Regeling vervallen per 01-01-2017

Beleidsregel individuele bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2015, eerste wijziging

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-12-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2015

Intitulé

Beleidsregel individuele bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2015, eerste wijziging

”BELEIDSREGEL INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND GEMEENTE HEERLEN 2015, EERSTE WIJZIGING”

beleidsregel

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE RICHTLIJNEN

Artikel 1 begripsbepalingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening

ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening ouderen en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen

2004 (Bbz 2004);

  • b.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen;

  • c.

    Adequate voorziening: de meest goedkope passende voorziening;

  • d.

    Draagkracht: het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen;

  • e.

    Bijstandsnorm: de normen zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22

    en 23 van de Participatiewet.

    • 2.

      Begrippen die in deze beleidsregel gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 moment van aanvraag

  • 1. Aanvragen voor bijzondere bijstand kunnen tot 1 maart na het kalenderjaar waarin de kosten zijn gemaakt, worden ingediend.

  • 2. Voor de kostensoorten genoemd in hoofdstuk 5 is het eerste lid van dit

    artikel niet van toepassing.

Artikel 3 draagkracht

  • 1. De draagkrachtperiode is het kalenderjaar waarin de kosten zich

    voordoen.

  • 2. De draagkracht voor de individuele bijzondere bijstand voor de kosten niet voor direct levensonderhoud wordt uitgedrukt in een percentage van de normen, zoals bedoeld in de artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet namelijk:

    • a.

      80% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande;

    • b.

      100% van de gehuwdennorm voor een alleenstaande ouder;

    • c.

      110% van de gehuwdennorm voor een gezin.

  • 3. Alle in het tweede lid van dit artikel genoemde percentages zijn

    inclusief vakantietoeslag.

  • 4. Voor aanvragen van burgers waarvan de vakantietoeslag niet bekend is, wordt een vast percentage vakantietoeslag aangehouden, namelijk:

    • -

      voor klanten met inkomsten uit arbeid: 8%;

    • -

      voor overige klanten (andere uitkeringen): 5%.

  • 5. Bij kosten van direct levensonderhoud beloopt de draagkracht

    * voor overige klanten (andere uitkeringen): 5%.

  • 5. honderd procent van het in aanmerking te nemen inkomen boven de bijstandsnorm (na toepassing van de kostendelersnorm).

  • 6. Alle inkomen boven de in het eerste lid van dit artikel genoemde percentages, wordt volledig meegerekend als draagkracht.

  • 7. Het vermogen boven de vermogensgrens als bedoeld in artikel 34 lid 3

    Participatiewet wordt volledig in aanmerking genomen bij het bepalen

    van de draagkracht.

  • 8. Het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen wordt vastgesteld volgens de regels van de Participatiewet.

  • 9. Indien een aanvrager is toegelaten tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) of als een minnelijk schuldhulpverleningstraject lopende is, wordt de aanvrager niet geacht over enige draagkracht te beschikken.

  • 10. Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de volledige draagkracht in één keer verrekend met het recht op bijzondere bijstand.

  • 11. Eventuele draagkracht wordt naar evenredigheid verrekend met het periodieke recht op bijstand.

  • 12. De draagkracht kan gedurende de draagkrachtperiode worden gewijzigd bij een verandering in de financiële situatie van een belanghebbende.

Artikel 4 drempelbedrag

  • 1. Het drempelbedrag bedraagt € 50 per kalenderjaar.

  • 2. Als in een draagkrachtjaar de drempel reeds door een andere

    gemeente in mindering is gebracht wordt geen drempel meer toegepast.

  • 3. De drempel geldt niet voor:

    • a.

      Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren < 21 jaar;

    • b.

      Suppletie op een lening;

    • c.

      Bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening;

    • d.

      Bijzondere bijstand die wegens het geheel of gedeeltelijk ontbreken van de afloscapaciteit "om niet" wordt verstrekt;

    • e.

      Bijzondere bijstand voor medische kosten die gemaakt zijn door het opleggen van artikel 55 van de Participatiewet;

    • f.

      Woonkostentoeslag;

    • g.

      Eigen bijdrage CAK;

    • h.

      Toeslag overgangsrecht alleenstaande ouders met fiscaal partner.

      van Heerlen die:

    • a.

      18 jaar of ouder is (personen jonger dan 18 jaar zijn meeverzekerd

      bij de ouders);

    • b.

      een inkomen heeft dat niet hoger is dan 130% van de normen als

      bedoeld in artikel 20,21,22 of 23.

Artikel 5 collectieve ziektekostenverzekering

Artikel 5 collectieve ziektekostenverzekering

  • 1.

    Bij medische kosten wordt uitgegaan van de vergoeding die op grond van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering mogelijk is.

  • 2.

    Als de collectieve ziektekostenverzekering bepaalde medische kosten

niet (geheel) dekt, is bijzondere bijstand enkel mogelijk als er sprake is van een medische noodzaak en bijzondere(medische) omstandigheden.

  • 3.

    Geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      zelfzorgmiddelen

    • b.

      niet-reguliere geneeswijzen

    • c.

      behandelingen in het buitenland, tenzij vooraf toestemming van het

      college is verkregen

    • d.

      kosten die zijn uitgesloten onder de basisverzekering en ook niet

      voor vergoeding via de aanvullende verzekering in

      aanmerking komen.

  • 4.

    Aan de collectieve ziektekostenverzekering kan deelnemen de burger van Heerlen die:

    • a.

      18 jaar of ouder is (personen jonger dan 18 jaar zijn meeverzekerd

      bij de ouders);

    • b.

      een inkomen heeft dat niet hoger is dan 130% van de normen als bedoeld in artikel 20,21,22 of 23.

Artikel 6 eigen risico

Er wordt in principe geen bijzondere bijstand verstrekt voor verplicht of vrijwillig eigen risico van de ziektekostenverzekering.

Artikel 7 alarmering

  • 1. De noodzaak wordt vastgesteld door de ziektekostenverzekering of

    Meander.

  • 2. Vergoed wordt:

    • a.

      De eigen bijdrage en de kosten van het abonnement op de

      alarmeringsdienst, of

    • b.

      De aanschaf van een apparaat in eigendom.

Artikel 8 maaltijdvoorziening

  • 1. De noodzaak is vastgesteld als Alcander een schriftelijk verklaring

    overgelegd heeft waarin de indicatiestelling opgenomen is.

  • 2. Als Alcander de noodzaak niet kan vaststellen wordt advies

    ingewonnen bij de GGD.

