werkzaamheden al dan niet bezoldigd zijn.

Artikel 1.8

Een raadslid doet er opgaaf van dat hij substantiële financiële belangen heeft - bijvoorbeeld aandelen, opties en derivaten – in ondernemingen waarmee de gemeente zaken doet of waarin de gemeente een belang heeft. Deze financiële belangen zijn openbaar en worden ter inzage gelegd. Ook een tussentijds ontstaan substantieel financieel belang dient opgegeven te worden.

Artikel 1.9

De griffier van de raad draagt zorg voor een geactualiseerde openbare lijst met gemelde financiële belangen van raadsleden.

Toelichting: In de gedragscode voor de burgemeester en die voor wethouders is tevens opgenomen dat zij gedurende een periode van een jaar na hun zittingstermijn buiten een dienstverband om, geen betaalde werkzaamheden voor de gemeente mogen verrichten. Deze regel is geschreven met het oog op oud-bestuurders die (gaan) ondernemen en die dus opdrachten vervullen middels een contract. Burgemeesters en wethouders bouwen gedurende hun bestuursperiode veel informatie op over de gemeentelijke organisatie en ontwikkelingen die de gemeente aangaan. Als zij na hun bestuursperiode (gaan) ondernemen en contracten willen aangaan met de gemeente Heerlen hebben zij een informatievoorsprong en treedt er dus oneerlijke concurrentie op ten aanzien van andere ondernemers; voormalig bestuursleden profiteren daardoor van hun bestuursfunctie, hetgeen nadrukkelijk niet de bedoeling is. Minstens ontstaat de schijn dat zij hun bestuurswerk hebben gebruikt om (na hun bestuursperiode) opdrachten te verkrijgen van de gemeente Heerlen. Deze zogenaamde ‘draaideur- constructie’ betreft alleen oud-bestuurders die middels contracten een opdracht aannemen van de gemeente Heerlen. Het betreft dus niet contracten van andere partijen binnen de gemeente Heerlen. Een voormalig raadslid mag wel in dienst treden bij de gemeentelijke organisatie.

Hoofdstuk 2 Regels rondom (de schijn van) corruptie

Artikel 2

Een raadslid mag zijn invloed en zijn stem niet laten kopen of beïnvloeden door geld, goederen of diensten die hem zijn gegeven of hem in het vooruitzicht zijn gesteld.

Toelichting: Het bovenstaande artikel geeft een definitie van corruptie voor raadsleden. Ging het bij belangenverstrengeling nog om het onterecht laten meewegen van een persoonlijk belang bij de besluitvorming, bij corruptie gaat het om omkoping van een politicus. Belangenverstrengeling is niet in het wetboek van strafrecht opgenomen, corruptie is dat wel. In de onderliggende artikelen zijn regels opgenomen om de politicus te helpen om de (schijn van) corruptie te voorkomen.

Artikel 2.1

Een raadslid moet actief en uit zichzelf de schijn van corruptie tegengaan.

Toelichting: Geschenken zijn een sluiproute naar corruptie. Ze kunnen gebruikt worden om de besluitvorming te beïnvloeden. Ze kunnen corrumperen of de aanloop daartoe vormen. Ze wekken in ieder geval de schijn. De hieronder staande regels zijn geformuleerd als een ‘Nee, tenzij’ regel; een raadslid neemt dus geen geschenken aan, tenzij er goede redenen zijn om hiervan af te wijken. De afwijkingen dienen vervolgens bekend gemaakt te worden bij de griffier, die vervolgens bepaalt welke vervolgstappen nodig zijn.

Artikel 2.2

Een raadslid neemt geen geschenken aan die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij:

  • a.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen de gever ernstig zou kwetsen of bijzonder in verlegenheid zou brengen;

  • b.

    het weigeren, teruggeven of terugsturen om praktische redenen onwerkbaar is;

  • c.

    het gaat om een incidentele, kleine attentie (zoals een bloemetje of fles wijn).

Artikel 2.3

Als geschenken om een van de in artikel 2.2 genoemde redenen niet zijn geweigerd, teruggegeven of teruggestuurd, of om andere redenen toch in het bezit zijn van het raadslid, wordt dit gemeld aan de griffier tenzij het gaat om het genoemde onder 2.2c. De geschenken worden dan alsnog teruggestuurd dan wel worden eigendom van de gemeente. De griffier zorgt voor de registratie van giften en hun gemeentelijke bestemming.

Artikel 2.4

Een raadslid accepteert geen faciliteiten en diensten van anderen die hem uit hoofde van of vanwege zijn functie worden aangeboden, tenzij het weigeren ervan het raadswerk onmogelijk of onwerkbaar zou maken.

Toelichting: Het accepteren van faciliteiten of diensten van anderen kan een afhankelijkheid creëren, of een dankbaarheid, die de zuiverheid van het besluitvormingsproces kan aantasten. Ook met het aannemen van faciliteiten en diensten kan een raadslid gecorrumpeerd raken. Het wekt in ieder geval de schijn van corruptie op.

Artikel 2.5

Een raadslid gebruikt faciliteiten of diensten van anderen die uit hoofde of vanwege de raadsfunctie worden aangeboden, niet voor privédoeleinden.

Artikel 2.6

Een raadslid accepteert lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, alleen als

  • a.

    dat behoort tot de uitoefening van het raadswerk,

  • b.

    de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel (protocollaire taken, formele vertegenwoordiging van de gemeente, uitnodiging met beschreven doel omtrent de gewenstheid van de aanwezigheid)

Toelichting: De verplichting actief het ontstaan van de schijn tegen te gaan, betekent dat het lunchen, dineren of naar recepties gaan op kosten van anderen waar mogelijk moet worden vermeden, tenzij de redenen van art. 2.6 van toepassing zijn. Er is/wordt apart budget gereserveerd voor raadsleden om deel te nemen aan lunches, diners, recepties en werkbezoeken die voor het raadswerk noodzakelijk zijn.

Artikel 2.7

Een raadslid accepteert werkbezoeken waarbij reis- en verblijfkosten door anderen betaald worden alleen bij hoge uitzondering. Een dergelijke invitatie dient altijd te worden besproken in een commissie uit de raad. De invitatie mag alleen geaccepteerd worden als het bezoek aantoonbaar van groot belang is voor de gemeente en de schijn van corruptie minimaal is. Van een dergelijk werkbezoek wordt altijd een verslag gedaan aan de raad.

Toelichting: Wat voor lunches en diners geldt, geldt in nog sterkere mate voor het reizen op kosten van derden. Dat wordt in de regel met grote argwaan bekeken. Het is beter alle schijn te vermijden en hiervoor het eerder genoemde budget aan te wenden.

Hoofdstuk 3 Regels rondom het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

Toelichting: Raadsleden krijgen voor hun raadswerk de beschikking over een aantal faciliteiten en over financiële middelen van de gemeente.

Raadsleden beschikken veelal over voorzieningen als fractiekamer, computer met toebehoren, laptop, tablet, (mobiele) telefoon, fax en dergelijke die primair voor hun raadswerk ter beschikking zijn gesteld. Het gebruik hiervan voor privé doeleinden is binnen vastgestelde kaders mogelijk. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat de financiële middelen worden ingezet voor privé doeleinden, voor werk elders, of voor de partij. Gebeurt dat toch dan is er sprake van fraude.

Artikel 3

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen (zie bijlage V).

Artikel 3.1

Een raadslid houdt zich aan het beleid dat is vastgesteld voor het gebruik van interne voorzieningen van algemene aard, zoals fractiekamers, computerapparatuur met toebehoren, laptop, tablet, (mobiele) telefoon, fax en dergelijke.

Artikel 3.2

Een raadslid houdt zich aan de regelgeving en het beleid dat is vastgesteld met betrekking tot onkostenvergoedingen en declaraties (zie bijlage V).

