Regeling vervallen per 01-01-2012

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2009

Geldend van 27-05-2010 t/m 31-12-2011

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2009

De raad van de gemeente Heeze-Leende;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 oktober 2008, nr. 08.67;

gehoord het besprokene in het rondetafelgesprek d.d. 3 november 2008;

 

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende 2009.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

    • a.

      <onderstreept>Algemeen gebruikelijk</onderstreept>: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de ondersteuningsbehoevende behorend.

    • b.

      <onderstreept>Algemene voorziening</onderstreept>: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een ondersteuningsbehoevende ondervindt.

    • c.

      <onderstreept>Awb</onderstreept>: Algemene wet bestuursrecht.

    • d.

      <onderstreept>AWBZ</onderstreept>: Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten.

    • e.

      <onderstreept>Beperkingen</onderstreept>: moeilijkheden die een ondersteuningsbehoevende heeft bij zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.

    • f.

      <onderstreept>Belastbaar loon</onderstreept>: zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964.

    • g.

      <onderstreept>Besluit</onderstreept>: besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze-Leende.

    • h.

      <onderstreept>Budgethouder</onderstreept>: een ondersteuningsbehoevende aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget is toegekend en die aan het college verantwoording over de besteding van het persoonsgebonden budget verschuldigd is.

    • i.

      <onderstreept>College</onderstreept>: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende.

    • j.

      <onderstreept>Compensatieplicht</onderstreept>: een algemene verplichting aan het college om ondersteuningsbehoevende, door het treffen van voorzieningen, een dusdanige uitgangspositie te verschaffen dat ze in aanvaardbare mate zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.

    • k.

      <onderstreept>Eigen aandeel</onderstreept>: een bij de verlening van een financi&#xEB;le tegemoetkoming voor rekening van de ondersteuningsbehoevende komend aandeel in de kosten.

    • l.

      <onderstreept>Eigen bijdrage</onderstreept>: een bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een Pgb voor rekening van de ondersteuningsbehoevende komende bijdrage.

    • m.

      <onderstreept>Financi&#xEB;le tegemoetkoming</onderstreept>: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening, welke kan worden afgestemd op het inkomen van de ondersteuningsbehoevende en zijn echtgenote /haar echtgenoot, indien de ondersteuningsbehoevende een echtgenote/echtgenoot heeft in de zin van artikel 1 van de wet.

    • n.

      <onderstreept>Huisgenoot</onderstreept>: iedereen met wie de ondersteuningsbehoevende gemeenschappelijk een woning bewoont.

    • o.

      <onderstreept>Huishoudelijke voorziening</onderstreept>: een voorziening ter ondersteuning bij of ter overname van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een ondersteuningsbehoevende dan wel de leefeenheid waartoe de ondersteuningsbehoevende behoort.

    • p.

      <onderstreept>Individuele voorziening</onderstreept>: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

    • q.

      <onderstreept>Inkomen</onderstreept>: het verzamelinkomen of het belastbaar loon in het peiljaar zoals omschreven in artikel 4.2 van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning indien sprake is van een eigen bijdrage dan wel een eigen aandeel dat voor eigen rekening blijft.

    • r.

      <onderstreept>Leefeenheid</onderstreept>: een eenheid bestaande uit meerdere personen, met hoofdverblijf op hetzelfde adres, waaronder eventueel ook minderjarigen, die samen een huishouden voeren.

    • s.

      <onderstreept>Lokaal verplaatsen</onderstreept>: onder lokaal verplaatsen wordt een afstand van 15 kilometer vanaf het woonadres verstaan. Dit komt overeen met ongeveer vijf ov-zones.

    • t.

      <onderstreept>Maatschappelijke participatie</onderstreept>: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

    • u.

      <onderstreept>Mantelzorg</onderstreept>: langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een ondersteuningsbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

    • v.

      <onderstreept>Meerkosten</onderstreept>: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor over dit deel van de kosten uitgaat boven voor ondersteuningsbehoevende als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

    • w.

      <onderstreept>Ondersteuningsbehoevende</onderstreept>: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronische, psychische en psychosociale problemen, aantoonbare beperkingen ondervindt bij de maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid.

    • x.

      <onderstreept>Peiljaar</onderstreept>: het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarin aan een ondersteuningsbehoevende een voorziening is verleend.

