Gemeenschappelijke regeling Reinigingsdienst OZL

Geldend van 01-01-2000 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Reinigingsdienst OZL

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1

De regeling verstaat onder:

a.de regeling:

de gemeenschappelijke regeling Reinigingsdienst OZL;

b.het lichaam:

het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2;

c.Gedeputeerde Staten:

het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg;

d.de deelnemers:

de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende gemeenten;

e.het gebied:

het gebied gelegen binnen de gemeentegrenzen van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

f.uitvoeringsorganisatie:

organisatie die belast is met de inzamel-, bewerkings-, reinigings- en transportactiviteiten en die de administratie verzorgt;

g.afvalstoffen:

afvalstoffen zoals bedoeld in de Wet milieubeheer;

h.de wet:

de Wet gemeenschappelijke regelingen.

ARTIKEL 2

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam, genaamd "Reinigingsdienst OZL".

  • 2.

    Het lichaam is een rechtspersoon en is gevestigd te Heerlen.

    HET DOEL VAN HET LICHAAM

    ARTIKEL 3

Het lichaam heeft tot doel het inzamelen en bewerken van afvalstoffen afkomstig uit de aangesloten gemeenten, het reinigen van de openbare ruimten en de daarmee samenhangende taken alsmede het bestrijden van gladheid in het gebied, in overeenstemming met de Wet milieubeheer.

TAKEN VAN HET LICHAAM

ARTIKEL 4

Het lichaam heeft tot taak het beheren en in stand houden van een gemeenschappelijke regeling, het inzamelen en bewerken van afvalstoffen, het schoonhouden van openbare ruimten, het reinigen van straatkolken, het bestrijden van gladheid, het verrichten van transportwerkzaamheden en het bestrijden van plaagdieren.

DIENSTVERLENING

ARTIKEL 5

  • 1.

    Het lichaam is bevoegd tot het verrichten van diensten voor één of meerdere deelnemende gemeenten en/of derden.

  • 2.

    Een besluit van het dagelijks bestuur tot dienstverlening als bedoeld in lid 1 vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden.

    HOOFDSTUK II

    INRICHTING, SAMENSTELLINGEN WERKWIJZE BESTUUR

    BESTUURSORGANEN

    ARTIKEL 6

Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

1. HET ALGEMEEN BESTUUR

ARTIKEL 7

  • 1.

    Het algemeen bestuur bestaat uit dertien leden. De raden van de deelnemende gemeenten, Brunssum, Heerlen, Kerkrade en Landgraaf benoemen elk uit hun midden twee leden en de overige deelnemers elk een lid voor het algemeen bestuur.

  • 2.

    De leden worden benoemd voor een periode gelijk aan de zittingsduur van de leden van de gemeenteraden.

  • 3.

    De aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur vindt plaats in de eerste vergadering van de raden der deelnemende gemeenten in de nieuwe samenstelling.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur treden tegelijk af op de dag waarop de leden van de raden van de deelnemende gemeenten aftreden.

  • 5.

    In de plaatsen van leden die door ontslag, overlijden of om andere redenen openvallen wordt binnen drie maanden voorzien door de raad van de betreffende gemeente.

  • 6.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen.

Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aange-wezen, schriftelijk op de hoogte.

  • 7.

    Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt lid te zijn van de gemeenteraad waardoor men krachtens het bepaalde in lid 1 is aangewezen.

    ARTIKEL 8

  • 1.

    Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar.

  • 3.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 4.

    De deuren worden gesloten wanneer één der aanwezige leden daarom verzoekt of wanneer de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6.

    Ten aanzien van het verhandelde in een besloten vergadering is artikel 23 van de wet van toepassing.

  • 7.

    Het algemeen bestuur mag niet beraadslagen, besluiten of stemmen, indien niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 8.

    Over de begroting en over de rekening kan het algemeen bestuur slechts beraadslagen en/of eenbesluit nemen in een openbare vergadering.

    ARTIKEL 9

  • 1.

    De leden beschikken over een meervoudig stemrecht.

  • 2.