Hoofdstuk 4 Regels rondom informatie

Bijlage I

Specifiek voor raadsleden uitgesloten combinaties van functies

Gemeentewet, artikel 13

1 Een lid van de raad is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale

ombudsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    gedeputeerde;

  • i.

    secretaris van de provincie;

  • j.

    griffier van de provincie;

  • k.

    burgemeester;

  • l.

    wethouder;

  • m.

    lid van de rekenkamer;

  • n.

    ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid;

  • o.

    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan

ondergeschikt.

2 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens

wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak

dat:

a.aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de

raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste

lid, aftreden, of

b.aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het

tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de

raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist

dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid

van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder

aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

3 In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder o, kan een lid van de raad tevens

zijn:

  • a.

    ambtenaar van de burgerlijke stand;

  • b.

    vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet

bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

c.ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs

Bijlage II

Specifiek verboden overeenkomsten/handelingen voor raadsleden

Gemeentewet, artikel 15

1 Een lid van de raad mag niet:

a.als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de

gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de

gemeente of het gemeentebestuur;

b.als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van

de gemeente of het gemeentebestuur;

c.als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het

met de gemeente aangaan van:

1e . overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

2e . overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

  • d.

    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

    1e . het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

    2e . het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden

    ten behoeve van de gemeente;

    3e . het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

    4e . het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

    5e . het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

    6e . het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of

    beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

    • 7e.

      het onderhands huren of pachten van de gemeente.

2 Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing

verlenen.

3 De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Bijlage III

Enkele specifieke formele sancties

Kieswet, artikel X1

1.Zodra onherroepelijk is komen vast te staan dat een lid van een

vertegenwoordigend orgaan een van de vereisten voor het lidmaatschap niet

bezit of dat hij een met het lidmaatschap onverenigbare betrekking vervult,

houdt hij op lid te zijn.

2.De voorzitter van het vertegenwoordigend orgaan geeft hiervan onverwijld

kennis aan de voorzitter van het centraal stembureau.

3.Een overeenkomstige kennisgeving vindt plaats, indien door het overlijden van

een lid een plaats in het vertegenwoordigend orgaan is opengevallen.

Kieswet, artikel X8

1.Het lid van de gemeenteraad dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van de

Gemeentewet handelt, kan in zijn betrekking worden geschorst door de

voorzitter van de gemeenteraad. De voorzitter onderwerpt de zaak aan het

oordeel van de raad in zijn eerstvolgende vergadering.

2.De raad kan, na de geschorste in de gelegenheid te hebben gesteld zich

mondeling te verdedigen, hem van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

Indien hij daartoe geen aanleiding vindt, heft hij de schorsing op.

3.De raad kan ook ambtshalve het lid dat in strijd met artikel 15, eerste lid, van

de Gemeentewet handelt, na hem in de gelegenheid te hebben gesteld zich

mondeling te verdedigen, van zijn lidmaatschap vervallen verklaren.

4.Van de beslissing van de raad, bedoeld in het tweede en derde lid, wordt

terstond aan de belanghebbende mededeling gedaan.

5.De werking van een besluit, inhoudende de vervallenverklaring, wordt

opgeschort totdat de beroepstermijn is verstreken of, indien beroep is

ingesteld, op het beroep is beslist. Ingeval de vervallenverklaring ambtshalve

heeft plaatsgevonden, is het lid van de raad gedurende deze periode in zijn

betrekking geschorst.

6.Indien een lid van de raad op grond van dit artikel onherroepelijk van zijn

lidmaatschap vervallen is verklaard, doet de burgemeester daarvan

mededeling aan de voorzitter van het centraal stembureau.

Bijlage IV

Verwijzingen naar de Wet per gedragscode artikel

Over zuiverheid van besluitvorming in Inleiding

-Algemene wet bestuursrecht artikel 2:4

Over belangenverstrengeling

Artikel 1.1 (toezicht op onafhankelijke besluitvorming)

-Algemene wet bestuursrecht artikel 2.4

Artikel 1.2 (onthouden van stemming)

-Gemeentewet artikel 28

Artikel 1.4 (verboden combinaties van functies)

-Gemeentewet artikel 13

Artikel 1.5 (verboden overeenkomsten/handelingen)

-Gemeentewet artikel 15

Artikel 1.6 (over andere functies)

-Gemeentewet artikel 12

Artikel 1.8 (over financiële belangen)

-Basisnorm 14, Modelaanpak basisnormen integriteit openbaar bestuur en politie

Over corruptie

Artikel 2 (tekst van de eed)

-Gemeentewet artikel 14

Over gebruik van gemeentelijke faciliteiten en middelen

Artikel 3, 3.1 en 3.2

zie ook Bijlage 5

  • -

    Gemeentewet artikel 95 e.v.

  • -

    Verordening ambtelijke bijstand, fractieondersteuning en fractiemedewerkers 2012 zoals gewijzigd in december 2014

  • -

    Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Heerlen 2014.

  • -

    Nadere wetgeving Gemeentewet: Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, 22 maart 1994, e zoals gewijzigd per 1 juli 2014

Over informatie

Artikel 4 (informatieverstrekking door bestuur)

  • -

    Gemeentewet artikel 169

  • -

    Gemeentewet artikel 180

Artikel 4.2 (geheimhouding)

-Algemene wet bestuursrecht artikel 2:5, te weten:

“1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.

  • 2.

    Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.”

    • -

      Gemeentewet artikel 25, 55, 86

    • -

      Wetboek van strafrecht artikel 272

Over respectvolle omgang met elkaar

Artikel 5.2 (gedrag tijdens de raadsvergadering)

-“Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de gemeenteraad 2012” zoals gewijzigd op 11 maart 2014

Over de vaststelling van de gedragscode

Artikel 6 (vaststellen voor een gedragscode voor de raad, de wethouders en de burgemeester)

  • -

    Raad: Gemeentewet artikel 15, lid 3

  • -

    Wethouders: Gemeentewet artikel 41 C, lid 2

  • -

    Burgemeester: Gemeentewet artikel 69, lid 2

Artikel 6.7

  • -

    Artikel X1 Kieswet

  • -

    Artikel X8 Kieswet

  • -

    Artikel 61b Gemeentewet

  • -

    Artikel 49 Gemeentewet

Schending van de gedragscode kan een strafbaar feit opleveren (bijvoorbeeld het schenden van de geheimhoudingsplicht; artikel 272 Wetboek van strafrecht). Als de schending een misdrijf is, geldt een aangifteplicht (artikel 162 Wvs).

Bijlage V

Regels omtrent gebruik van gemeentelijke voorzieningen, vergoedingen en declaraties

  • -

    Verordening ambtelijke bijstand, fractieondersteuning en fractiemedewerkers 2012 zoals gewijzigd in december 2014

  • -

    Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden Heerlen 2014.

  • -

    Nadere wetgeving Gemeentewet: Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, 22 maart 1994, zoals gewijzigd per 1 juli 2014

  • -

    Gemeentewet: artikelen 95 t/m 99

Bijlage VI

Casuïstiek

Hoofdstuk 1 Regels rondom (de schijn van) belangenverstrengeling

Oefening 1: Een raadslid is voorzitter van een voetbalvereniging.

Mag het raadslid zijn raadslidmaatschap combineren met dit voorzitterschap?

Antwoord: De Gemeentewet artikel 13 verbiedt de combinatie van deze functies niet. Artikel 1.4 van de gedragscode wordt dus niet overtreden door het combineren van deze functies. De functie moet wel worden gemeld (zie artikel 1.6) en de griffier moet zorg dragen voor bekendmaking van deze nevenactiviteit (artikel 1.7 code).

Let op: een raadslid moet al zijn functies melden.

Variant 1: De Sportnota wordt behandeld in de raad. Mag dit raadslid meestemmen?