    • y.

      <onderstreept>Persoonsgebonden budget</onderstreept>: een geldbedrag waarmee de ondersteuningsbehoevende een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in deze verordening en het Besluit maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn.

    • z.

      <onderstreept>Rolstoelvoorziening</onderstreept>: voorziening die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt zich in en om de woning te verplaatsen en waarvan het rijden de primaire functie is.

    • <onderstreept>Time-out ruimte</onderstreept>: is een ruimte die wordt gedefinieerd als een verblijfsruimte, waarin een persoon (veelal jeugdigen) die tengevolge van een beperking in de vorm van een ernstige gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

    • <onderstreept>Vervoersvoorziening</onderstreept>: voorziening die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.

    • <onderstreept>Verzamelinkomen</onderstreept>: inkomen zoals bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

    • <onderstreept>Voorziening in natura</onderstreept>: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

    • <onderstreept>Vrijwilliger</onderstreept>: iemand die uit vrije wil werkzaamheden verricht, buiten een vast dienstverband. In het algemeen zijn deze werkzaamheden onbetaald of staat er een vergoeding tegenover dat lager ligt dan het minimum loon bij betaald werk.

    • <onderstreept>Wet</onderstreept>: Wet maatschappelijke ondersteuning

    • <onderstreept>Woning</onderstreept>: een woning, waaronder tevens wordt verstaan een woonwagen of een woonschip, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen worden gedeeld.

    • <onderstreept>Woonplaats</onderstreept>: woonplaats als bedoelt in artikel 10 lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.

    • <onderstreept>Woonvoorziening</onderstreept>: voorziening, niet zijnde een huishoudelijke voorziening of een rolstoelvoorziening, die de ondersteuningsbehoevende in staat stelt tot het normale gebruik van de woning.

    • <onderstreept>WVG</onderstreept>: Wet voorzieningen gehandicapten.

    • <onderstreept>Zelfredzaamheid</onderstreept>: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk en financi&#xEB;le vermogen om zelf voorzieningen te treffen die normale deelname aan het maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

  • 2 Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet en de Awb.

Artikel 2 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1 a. Een voorziening kan aan een ondersteuningsbehoevende slechts worden toegekend indien de ondersteuningsbehoevende als gevolg van zijn verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, dan wel zijn chronisch psychische probleem of psychosociale probleem, niet in aanvaardbare mate in staat is om:

    - een huishouden te voeren;- zich te verplaatsen in en om de woning;- zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;- medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan te gaan.

    b. Een voorziening kan aan een mantelzorger slechts worden toegekend indien de mantelzorger als gevolg van het verlenen van mantelzorg niet in aanvaardbare mate in staat is om:

    - een huishouden te voeren;- zich te verplaatsen in en om de woning;- zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel;- medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale contacten aan te gaan.

    c. Een voorziening wordt slechts toegekend indien de voorziening langdurig noodzakelijk is, met uitzondering van hulp bij het huishouden en deeltaxivervoer, deze voorzieningen kunnen ook voor korte duur worden geïndiceerd.d. Een voorziening wordt slechts toegekend indien deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.e. Een voorziening wordt slechts toegekend indien deze in overwegende mate op het individu is gericht.f. Een voorziening wordt slechts toegekend indien de ondersteuningsbehoevende die aanspraak maakt op de voorziening, in de gemeente Heeze-Leende woonplaats heeft.

  • 2 Het college weigert een voorziening:a. Indien de voorziening voor een ondersteuningsbehoevende algemeen gebruikelijk is.

    b. vervallen

    c. Voor zover de ondervonden problemen bij het normale gebruik van de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

    d. vervallen.

    e. Voor zover er aan de zijde van de ondersteuningsbehoevende geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

    f. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de ondersteuningsbehoevende voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven.

    g. Indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten en voorafgaande verordening Wet maatschappelijke ondersteuning is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de ondersteuningsbehoevende zijn toe te rekenen.

  • 3 Bij het compenseren van beperkingen die een ondersteuningsbehoevende ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die hij maakt in het leven, waarbij verwacht wordt dat hij rekening houdt met zijn levensfase en de beperkingen die horen bij zijn individuele omstandigheden.

Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 3 Keuzevrijheid

De ondersteuningsbehoevende heeft bij een individuele voorziening de keuze tussen een voorziening in natura, financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de bij wet verplichte keuze tussen een voorziening in natura en een persoonsgebonden budget niet wordt geboden aan de hand van de in het Besluit neergelegde criteria.

Artikel 4 Voorziening in natura

  • 1 Een voorziening in natura kan worden verleend:

    • a.

      in eigendom;

    • b.

      in bruikleen;

    • c.

      in huur; of

    • d.

      als persoonlijke dienstverlening.

  • 2 Indien een voorziening in natura wordt verleend, kan een bruikleenoverkomst of dienstverleningsovereenkomst aangeboden.

  • 3 De gemeente is verantwoordelijk voor de nakoming van de kwaliteitseisen zoals geformuleerd in het programma van eisen bij de aanbesteding.

Artikel 5 Financiële tegemoetkoming

Bij verstrekking van een financi&#xEB;le tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Besluit in de beschikking opgenomen.

  • 1.

    In een besluit tot verlening van een financi&#xEB;le tegemoetkoming wordt vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

  • 2.

    In een besluit tot verlening van een periodieke financi&#xEB;le tegemoetkoming wordt tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de belanghebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

  • 3.

    Indien de geldingsduur niet in de beschikking is vermeld, wordt uitgegaan van een verlening voor onbepaalde tijd.

Artikel 6 Persoonsgebonden budget

  • 1 Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

    • a.

      Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

    • b.

      vervallen.

    • c.

      De wijze waarop het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld wordt door het college vastgelegd in het Besluit.

    • d.

      Op het persoonsgebonden budget is de overeenkomst persoonsgebonden budget van toepassing.

    • e.

      Budgethouder is de ondersteuningsbehoevende of diens wettelijke vertegenwoordiger.

  • 2 De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang en de looptijd ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3 Bij de beschikking wordt een program van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen.

  • 4 Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget ter beschikking gesteld door storting op de rekening van de ondersteuningsbehoevende of aan de eigenaar van de woonruimte bij een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard.

  • 5 Het college gaat steekproefsgewijs na of het verstrekte persoonsgebonden budget besteed is aan het doel waarvoor het verstrekt is. De budgethouder is verplicht de daarvoor noodzakelijke stukken, zoals genoemd in het Besluit, op verzoek van het college per omgaande te verstrekken.

  • 6 Na ontvangst van de in het vorige lid bedoelde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.

  • 7 Het persoonsgebonden budget wordt op de volgende wijze betaalbaar gesteld:

    - een persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden voorafgaand aan de 4-wekelijkse periode waarvoor het van toepassing is;- een persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen, wordt afhankelijk van het soort voorziening een eenmalige verstrekking of een periodieke verstrekking ter beschikking gesteld;- Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf van een woonvoorziening wordt eenmalig ter beschikking gesteld.

Artikel 7 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • a.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de wet is de ondersteuningsbehoevende een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd, dat wordt afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel vast.

  • b.

    Voor de volgende voorzieningen is geen eigen bijdrage/eigen aandeel verschuldigd:- Rolstoelen, inclusief onderhoud en reparatie;- financi&#xEB;le tegemoetkoming auto/ taxi en rolstoel taxikosten;- collectief vraag afhankelijk vervoer;- financi&#xEB;le tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting en huurderving;- financi&#xEB;le tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten.

Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden

Artikel 8 Vormen van hulp bij het huishouden

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden;

  • b.

    hulp bij het huishouden in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan hulp bij het huishouden.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1 Het college weigert hulp bij het huishouden:

    • a.

      Voor zover tot de leefeenheid waar de ondersteuningsbehoevende deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

    • b.

      Voor zover de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw.

    • c.

      Indien de aanvraag betrekking heeft op hotels/pensions, trekkerswoonwagens,vakantiewoningen en tweede woningen.

    • d.

      Indien de ondersteuningsbehoevende verblijft in een AWBZ-instelling.

Artikel 10 Primaat van de algemene hulp bij het huishouden

  • 1 Een ondersteuningsbehoevende kan in aanmerking worden gebracht voor een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg

    het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2 Een ondersteuningsbehoevende kan in aanmerking worden gebracht voor hulp bij het huishouden in natura, of in een persoonsgebonden budget of indien:

    • a.

      aantoonbare beperkingen of

    • b.

      problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen.