  • 3. De keuze voor een verantwoorde aanbieder van gezonde maaltijden is

    aan belanghebbende.

  • 4. Er wordt een tegemoetkoming in de kosten verstrekt van €110

    Euro per maand.

  • 5. De tegemoetkoming wordt jaarlijks aangevraagd.

Artikel 9 additionele bewassingskosten en kledingslijtage

  • 1. Om de medische noodzaak vast te stellen wordt een keuring

    aangevraagd bij de GGD.

  • 2. De GGD geeft een schatting van de meerkosten.

Artikel 10 additionele stookkosten

  • 1. Om de medische noodzaak vast te stellen wordt een keuring

    aangevraagd bij de GGD.

  • 2. De GGD geeft een schatting van de meerkosten.

Artikel 11 additionele kosten dieet

  • 1. Om de medische noodzaak vast te stellen wordt een keuring

    aangevraagd bij de GGD.

  • 2. De GGD geeft een schatting van de meerkosten.

Artikel 12 eigen bijdrage Wmo

  • 1. Mogelijke vergoedingen in het kader van de Wet Maatschappelijke

    Ondersteuning (Wmo) worden als voorliggende voorziening

    beschouwd.

  • 2. De eigen bijdrage van de Wmo wordt als uit bijzondere omstandig heden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan aangemerkt.

  • 3. De bijstand wordt verleend voor de duur van één kalenderjaar jaar na

    overlegging van nota’s.

Artikel 13 vorm van de bijstand

  • 1. De bijzondere bijstand opgenomen in dit hoofdstuk van deze

    beleidsregel wordt om niet verstrekt.

  • 2. Indexering van de bedragen van de artikelen 7 tot en met 11 geschiedt

    conform de alimentatie-index.

  • 3. De in dit hoofdstuk beschreven kostensoorten worden steeds voor de

    duur van één kalenderjaar toegekend, na ommekomst waarvan de

    noodzaak opnieuw dient te worden vastgesteld.

HOOFDSTUK 3 MAATSCHAPPELIJKE KOSTEN

Paragraaf 1 Reiskosten

Artikel 14 reiskosten bezoek ziek familielid

  • 1. De aanvrager komt voor een vergoeding in aanmerking wanneer:

    • a.

      Het zieke familielid behoort tot het gezin van de bezoeker of een familielid in de eerste graad is en;

    • b.

      Het zieke familielid verblijft langer dan een week in een inrichting in de zin van artikel 1 sub f Participatiewet en;

    • c.

      De reisafstand is langer dan 2 zones openbaar vervoer.

  • 2. De bezoekfrequentie is één per maand voor twee personen of twee

    keer per maand voor één persoon.

  • 3. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste

    vervoersmogelijkheid.

Artikel 15 bezoek IND loket

Artikel 15 bezoek IND loket

  • 1.

    De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste

    vervoersmogelijkheid.

  • 2.

    Betaling vindt plaats na overlegging van vervoersbewijzen (bij

gebruikmaking openbaar vervoer) en het nieuwe vreemdelingendocument.

Artikel 16 reiskosten voor in een instelling verblijvend kind

  • 1. De reisafstand is langer dan 2 zones openbaar vervoer.

  • 2. Als een kind niet alleen kan reizen, worden tevens de reiskosten van de

    begeleider vergoed.

  • 3. De hoogte van de bijstand wordt afgestemd op de goedkoopste

    vervoersmogelijkheid.

Paragraaf 2 Woonkosten

Artikel 17 vorm bijzondere bijstand

  • 1.

    De in deze paragraaf beschreven kostensoorten kunnen worden verleend:

    • a.

      Als borgstelling voor een lening bij Kredietbank Limburg of;

    • b.

      Als een geldlening bij Gemeente Heerlen of;

    • c.

      Om niet.

  • 2.

    Het bescheiden vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 lid 3

    Participatiewet wordt voor de kosten in deze paragraaf niet vrij

    gelaten.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid wordt voor de kostensoorten genoemd in

    de artikelen 18,19,20 in eerste instantie de bijzondere bijstand

verstrekt in de vorm van een geldlening indien belanghebbende niet of over een gedeeltelijke afloscapaciteit beschikt.

  • 4.

    Een lening van de Kredietbank wordt als een voorliggende voorziening

    beschouwd.

  • 5.

    In aansluiting op het derde lid is belanghebbende verplicht zich te

    melden en mee te werken aan een traject bij het Centraal Loket

Schuldhulpverlening, tenzij belanghebbende uitgesloten is of een beperkt aanbod krijgt van gemeentelijke schuldhulpverlening.

6.Indien belanghebbende aan de verplichtingen voldoet zoals genoemd in

lid 5, kan belanghebbende bij het college een schriftelijk verzoek indienen om de leenbijstand om te zetten in bijstand om niet.

7.Bij het niet voldoen aan de voorwaarden genoemd in lid 5 wordt het

7. verzoek genoemd in lid 6 afgewezen.

Artikel 18 eerste maand huur en waarborgsom

  • 1. Onder eerste maand huur en waarborgsom wordt verstaan de kosten

    die betaald moeten worden bij ondertekening van een nieuw

    huurcontract.

  • 2. De bijstand wordt uitbetaald na overlegging van het huurcontract en geheel uitbetaald aan de verhuurder.

Artikel 19 duurzame gebruiksgoederen

  • 1. Als de aanvraag betrekking heeft op meubels en/of witgoed wordt

    alleen de aanschaf van 2de hands meubels vergoed.

  • 2. De bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de offertes en,

    indien mogelijk, geheel aan de leverancier betaald.

Artikel 20 stoffering

1.De hoogte van de bijstand voor stoffering wordt bepaald aan de hand

van de NIBUD prijzengids tot een maximum bedrag 75% van de NIBUD prijzen per huishoudtype dat het NIBUD aangeeft.

2.De bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de offertes en

2. indien mogelijk, geheel aan de leverancier betaald.

Artikel 21 suppletie

  • 1. Een suppletie op de aflossingsverplichtingen van een lening bij de Kredietbank kan worden toegekend als:

    • a.

      de kosten waarvoor de lening wordt afgesloten noodzakelijk worden geacht;

    • b.

      een borgstelling is afgegeven voor de lening en;

    • c.

      de totale aflossingsduur niet langer is dan 36 maanden.

  • 2. De hoogte van de suppletie is het saldo van de totale maandelijkse

    aflossingsverplichting (aflossing en rente) minus 10% van de

    toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 3. Aan de bijstand wordt de verplichting verbonden om de totale

    maandelijkse aflossingsverplichting op de uitkering te laten inhouden.