Antwoord: Ja. In de Sportnota worden beslissingen voorgelegd die alle sport betreffen. Er treedt dus a priori geen verstrengeling van belangen op als dit raadslid mee doet aan de besluitvorming in de raad. Kennis bij raadsleden over sport is van groot belang om kwalitatief goede besluiten over sport te nemen voor de stad. Het is dus van belang dat hij meedoet in de besluitvorming.

Let op: De redenatie ‘bij twijfel niet meestemmen’ gaat niet altijd op. Het ligt in de kern van de taak van een politicus om te stemmen. Hij mag dus slechts in een beperkt aantal – in de wet genoemde gevallen - niet meestemmen. Meestemmen mag niet als hetbelang van een raadslid ('of een individu of organisatie waarbij hij een persoonlijke betrokkenheid heeft') wordt verstrengeld met het algemeen belang. In alle andere gevallen, is het devies om te stemmen. Er kan een schijn van belangenverstrengeling ontstaan in een situatie waardoor een raadslid overweegt niet mee te stemmen. Natuurlijk dient het raadslid de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen. Maar vaak zijn er in specifieke situaties nog andere mogelijkheden om actief de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen anders dan niet meestemmen.

Variant 2: De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Ook de club waar het raadslid voorzitter van is wordt genoemd. Mag hij meestemmen?

Antwoord: Nee, artikel 1.2. van de gedragscode verbiedt het raadslid mee te stemmen. De club is een van de (duidelijke) belanghebbenden in dit besluit dus een verstrengeling van belangen is aan de orde: het belang van de club dat hij geacht wordt te dienen als voorzitter enerzijds en het belang van de stad voor de uitbreiding van voetbalvelden.

Variant 3: Mag dit raadslid een ander lid van de fractie het woord laten voeren op dit dossier?

Antwoord: Dat mag. Maar het gaat bij de mogelijkheid om de besluitvorming te beïnvloeden verder dan alleen het overdragen van het woordvoerderschap op dit dossier. Het raadslid/de voorzitter van de voetbalclub mag op grond van artikel 1.3 van de gedragscode ook intern het standpunt van de fractie niet beïnvloeden over de uitbreiding van de voetbalvelden. Omdat de burger niet kan controleren of hij dat ook daadwerkelijk niet heeft gedaan, is het zaak dat alle fractieleden er op toezien dat ook in de interne oordeels- en besluitvorming de activiteiten van dit raadslid gescheiden blijven; dus de collega geen oordeel vragen / de andere fractieleden geen oordeel geven over deze kwestie.

Variant 4: Als het raadslid/de voorzitter tegen de uitbreiding van velden van zijn eigen club zou stemmen, dan is toch voor de burger te zien dat hij zijn raadswerk en zijn voetbalwerk scheidt? Dan kan hij toch meestemmen?

Antwoord: Nee, ook dan mag hij op grond van artikel 1.2. niet meestemmen. Wellicht komt het de voetbalclub om redenen die niet bekend zijn, veel beter uit als de uitbreiding bij een andere club geschiedt. Dan zou het weliswaar lijken alsof hij in het belang van de stad (en niet van de club) zou stemmen, maar hij doet dat feitelijk niet. Stemgedrag is dus niet relevant in deze situatie.

Variant 5: De raad moet besluiten over uitbreiding van voetbalvelden. Voetbalclub X wordt genoemd als kandidaat. Het kind van een raadslid (niet zijnde de voorzitter van de voetbalclub) zit op voetbalclub X. Mag het raadslid meestemmen?

Antwoord: Ja, het raadslid moet gewoon meestemmen. De relatie tussen het raadslid en de voetbalclub is niet van dien aard dat er sprake of dreiging is van een onwenselijke verstrengeling van persoonlijk belang met het algemeen belang. Zie ook de opmerking onder variant 1 van bovenstaand voorbeeld.

Oefening 2: Een raadslid is tevens zzp-er. Hij verzorgt als trainer onder meer trainingen

'De klant is koning'. De afdeling Publiekszaken van de gemeente Heerlen vraagt hem deze training te verzorgen voor medewerkers Publiekszaken. Mag hij de opdracht aannemen?

Antwoord: Nee, hij mag deze opdracht niet aannemen. De Gemeentewet verbiedt raadsleden in artikel 15 bepaalde overeenkomsten aan te gaan en bepaalde handelingen te verrichten. In bovenstaande situatie is artikel 15, lid d/1e van toepassing. Dat betekent dat het aannemen van de klus een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode zou zijn.

Let op: van het verbod van artikel 15, lid 1, onder d, is in bepaalde gevallen ontheffing mogelijk door gedeputeerde staten. Zie artikel 15, lid 2.

Variant 1: En als hij nu niet zelf voor de groep staat, maar iemand inhuurt die dat namens zijn eenmansbedrijf doet?

Antwoord: Ook dan mag hij de klus niet aannemen, op grond van gemeenteartikel 15, lid 1, d/1e. Het feit dat zijn bedrijf de overeenkomst rechtstreeks aangaat, maakt dat dit artikel van toepassing is. Het aannemen van de klus is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.

Variant 2: En als hij de opdracht nu vrijwillig doet, dus zonder daarvoor een betaling te krijgen?

Antwoord: Ook dan geldt dat hij de opdracht niet mag aannemen. Het gaat in dit artikel om het aangaan van een overeenkomst. Of daar wel of niet voor betaald wordt doet niet ter zake. Dat het raadslid niet wordt betaald is voor derden (waaronder ‘de burger op straat’) niet zichtbaar en kan om die reden toch de schijn van belangenverstrengeling opleveren. Het aannemen van de opdracht is een overtreding van de gemeentewet en daarmee van artikel 1.4 van de gedragscode.

Variant 3: Een trainingsbureau heeft de opdracht van de gemeente gekregen om de training 'De klant is koning' te verzorgen voor de medewerkers van Publiekszaken. Dit bureau vraagt het raadslid/tevens zzp-er de training te verzorgen. Mag dit raadslid de klus aannemen?

Antwoord: Nee. De overeenkomst met de gemeente wordt weliswaar niet rechtstreeks aangegaan, maar via het trainingsbureau. 'Middellijk' verricht het raadslid dus wel (betaald) werk voor de gemeente. Het aannemen van de klus is een overtreding van de gemeentewet van artikel 1.4 van de gedragscode.

Oefening 3: Een raadslid is naast zijn raadslidmaatschap leerlingbegeleider en weet om die reden veel over jeugdzorg. Mag hij woordvoerder in de raad zijn op dit onderwerp?

Antwoord: Ja, dat mag. Het is van belang dat raadsleden kennis hebben over wat zich afspeelt in het maatschappelijk middenveld. Mede daarom wordt een combinatie van functies slechts zelden uitgesloten bij wet. Het raadslid mag alleen niet het standpunt van de fractie (en de raad) dusdanig beïnvloeden dat het onterecht positief uitpakt voor zijn eigen werkgever.

Let op: In de praktijk komen veel verschillende situaties voor waarin een raadslid in zijn andere functie betrokken kan zijn bij het verrichten van werk in opdracht voor de gemeente. Het is verstandig iedere situatie goed te analyseren en bij twijfel hierover advies in te winnen bij bijvoorbeeld de griffier.

Hoofdstuk 2 Regels rondom (de schijn van) corruptie

Oefening 4: Raadsleden en Collegeleden krijgen van Parkstad Limburg Theaters een seizoenskaart, geldig voor de huidige bestuursperiode, aangeboden. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

Antwoord: Nee, het aannemen van de kaart, is een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Een dergelijke kaart is een gericht geschenk voor de politici van Heerlen.

Variant 1: Alleen de raadsleden die Kunst en Cultuur in hun portefeuille hebben krijgen de kaart aangeboden. Het is voor het raadswerk goed om te weten hoe het reilt en zeilt bij de grootste bioscoop uit de regio. Mag deze kaart geaccepteerd worden?