    Het aantal per lid uit te brengen stemmen wordt bepaald naar rato van het inwonertal van de deelnemende gemeente waarvan dat lid vertegenwoordiger is. Onder inwonertal wordt verstaan het aantal zoals dat voorkomt in de laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

  • 3.

    Het aantal stemmen gaat per 10.000 inwoners. De afronding is per 5.000 inwoners.

  • 4.

    Voor het tot stand komen van een besluit bij stemming wordt, met uitzondering van het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel, de volstrekte meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen vereist.

  • 5.

    De navolgende besluiten kunnen slechts worden genomen met een drievierde meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin minstens tweederde van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is:

* besluiten tot het vaststellen van een financiële regeling verband houdende met het intreden in en het uittreden uit de regeling;

* besluiten tot het vaststellen en wijzigen van de begroting;

* besluiten tot het vaststellen van de jaarrekening;

* besluiten tot het vaststellen en wijzigen van het beleidsplan;

* het vaststellen van een liquidatieplan in geval van beëindiging van de gemeenschappelijke regeling;

* besluiten inzake de toepassing van artikel 10a, lid 2, van de wet.

ARTIKEL 10

Het algemeen bestuur stelt op voorstel van het dagelijks bestuur een reglement van orde vast voor zijn werkzaamheden.

1.1 VERANTWOORDING VAN HET ALGEMEEN BESTUUR

ARTIKEL 11

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de raad die dit lid heeft aangewezen, de door één of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan ter verantwoording worden geroepen door de raad die dit lid heeft aangewezen voor het door hem/haar in het bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    Het bestuur geeft aan de raden der deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    De wijze waarop inlichtingen worden verstrekt dan wel verantwoording voor het gevoerde beleid dient te worden afgelegd wordt nader geregeld in het reglement van orde als bedoeld in artikel 10.

    2. HET DAGELIJKS BESTUUR

    ARTIKEL 12

  • 1.

    Het dagelijks bestuur wordt gevormd door de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede vier overige leden.

  • 2.

    Van de in het eerste lid bedoelde leden worden naast de voorzitter ten minste twee leden uit en door het algemeen bestuur aangewezen.

  • 3.

    De overige leden - ten hoogste twee - worden door het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur aangewezen, van buiten de kring van het algemeen bestuur. Deze overige leden, oftewel externe leden, dienen te beschikken over een bijzondere deskundigheid zoals bedoeld in artikel 14, lid 2, van de wet.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde leden genieten, indien het algemeen bestuur dat bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur vast te stellen vergoeding voor hun werkzaamheden en/of een tegemoetkoming in de kosten. Het besluit hiertoe wordt aan Gedeputeerde Staten gezonden.

    ARTIKEL 13

  • 1.

    De in artikel 12.2 bedoelde leden worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Zij treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur van de in artikel 12.3 bedoelde leden loopt parallel met dat van de leden van het dagelijks bestuur die door het algemeen bestuur uit zijn midden zijn benoemd.

  • 4.

    Het lidmaatschap van, de in artikel 12.2 bedoelde leden van het dagelijks bestuur eindigt indien men ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn.

  • 5.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien deze(n) niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur genieten.

  • 7.

    Het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen door ontslag, overlijden of om andere redenen, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen.

  • 8.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan ter verantwoording worden geroepen door het algemeen bestuur voor het door hem in het dagelijks bestuur gevoerde beleid.

    ARTIKEL 14

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en voor andere werkzaamheden dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

  • 3.

    In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien ten minste drie van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 4.

    Besluiten worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

  • 6.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

    3. DE VOORZITTER

    ARTIKEL 15

  • 1.

    De voorzitter van het algemeen bestuur en diens plaatsvervanger wordt door en uit het algemeen bestuur gekozen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent alle stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4.

    Hij draagt zorg voor de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 5.

    Hij vertegenwoordigt het lichaam in alle rechtsgedingen en bij alle buitengerechtelijke rechtshandelingen, met betrekking tot de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde taken, kan hij de vertegenwoordiging aan een door hem gemachtigde opdragen.

  • 6.

    De voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter kunnen ter verantwoording worden geroepen door het algemeen bestuur voor het door hen gevoerde beleid.