    • c.

      een algemene voorziening waaronder algemene hulp bij het huishouden een onvoldoende oplossing biedt of

    • d.

      een algemene voorziening niet beschikbaar is.

  • 3 Voor indicatiestelling voor vormen van hulp bij het huishouden zijn de consulenten van het Loket maatschappelijke ondersteuning van de gemeente aangewezen en het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg).

Artikel 11 Gebruikelijke zorg

Een ondersteuningsbehoevende komt niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten.

Artikel 12 Omvang van de hulp bij het huishouden

De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar decimalen, per week.

Artikel 13 Keuzevrijheid

Bij de verstrekking van hulp bij het huishouden in natura biedt het college de mogelijkheid om te kiezen uit minimaal twee aanbieders.

Artikel 14 Omvang van het persoonsgebonden budget

Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Besluit.

Artikel 15 Periode en voorschot

  • 1 Een pgb wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een pgb is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het pgb is aangevraagd.

  • 2 Het college geeft de budgethouder per kalendermaand een voorschot op het verleende pgb.

  • 3 Indien het college op basis van een verantwoording van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan die betrekking hebben op hulp bij het huishouden, deelt het college dit binnen zes weken na ontvangst van de desbetreffende verantwoording aan de budgethouder mee.

Artikel 16 Hoogte bruto persoonsgebonden budget

Het bruto pgb wordt berekend naar een bedrag per uur en naar het aantal uren waarin hulp bij het huishouden in de budgetperiode benodigd is. Indien er sprake is van een huishoudelijke voorziening gedurende een deel van een uur, wordt het bruto pgb naar evenredigheid berekend.

Artikel 17 Verplichtingen

  • 1 Bij de verlening van een pgb worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      De budgethouder gebruikt het pgb uitsluitend voor betaling van hulp bij het huishouden en de daarmee noodzakelijk verbonden kosten.

    • b.

      De hulp bij het huishouden die de budgethouder inkoopt, is een adequate voorziening en kwalitatief verantwoord.

    • c.

      De budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij hulp bij het huishouden betrekt.

    • d.

      De budgethouder bewaart de in onderdeel c bedoelde overeenkomsten en declaraties gedurende zeven jaren en stelt deze, desgevraagd, ter beschikking van het college.

    • e.

      de budgethouder legt binnen zes weken na het einde van ieder kwartaal door middel van invulling van een daartoe aan het eind van ieder kwartaal door het college verstrekt formulier aan het college verantwoording af over het gebruik van de in dat kwartaal verleende voorschotten en eventuele eerder verleende voorschotten voor zover deze nog niet voor betalingen als bedoeld in lid 1 onderdeel a waren gebruikt.

Artikel 18 Beschikking

  • 1 De beschikking tot verlening van een pgb bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      de budgetperiode;

    • b.

      de verplichtingen van de budgethouder;

  • 2 Indien de budgetperiode in meer dan één kalenderjaar gelegen is, deelt het college vanaf het kalenderjaar na het jaar waarin het pgb is verleend de budgethouder jaarlijks het bedrag van het bruto pgb voor het in dat jaar gelegen deel van de budgetperiode mede.

Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen

Artikel 19 Vormen van woonvoorzieningen

  • 1 Het college verstrekt voorzieningen voor het – in aanvaardbare mate - wegnemen van aantoonbare beperkingen die een ondersteuningsbehoevende ondervindt bij het normale gebruik van zijn woning.

  • 2 De te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een algemene voorziening;

    • b.

      een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • c.

      een voorziening van bouwkundige of woontechnische aard in of aan een woning;

    • d.

      een voorziening van niet-bouwkundige en niet-woontechnische aard in of aan een woning;

    • e.

      een voorziening voor onderhoud, keuring en reparatie van een, op grond van in het kader van de Wmo verstrekte voorziening, liftinstallatie in een woning, opening en sluitingsmechanismen van deuren en woonvoorzieningen van niet bouwkundige of niet woontechnische aard;

    • f.

      een voorziening voor tijdelijke huisvesting;

    • g.

      een voorziening voor huurderving.

  • 3 De voorzieningen genoemd in lid 1 onder b, c, e, f en g worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 4 De voorzieningen genoemd in lid 1 onder d wordt, met inachtneming van het bepaalde in artikel 6 van de wet, in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verleend.