Antwoord: Nee, het aannemen van de kaart, is ook nu een overtreding van artikel 2.2 van de gedragscode. Het is 'om te weten hoe het reilt en zeilt' bij het theater voor deze raadsleden niet noodzakelijk een kaart te hebben en het accepteren van een dergelijke gift roept mogelijk wel de schijn van corruptie op.

De raad kan zich in dit geval op een andere manier op de hoogte stellen, zoals het afleggen van een werkbezoek met een duidelijk werkprogramma. De kaarten dienen dus terug te worden gestuurd conform artikel 2.2.

Variant 2: Een ambtenaar van de afdeling Communicatie heeft 20 vrijkaartjes gekregen om een internationaal filmfestival bij te wonen. De gemeente Heerlen heeft het festival gesubsidieerd. De mail die aan alle politici wordt gestuurd, eindigt met ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’.

a.Mag een raadslid dit kaartje accepteren?

Antwoord: Nee, dat zou in overtreding zijn met artikel 2.2. Het kaartje is een geschenk.

b.Is dit dan geen uitnodiging voor relaties?

Antwoord: Nee, dit is geen formele uitnodiging. De redenatie om wel te accepteren zou kunnen zijn dat de gemeente financieel heeft bijgedragen aan dit festival en dat dit kaartje dus gezien kan worden als een uitnodiging van de festivalorganisatie aan zijn relaties. Maar kijkend naar artikel 2.7 moet geconcludeerd worden dat een mail van een ambtenaar van de afdeling Communicatie met de afsluiting ‘Wie wil? 1 kaartje per persoon’ niet gezien kan worden als een gerichte uitnodiging van de festivalorganisatie aan haar relaties, noch van een uitnodiging van het college van B&W aan de politici. Daarbij is onvoldoende duidelijk of het ingaan op deze ‘uitnodiging’ functioneel is: heeft het raadslid een formele rol te vervullen op het festival, opent hij het festival, overhandigt hij een boek, oorkonde, lintje?

c.Had de ambtenaar deze kaartjes mogen aannemen?

Antwoord: Nee. Het organiseren van de gemeentelijke betrokkenheid bij dit filmfestival behoort tot de normale werkzaamheden van de ambtenaren. De extra beloning in de vorm van vrijkaartjes had dus geweigerd moeten worden.

Let op: Het is van belang om te bekijken of het accepteren van giften in professionele zin daadwerkelijk noodzakelijk is en of er geen andere manieren zijn om dit doel te bereiken, zonder dat daarbij de schijn van corruptie wordt opgeroepen.

Verschillende argumenten worden door politici gebruikt om giften aan te nemen en in te gaan op uitnodigen. 'Het is voor het raadswerk noodzakelijk of zeer informatief' en 'het is nodig om de relatie goed te houden' zijn de meest gehoorde.

Toch blijken deze redenaties in de praktijk vrijwel nooit te kloppen, omdat er altijd andere manieren ter beschikking staan die minder de schijn van corruptie opwekken.

In de morele afweging worden deze argumenten vrijwel altijd ontmaskerd als een smoes om een 'leuk extraatje' te ontvangen.

Oefening 5: Een raadslid heeft een lezing gegeven op een bewonersbijeenkomst. Na afloop krijgt hij een bos bloemen. Mag hij die aannemen?

Antwoord: Ja, de bos bloemen kan gezien worden als een geschenk dat uit hartelijkheid wordt gegeven en waarvan het niet accepteren de gever op dat moment ernstig in verlegenheid zou brengen. Het is bovendien niet het type geschenk dat de schijn van corruptie opwekt.

Let op: Oefening 5 komt regelmatig voor. Politici staan veel op podia en krijgen vaak als dank bloemen, fotoboeken, boekenbonnen, flessen wijn, pennen, T-shirts en petjes met opdrukken, presse papiers, koffiemokken en andere typen geschenken uit de categorie 'bagatelgiften'. In veel van dergelijke situaties is het weigeren (hoewel het devies) praktisch onmogelijk zonder de gever in verlegenheid te brengen.

Oefening 6: De gemeenteraad krijgt van het 'goede doelen programma' van Siemens, met veel korting een videoconferencing-systeem aangeboden. Met dit systeem kunnen raadsleden vanaf een andere locatie toch deelnemen aan een beraadslaging. Zo laat het bedrijf zien goede besluitvorming zeer van belang te vinden en te willen ondersteunen. Mag deze faciliteit worden aangenomen?

Antwoord: Nee, het aannemen van het systeem, is een overtreding van artikel 2.5 van de gedragscode. Artikel 2.5.a. is niet van toepassing; er is budget om de raad te faciliteren. Mocht het noodzakelijk zijn een dergelijk systeem aan te schaffen dan kan dat vanuit gemeentelijke middelen betaald worden.

Oefening 7: De raad krijgt van de directie van IKEA een uitnodiging om de presentatie bij te wonen van hun nieuwe plannen. Daarbij zal ook een diner plaatsvinden met Heerlense ondernemers. Mag de raad de uitnodiging accepteren?

Antwoord: Ja, de raadsleden mogen in principe ingaan op dit verzoek. Het is noodzakelijk voor het raadswerk dat de raadsleden geïnformeerd worden. Niet alleen door gesubsidieerde organisaties, ook door commerciële partijen of andere belanghebbenden. Dergelijke uitnodigingen bieden raadsleden de mogelijkheid geïnformeerd te worden.

Vaak gaat een dergelijk bezoek gepaard met een luxere aankleding van het werkbezoek, zoals een georganiseerde lunch of diner en door de organisatie geregeld vervoer. Doorgaans levert het accepteren hiervan geen overtreding van de code op. Aan de mate van luxe die nog geaccepteerd kan worden, zitten uiteraard grenzen. Alvorens op het verzoek in te gaan, is het verstandig dat de raad zich hiervan rekenschap geeft.

Hoofdstuk 3 Regels rondom het gebruik van gemeentelijke faciliteiten en financiële middelen

Oefening 8: Een raadslid gaat met de trein naar een partijbijeenkomst van zijn politieke partij. Mag hij het treinkaartje vergoed krijgen uit het fractiebudget?

Antwoord: Nee, het declareren bij de fractie is in overtreding met artikel 3.2 van de gedragscode. Hoewel het van belang is voor het raadswerk dat een raadslid op de hoogte is van de standpunten van zijn partij, wordt het bijwonen van partijbijeenkomsten niet gezien als raadswerk voor de gemeente. Het fractiebudget is bedoeld voor het tegemoetkomen in de kosten die nauw verbonden zijn met het raadswerk voor de gemeente Heerlen.

Hoofdstuk 4 Regels rondom informatie

Oefening 9: De raad heeft het voornemen om de bestemming van een gebied te wijzigen zodat het mogelijk wordt om in dat gebied huizen te bouwen. Verschillende commerciële partijen en andere belanghebbenden hebben hier een stevige lobby voor gevoerd en zijn verheugd dat de raad het serieus in overweging neemt. Het college heeft besloten het dossier geheim te verklaren en de raad heeft dit bekrachtigd. Er wordt in de pers echter regelmatig over het dossier geschreven. Vaak zit men er maar weinig naast, wat er op duidt dat er wellicht door een of meerdere raadsleden gepraat wordt met journalisten. Een raadslid is van mening dat het geheim behandelen van deze kwestie niet langer opportuun is. 'Alles ligt toch al op straat'. Mag hij ingaan op het verzoek van een journalist om met hem over het dossier te spreken?