Artikel 22 doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een inrichting

  • 1.

    Bij opname in een inrichting kan bijstandsverlening voor het doorbetalen van de vaste lasten noodzakelijk zijn voor een:

    • a.

      Belanghebbende van 21 jaar of ouder zonder partner waar de noodzaak tot verblijf in een inrichting is vastgesteld en wel vanaf de derde volle maand na opname.

    • b.

      Belanghebbende jonger dan 21 jaar zonder partner waar de

noodzaak tot verblijf in een inrichting is vastgesteld en wel vanaf einddatum van de algemene bijstand.

2.Als een partner jonger dan 21 jaar achterblijft en de noodzaak tot

2. verblijf in een inrichting is vastgesteld wordt het inkomen van deze

2. partner met bijzondere bijstand levensonderhoud aangevuld tot de

toepasselijke bijstandsnorm en dienen de doorlopende vaste lasten te worden voldaan uit diens inkomen.

  • 3.

    Als vooraf duidelijk is dat de opname 1 jaar of langer gaat duren en

    belanghebbende tussentijds niet naar huis mag, is bijzondere bijstand

    niet mogelijk.

  • 4.

    Bijzondere bijstand is voor de volgende vaste lasten mogelijk:

    • a.

      Huur of hypotheek;

    • b.

      Vastrecht van energiekosten;

    • c.

      Vastrecht van water;

    • d.

      Woning gerelateerde verzekeringen.

HOOFDSTUK 4 RECHTSBIJSTAND EN FINANCIËLE ZAKEN

Artikel 23 eigen bijdrage rechtsbijstand

Voor vergoeding komen enkel in aanmerking de kosten op grond van artikel 4 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand, met dien verstande dat de mogelijke korting op de eigen bijdrage als via het Juridisch Loket naar een advocaat wordt verwezen op de bijstand in mindering wordt gebracht”.

Artikel 24 budgetbeheer

Het college beschouwt in het geval van budgetbeheer de dienstverlening die geboden wordt door Kredietbank Limburg (KBL) als een voorliggende voorziening.

Artikel 25 bewindvoerderskosten

  • 1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt indien de rechter heeft vastgesteld dat bewindvoering noodzakelijk is.

  • 2. Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand wanneer de salariskosten van een WSNP bewindvoerder betaald kunnen worden uit de boedel.

  • 3. De bijzondere bijstand wordt periodiek uitbetaald na het overleggen van:

    • a.

      de beschikking van de rechtbank waarin de onderbewindstelling vastgelegd is.

    • b.

      een deugdelijk factuur.

  • 4. De hoogte van de vergoeding is opgenomen in de Regeling beloning bewindvoerders, curatoren en mentoren’ .

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het vierde lid wordt voor alle klanten met beschermingsbewind door de KBL de daadwerkelijk in rekening gebrachte kosten betaald.

Artikel 26 curatele

  • 1. Bijzondere bijstand wordt verstrekt wanneer de rechter heeft

    vastgesteld dat curatele noodzakelijk is.

  • 2. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald na het overleggen van de

    beschikking van de rechtbank waarin de curatele en de vaststelling van

    de hoogte van de vergoeding vastgelegd is.

  • 3. De hoogte van de bijzondere bijstand wordt afgestemd op de door de

    rechter in zijn vonnis vastgelegde vergoeding voor de curator.

HOOFDSTUK 5 LEVENSONDERHOUD & WOONKOSTENTOESLAG

Artikel 27 jongerentoeslag

De hoogte van de bijzondere bijstand ex artikel 12 Participatiewet is

maximaal het verschil tussen de van toepassing zijnde jongerennormen ex

artikel 20 Participatiewet en 50% van de norm als bedoeld in artikel 21 onder

b Participatiewet.

Artikel 28 bijzondere bijstand woonkostentoeslag huurwoning

  • 1. De Wet op de huurtoeslag (WHT) wordt aangemerkt als voorliggende

    voorziening.

  • 2. De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de maximale duur van

    een jaar met daaraan gekoppeld de verplichting tot het zoeken naar

    goedkopere huisvesting.

  • 3. Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt, als deze minder bedraagt

    dan € 24,-per jaar / € 2,- per maand.

  • 4. De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek.

Artikel 29 bijzondere bijstand woonkostentoeslag eigendomswoning

  • 1. De voorlopige teruggave hypotheekrente wordt als een voorliggende

    voorziening beschouwd

  • 2. Er wordt geen woonkostentoeslag verstrekt, als deze minder bedraagt dan €24,- per jaar / € 2,- per maand.

  • 3. De woonkostentoeslag wordt berekend conform de WHT-systematiek

  • 4. Bij het bepalen van de woonkosten wordt rekening gehouden met vaste bedragen voor onderhoudskosten, en , indien van toepassing, de cv-installatie, de lift en de kosten van algemeen beheer en administratie bij (bij flats en appartementen)

  • 5. Dit artikel treedt met ingang van 1-1-2014 in werking.

Artikel 30 bijzondere bijstand woonkostentoeslag doorgangshuis blijf van mijn lijf

  • 1. De Wet op de huurtoeslag (WHT) wordt aangemerkt als voorliggende

    voorziening.

  • 2. De woonkostentoeslag wordt toegekend per datum vestiging en

    maximaal voor de duur van het kalenderjaar.

  • 3. De hoogte van de woonkostentoeslag wordt berekend conform WHT systematiek.

HOOFDSTUK 6 OVERIGE KOSTENSOORTEN

Artikel 31 begrafeniskosten

1.Bijstand kan verleend worden aan erfgenamen en bloed- en

1. aanverwanten die krachtens de artikelen 392-396 van Boek 1 van het

Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-/aanverwante niet

over voldoende middelen beschikt om (zijn aandeel) in de kosten te voldoen.

  • 2.

    De volgende kosten kunnen als noodzakelijk aangemerkt worden:

    • a.

      delven van een graf;

    • b.

      grafrechten (minimale termijn);

    • c.

      kist, hoes en verzorging overledene;

    • d.

      kerkelijke uitvaartdienst (indien geen gezinsbijdrage is betaald);

    • e.

      rouwwagen;

    • f.

      dragers, vervoerskosten dragers;

    • g.

      opbaren in rouwkamer;

    • h.

      vervoer overledene;

    • i.

      ondernemersloon;

    • j.

      50 rouwbrieven inclusief porto;

    • k.

      bidprentjes;

    • l.

      uittreksel overlijdensregister;

    • m.

      kosten van cremeren inclusief bijzetting van as in een algemene

      ruimte.