Artikel 20 Weigeringsgronden

Het college weigert een woonvoorziening indien:

  • a.

    De ondersteuningsbehoevende zijn hoofdverblijf niet heeft of zal hebben in de woonruimte waarvoor de voorziening aangevraagd is.

  • b.

    De voorziening aangevraagd is op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak.

  • c.

    De beperking of het probleem voortvloeit uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

  • d.

    De voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw.

  • e.

    Er geen rechtstreeks oorzakelijk verband bestaat tussen de beperking of het probleem en een of meer bouwkundige of woontechnische kenmerken van woning.

  • f.

    De beperking of het probleem niet in de woning zelf (waartoe ook de toegankelijkheid van de woning wordt begrepen) wordt ondervonden.

  • g.

    De noodzaak tot het treffen van deze voorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolge van ziekte of gebrek, inclusief chronisch psychische of psychosociale problemen, geen aanleiding bestond en er geen belangrijke reden aanwezig was.

  • h.

    De aanvraag verband houdt met een verhuizing en deze verhuizing dan wel de acceptatie van de nieuwe woning heeft plaatsgevonden voordat het college een besluit heeft genomen naar aanleiding van de aanvraag, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor die verhuizing of die acceptatie.

  • i.

    De aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende niet verhuist naar de voor hem op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij het college schriftelijk toestemming heeft verleend voor de verhuizing.

  • j.

    De aanvraag een voorziening betreft voor verhuis-en inrichtingskosten en de ondersteuningsbehoevende voor het eerst zelfstandig gaat wonen.

  • k.

    De aanvraag verband houdt met een verhuizing en de ondersteuningsbehoevende verhuist naar een woning die niet geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

  • l.

    De aanvraag verband houdt met een verhuizing naar een AWBZ-instelling.

  • m.

    De aanvraag betrekking heeft op een voorziening in een AWBZ-instelling, hotels/pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen en tweede woningen.

  • n.

    De te treffen voorziening bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.

Artikel 21 Primaat algemene woonvoorzieningen en recht op individuele

  • 1 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een algemene woonvoorziening art. 19 onder a in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning en de algemene woonvoorziening dit snel en adequaat kan oplossen.

  • 2 Een ondersteuningsbehoevende kan voor de in artikel 19 onder b. c. d. e. f. en g. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning en in het vorige lid genoemde oplossing niet aanwezig is of niet tot een snelle en adequate oplossing leidt.

Artikel 22 Primaat van de verhuizing

  • 1 De ondersteuningsbehoevende kan uitsluitend voor een van de voorziening als bedoeld in artikel 19 onder c t/m g in aanmerking komen als verhuizing niet mogelijk of niet de goedkoopst adequate oplossing is.

  • 2 Het college stelt in het besluit vast wanneer het primaat van verhuizen niet wordt toegepast.

Artikel 23

Vervallen

Artikel 24 Uitsluitingen

De bepalingen van hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan:

- hotels/pensions;- trekkerswoonwagens;- kloosters;- tweede woningen;- vakantiewoningen;- recreatiewoningen;- kamerverhuur en- specifiek op ondersteuningsbehoevende en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Artikel 25 Hoofdverblijf

  • 1 Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien de ondersteuningsbehoevende zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar/logeerbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling.

  • 3 De aanvraag voor het bezoekbaar/logeerbaar maken wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

  • 4 De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar/logeerbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in het besluit vast te leggen maximumbedrag.

  • 5 Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan het middels een woonvoorziening bewerkstelligen dat de aanvrager de woonruimte, de woonkamer en een toilet kan bereiken. Onder logeerbaar maken wordt verstaan dat de aanvrager de woning, de woonkamer, de badkamer, de slaapkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 26 Terugbetaling bij verkoop

De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening, de aan deze verordening voorafgaande verordening dan wel krachtens de WVG een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereed melding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient volgens het in het Besluit door het college vastgelegde afschrijvingsschema te worden terugbetaald.

Artikel 27 Gereedmelding, vaststelling en uitbetaling

  • 1 Terstond na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening genoemd in artikel vormen van woonvoorzieningen art. 19 onder c, maar uiterlijk binnen vijftien maanden na het verlenen van deze voorziening, verklaart de woningeigenaar aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2 De gereed melding als bedoeld in lid 1 gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is verleend en is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de voorziening.