Antwoord: Nee, het spreken met anderen over deze kwestie is een overtreding van artikel 272 van het wetboek van strafrecht (lekken van geheime informatie) en van artikel 4.2 van de gedragscode. Alleen het bestuursorgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd (in dit geval het college) ), of het orgaan dat de geheimhouding heeft bekrachtigd (de raad)kan het geheime karakter van de stukken opheffen. Zolang dat niet is gebeurd, ook al is de meeste informatie in de krant verschenen, is het spreken over de kwestie een schending van de geheimhoudingsplicht wat zelfs strafbaar kan zijn.

Oefening 10: (twitterbericht) '@toneelgroepdeblauwemaandag Ik zit hier in een besloten vergadering over de toekenning subsidies. Het is spannend. #bezuinigenaltijdmoeilijk'

Antwoord: Niet doen. In een besloten vergadering worden zaken vertrouwelijk besproken. Een twitterbericht als dit is dus een overtreding van artikel 4.2 van de gedragscode.

Oefening 11: Het is nog niet bekend gemaakt wanneer de inschrijving voor de nieuwe huizen in een net ontwikkeld gebied van start zal gaan. Een raadslid schat in dat met een beetje goede wil van politiek en ambtenarij dit waarschijnlijk midden in de zomer zal plaatsvinden. Zijn zus wil graag wonen in dat gebied. Mag hij zijn zus waarschuwen niet in die periode op zomervakantie te gaan, zodat zij als eerste kan inschrijven?

Antwoord: Nee, het waarschuwen van zijn zus is in overtreding met artikel 4.3. Deze inschatting kan alleen gemaakt worden door een persoon die veel voorkennis heeft. Dit raadslid heeft beschikking over informatie die andere burgers niet hebben wat hem een informatievoorsprong geeft. Dit aanwenden ten bate van zijn zus is dus in overtreding met artikel 4.3 van de gedragscode en mogelijk een verstrengeling van belangen.

Oefening 12: Een raadslid stelt in de commissie keer op keer vragen over het opheffen van parkeerplaatsen in de gemeente. Hij vraagt meermaals onderliggende dossierstukken, iedere keer van andere aard. De stukken zijn verstuurd en de andere raadsleden menen dat zij voldoende geïnformeerd zijn. Maar daar neemt deze politicus geen genoegen mee. ‘Je maakt je er van af!’, zegt hij geërgerd tegen de wethouder. Waarna hij opnieuw aanvullende verzoeken doet voor het verkrijgen van achterliggende informatie omtrent de opheffing van de parkeerplaatsen. Is deze politicus in overtreding met artikel 4?

Antwoord: Het uitgangspunt is dat raadsleden informatie mogen vragen en dat het college deze dient te verstrekken. Daar zit een grens aan. De wet stelt als grens dat het gaat om inlichtingen die de raad voor zijn taak nodig heeft. Daarbij komt dat de ambtelijke organisatie beperkt capaciteit heeft en dat van raadsleden niet wordt verwacht dat zij het werk van ambtenaren en college opnieuw doen. Wanneer het college aan zijn informatieplicht heeft voldaan en het raadslid is niet tevreden, dan kan hij het verschil van mening voorleggen aan een commissie uit de raad.

Hoofdstuk 5 Regels rondom de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

Oefening 13: Op de Nieuwjaarsborrel zijn twee raadsleden in gesprek. Het gesprek wordt allengs een discussie. De discussie loopt, naarmate de avond vordert en de wijn vloeit, uit de hand. Op een goed moment horen de andere aanwezigen het ene raadslid tegen het andere schreeuwen: ‘Die commissie loopt totaal niet en dat is jouw schuld! Je bent de slechtste voorzitter die Heerlen ooit gekend heeft, dat vindt iedereen. Ik zal er alles aan doen om ervoor te zorgen dat je niet herkozen wordt!’. Is dit aanvaardbaar gedrag?

Antwoord: Nee, dit gedrag is niet aanvaardbaar en een overtreding van artikel 5.1.a. Een collega raadslid diskwalificeren op deze manier in het openbaar, is niet correct. Het feit dat ook anderen horen wat het raadslid zegt, is hierbij mede van belang.

Oefening 14: Op een bewonersavond legt een directeur uit wat de plannen zijn ten aanzien van het herinrichten van een winkelstraat. De veranderingen zijn fors, de straat zal een half jaar open liggen en de winkeliers zijn boos. 'Wat u zegt klopt helemaal niet. U zegt ons dat het een half jaar zal duren, maar wij hebben van ambtenaren gehoord dat dit wel een zéér optimistische inschatting is en dat de straat wel eens veel langer open kan blijven liggen. Dat kost ons onze klanten. We pikken het niet!'. In de zaal zitten ook twee raadsleden. Tijdens de eerstvolgende raadsvergadering neemt een van hen het woord en zegt verontwaardigd dat de directeur gewoon zat te liegen tegen bewoners. Dat we dit soort ambtenaren toch zeker niet willen in de gemeente en of de wethouder P&O met spoed een beoordelingsgesprekje met deze man wil voeren.

Is dit aanvaardbaar gedrag?

Antwoord: Nee, dit is geen aanvaardbaar gedrag. Het is niet de bedoeling dat in het openbaar ambtenaren persoonlijk worden aangevallen. Dit gedrag is dus in overtreding met artikel 5.3. In besloten vorm moet een raadslid dat sterke twijfels heeft ten aanzien van individuele ambtenaren dit natuurlijk bespreken. Dartoe kan hij zich het beste wenden tot de griffier of de wethouder. In de raad kan hij overigens wel melden dat hij zorgen heeft geuit bij de wethouder over het functioneren van sommige betrokken ambtenaren.

Hoofdstuk 6 Regels rondom de naleving van de gedragscode

Oefening 15: Een raadslid houdt een blog bij op internet. Hij is bekend in de stad en zijn blog wordt veel gelezen. Het raadslid geeft zijn ongezouten mening over allerlei onderwerpen. Ook over onderwerpen die in de raad besproken worden en ook over collega raadsleden uit andere fracties. Op zijn laatste blog suggereert hij dat een collega raadslid mogelijk via de raad geld regelt voor een stichting waar hij zelf bij betrokken is. Is dit in overeenstemming met artikel 6.6?

Antwoord: Nee, dit is niet de manier waarop je een vermoeden van een schending van de gedragscode meldt en daarmee niet in overeenstemming met artikel 6.6. Ten eerste is deze manier van communiceren in tegenspraak met artikel 5.1 a van de code. Daarnaast geldt dat een raadslid dat vermoedt dat een ander raadslid zich mogelijk schuldig maakt of zal maken aan overtreding van de code, hierover advies vraagt aan bijvoorbeeld de griffier. Als ook de griffier meent dat er mogelijk sprake is van een schending dan kan de burgemeester worden ingelicht. De Raad kan in een gentle agreement afspraken maken over welke procedure er in dat geval gevolgd zal moeten worden.

In het algemeen: partijbelang speelt geen rol bij het toezien op de naleving van de code. Gebeurt dat toch, dan is de kans bijzonder groot dat er onrecht geschiedt. Politici van alle partijen moeten dus de discipline opbrengen om bij vermoedens van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

Verder moeten alle betrokkenen bij een vermoeden van een schending van de gedragscode de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Dit om te voorkomen dat er door media-aandacht al een veroordeling plaatsvindt van een politicus nog voor er onderzoek naar het vermoeden van de schending heeft plaatsgevonden; een wellicht onschuldige politicus heeft dan ten onrechte schade opgelopen en daarnaast kan de geloofwaardigheid van de politiek hiermee onterecht worden aangetast.

Tot slot geldt dat als het rechtvaardig is om te sanctioneren, de maatregel passend moet zijn en in verhouding met de schending.

Bijlage VII

Gentle agreement over de handhaving van de integriteit van de politiek.

Een vrijwillige overeenkomst van raadsleden en raadsfracties over wat te doen bij vermeende integriteitschendingen.

Dit gentle agreement appelleert aan een gedeelde opvatting over goede samenwerking en omgangsvormen. Elke nieuw gekozen raad moet deze afspraken zelf onderschrijven en handhaven.