  • 3.

    Als niet noodzakelijke kosten kunnen worden beschouwd:

    • a.

      rouwadvertentie;

    • b.

      meerkosten die voortvloeien uit culturele en religieuze achtergrond;

    • c.

      koffietafel, bloemen, grafsteen, volgauto's etc.

  • 4.

    De in aanmerking komende kosten worden vergoed tot maximaal

    €3260,77 (index 01-01-2012)

Artikel 32 voor- en vroegschoolse educatie

1.Vergoed wordt de eigen bijdrage die ouders moeten betalen voor

deelname van hun kind (leeftijd tussen 2 en 4 jaar) aan een VVE-programma (vroegschoolse educatie) in een peuterspeelzaal.

  • 2.

    De noodzaak van deelname blijkt uit een schriftelijke verklaring van de

    Stichting Peuterspeelzaal Heerlen.

  • 3.

    Vergoed wordt de eigen bijdrage tot een maximum van € 300,- per

    jaar per kind.

  • 4.

    Betaling vindt plaats na overlegging van de nota's van de

    peuterspeelzaal.

Artikel 33 legeskosten verblijfsvergunning

  • 1. De vreemdeling die een aanvraag indient voor bijstand moet voldoen

    aan de eisen genoemd in artikel 11 lid 2 en 3 van de Participatiewet.

  • 2. Er kan bijstand verstrekt worden voor de legeskosten van:

    • a.

      het verkrijgen van het eerste verblijfsdocument.

    • b.

      verlengen van een verblijfsdocument.

    • c.

      naturalisatie.

  • 3. De in lid 2 opgenomen legeskosten worden verstrekt onder aftrek van

    de kosten die een aanvrager zou maken voor het aanvragen van een

    paspoort.

Artikel 34 inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als "beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2015, eerste wijziging".

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2015 onder intrekking van

    de beleidsregel individuele bijzondere bijstand gemeente Heerlen 2015.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van 7 juli 2015.

gemeentesecretaris,

mw. C.L.A.F.M. Bruls

waarnemend burgemeester,

mr. drs. F.H.H. Weekers

Artikelsgewijze toelichting op de beleidsregel Bijzondere Bijstand

(Alleen artikelen waarbij een toelichting noodzakelijk is, zijn opgenomen)

In deze beleidsregel worden beleidsuitgangspunten vastgelegd. Deze hebben

betrekking op zowel bijzondere bijstand op basis van artikel 35 WWB als

bovenwettelijk gemeentelijk begunstigend gemeentelijk beleid.

Criteria die bij de beoordeling van bijzondere bijstand beoordeeld worden zijn:

• Is er sprake van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende

noodzakelijke kosten ?

• Kunnen de kosten niet uit eigen inkomen/vermogen betaald worden ?

• Was het wel/niet mogelijk om voor de kosten te reserveren ?

• Kunnen de kosten uit oogpunt van solidariteit en armoedebestrijding

in redelijkheid (gedeeltelijk) voor rekening van belanghebbende

komen ?

• Is er een voorziening waarop de belanghebbende of het gezin

aanspraak kan maken ter bekostiging van de kosten ?

Algemeen

Bijzondere bijstand is alleen mogelijk als:

  • a.

    een adequate voorliggende voorziening ontbreekt of;

  • b.

    er sprake is van noodzakelijke kosten die door bijzondere omstandigheden veroorzaakt zijn of worden en die volgens het oordeel van het college niet betaald kunnen worden uit het

    (gezins-) inkomen en vermogen en;

  • c.

    er gekozen is voor een adequate voorziening;

Van de kosten waarop de aanvraag betrekking heeft dienen nota's overgelegd te worden en offertes mogen niet ouder dan 1 maand zijn.

Tenzij anders vermeld zijn de draagkrachtregels van artikel 3 en de drempel van artikel 4 van deze beleidsregel van toepassing.

Hoofdstuk 1 Algemene richtlijnen

Artikel 3

Lid 1

De gekozen formulering kan op twee manieren worden geïnterpreteerd:

  • 1.

    De kosten doen zich voor als de behandeling heeft plaatsgevonden (b.v. bij medische kosten en bij bewindvoerders de periode dat de bewindvoerder zijn tarief al van de rekening heeft

    afgeschreven)

  • 2.

    De kosten doen zich voor als een rekening wordt verstuurd (= datum nota).

Wij kiezen voor de interpretatie die voor de belanghebbende het gunstigst is.

Lid 2

Door de introductie van de kostendelersnorm ingaande 1 januari 2015 zouden veel mensen die nu recht op bijzondere bijstand hebben dat niet meer hebben, aangezien de kostendelersnorm lager is. Dat willen we niet.

Daarom is gezocht naar een systematiek die zoveel mogelijk bestaande rechten respecteert. Dat

doen we door bij de vaststelling van de draagkracht géén rekening te houden met de kostendelersnorm, maar uit te gaan van de “reguliere normen” uit artikel 20 t/m 23 van de Participatiewet.

Lid 3

Het is gemeentelijk beleid of bij de vaststelling van het netto-inkomen rekening wordt gehouden met het recht op vakantietoeslag over dat inkomen en zo ja, op welke wijze de hoogte van de vakantietoeslag wordt bepaald. Echter: ook indien de gemeente ervoor heeft gekozen om bij de

berekening van het in aanmerking te nemen inkomen de vakantietoeslag buiten beschouwing te laten geldt dat het inkomen moet worden afgezet tegen de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag. Daarom is gekozen om het inkomen te nemen inclusief vakantiegeld. Indien bij de uitvoering het vakantiegeld niet bekend is, word in het kader van een efficiënte uitvoering een vast percentage aangehouden.

Lid 4

Alle inkomen boven het bedrag als bedoeld in het 2e lid van dit artikel wordt in aanmerking genomen als draagkracht.

Lid 5

De draagkracht is 100% van het in aanmerking te nemen inkomen als genoemd in artikel 31 Participatiewet bij de kosten voor direct levensonderhoud en geldt voor de volgende kostensoorten:

• Aanvullende bijzondere bijstand voor jongeren <21 jaar;

• Bijzondere bijstand inrichtingsnorm voor jongeren < 21 jaar;

• Woonkostentoeslag

• Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een inrichting

• Overbruggingsuitkering

• Toeslag voormalig alleenstaand ouder

Lid 7

Bij een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken mag het college enkel de draagkracht berekenen over middelen waarover de belanghebbende daadwerkelijk de beschikking heeft (CRvB 01-02-2005, nr. 02/93 NABW). De CRvB neemt hierbij als uitgangspunt dat dit slechts de middelen betreft die op de voet van artikel 295 lid 2 Faillissementswet buiten de boedel worden gelaten. Aangezien dit in de praktijk neerkomt op 90% van de bijstandsnorm, betekent dit dat er in het algemeen geen draagkracht bestaat bij

een belanghebbende ten aanzien van wie een schuldsaneringsregeling van

toepassing is. Dit is tevens van toepassing op mensen die in een minnelijk

schuldhulpverleningstraject zitten, omdat zij de facto in een zelfde inkomenspositie verkeren.

