Regeling vervallen per 03-09-2019

Monumentenverordening Heeze-Leende 2007

Geldend van 06-08-2010 t/m 02-09-2019

Intitulé

Monumentenverordening Heeze-Leende 2007

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    a. Monument:1 zaak die van algemeen belang is wegens zijn architectonische schoonheid, bijzondere situering, betekenis voor de wetenschap of lokaal cultuurhistorische waarde;2 terrein, al dan niet met bestaande bebouwing daarop, dat van algemeen belang is wegens daar aanwezige, of op grond van historische gegevens en/of archeologisch onderzoek in redelijkheid te vermoeden zaken, als bedoeld onder 1.

  • b.

    Beschermd gemeentelijk monument: monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen;

  • c.

    Gemeentelijke monumentenlijst/ gemeentelijke lijst groenmonumenten: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen onroerende zaken, groen, bomen en terreinen;

  • d.

    Beschermd rijksmonument: monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    Kerkelijk monument: monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat tevens uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst;

  • f.

    Dorpsgezicht: gebied, of groep van onroerende zaken, bomen en/of landschapselementen die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, het historisch beeld dan wel hun wetenschappelijke, historische of cultuurhistorische waarde;

  • g.

    Beschermd gemeentelijk dorpsgezicht: dorpsgezicht dat door het college als zodanig ingevolge artikel 15 van deze verordening is aangewezen;

  • h.

    Lijst van beschermde gemeentelijke dorpsgezichten: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht aangewezen gebieden;

  • i.

    Monumentencommissie: de door het college ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak het college op verzoek of uit eigener beweging te adviseren over onder andere de toepassing van de Monumentenwet 1988, de monumentenverordening, de subsidieverordening en het monumentenbeleid;

  • j.

    Bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische en monumentale waarde van een monument.

  • k.

    Gemeentelijk archeologisch monument: een monument als bedoeld onder 1. sub 2 en dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening op de gemeentelijke monumentenlijst is geplaatst;

  • l.

    Gemeentelijk archeologisch meldingsgebied: zaak en/of terrein waarvan het algemene belang wegens zijn betekenis voor de archeologische monumentenzorg vast staat of vermoed wordt op grond van historische gegevens en/of door archeologische vondsten en onderzoek.

  • m.

    Gemeentelijk groenmonument: een boom of een groep van bomen, en/of landschapselementen (heggen, windsingels, houtwallen etc.) al dan niet een compositie vormend met de directe omgeving, welke door de cultuurhistorische context en verschijning, beeldbepalend en kenmerkend is voor het karakter van de openbare ruimte binnen de gemeente Heeze-Leende.

  • n.

    Beschermde gevelwand: een groep van gevels van objecten, die een samenhangend geheel vormt en/of die van belang is wegens haar schoonheid, het karakter van het geheel, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang en/of de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

o. Beeldbepalend object: een object, dat een kenmerkend onderdeel vormt van de historische bebouwing en dat is opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst.

p. Beeldondersteunend object: een object, dat een passend onderdeel vormt van de historische bebouwing en dat is opgenomen in de gemeentelijke monumentenlijst.

q. Eigenaar: degene, die het recht van eigendom heeft, alsmede:- de houder van het recht van opstal;- de houder van het recht van erfpacht;- de eigenaar van een appartementsrecht;- de toekomstige eigenaar, die in het bezit is van een notarieel opgemaakt koopcontract;- de houder van het zakelijk recht van gebruik.

t. Raad: de gemeenteraad van de gemeente Heeze-Leende.

u. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende.

Artikel 2 Gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2 Beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument of gemeentelijk groenmonument

  • 1 Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, een onroerend object of een groenelement aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument dan wel als beschermd gemeentelijk groenmonument.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument of gemeentelijk groenmonument een besluit neemt wordt:- de eigenaar van het monument in kennis gesteld van het voornemen tot aanwijzing;- een redengevende beschrijving opgesteld waaruit de monumentale waarde van het monument blijkt;- de omvang van de bescherming vastgesteld, waaruit blijkt welke objecten beschermd zijn;- advies gevraagd aan de monumentencommissie.

  • 3 Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd gemeentelijk monument of als gemeentelijk groenmonument bepalen dat (bouw)historisch onderzoek wordt verricht.

  • 4 Voordat het college een kerkelijk monument aanwijst, voert zij overleg met de eigenaar.

  • 5 Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument of gemeentelijk groenmonument ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 lid 1 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 12 van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 6 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat reeds als zodanig is aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988 of provincie. Wanneer een gemeentelijk monument of gemeentelijk groenmonument wordt aangewezen als beschermd provinciaal monument of beschermd rijksmonument, dan wordt dit monument binnen 8 weken door het college afgevoerd van de lijst van beschermde gemeentelijke monumenten dan wel van de lijst van beschermde gemeentelijke groenmonumenten.