Hoofdstuk 1. Drie principes

1. Onpartijdige handhaving

Gedragscodes voor raad, college en burgemeester (en de wetten waarop ze gebaseerd zijn) definiëren integriteitschendingen en leggen zo de morele minima vast waaraan hun handelen moet voldoen. Over die minima zijn alle partijen het eens. De kern is dat de zuiverheid van de besluitvorming door die minima wordt gewaarborgd. Omdat alle partijen het over die minima eens zijn, is er geen enkele reden de handhaving ervan inzet te maken van partijpolitiek. Ook het verschil oppositie en coalitie zou in de handhaving geen rol mogen spelen. Gebeurt dat toch dan is de kans bijzonder groot dat er in de handhaving onrecht geschiedt. Uit het beginsel van ‘onpartijdige handhaving’ volgt, dat politici van alle partijen de discipline zouden moeten opbrengen om bij de beoordeling van integriteitkwesties boven de partijen te gaan staan.

2. Terughoudend met publiciteit.

De media volgen in Nederland politiek kritisch. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitschendingen van politici heeft dat er echter in een aantal gevallen toe geleid dat er in de media al een (voor-)veroordeling heeft plaats gevonden, voordat er onderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die (onschuldig?) onder verdenking komen te staan grote schade oplopen en dat de geloofwaardigheid van de politiek wordt aangetast. Het is daarom zaak dat alle betrokkenen bij een integriteitkwestie de grootst mogelijke terughoudendheid betrachten en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen. Daaruit volgt ook dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die er bij betrokken wordt zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van integriteitschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel over de ernst daarvan en over een passende sanctie is gevormd, mag en moet de kwestie natuurlijk wel naar buiten worden gebracht.

3. Zorgvuldigheid tegenover vermeende schender.

Iedereen die mogelijk een schending heeft begaan heeft er recht op dat er uiterste zorgvuldigheid wordt betracht in alle fasen van de handhaving. Dat begint al voordat de handeling die mogelijk een schending is, is uitgevoerd. Heb je er weet van dat iemand van plan is iets te doen dat mogelijk een integriteitschending zou betekenen, dan word je geacht hem of haar daar voor te waarschuwen en de weg te wijzen naar advies. Iedere politicus die twijfelt - uit zichzelf of op geleide van een ander - of een voorgenomen handeling een schending is heeft recht op vertrouwelijk advies. Komt iemand onder verdenking te staan dat hij een integriteitschending begaan heeft, dan dient er middels een vooronderzoek vastgesteld te worden of er überhaupt grond is voor de verdenking. Zijn er gronden, dan moet er een objectief onderzoek volgen waar ook de context in meegenomen wordt en waarin de mate van verwijtbaarheid apart wordt beoordeeld. Als er een sanctie moet volgen, moet die sanctie passend zijn en in verhouding.

Hoofdstuk 2: vijf rollen: wie doet wat?

1.Burgemeester

· Doet vooronderzoek (laat vooronderzoek doen) of een verdenking grond heeft.

· Geeft indien nodig opdracht voor integriteitonderzoek.

· Beoordeelt de resultaten van het onderzoek, legt de resultaten van het onderzoek voor aan de raad.

· Doet een voorstel voor een passende sanctie.

· Doet eventueel aangifte.

2.Griffier

· Is vraagbaak en geeft advies aan raadsleden over de vraag of een handeling een schending is.

· Ondersteunt de burgemeester, de raad en individuele raadsleden bij de uitvoering van hun rol.

3.Raad

· Beoordeelt de uitkomsten van het onderzoek.

· Spreekt zich uit over een passende sanctie.

· Legt eventueel de sanctie op.

4.Fractievoorzittersoverleg

· Vormt het klankbord voor de burgemeester waarmee deze tussentijds kan overleggen over trajecten rond vermeende schendingen, als hem dat raadzaam lijkt.

· Bekijkt samen met de burgemeester en de griffier de agenda van de raad met het oog op mogelijke risico's op schendingen

· Zorgt er voor dat raadsleden door hun eigen fractievoorzitter worden gewaarschuwd als zij integriteitrisico’s lopen.

5.Fractievoorzitter

· Steunt raadslid dat twijfelt, dat aangifte doet (of wil doen), dat verdacht wordt.

· Waarschuwt raadsleden voor integriteitrisico’s.

· Doet eventueel een voorstel aan de fractie en aan de partijafdeling voor een op te leggen sanctie na onderzoek.

Hoofdstuk 3: Procedures

Een raadslid kan twijfelen over:

  • 1.

    eigen voorgenomen of al uitgevoerde handelingen;

  • 2.

    handelingen van een ander raadslid;

  • 3.

    handelingen van een lid van het college van B&W;

  • 4.

    handelingen van een ambtenaar.

De correcte procedure verschilt in alle vier gevallen.

Twijfels t.a.v. eigen handelingen

(1a) Een raadslid twijfelt over een eigen nog uit te voeren handeling. Hij vraagt griffier om advies. Is deze voorgenomen handeling een schending? Als de griffier aangeeft dat het om een ingewikkelde kwestie gaat of als het raadslid het niet met het advies van de griffier eens is, stappen ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert (eventueel na raadpleging interne en externe deskundigen) een advies. Het raadslid volgt in principe dit advies op.

Let op: Als een raadslid toch van het advies van de burgemeester afwijkt, meldt het raadslid zelf bij de raad dat er van het advies wordt afgeweken. Gebeurt dat niet, dan meldt de burgemeester dat er van het advies wordt afgeweken.

Let op: Het komt voor dat uit het advies blijkt dat er geen eenduidige uitspraak mogelijk is over de vraag of een voorgenomen handeling een integriteitschending is of niet. Meestal betekent dit, dat ook deskundigen de zaak verschillend beoordelen. Bij een dergelijke 'hard case' is het natuurlijk aan het raadslid zelf welke keuze hij maakt over de nog uit te voeren handeling.

(1b) Een raadslid twijfelt over een eigen al uitgevoerde handeling. Zelfde procedure als onder (1a). Mocht de conclusie zijn dat er van een schending geen sprake is, is de zaak afgedaan. Mocht de gedeelde conclusie zijn dat de handeling een schending was, dan overleggen burgemeester en raadslid over de volgende stappen.

Het raadslid zal in ieder geval de raad laten weten een schending te hebben begaan en waar mogelijk die ongedaan maken of goedmaken. De burgemeester beoordeelt of er daarnaast ook sanctie nodig is en adviseert daarover aan de raad. De burgemeester laat zich daarbij door deskundigen adviseren. Het feit dat het raadslid de kwestie zelf aanhangig heeft gemaakt, wordt daarbij natuurlijk meegewogen. De raad besluit uiteindelijk over een eventuele sanctie op basis van het advies van de burgemeester.

Twijfels t.a.v. het handelen van een ander raadslid

(2a) Een raadslid twijfelt over een nog niet uitgevoerde handeling van een ander raadslid. Hij waarschuwt achtereenvolgens de ander, verwoordt zijn twijfels, verwijst het betreffende raadslid naar de griffier en de burgemeester en verwijst tenslotte naar dit gentle agreement. Zie verder onder procedure bij (1a).

(2b) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ander raadslid. Hij bespreekt dit met de ander, tenzij er goede redenen zijn om dit niet te doen. Als de ander hierdoor twijfelt over de al uitgevoerde handeling: zie de procedure onder 1b. Als de ander hierdoor niet zelf twijfelt over de al uitgevoerde handeling en dit vervolgens met de griffier bespreekt, vraagt het raadslid aan de griffier of die handeling een schending zou zijn. De griffier geeft daarover een advies. Wijst dat advies erop dat de vermeende handeling een schending zou zijn, dan overleggen beiden met de burgemeester.