Lid 9

Bij een periodieke verstrekking over een kortere periode dan 12 maanden wordt de draagkracht slechts verrekend over de maanden waarover de bijzondere bijstand wordt toegekend. De draagkracht over de overige maanden van dat betreffende jaar blijft buiten beschouwing.

Lid 10

Een vastgestelde draagkracht kan gedurende het jaar gewijzigd worden bij een naar het oordeel van het college ingrijpende wijziging in de financiële omstandigheden. De om deze reden gewijzigde draagkracht heeft geen gevolgen voor de reeds uitbetaalde bijzondere bijstand in dat kalenderjaar tenzij er sprake is van schending inlichtingenplicht op grond van artikel 17 van de Participatiewet.

Artikel 4

Het college kan bijzondere bijstand weigeren, indien de kosten binnen twaalf

maanden een bedrag van € 127 (bedrag per 1 juli 2013) niet te boven gaan (art. 35 lid 2 Participatiewet). Heerlen heeft een langer drempelbedrag vastgesteld van €50,00 per jaar.

Hoofdstuk 2 Medische kosten

Algemeen

Een samenwerkingsverband van 19 Zuid-Limburgse gemeenten ( Beek, Brunssum, Onderbanken, Landgraaf, Heerlen, Kerkrade, Nuth, Simpelveld, Voerendaal, Maastricht, Eijsden, Gulpen-Wittem, Margraten, Meerssen, Vaals, Schinnen, Sittard-Geleen, Stein en Valkenburg aan de Geul, biedt aan inwoners met een laag inkomen de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve ziektekostenverzekering. De huidige collectieve ziektekostenverzekeraars zijn, na een doorlopen aanbestedingsprocedure, IzaCura en VGZ.

De collectieve ziektekosten –verzekering bestaat uit één integraal pakket van basisverzekering en aanvullende verzekering. Deelnemers hebben hierin geen keuze.

Onder ‘laag inkomen’ wordt verstaan een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Per 1 januari 2014 wordt deze inkomensgrens verhoogd naar 130%.

Artikel 5

Lid 1

Hiermee wordt bedoeld dat de mogelijke vergoeding op grond van de collectieve ziektekostenverzekering leidend is. We verstrekken geen bijzondere bijstand als de collectieve ziektekostenverzekeraar een volledige vergoeding voor de kosten kent, zulks ongeacht of mensen al dan niet deelnemen aan de collectieve ziektekostenverzekering of bij een andere ziektekostenverzekeraar verzekerd zijn.

Als iemand bijvoorbeeld bij CZ verzekerd is en deze verzekeraar kent een lagere vergoeding, dan wordt voor het verschil geen bijzondere bijstand verleend.

Lid 2

De collectieve ziektekostenverzekeraar vergoedt niet alles (volledig). In dat geval wijzen we niet zondermeer af. Voor de WWB gelden Zorgverzekeringswet en

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten als voorliggende, toereikende en passende voorziening.

We voeren bovenwettelijk begunstigend beleid, gebaseerd op de volgende

uitgangspunten:

• we gaan uit van de vergoeding van de collectieve ziektekostenverzekering;

• het moet gaan om reguliere geneeskunde c.q. een erkende behandeling;

• de kosten moeten in Nederland opkomen;

• er moet sprake zijn van een gebruikelijk kostenniveau;

• er moet sprake zijn van een aantoonbare medische noodzaak;

• de kosten kunnen niet uit eigen inkomen/vermogen betaald worden;

• reserveren was niet mogelijk.

Lid 3 sub a Zelfzorgmiddelen

Onder zelfzorgmiddelen vallen zowel zelfzorggeneesmiddelen als andere medische zelfzorgmiddelen. Een zelfzorgmedicijn of zelfzorggeneesmiddel is een eenvoudig medicijn dat zonder recept verkrijgbaar is, zoals pijnstillers, hoestdranken, neusdruppels, anti-diarreemiddelen, anti-wagenziekte, smeermiddelen tegen spierpijn of pijn na kneuzingen. Voorbeelden zijn paracetamol, ibuprofen, aspirine, trachitol, antimycotica en antacida.

Naast zelfzorggeneesmiddelen zijn er ook andere medische zelfzorgmiddelen, zoals apparatuur om de bloeddruk te meten, thermometers etc. . Deze kosten komen niet voor vergoeding via de bijzondere bijstand in aanmerking.

Lid 3 sub b Reguliere geneeskunde

Bijzondere bijstand is enkel mogelijk voor wetenschappelijk aanvaarde

behandelingen waarvoor algemeen aanvaard wetenschappelijk bewijs van

geneeskundige effectiviteit geleverd is. De kosten van alternatieve en experimentele

geneeswijzen alsmede kwakzalverij komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Lid 3 sub c Behandeling in Nederland

De Bijstand is gebaseerd op het territorialiteitsbeginsel. Dat betekent dat geen vergoeding mogelijk is voor kosten die buiten Nederland gemaakt worden. Alleen wegens zeer dringende redenen kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. Er moet dan sprake zijn van een acute noodsituatie.

Lid 3 sub d uitgesloten van verzekering

De Rijksoverheid beslist wat er in het basispakket zit en zorgverzekeraars bepalen wat er in de aanvullende verzekering zit. Als kosten onder beide zijn uitgesloten vindt er ook geen vergoeding via de bijzondere bijstand verstrekt.

Een bekend voorbeeld van dergelijke niet voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn maagzuurremmers en benzodiazepinen (slaap- en kalmeringsmiddelen).

Maar bijvoorbeeld ook Ivf-behandelingen boven een bepaalde leeftijd.

Artikel 6 eigen risico

Ingaande 1 januari 2014 wordt het verplicht eigen risico meeverzekerd in de

collectieve ziektekostenverzekering.