    4. DE SECRETARIS-DIRECTEUR

    ARTIKEL 16

  • 1.

    Het openbaar lichaam heeft een secretaris-directeur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur beslist over de benoeming en het ontslag van de secretaris-directeur.

  • 3.

    Voor de benoeming van de secretaris-directeur wordt door het dagelijks bestuur een voordracht opgemaakt.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de arbeidsvoorwaarden van de secretaris-directeur vast en stelt het algemeen bestuur hiervan in kennis.

ARTIKEL 17

  • 1.

    De secretaris-directeur heeft tot taak het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies in hun opgedragen taken ter zijde te staan.

  • 2.

    Alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris-directeur mede ondertekend.

  • 3.

    De secretaris-directeur is belast met de dagelijkse leiding van de uitvoeringsorganisatie, waarvoor hij de verantwoording draagt.

  • 4.

    De secretaris-directeur is namens het dagelijks bestuur belast met het aanstellen, het schorsen en het ontslaan van personeelsleden van het lichaam.

  • 5.

    De secretaris-directeur kan zich in zijn taak en onder zijn verantwoording laten bijstaan door hem aan te wijzen personen.

  • 6.

    De secretaris-directeur is verantwoordelijk voor het opmaken van de notulen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

    HOOFDSTUK III

    TAKEN EN BEVOEGDHEDEN VAN HET LICHAAM

    1. BEVOEGDHEDENVERDELING

    ARTIKEL 18

  • 1.

    Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 3 genoemde taken berust bij het dagelijks bestuur alle bevoegdheid die niet krachtens deze regeling aan het algemeen bestuur of aan de voorzitter en de secretaris-directeur is opgedragen.

  • 2.

    Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot:

    • a.

      het vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • c.

      het vaststellen van de rekening;

    • d.

      het vaststellen van de winstbestemming/verliesdekking;

    • e.

      het opstellen van voorwaarden voor toetreding;

    • f.

      het besluiten over toetreding en uittreding van andere deelnemers;

    • g.

      het oprichten van, het mede oprichten van en het deelnemen in bedrijven.

      ARTIKEL 19

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan, naast commissies van advies, commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2.

    De instelling van commissies, de regeling van haar bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere, nadere regelingen met betrekking tot het functioneren van commissies, geschieden overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 24 en 25 van de wet.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan verordeningen vaststellen.

    ARTIKEL 20

Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde, is het dagelijks bestuur onder meer belast met en bevoegd tot:

  • a.

    het opstellen van het beleidsplan;

  • b.

    het opstellen van de ontwerp-begroting;

  • c.

    het opstellen van de jaarrekening;

  • d.

    het aangaan van samenwerkingsverbanden met derden;

  • e.

    het aangaan van geldleningen tot een bedrag van f. 1.000.000,--;

  • f.

    het kopen, ruilen, vervreemden, bezwaren en in erfpacht aannemen en uitgeven van roerende en onroerende zaken tot een waarde van f. 1.000.000,--;

  • g.

    de voorbereiding van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter overweging en beslissing moet worden gebracht;

  • h.

    het toezicht op het beheren van de financiën en eigendommen van het lichaam;

  • i.

    het opstellen van een instructie voor de secretaris-directeur;

  • j.

    het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden en andere instellingen, diensten en personen waarmee contact voor het lichaam van belang is;

  • k.

    het afkondigen van besluiten waarvan afkondiging bij wet of bij besluit van het algemeen bestuur is voorgeschreven.

    3. INFORMATIE, VERANTWOORDING EN TERUGROEPING

    ARTIKEL 21

    • 1.

      De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

    • 2.

      Zij geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

    • 3.

      Het reglement van orde voor het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het in het tweede lid bepaalde.

      ARTIKEL 22

De gemeenteraad die een vertegenwoordiger in het algemeen bestuur heeft aangewezen, heeft de bevoegdheid dit door hem aangewezen lid te ontslaan indien dit lid het vertrouwen van de gemeenteraad niet meer bezit.

ARTIKEL 23

  • 1.