Belangrijk: het raadslid doet zelf geen vooronderzoek. Dat is aan de burgemeester.

Is na het vooronderzoek de conclusie van de burgemeester dat er geen grond is voor de verdenking, dan is de zaak afgedaan. Komt uit het vooronderzoek dat het raadslid, dat verdacht wordt, zelf erkent een schending te hebben begaan, dan zie verder de procedure bij (1b).

Komt uit het vooronderzoek dat er gronden zijn voor de verdenking dat er een integriteitschending heeft plaats gevonden, maar dat er geen sprake van erkenning is door de verdachte, dan gelast de burgemeester een onderzoek door deskundigen. De burgemeester beoordeelt de resultaten van het onderzoek, legt de resultaten voor aan de raad en geeft sanctieadvies op basis van advies van deskundigen. De raad oordeelt zelf op basis van de resultaten en het advies over onderzoek en sanctie. De raad vermijdt daarbij iedere partijpolitieke bevangenheid.

Twijfels t.a.v. het handelen van een lid van het college van b&w

(3a) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een lid van het college van B&W. Zie procedure bij (2b).

Toevoeging: de raad beoordeelt geheel zelfstandig de politieke consequenties die de eventuele schending zou moeten hebben. Daarover adviseert de burgemeester niet.

(3b) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van de burgemeester. Zie procedure bij (2b). In plaats van naar de burgemeester, gaan raadslid en griffier naar de vicevoorzitter van de raad. Na vooronderzoek wordt de commissaris van de koning erbij betrokken als er reden is om het onderzoek voort te zetten.

Twijfels t.a.v. het handelen van een ambtenaar

(4) Een raadslid twijfelt over een vermeende uitgevoerde handeling van een ambtenaar. Zie procedure bij (2b). De burgemeester laat vooronderzoek en onderzoek uitvoeren onder leiding van de gemeentesecretaris of griffier, afhankelijk of het bevoegd gezag over de ambtenaar het college is (art. 160 1d Gemeentewet) of de raad (art. 107e Gemeentewet). In de regel handelt de gemeentesecretaris of griffier dit onderzoek en de sanctie af. Bij twijfel over een vermeende uitgevoerde handeling van de gemeentesecretaris of griffier, laat de burgemeester vooronderzoek uitvoeren door een deskundige. In de regel komen kwesties rond individuele ambtenaren niet in de raad.

Hoofdstuk 4: Communicatie

Over gevraagd advies

Als een raadslid een advies krijgt van de burgemeester, krijgt het raadslid dat van de griffier op schrift mee na een persoonlijk gesprek met de burgemeester. Deze adviezen (die worden opgevolgd) blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen griffier, burgemeester en het raadslid ervan.

Tijdens het vooronderzoek

Als er een vooronderzoek naar een vermeende schending wordt ingesteld, wordt het verdachte raadslid in principe altijd op de hoogte gesteld en gevraagd naar zijn visie, argumenten en motieven. Daar wordt alleen van afgeweken als het om een ernstige schending gaat en het eventuele vervolgonderzoek in gevaar komt als het verdachte raadslid op de hoogte gesteld wordt.

Als er een vooronderzoek wordt ingesteld en de conclusie is dat de verdenking ongegrond is, blijft het vooronderzoek vertrouwelijk. In dat geval weten alleen het raadslid dat meldde, het raadslid dat verdacht werd, de griffier en de burgemeester ervan.

Als er een vervolgonderzoek wordt ingesteld, wordt dat altijd besproken met het fractievoorzittersoverleg. Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er geen schending is begaan, wordt dat met het fractievoorzittersoverleg besproken. Het vervolgonderzoek blijft dan vertrouwelijk, alleen melder, verdachte, burgemeester, griffier en fractievoorzitters weten ervan.

Als het vervolgonderzoek tot de conclusie leidt dat er van een schending sprake was, legt de burgemeester de resultaten van het onderzoek voor aan de raad, samen met een beargumenteerd sanctieadvies. Daarna, en nog voor het raadsdebat, wordt de pers door de burgemeester op de hoogte gesteld.

De pers

Geen van de andere betrokkenen - melder, verdachte, fractievoorzitters, raadsleden, partijen - spreekt met de pers voordat de burgemeester de pers op de hoogte heeft gesteld. Het is ideaal als geen van de betrokkenen met de pers spreekt tot na het raadsdebat, omdat dat de kans op onpartijdigheid enorm vergroot.

De informatie over de kwestie wordt pas openbaar nadat de Burgemeester het sanctieadvies heeft gegeven aan de raad.

Hoofdstuk 5: Leren

De griffier maakt ter bespreking in de raad eens per twee jaar een geanonimiseerd overzicht van de lessen die getrokken kunnen worden uit adviezen die zijn gegeven en uit de resultaten van voor- en vervolgonderzoek. Dat gebeurt op een manier die geen link met specifieke raadsleden mogelijk maakt.

Dit gentle agreement wordt eens per twee jaar door fractievoorzitters, griffier en burgemeester geëvalueerd. Desgewenst wordt het gentle agreement bijgesteld.

Aldus gezamenlijk overeengekomen,

Aldus besloten tijdens de openbare vergadering van de gemeenteraad van de gemeente Heerlen van 7 juli 2015.

griffier,

mr. J.H.M. Martens

voorzitter,

mr. drs. F.H.H. Weekers

Toelichting: Het handelen van de overheid, wetten, verordeningen en beleid hebben grote invloed op het leven van burgers. Daaruit volgt dat de burger er recht op heeft over het overheidshandelen goed geïnformeerd te worden. De burger heeft er ook recht op de onderliggende redeneringen en afwegingen te kennen en te weten wie welke positie heeft ingenomen. Dat bij elkaar opgeteld schept de verplichting voor ambtenarenapparaat, college en raad om de burger nauwkeurig en op tijd op de hoogte te brengen van wat er wordt besproken, besloten en uitgevoerd. Dat neemt niet weg dat het ook voorkomt dat informatie rond overheidshandelen niet bekend en verspreid mag worden. Het gaat dan altijd om gevallen waarin het openbaar maken zou leiden tot het schenden van rechten van burgers, tot het onterecht toebrengen van schade aan burgers, of schade aan collectieve belangen.

Het college dient zeer prudent om te gaan met het geheim verklaren van stukken. En de raad moet hier op toezien.

Een ander punt rond informatie is het informatierecht van de raad. Het college verstrekt de raad alle inlichtingen die hij nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Daarnaast geeft het college de raad mondeling of schriftelijk alle door een of meer leden gevraagde inlichtingen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang. Als grens aan het verstrekken van inlichtingen aan de raad is dus genoemd: het moet gaan om informatie die noodzakelijk is voor het uitoefenen van de taak. Er kan discussie ontstaan over de vraag wanneer het punt bereikt is dat ‘de noodzakelijke informatie’ verstrekt is. Daar moeten politici samen uitkomen. Ook rond het vragen van informatie speelt het risico op belangen- verstrengeling of corruptie.

Artikel 4

De raad ziet er op toe dat het college van Burgemeester en Wethouders de raad goed informeert. Het college en de burgemeester verstrekken alle inlichtingen die de raad voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft, tenzij dit in strijd is met het openbaar belang. Het college en de burgemeester kunnen geheimhouding opleggen overeenkomstig de wet.

Artikel 4.1

Een raadslid betracht maximale openheid als het gaat om zijn eigen beleid en beslissingen en om de beweegredenen daarvoor. Hij handelt in overeenstemming met de Gemeentewet en met de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 4.2

Een raadslid die de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het geheime of vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behalve als de wet hem tot mededeling verplicht.

Artikel 4.3

Een raadslid maakt niet ten eigen bate of ten bate van een ander gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Art. 4.4

Een raadslid maakt brieven niet openbaar en stuurt e-mails niet door zonder

instemming van de afzender. Bij twijfel over de bedoeling van de afzender informeert hij hier eerst naar.