Artikel 8 maaltijdvoorziening

De vergoeding voor mensen die een indicatie hebben voor maaltijdvoorziening is sterk vereenvoudigd. Als de noodzaak vast staat vergoeden wij een vast bedrag per maand. Het is dus niet meer nodig om maaltijden te declareren. Ook de ingewikkelde berekeningen van voorheen

( standaardbedrag - NIBUD bedrag per warme maaltijd x alimentatie-index) behoren hiermee tot het verleden.

Artikel 9 additionele bewassingskosten en kleding vervanging

Lid 1

Omstandigheden waardoor de kosten bijvoorbeeld noodzakelijk kunnen zijn :

• Een meer dan normale slijtage van kleding en schoeisel als gevolg van een

lichamelijke aandoening.

• Een door ziekte of handicap in korte tijd sterk gewijzigde lichaamsomvang.

• Het als gevolg van ziekte of handicap van belanghebbende of een gezinslid

meer bewassing noodzakelijk is dan gebruikelijk.

Er is geen bijzondere bijstand mogelijk voor:

• Gewichtsverlies als gevolg van een dieet dat niet op medisch advies

gevolgd is

• Geslachtsverandering

• Het enkele feit dat een belanghebbende op grond van zijn lichaamsbouw

(dwerg-groei) aangewezen is op aangepaste kleding

Lid 2

Als de garderobe van een belanghebbende volledig vervangen moet worden wordt de Nibud norm voor kleding en schoeisel in acht genomen.

Artikel 12 bijzondere bijstand voor eigen bijdrage thuiszorg

Artikel 12 bijzondere bijstand voor eigen bijdrage thuiszorg

Bijzondere afspraak met het CAK

Het CAK en de gemeente Heerlen hebben afgesproken per 1-1-2009 met betrekking tot de eigen bijdrage WMO voorzieningen zoveel mogelijk met gesloten beurs te werken. Dit houdt in dat het CAK belanghebbende met een peiljaarinkomen beneden de van toepassing zijnde inkomensgrens geen eigen bijdrage in rekening brengt. De gemeente hoeft in deze

gevallen geen bijzondere bijstand te verstrekken.

Uitzonderingen op de afspraak met het CAK

In de eerste helft van 2010 bleek dat in een aantal gevallen het gesloten beurs systeem niet werkt en belanghebbende toch een rekening van het CAK ontvangt, bijvoorbeeld:

• Alleenstaande ouders

Gebleken is dat het CAK het inkomen van alleenstaande ouders toetst aan de

inkomensgrens voor alleenstaanden. Dit omdat in de rekenregels van het CAK inwonende kinderen buiten beschouwing blijven bij het beoordelen van de gezinssituatie.

Het gevolg is dat aan alleenstaande ouders wél rekeningen over de te betalen eigen bijdrage worden toegestuurd.

De aanvraag bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage van alleenstaande ouders komt voor vergoeding in aanmerking.

HOOFDSTUK 3 Maatschappelijke kosten

Paragraaf 1 Reiskosten

Artikel 14 reiskosten bezoek ziek familielid

Een hogere bezoekfrequentie is mogelijk bij bijzondere omstandigheden. De indicatie voor een hogere bezoekfrequenties kan blijken uit een verklaring van bijvoorbeeld specialist, GGD of uit het feit dat iemand een vervoersvoorziening vanuit de WMO heeft, (bijvoorbeeld indien diegene die in het ziekenhuis ligt stervende is).

Paragraaf 2 Huisvesting

Artikel 17 Vorm bijzondere bijstand

• Een lening bij de Kredietbank is een voorliggende voorziening en de hoogte

van de borgstelling wordt vastgesteld door het college.

• Als de bijstand in de vorm van een geldlening of borgstelling wordt verstrekt dient belanghebbende toestemming te geven voor inhouding van de aflossing op de periodieke uitkering. Onnodige instroom van vorderingen moeten worden voorkomen. Bij de vaststelling van spoor 1 (2007/11804) is ingestemd dat de gemeente alleen nog leningen verstrekt wanneer ook daadwerkelijk sprake is van een terugbetalingscapaciteit. Wanneer dit niet mogelijk is dan wordt er of geen lening verstrekt of vindt een verstrekking "om niet" plaats(zonder terugbetaling). Dit was in de oude beleidsregel bijzondere bijstand verankerd. Een van de verplichtingen die hierbij opgelegd wordt is:

"melden bij het Centraal Loket Schuldhulpverlening". De praktijk wijst uit dat

belanghebbenden zich inderdaad melden.

Om belanghebbenden zonder afloscapaciteit toch te motiveren om deel te nemen aan een traject schuldhulpverlening ( indien een aanvraag bijzondere bijstand wordt ingediend voor: Waarborgsom, eerste huur en/of inrichtingskosten ) wordt:

De bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt en wordt de volgende aanvullende verplichting opgelegd:

Op grond van artikel 55 Participatiewet wordt aan u de aanvullende verplichting opgelegd, dat u uw volledige medewerking dient te verlenen aan het schuldhulpverleningstraject bij het CLSH. Indien u aan deze verplichting voldoet, kunt u samen met de medewerkster van het CLSH bij het college een schriftelijk verzoek indienen om de leenbijstand om te zetten in

bijstand om niet.

Jurisprudentie BW 6848 11/5127 CRvB

Weigering leenbijstand om te zetten in bijstand om niet. Gemeente Heerlen is

destijds in het gelijk gesteld daar belanghebbende zich niet gehouden had aan de aanvullende verplichting, namelijk het meewerken aan het

schuldhulpverleningstraject.

Artikel 18 Eerste maand huur en waarborgsom

Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand dient onderzocht te worden of er sprake is van een noodzakelijke verhuizing. Hierbij moet gedacht worden aan de doelgroep asielzoekers die vanuit het asielzoekerscentrum geplaatst worden in Heerlen. Of bij verlatingen en er redelijkerwijs niet verlangd kan worden dat de achtergebleven partner hiervoor had kunnen reserveren.

De verstrekte bijstand dient te worden gebruikt voor het doel waarvoor hij verstrekt is. Indien hier niet aan voldaan wordt, wordt er een maatregel beoordeeld.

Artikel 19 Duurzame gebruiksgoederen

Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand dient onderzocht te worden of er sprake is van een noodzakelijke verhuizing.

Om de noodzaak van de bijstand te kunnen vaststellen vindt er onderzoek plaats naar:

  • 1.

    Het gebruik van voorliggende voorzieningen

  • 2.

    Dringende/ medische/sociale omstandigheden

  • 3.

    Financiële aspecten

  • 4.