  • 3 De woningeigenaar dient gedurende een periode van zeven jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 32 Vormen van vervoersvoorzieningen

  • 1 Het college verstrekt voorzieningen voor het – in aanvaardbare mate – wegnemen van aantoonbare beperkingen die een ondersteuningsbehoevende ondervindt bij het zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel.

  • 2 De door het college te verlenen vervoersvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een algemene vervoersvoorziening;

    • b.

      een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer;

    • c.

      een vergoeding voor vervoer per eigen auto;

    • d.

      vervoer per taxi;

    • e.

      vervoer per rolstoeltaxi;

    • f.

      een aanpassing van een eigen auto;

    • g.

      een al dan niet aangepaste auto;

    • h.

      een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • i.

      een open elektrische buitenwagen;

    • j.

      een ander verplaatsingsmiddel dan de vervoermiddelen genoemd in de onder g, h en i;

    • k.

      gewenningslessen voor een vervoersvoorziening, voordat een ondersteuningsbehoevende een scootmobiel of aangepaste auto kan gebruiken;

    • l.

      accessoires: aanpassingen aan individuele voorzieningen, zoals aan scootmobiel.

  • 3 De voorziening in de vorm van deelname aan een collectief vervoersysteem wordt als voorziening in natura verleend.

  • 4 De voorzieningen in de vorm van een vergoeding voor vervoer per eigen auto en vervoer per taxi of rolstoeltaxi worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 5 De voorziening in de vorm van een aanpassing aan de eigen auto, een al dan niet aangepaste auto worden in de vorm van een financiële tegemoetkoming verleend.

  • 6 De voorzieningen in de vorm van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen of een ander verplaatsingsmiddel worden in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verleend.

  • 7 Geen inhoud aanwezig van lid

Artikel 33 Het recht op een voorziening

Een ondersteuningsbehoevende kan voor de in artikel 32 lid 2 onder a. t/m i. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen:

  • a.

    het gebruik van het openbaar vervoer of

  • b.

    het bereiken van het openbaar vervoer onmogelijk maken.

Artikel 34 Het primaat van het collectief vervoer

Een ondersteuningsbehoevende kan voor de in artikel 32 lid 2 onder c t/m j vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht wanneer:

  • a.

    aantoonbare beperkingen het gebruik van een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer, onmogelijk maken dan wel;

  • b.

    een collectief systeem van aanvullend al dan niet openbaar vervoer niet aanwezig is.

Artikel 35 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorzieningen

Indien het inkomen van een ongehuwde ondersteuningsbehoevende of het gezamenlijk inkomen van gehuwde personen meer bedraagt dan het bedrag dat in het Besluit voor de diverse categorieën genoemde inkomensgrenzen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat in artikel 32 onder b t/m h en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet in aanmerking komen voor verstrekking of vergoeding.

Artikel 36 Weigeringsgronden

  • 1 Een voorziening kan slechts worden toegekend indien de ondersteuningsbehoevende door zijn beperkingen niet in staat is het openbaar vervoer te bereiken of te gebruiken.

  • 2 vervallen.

  • 3 Er wordt geen inkomensgrens voor deelname aan het collectief vervoersysteem gehanteerd indien de ondersteuningsbehoevende geïndiceerd is voor rolstoelgebonden vervoer.

  • 4 Bij de verlening van de voorzieningen genoemd in artikel 32 onder b tot en met j kan rekening worden gehouden met:

    - de individuele vervoersbehoefte van de ondersteuningsbehoevende;- de mate waarin de voorziening genoemd in artikel 32 onder a in de individuele vervoersbehoefte kan voorzien en- de mate waarin de vervoersbehoeften van partners samenvallen.

  • 5 Een ondersteuningsbehoevende kan eerst dan voor een voorziening in de vorm van een open elektrische buitenwagen in aanmerking worden gebracht indien hij slechts honderd meter kan lopen.

Artikel 37 Omvang in gebied en in kilometers

  • 1 Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2 De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen binnen het in het Besluit bepaalde vervoersgebied mogelijk maken.

Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning

Artikel 39 Vormen van rolstoelvoorzieningen

  • 1 Het college verstrekt voorzieningen, waarvan het rijden de primaire functie is, voor het – in aanvaardbare mate – wegnemen van aantoonbare beperkingen die een ondersteuningsbehoevende ondervindt bij het zich verplaatsen in en om de woning dan wel en het zich verplaatsen bij het beoefenen van sport.

  • 2 De door het college te verlenen voorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een algemene rolstoelvoorziening;

    • b.

      een rolstoel voor verplaatsing binnen, dan wel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte, dan wel een aanpassing daaraan;

    • c.

      een sportrolstoel.

  • 3 De voorziening in de vorm van een sportrolstoel wordt verstrekt indien de ondersteuningsbehoevende zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

  • 4 De voorziening in de vorm van een rolstoel voor verplaatsing binnen en buiten de woonruimte en een aanpassing daaraan, wordt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget verleend. Voor een sportrolstoel wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Artikel 40

Vervallen.

Artikel 41 Primaat algemene rolstoelvoorziening bij incidenteel rolstoelgebruik en sportrolstoel

  • 1 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een rolstoelvoorziening in artikel 39 onder a. in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 2 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een rolstoelvoorziening in artikel 39, onder b. in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en indien de in artikel 39 lid 2 onderdeel a vermelde voorziening niet aanwezig is of tot een snelle en adequate oplossing leidt en dat hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.

  • 3 Een ondersteuningsbehoevende kan voor een rolstoelvoorziening in artikel 39, onder c. in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportrolstoel onmogelijk maken.

Artikel 42 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners

In uitzondering op het gestelde in artikel primaat algemene rolstoelvoorziening, lid 2 komt een ondersteuningsbehoevende die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.

Hoofdstuk 7 Het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 43 Gebruik aanvraagformulier

Een aanvraag dient te worden ingediend door middel van een door het college ter beschikking gesteld formulier. Desgevraagd dient men zich te legitimeren met een geldig identiteitsbewijs.

Artikel 44 Relatie met de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

De aanvraag dient te worden ingediend bij het Loket maatschappelijke ondersteuning van de gemeente Heeze-Leende, in welk loket zowel aanvragen voor voorzieningen inzake de wet alsook aanvragen zorg inzake de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten kunnen worden ingediend.

Artikel 45 Inlichtingen, onderzoek, advies en beschikking

  • 1 Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2 Het college vraagt met inachtneming van 3.3 van de Awb een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      het handelt om een aanvraag een ondersteuningsbehoevende betreffend, die nog niet eerder een aanvraag in het kader van deze verordening heeft ingediend en het een voorziening betreft waarvan de kosten naar verwachting het bedrag als genoemd in het Besluit te boven zal gaan;

    • b.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • c.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3 Een ondersteuningsbehoevende is verplicht aan het college of de door hem aangewezen adviesinstantie die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

  • 4 Bij de advisering zoals genoemd in het eerste lid wordt door de adviseur gebruik gemaakt van de systematiek zoals neergelegd in de International Classification of Functions, Disabilities and Impairments, de zogenaamde ICF classificatie.

  • 5 De beschikking vermeldt op welke wijze de genomen beschikking bijdraagt aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van mensen met een beperking of een chronisch psychisch probleem en van mensen met een psychosociaal probleem.

Artikel 46 Samenhangende afstemming

  • 1 Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de ondersteuningsbehoevende laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de aanvrager.

  • 2 In het Besluit wordt bepaald op welke wijze de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend moet wordt afgestemd op de situatie van de ondersteuningsbehoevende.

Artikel 47 Wijzigingen in de situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 48 Intrekking van een voorziening

  • 1 Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • c.

      de voorziening niet (langer) noodzakelijk is en/of indien de ondersteuningsbehoevende de voorziening niet langer op prijs stelt;

    • d.

      Bij overlijden van de ondersteuningsbehoevende.

  • 2 Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 49 Terugvordering

  • 1 Ingeval van een ingetrokken besluit tot verlening van de voorziening kan op basis daarvan reeds uitbetaalde voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2 In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 50 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de ondersteuningsbehoevende afwijken van de bepalingen bij of krachtens van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 51 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen, de uitvoering van de Wet betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 53 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 54 Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na een jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.

Artikel 55 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Artikel 56 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Heeze -Leende 2009.