Hoofdstuk 5 Regels rondom de onderlinge omgang en de gang van zaken tijdens de vergaderingen

Toelichting: Elk raadslid, elke bestuurder, elke griffiemedewerker, elke ambtenaar is een medemens en verdient op basis daarvan respect. Een respectvolle omgang met elkaar maakt het beter mogelijk met elkaar tot een werkelijke beraadslaging te komen. Dat is wezenlijk voor een zorgvuldige besluitvorming. Bovendien is de manier waarop men in de raad met elkaar omgaat van invloed op de geloofwaardigheid van de politiek.

Artikel 5

Politici gaan respectvol met elkaar en met ambtenaren om.

Artikel 5.1

  • a.

    Politici bejegenen elkaar correct in woord, gebaar en geschrift.

  • b.

    Politici bejegenen de griffie en andere ambtenaren correct in woord, gebaar en geschrift.

Artikel 5.2

Politici houden zich tijdens de raadsvergadering aan het reglement van orde en volgen de aanwijzingen van de voorzitter op.

Artikel 5.3

Politici onthouden zich in woord, gebaar en geschrift, inclusief elektronische berichten, van persoonlijke aanvallen op individuele ambtenaren in raadsvergaderingen en in het openbaar.

Hoofdstuk 6 Regels rondom de naleving van de gedragscode

Toelichting: Naast het vaststellen van een gedragscode met daarin heldere gedragsregels is het van groot belang dat er op wordt toegezien dat de gedragscode ook daadwerkelijk wordt nageleefd. In de gedragscode zijn immers de regels opgenomen voor politici die zijn gebaseerd op de wet. Ze leggen de voorwaarden vast waaraan het handelen van politici minimaal moet voldoen. Als politici zich niet aan deze regels houden, komen zij daarmee als het ware onder het morele minimum dat zij met elkaar hebben afgesproken.

Het toezien op de naleving van de gedragscode is niet alleen een verantwoordelijkheid van de raad, maar een gedeelde verantwoordelijkheid van alle betrokkenen. Bijzondere rollen zijn weggelegd voor de voorzitters van college en raad, voor het presidium, voor de fractievoorzitters, voor een eventuele specifieke commissie van de raad, voor de gemeentesecretaris en de griffier, voor de besturen van partijen en afdelingen.

Artikel 6

De raad stelt de gedragscode vast voor elk van de bestuursorganen: de raad, het college en de burgemeester.

Toelichting:

Het toezicht op de naleving van de verschillende gedragscodes betreft een gedeelde verantwoordelijkheid. In de gedragscodes van raadsleden, wethouders en burgemeester, wordt ieders taak hierbij apart genoemd. Een schending van de gedragscode is een schending van de integriteit van de politiek.

Artikel 6.1

De raad ziet erop toe dat de gedragscodes worden nageleefd.

Artikel 6.2

De raad ziet er in het bijzonder op toe dat de raad, de fracties en de individuele raadsleden de eigen gedragscode van de raad naleven. De griffier ondersteunt de raad hierbij.

Artikel 6.3

Het college ziet er in het bijzonder op toe dat het college en de individuele collegeleden de gedragscode van de wethouders naleven. De gemeentesecretaris ondersteunt het college hierbij.

Artikel 6.4

De burgemeester ziet er in het bijzonder op toe dat hij de gedragscode van de burgemeester naleeft. De gemeentesecretaris en de griffier ondersteunen de burgemeester hierbij.

Artikel 6.5

De raad, het college en de burgemeester leggen jaarlijks een gezamenlijke verklaring af over het functioneren van de drie gedragscodes. De griffier en de gemeentesecretaris ondersteunen hen hierbij.

Toelichting:

Er zijn verschillende fasen te onderscheiden die spelen bij het toezien op de naleving van de code, te weten:

  • a.

    het bespreken van lastige integriteitkwesties;

  • b.

    het signaleren van vermoedens van schendingen van de code;

  • c.

    het eventueel onderzoeken van vermoedens van schendingen van de

code;

d.het eventueel sanctioneren van schendingen van de code.

In iedere fase is het van belang om ‘onpartijdig’, ‘terughoudend met publiciteit’ en ‘zorgvuldig’ te zijn. Alleen dan kan een rechtvaardige manier van handhaven van de gedragscode worden gegarandeerd.

Het bespreken en melden is uitgewerkt in het gentle agreement over de handhaving van de integriteit van de politiek.

Artikel 6.6 Het bespreken van lastige integriteitkwesties

Een raadslid dat twijfelt of een handeling die hij wil verrichten of nalaten een overtreding van de code zou kunnen zijn, wint hierover advies inbij de griffier.

Artikel 6.7 Het signaleren van vermoedens van schendingen van de code

Als een raadslid vermoedt dat een regel van de gedragscode wordt overtreden door een ander raadslid, een wethouder of de burgemeester, dan rust op hem de verplichting om hiervan melding te maken.

Artikel 6.8 Het onderzoeken van vermoedens van schendingen van de code

In het geval er een concreet vermoeden is dat een raadslid, een wethouder of de burgemeester een regel van de gedragscode heeft overtreden, kan er opdracht gegeven worden een onderzoek hiernaar te verrichten.

Artikel 6.9 Het sanctioneren van schendingen van de code

Als is komen vast te staan dat er sprake is van overtreding van een regel van de gedragscode dan kan dit leiden tot een sanctie.

Toelichting:

Als is komen vast te staan dat een politicus een regel van de gedragscode heeft overtreden, dan kan dit tot een sanctie leiden. Deze sanctie dient proportioneel te zijn.

Bij het bepalen van de sanctie spelen de aard van de schending en de context waarbinnen de schending heeft plaatsgevonden, een belangrijke rol.

Niet alle schendingen zijn even zwaar en moeten of kunnen op dezelfde manier worden gesanctioneerd.

Schendingen die de zuiverheid van de besluitvorming raken, zoals belangenverstrengeling, corruptie en sommige kwesties rondom het gebruik van informatie, raken aan de kerntaak van politici en zijn om die reden het ernstigst. Hier zijn de gevolgen voor burgers en het vertrouwen van burgers in het openbaar bestuur het meest in het geding. Bij dergelijke schendingen passen in de regel dan ook de zwaarste sancties. Een te lichte sanctie die volgt op een ernstige schending kweekt onbegrip en tast de geloofwaardigheid aan; hetzelfde geldt voor een te zware sanctie op een lichte schending.

Van belang is vervolgens om zowel verzwarende als verzachtende omstandigheden in kaart te brengen. Was er sprake van opzet? Van naïviteit? Is de politicus onder druk gezet van zijn partijgenoten of anderen? Hoe ernstiger de schending en hoe duidelijker de regel is die is overtreden, hoe minder snel er een verzachtende omstandigheid zal worden aangenomen.

Er zijn verschillende ‘sancties’ die aan de orde kunnen zijn voor gekozen dan wel benoemde politici.

  • -

    Aanspreken

  • -

    publiek excuus

  • -

    afkeuring door partijen

  • -

    motie van treurnis

  • -

    motie van wantrouwen

  • -

    schorsing en ontslag bestuurder

  • -

    raadslidmaatschap houdt op te bestaan of wordt vervallen verklaard

  • -

    uit de fractie verwijderen door de eigen partij

  • -

    royement van het lidmaatschap van de eigen partij

  • -

    strafrechtelijke vervolging

  • -

    negatieve media-aandacht

De wet biedt de mogelijkheid tot het toepassen van verschillende formele sancties (zie bijlage III). Sommige overtredingen van de gedragscode leveren daarnaast ook een strafbaar feit op waarvan aangifte kan of moet worden gedaan en die kunnen leiden tot strafrechtelijke vervolging.