    Het algemeen en het dagelijks bestuur en de voorzitter geven elk, voorzover het hun bevoegdheid betreft, op de in de gemeente gebruikelijke wijze aan de raden van de deelnemende gemeenten, desgevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde beleid nodig is.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de gemeenteraad die hem heeft aangewezen alle inlichtingen op de in de gemeente gebruikelijke wijze, die door dit orgaan of één of meer leden daarvan worden verlangd.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad die hem heeft aangewezen, voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 4.

    Het in dit artikel vermelde heeft in ieder geval betrekking op het gestelde in de artikelen 3, 4 en 11 van de regeling.

    4. RECHTSPOSITIE VAN HET PERSONEEL

    ARTIKEL 24

  • 1.

    Op het personeel in dienst van het lichaam inclusief de secretaris-directeur zijn de rechtspositieregelingen die zijn of worden vastgesteld voor het personeel van de gemeente Heerlen van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    Op grond van specifieke bedrijfsituaties kunnen in overleg met de vakorganisaties afwijkende regelingen worden vastgesteld.

3.Maar in de in het eerste lid bedoelde regelingen wordt gesproken van "gemeenteraad, burgemeester en wethouders, burgemeester en hoofd van de dienst" wordt voor de toepassing in het kader van deze gemeenschappelijke regeling respectievelijk gelezen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de secretaris-directeur.

HOOFDSTUK IV

DE FINANCIËLE BEPALINGEN

1. DE BEGROTING EN REKENING VAN HET LICHAAM

ARTIKEL 25

  • 1.

    De begroting met het bijbehorende beleidsplan van het lichaam wordt uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerp-begroting op van baten en lasten en de investerings- en financieringsstaat voor het volgende boekjaar en zendt deze, vergezeld van een memorie van toelichting, twee maanden voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen omtrent de ontwerp-begroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin dit gevoelen is vervat, bij de ontwerp-begroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Nadat deze is vastgesteld zendt het algemeen bestuur binnen een maand de begroting aan de raden der deelnemende gemeenten die terzake Gedeputeerde Staten van hun gevoelen kunnen doen blijken. Gelijktijdig wordt de begroting toegezonden aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Aan de begroting wordt een meerjarenraming toegevoegd.

    ARTIKEL 27

  • 1.

    Behoudens het bepaalde in het derde lid van dit artikel kunnen geen uitgaven worden gedaan welke niet bij de vastgestelde begroting of bij een vastgestelde begrotingswijziging zijn geraamd.

  • 2.

    Het bepaalde in artikel 26 vindt hierbij ten aanzien van begrotingswijzigingen zoveel mogelijk overeen-komstige toepassing.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan echter in buitengewone gevallen van dringende spoed besluiten tot het doen van zodanige uitgaven, mits het bestuur het daartoe te nemen besluit met redenen omkleedt en dit terstond aan de raden der deelnemende gemeenten inzendt. Het algemeen bestuur wijst daarbij tevens de middelen tot dekking aan.

    ARTIKEL 28

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks, voor 1 juli van het lopende kalenderjaar, de rekening over het afgelopen jaar vast.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 31 augustus, na de vaststelling van de rekening door het algemeen bestuur, de rekening vergezeld van de daarbij behorende verantwoording alsmede van een verslag van het onderzoek naar deugdelijkheid, opgemaakt door een buiten het lichaam staande deskundige, ter kennisneming toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Twee maanden na de in het tweede lid bedoelde toezending, doch uiterlijk 31 oktober, verzendt het algemeen bestuur de rekening met bijbehorende verantwoording en het verslag van het onderzoek naar deugdelijkheid aan het college van Gedeputeerde Staten.

    ARTIKEL 29

Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten voorschriften vast met betrekking tot het financieel beheer, de inrichting van de begroting, de rekening, de boekhouding en de controle en brengt deze ter kennis van de raden der deelnemende gemeenten.

ARTIKEL 30

  • 1. Elk der deelnemende gemeenten waarborgt de betaling der renten en aflossing van de door het lichaam te sluiten geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden naar rato van de stemverhouding.