Artikel 4 Termijn van advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na de datum vanontvangst van het schriftelijk verzoek van het college.

  • 2 Het college beslist binnen 12 weken na de datum van ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag aan de commissie.

Artikel 5 Mededeling van de aanwijzing

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker.

Artikel 6 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het beschermd gemeentelijk monument of het beschermd gemeentelijk groenmonument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, het monumentnummer, de tenaamstelling en een beschrijving van het beschermd gemeentelijk monument.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende wijzigen. 

  • 2 Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing.

  • 1 Het college kan de aanwijzing intrekken.

  • 2 Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3 De datum van de intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1 Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument en/of een beschermd gemeentelijk groenmonument te beschadigen of te vernielen.

  • 2 Het is verboden zonder vergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:- een beschermd gemeentelijk monument en/of een archeologisch meldingsgebied af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;- een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;- een beschermd gemeentelijk groenmonument te kappen, te snoeien of te verplaatsen.

Artikel 10 Aanvraag om vergunning

  • 1 Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij het college.

  • 2 Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van naam en adres van de aanvrager, een situatietekening, tekeningen van de bestaande en nieuwe toestand, foto’s, werkomschrijving of bestek.

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1 Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslist op de aanvraag.

  • 2 Binnen 8 weken na de adviesvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3 Het college beslist binnen 12 weken na de datum van ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag om vergunning.

  • 4 Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 20 weken met ten hoogste 6 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan schriftelijk kennis geeft binnen de in het derde lid genoemde termijn van 20 weken.

  • 5 Indien het college niet beslist binnen de termijnen vermeld in het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 6 Een vergunning ingevolge deze verordening afgegeven blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar en eventueel beroep is beslist.

Artikel 12 Intrekken van de vergunning

  • 1 De vergunning kan door het college worden ingetrokken indien:

    • a.

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c.

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d.

      niet binnen twee jaar van de vergunning gebruik wordt gemaakt.

  • 2 De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 3 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 13 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1 Op grond van artikel 14a van de Monumentenwet zendt het college onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument en het daarop genomen ontwerpbesluit en met de naar voren gebrachte zienswijzen aan de monumentencommissie na afloop van de termijn van 6 weken als bedoeld in artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2 De monumentencommissie adviseert over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3 Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben. Nadat het college een ontwerpbesluit heeft genomen, zorgt zij voor publicatie en ter inzage legging en zendt zij een afschrift van dit besluit aan de aanvrager en aan de monumentencommissie.

Hoofdstuk 4 Beschermde gemeentelijke dorpsgezichten

Artikel 14 De aanwijzing

  • 1 Het college kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de monumentencommissie.

  • 3 De monumentencommissie adviseert binnen 8 weken na de datum van ontvangst van het schriftelijk verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 4 Het college beslist binnen 12 weken na de datum van ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag aan de commissie. 

  • 5 Het college registreert het beschermd gemeentelijk dorpsgezicht op de lijst van beschermde gemeentelijke dorpsgezichten.

  • 6 De lijst van beschermde gemeentelijke dorpsgezichten bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, de gebiedsaanwijzing van het beschermde dorpsgezicht en een beschrijving van de daarin vervatte cultuurhistorische waarden.

Artikel 15 De wijziging en intrekking van de aanwijzing

De artikelen 7 en 8 van deze verordening zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor gemeentelijke monumentenlijst moet worden gelezen lijst van beschermde gemeentelijke dorpsgezichten.

Artikel 16 Beschermend bestemmingsplan

  • 1 De gemeenteraad stelt, ter bescherming van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht, een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

  • 2 Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het eerste lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3 De termijn waarbinnen het college aan de raad een voorstel tot vaststelling van een bestemmingsplan doet, is 8 maanden na datum van ontvangst van het verzoek.

  • 4 Alvorens het college de gemeenteraad ter zake een voorstel doet, wordt de monumentencommissie gehoord.

  • 5 De termijn waarop de monumentencommissie op het ingediende verzoek aan het college een voorstel doet is 8 weken na de datum van ontvangst van het verzoek.

Artikel 17 Verbodsbepaling

In beschermde gemeentelijke dorpsgezichten is het verboden een bouwwerk, dan wel een groenmonument geheel of gedeeltelijk af te breken, te beschadigen, of te wijzigen zonder of in afwijking van een vergunning van het college. Op het verlenen van een vergunning als bedoeld in het eerste lid zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5 Archeologische meldingsgebieden

Artikel 18 Aanwijzing archeologische meldingsgebieden

  • 1 Het college kan ambtshalve of op verzoek van de eigena(a)r(en) of anderszins zakelijk gerechtigden, dan wel derden belanghebbenden, besluiten een terrein aan te wijzen als archeologisch meldingsgebied.