    De woonsituatie van de aanvrager door middel van een huisbezoek

De verstrekte bijstand dient te worden gebruikt voor het doel waarvoor hij verstrekt is. Indien hier niet aan voldaan wordt, wordt er een maatregel beoordeeld.

Belanghebbende wordt door het college in eerste instantie verwezen naar Stichting Samen Delen. Indien de stichting het gevraagde niet voorradig heeft dan kan er een beroep gedaan worden op andere verstrekkers. Voor verdere instructies wordt verwezen naar de werkinstructie.

Artikel 20 Stoffering

Bij de beoordeling van de bijzondere bijstand dient onderzocht te worden of er sprake is van een noodzakelijke verhuizing.

Om de noodzaak van de bijstand te kunnen vaststellen vindt er onderzoek plaats naar:

  • 1.

    Het gebruik van voorliggende voorzieningen

  • 2.

    Dringende/ medische/sociale omstandigheden

  • 3.

    Financiële aspecten

  • 4.

    De woonsituatie van de aanvrager door middel van een huisbezoek

De verstrekte bijstand dient te worden gebruikt voor het doel waarvoor hij verstrekt is. Indien hier niet aan voldaan wordt, wordt er een maatregel beoordeeld.

Artikel 21 Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in een inrichting

Indien een belanghebbende verblijft in een inrichting is er geen bijzondere bijstand mogelijk voor schulden en belastingen.

Hoofdstuk 4 Rechtsbijstand en financiële zaken

Artikel 23 Eigen bijdrage rechtsbijstand

Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op de volgende voorliggende voorzieningen:

a.Wet op de rechtsbijstand (WRB), belanghebbende kan met een laag

inkomen in aanmerking komen voor een civiele toevoeging van een advocaat. De civiele toevoeging vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht.

  • b.

    Rechtsbijstandsverzekering;

  • c.

    Rechtshulp van het Juridisch Loket.

Rechtshulp van het Juridisch Loket is een voorliggende voorziening op de rechtsbijstand van een advocaat. Vanaf 1 januari 2012 wordt de eigen bijdrage rechtsbijstand voor een advocaat met

€ 51 verlaagd als hulpvrager eerst hulp heeft gevraagd bij het

Juridisch Loket én die hulp heeft geleid tot een diagnosedocument.

Op grond van artikel 4 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand komen enkel de volgende kosten voor vergoeding in aanmerking:

  • -

    de eigen bijdrage die de rechtzoekende aan de rechtsbijstandverlener verschuldigd is

  • -

    griffierechten

  • -

    getuigen en deskundigen

  • -

    uittreksels uit de openbare registers

  • -

    telegrammen, internationale telex, internationale telefax en internationale telefoongesprekken

  • -

    rolverrichtingen in zaken die door de kantonrechter van de rechtbank worden behandeld.

Artikel 24 Budgetbeheer

Artikel 24 Budgetbeheer

Op basis van de door de gemeenteraad vastgestelde contourennota

schuldhulpverlening geldt de KBL als passende en toereikende voorziening voor budgetbeheer. Deze bepaling geldt voor personen die op of na 1 juli 2013 onder budgetbeheer zijn gekomen, omdat op die datum effectuering heeft plaatsgevonden door aanpassing van de beleidsregel.

Artikel 25 Bewindvoerderskosten

Het eerste lid van dit artikel is met terugwerkende kracht vanaf 1 oktober 2013 aangepast. In de oude beleidsregel stond dat er geen recht bestaat op bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering als de goederen van een meerderjarige door de Kantonrechter onder bewind zijn gesteld tenzij de kosten van beschermingsbewind door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel (5% van de netto opbrengst van de onder bewind staande goederen) zijn vastgesteld. Die 5%-regel is ontleend aan artikel 1:447 van het Burgerlijk Wetboek.

Hoewel de beleidsregel op dit punt al jaren onveranderd was werden aanvragen afgewezen omdat niet was voldaan aan de bepaling dat de kosten van beschermingsbewind door de Kantonrechter afwijkend van de hoofdregel moeten zijn vastgesteld. Strikt formeel was dat correct, maar beleidsmatig willen we niet dat mensen die onder bewind staan en een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen hebben zelf voor de kosten moeten opdraaien. Het gaat daarbij om aanzienlijke bedragen , die kunnen oplopen tot meer dan € 1000 per jaar.

Omdat de 5% beloningsregel verouderd is en in de praktijk bijna niet meer toegepast wordt schaft de wetgever deze regel af. De wet waarin dit geregeld wordt (Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap) is op

1 januari 2014 al in werking getreden, maar de bepalingen inzake de beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren nog niet. Met betrekking tot de beloning van de bewindvoerder wordt in de nieuwe wet bepaald dat, in plaats van het huidige 5%-criterium als genoemd in artikel 447 lid 1 boek 1 Burgerlijk Wetboek, bij Ministeriële

regeling regels worden gesteld omtrent de aanspraak van de bewindvoerder op een beloning. Die ministeriële regeling omtrent de beloning is in voorbereiding.

Zo lang de ministeriele regeling er niet is wordt de vergoeding als genoemd in de ‘Aanbevelingen Meerderjarigenbewind' van het Landelijk Overleg Voorzitters Civiele en Kantonsectoren (LOVCK) toegepast.

In de Aanbevelingen Meerderjarigenbewind van het LOVCK is bepaald dat een

professionele beschermingsbewindvoerder, die niet bij de branche-organisatie PBI is aangesloten, moet aantonen dat hij recht heeft op dezelfde vergoeding als een PBI lid. Hij kan dit aantonen door de machtiging van de kantonrechter te overleggen.

Deze machtiging moet de bewindvoerder jaarlijks laten vernieuwen bij de rechtbank.

Of de bewindvoerder moet een door de kantonrechter gestempelde verklaring

overleggen waarin is opgenomen welk tarief de bewindvoerder mag vragen. Als de bewindvoerder een van die verklaringen niet kan overleggen wordt de hoogte van de bijzondere bijstand vastgesteld op het tarief voor een niet bij de brancheorganisatie aangesloten professionele bewindvoerder.

Voor bewind door de KBL wordt een uitzondering gemaakt.

In het dagelijks bestuur van de KBL, waarin de gemeente Heerlen is

vertegenwoordigd door de wethouder van sociale zaken, is op 29 maart 2012

afgesproken om aangesloten gemeenten voor hun eigen inwoners een extra bijdrage in rekening te brengen, omdat de LOVCK-vergoeding onvoldoende is om de kosten te dekken en daardoor in negatieve zin bijdraagt aan het exploitatieresultaat van de KBL.