  • 2. Indien uit het vorige lid bepaalde voor de deelnemende gemeenten betalingen voortvloeien, zullen deze door de deelnemende gemeenten onderling worden verrekend.

    HOOFDSTUK V

    ARCHIEF

    ARTIKEL 31

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bij deze regeling ingestelde organen overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling, welke aan Gedeputeerde Staten moet worden medegedeeld.

  • 2. Gedeputeerde Staten oefenen toezicht uit op de in het eerstel id aan het algemeen bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig de artikelen 55 - 61 van het Archiefbesluit, voorzover deze van toepassing zijn op de organen van de gemeenten.

  • 3. De secretaris-directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voorzover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Heerlen.

  • 4. De archivaris van de gemeente Heerlen oefent toezicht uit op het in het vorige lid bedoelde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 5, lid 1, van de Archiefwet 1962 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Heerlen.

  • 6. De onder het vorig lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Heerlen.

    HOOFDSTUK VI

    TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

    ARTIKEL 32

  • 1. Toetreding tot de gemeenschappelijke regeling is mogelijk bij besluit van de raad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de toetredende gemeente, nadat het algemeen bestuur met deze toetreding heeft ingestemd.

  • 2. De toetreding gaat in zodra opname in de registers als bedoeld in artikel 27 van de wet heeft plaatsgevonden.

  • 3. Het algemeen bestuur doet het nodige om de gevolgen van toetreding te regelen en kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

    ARTIKEL 33

  • 1. De deelnemers hebben de mogelijkheid om, met inachtneming van de door het algemeen bestuur daaraan te verbinden voorwaarden, uit de regeling te treden bij een daartoe strekkend besluit van de raad respectievelijk het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester, dat wordt toegezonden aan het algemeen bestuur.

  • 2. Zolang het aantal deelnemers aan de regeling twee bedraagt dient de uittredende deelnemer de andere deelnemer te compenseren voor de verliezen die laatstgenoemde lijdt door het uittreden.

  • 3. De hoogte van de financiële compensatie wordt bepaald door een onafhankelijk deskundige.

  • 4. De compensatie wordt in een periode van vijf jaar afgebouwd.

  • 5. De uittreding gaat niet eerder in dan op 31 december van het jaar, volgend op dat waarin toestemming van het algemeen bestuur is verkregen.

ARTIKEL 34

  • 1.

    Deze regeling kan worden gewijzigd indien de raden respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van ten minste tweederde van het aantal deelnemende gemeenten hiertoe besluiten. Zodra het aantal deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling twee bedraagt, dienen beide gemeenten te besluiten tot wijziging van de regeling.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    Wijzigingen als bedoeld in het eerste lid treden in werking zodra opname in de registers bedoeld in artikel 27 van de wet heeft plaatsgevonden.

    ARTIKEL 35

  • 1.

    Deze regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van de gemeenteraden respectievelijk de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van ten minste tweederde der deelnemende gemeenten. Zodra het aantal deelnemers aan de gemeenschappelijke regeling twee bedraagt, dienen beide gemeenten te besluiten tot het opheffen van de regeling.

  • 2.

    In geval van beëindiging, besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3.

    Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld. Het behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 5.

    Het liquidatieplan (omvattende een sociaal plan) voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

    HOOFDSTUK VI

    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    ARTIKEL 36

De gemeente Heerlen draagt zorg voor de toezending van deze regeling ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten; dit geldt ook voor de besluiten tot toetreding, tot uittreding uit wijziging en opheffing van deze regeling.

ARTIKEL 37

  • 1.

    Deze regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De regeling treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand volgend op de opname in de registers van regelingen van de deelnemende gemeenten en van Gedeputeerde Staten zoals bedoeld in artikel 27 van de wet.

    ARTIKEL 38

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het algemeen bestuur zoveel mogelijk overeen-komstig de terzake geldende bepalingen van de Gemeentewet.

ARTIKEL 39

Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "gemeenschappelijke regeling Reinigingsdienst OZL".

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Heerlen in de openbare vergadering van 2 juli 1996.

de secretaris, de voorzitter,

J.de Lang drs J.B.V.N. Pleumeekers