  • 2 Tenzij er naar het oordeel van het college sprake is van een spoedeisend belang, in welk geval het college onmiddellijk besluit, maakt hij het voornemen openbaar en legt dit binnen 2 weken gedurende een termijn van 3 weken ter inzage met de mogelijkheid om binnen de termijn zienswijzen bekend te maken. 

  • 3 Het college brengt de aanvraag alsmede de naar voren gebrachte zienswijze(n) binnen een week na afloop van de inzage termijn als bedoeld in lid 2 ter kennis van de monumentencommissie.

  • 4 Binnen 8 weken nadat de aanvraag aan haar ter kennis is gebracht, brengt de monumentencommissie haar advies uit aan het college.

  • 5 Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie.

  • 6 Indien de aanvraag een ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft kan het college deze binnen de na ontvangst van de aanvraag in lid 5 genoemde termijn van 12 weken, verlengen met een termijn van 12 weken. Van een besluit tot verlenging wordt mededeling gedaan aan de betrokkenen.

  • 7 De aanwijzing wordt bekend gemaakt aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale leggers bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker(s).

  • 8 De aanwijzing kan bij een rijksmonument, hetwelk is aangewezen op grond van art. 3 van de Monumentenwet 1988, alleen de ondergrond betreffen, mits het niet gaat om een monument als bedoeld in artikel 1 onder c van die wet (archeologisch monument).

  • 9 Het college geeft het aangewezen gemeentelijk archeologisch meldingsgebied aan op de gemeentelijke archeologische melding gebiedenkaart.

  • 10 Op de gemeentelijke archeologische melding gebiedenlijst wordt de gebiedsaanduiding, de datum van de aanwijzing en een beschrijving van het gemeentelijk archeologische meldingsgebied aangegeven.

Artikel 19 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing als bedoeld in artikel 18 ambtshalve of op verzoek van de eigena(a)r(en) of anderszins zakelijk gerechtigden wijzigen.

  • 2 Tenzij de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, is artikel 18 van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3 De inhoud en datum van de wijziging worden op de kaart en lijst van gemeentelijke archeologische meldingsgebieden aangegeven.

Artikel 20 Voorschriften

  • 1 Het college kan aan een vergunning ingevolge artikel 9 lid 2, voorschriften verbinden. Daaronder wordt onder meer verstaan een voorschrift tot:

    • a.

      het opleggen van de verplichting tot het toestaan van het verrichten, door of van gemeentewege, van archeologisch en/of bouwhistorisch onderzoek, voorafgaand aan en/of tijdens de uitvoering van de vergunning;

    • b.

      het indienen (al dan niet na het onder a. genoemde onderzoek) en van gemeentewege goedkeuren van constructieberekeningen, een funderingsplan, een funderingspalenplan, en/of een kelderplan, waarbij de goedkeuring mede afhankelijk kan zijn van de resultaten van het archeologisch en/of bouwhistorisch onderzoek.

  • 2 De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 21 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing intrekken.

  • 2 Artikel 18 is van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3 De aanwijzing wordt geacht geheel of gedeeltelijk te zijn ingetrokken, indien en voorzover toepassing wordt gegeven aan artikel 3, zesde lid, van de Monumentenwet 1988 en het daarbij de aanwijzing betreft van een archeologisch monument.

  • 4 De gehele of gedeeltelijke intrekking en de datum daarvan worden op de kaart en de lijst van gemeentelijke archeologische meldingsgebieden aangegeven.

Artikel 22 Verbodsbepaling

  • 1 Het is verboden in een gemeentelijk archeologisch meldingsgebied graafwerk te verrichten op een diepte van 0,50 meter of meer onder het maaiveld, tenzij het betreft graafwerk aan of ter plaatse van bestaande leidingen of kabels ten behoeve van onderhoud of vervanging daarvan op gelijke diepte.

  • 2 Het college verleent ontheffing van het in het eerste lid opgenomen verbod indien de belangen waarvoor het terrein als gemeentelijk archeologisch meldingsgebied is aangewezen voldoende zijn beschermd door:

    • a.

      de mogelijkheid van toegang op het terrein van door het college aan te wijzen personen;

    • b.

      de mogelijkheid om voorafgaand archeologisch onderzoek te (doen) verrichten door de onder sub. a genoemde personen.

  • 3 Het college kan de ontheffing weigeren indien het belang van de aanvrager of opdrachtgever in redelijkheid niet opweegt tegen de mogelijke schade die door de graafwerkzaamheden worden toegebracht aan het bodemarchief.