De LOVCK-vergoeding bestaat uit een aantal norm uren per klant maal het uurtarief.

Om de verlieslatendheid van bewindvoering bij de KBL te compenseren wordt een extra bijdrage in rekening gebracht, gebaseerd op een hogere urennormering (21 uur per jaar) en het geldende uurtarief van KBL minus de LOVCK.

Over 2012 en 2013 is conform deze bestuurlijke afspraak gehandeld, maar er is nimmer een formeel gemeentelijk besluit genomen. Door deze bestaande afspraak op te nemen in de beleidsregel wordt dit alsnog geformaliseerd.

Omdat de urennormering een gemiddelde is van bewerkelijke en minder bewerkelijke klanten geldt de extra bijdrage noodzakelijkerwijs voor alle KBL-klanten van de afdeling beschermingsbewind, omdat anders de beoogde kostendekkendheid niet wordt bereikt.

Hoofdstuk 5: Bijzondere Bijstand levensonderhoud

Artikel 27 Jongerentoeslag

Bijzondere bijstand voor algemeen noodzakelijke bestaanskosten van zelfstandig wonende jongeren van 18 tot 21 jaar wordt verleend als en voor zover:

  • a.

    Er sprake is van noodzakelijke kosten van het bestaan waarin niet kan worden voorzien door het delen van deze kosten met (een) ander(en);

  • b.

    voor de kosten geen beroep kan warden gedaan op de ouders, omdat:

    • de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of

• de jongere redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken.

De jongere bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geacht zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde te kunnen maken als:

  • a.

    de ouder(s) is/zijn overleden of;

  • b.

    de jongere in het kader van de Wet op de jeugdhulpverlening buiten het gezin is geplaatst;

  • c.

    de jongere op de ingangsdatum van de bijstandverlening 12 maanden of langer zelfstandig woont;

  • d.

    er sprake is van een acute crisissituatie, waarin door de minderjarige zelf geen verandering kan worden gebracht. Hiertoe dient een indicatie te worden gegeven door een hulpverlenende instantie.

De totale uitkering voor een jongere hebben wij nooit hoger gesteld dan 50% van de gezinsnorm, omdat er anders geen financiële prikkel meer is om te gaan werken. Ook onder de Participatiewet willen wij dat handhaven.

Artikel 28 Bijzondere bijstand woonkostentoeslag huurwoning

Woonkostentoeslag vult gaten op die de huurtoeslag laat vallen. Bedragen de

woonkosten meer dan de maximale huurgrens, dan kan op grond van individuele omstandigheden overwogen worden om een (aanvullende) woonkostentoeslag te verlenen. In dit verband wordt in ieder geval aandacht besteed aan het betoonde besef van verantwoordelijkheid: was er reeds sprake van deze hoge woonkosten voordat men in bijstandsbehoeftige omstandigheden verkeerde, was de ontstane situatie te voorzien en dus te voorkomen? Daarnaast speelt de situatie op de lokale

woningmarkt een rol. Als er aanleiding bestaat om een woonkostentoeslag te

verstrekken, wordt de hoogte hiervan vastgesteld op het verschil tussen de

vastgestelde woonkosten en de eigen bijdrage die verschuldigd zou zijn bij een huur gelijk aan de maximale huurgrens. De woonkostentoeslag wordt in dit geval toegekend voor de periode van maximaal 1 jaar.

Daarbij wordt de verplichting opgelegd om te zoeken naar goedkopere huisvesting. De periode waarover de woonkostentoeslag is toegekend kan na afloop tijdelijk worden verlengd als het nog niet beschikken over goedkopere woonruimte niet verwijtbaar is.

Artikel 29 Bijzondere bijstand woonkostentoeslag eigendomswoning

Eigenaren van woningen hebben geen recht op huurtoeslag. Bij een laag inkomen en hoge woonkosten kunnen zij in aanmerking komen voor woonkostentoeslag. Bij bepaling van de hoogte hiervan wordt aangesloten bij de regels voor woonkostentoeslag aan huurders, dus het systeem van de WHT. Een verschil is echter dat woonkostentoeslag aan eigenaren jarenlang kan voortduren, terwijl huurders doorgaans doorschuiven naar de

huurtoeslag.

De woonkosten van eigenaren die in aanmerking worden genomen zijn:

■ De rente die verband houdt met de woning.

Het gaat hier meestal om hypotheekrente. De jaarlijks te ontvangen rijkssubsidie die betrekking heeft op de verschuldigde hypotheekrente moet hierop in mindering worden gebracht.

■ Hypotheekrente voor leningen anders dan voor de woning, bijv. voor een

auto of caravan, mogen niet worden meegeteld.

■ Zakelijke lasten in verband met het hebben van eigendom, zoals:

■ eigenaarsdeel rioolrechten;

■ eigenaarsdeel waterschapslasten;

■ eigenaarsdeel onroerende zaakbelasting (dus niet het gebruikersdeel). Indien van toepassing:

• installatie centrale verwarming

• liftinstallatie

• algemeen beheer en administratie (bij flats en appartementen).

De aflossing van de hypotheek telt niet mee; dit geldt dus ook voor de premies van zogenaamde spaarhypotheken.

Artikel 30 Bijzondere bijstand woonkostentoeslag doorgangshuis

Blijf van mijn lijf

Personen die verblijven in een doorstroomhuis van de Stichting Blijf van mijn Lijf staan niet ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie (GBA) op het adres van het doorstroomhuis. Zij kunnen daarom geen huurtoeslag claimen. Bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag kan daarom op aanvraag worden verstrekt als aan alle andere voorwaarden voor het recht wordt voldaan.

Hoofdstuk 6 Overige kostensoorten

Artikel 31 Begrafeniskosten

Lid 1

Uit een verklaring van de notaris blijkt of aanvrager een erfgenaam is. Als bij

ongehuwd samenwonenden de kosten van de uitvaart niet uit voorliggende

voorzieningen (bijvoorbeeld uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering) kunnen worden betaald en de erfgenamen financiële medewerking weigeren, kan de overgebleven partner een aanvraag indienen voor bijzondere bijstand. Deze bijstand kan verhaald worden op de eventuele erfgenamen.

Lid 4

In zeer uitzonderlijke gevallen kan individualiserend worden bezien of een eenvoudig grafteken tot de noodzakelijke kosten gerekend kan worden. Daarbij dient uitgegaan te worden van de goedkoopste uitvoering. Afwijking van de vermelde posten (bijv. wel een volgauto) dient ook individualiserend te worden bekeken. Het maximumbedrag mag niet worden overschreden.