Artikel 23 Aanvraag om ontheffing

Op het aanvragen en het verlenen van de ontheffing als bedoeld in artikel 23 is het bepaalde in artikel 8, artikel 10, lid 1 en artikel 21 van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 Archeologie

Artikel 24 De aanwijzing als hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie.\

  • 1 Het college kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, een locatie aanwijzen als hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing tot hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie een besluit neemt wordt:- de eigenaar van de locatie in kennis gesteld van het voornemen tot aanwijzing;- een redengevende beschrijving opgesteld waaruit de verwachting van hoogwaardige archeologische waarde blijkt;- de omvang van de bescherming vastgesteld, waaruit blijkt welke objecten beschermd zijn;- advies gevraagd aan de monumentencommissie.

  • 3 Het college kan ten behoeve van de aanwijzing tot hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie bepalen dat (bouw)historisch onderzoek wordt verricht.

  • 4 Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie ontvangt tot het moment dat de registratie als bedoeld in artikel 6 lid 1 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat de hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 9 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

  • 5 De aanwijzing kan geen hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie betreffen welke is aangewezen op grond van Monumentenwet 1988 of provincie. Wanneer een hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie wordt aangewezen als beschermd provinciaal monument of beschermd rijksmonument, dan wordt deze hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie door het college afgevoerd van de lijst van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 25 Termijn van advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na de datum van ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 Het college beslist binnen 12 weken na de datum van ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag aan de commissie.

Artikel 26 Mededeling van de aanwijzing

De aanwijzing als bedoeld in artikel 24, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. 

Artikel 27 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert de hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, het monumentnummer, de tenaamstelling en een beschrijving van de hoogwaardige locatie of locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie.

Artikel 28 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op verzoek van een belanghebbende wijzigen.

  • 2 Artikel 24, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 25 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 29 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing intrekken.

  • 2 Artikel 24, tweede lid, en artikel 25 zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3 De datum van de intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 30 Verbodsbepaling

  • 1 Het is verboden om zonder monumentenvergunning werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen als hoogwaardige locatie of als locatie met een hoge verwachting aangaande archeologie.

  • 2 Het is verboden om zonder bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek werkzaamheden te verrichten die het bodemarchief kunnen verstoren op een locatie die door het college is aangewezen als een locatie met een middelhoge verwachting. De resultaten van dit onderzoek worden ter kennis van het college gebracht. Op basis van deze resultaten kan het college besluiten dat een opgraving moet worden verricht voordat de werkzaamheden mogen worden uitgevoerd.

  • 3 het is verboden om zonder archeologische begeleiding baggerwerkzaamheden in waterwegen uit te voeren, de bodems van waterwegen uit te zeven of op andere wijze de archeologische waarde van waterwegen aan te tasten.

Artikel 31 Aanvraag om vergunning

  • 1 Een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 9, tweede lid, wordt ingediend bij het college.

  • 2 Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van naam en adres van de aanvrager, een situatietekening, tekeningen van de bestaande en nieuwe toestand, foto’s, werkomschrijving of bestek.

  • 3 Het college kan ter beoordeling van de aanvraag nadere gegevens van de aanvrager verlangen, waaronder een archeologische waardering, zoals opgenomen in een cultuurhistorische analyse.

Artikel 32 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag

  • 1 Het college vraagt advies aan de monumentencommissie voordat zij beslissen op de aanvraag.

  • 2 Binnen 8 weken na de adviesvraag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3 Het college beslist binnen 12 weken na de datum van ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag, op de aanvraag om vergunning.

  • 4 Het college kan de in het derde lid genoemde termijn van 20 weken met ten hoogste 6 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geven binnen de in het derde lid genoemde termijn van 6 weken.

  • 5 Indien het college niet beslist binnen de termijnen vermeld in het derde of vierde lid, wordt de vergunning geacht te zijn geweigerd.

  • 6 Een vergunning ingevolge deze verordening verleend, blijft buiten werking gedurende 6 weken na de datum waarop zij is verleend. Indien gedurende deze termijn bezwaar wordt gemaakt op grond van de Algemene wet bestuursrecht, blijft de vergunning buiten werking totdat op het bezwaar en eventueel beroep is beslist.

Hoofdstuk 7 Schadevergoeding

Artikel 33 Schadevergoeding

  • 1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

    • a.

      a. de weigering van het college een vergunning tot wijziging, afbraak, verstoring of verwijdering van een gemeentelijk monument, of groenmonument, te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;

    • b.

      b. voorschriften door het college verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak, verstoring of verwijdering van een gemeentelijk monument.

  • 2 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 3 Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 34 Strafbepaling

Hij, die handelt in strijd met artikel 9 of artikel 17 van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 35 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college door middel van een aanwijzing met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 36 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening. 

Artikel 37 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Heeze-Leende 2007”.

  • 2 Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde gemeentelijke Monumenten, groenmonumenten en beschermde gemeentelijke dorpsgezichten treedt zij in werking zes weken na bekendmaking. 

  • 3 De monumentenverordening 1997, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 14 april 1997, voorzover het betreft bepalingen over gemeentelijke monumenten, vervalt met de inwerkingtreding van deze verordening.