Regeling vervallen per 01-01-2015

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013

Geldend van 03-05-2014 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2013

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013

Burgemeester en wethouders van Hellendoorn;

gelet op artikel 6.3, lid 2 en artikel 8.5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013;

b e s l u i t e n:

vast te stellen het:

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    persoonsgebonden budget-regulier: een geldbedrag als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder 21 van de verordening;

  • 2.

    persoonsgebonden budget-alfa: een geldbedrag als bedoeld in artikel 1.1, aanhef en onder 21 van de verordening bestaande uit een vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 inclusief een bedrag voor bemiddeling en service;

  • 3.

    verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013;

  • 4.

    woonvoorziening: een individuele voorziening behorende tot de te bereiken resultaten als genoemd in artikel 5.3, lid 4 van de verordening;

  • 5.

    woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een persoon ondervindt bij het normale gebruik van een woning.

Hoofdstuk 2 Resultaten vastgesteld in eenheden

Artikel 2 Resultaten vastgesteld in eenheden

  • 1. De individuele voorzieningen van de te bereiken resultaten, als bedoeld in de artikelen 5.2, 5.4, 5,5 en 5.6 van de verordening, worden vastgesteld in uren en minuten aan de hand van het Protocol Hulp bij het huishouden, dat als bijlage bij dit besluit is gevoegd.

  • 2. Bij de verstrekking van de individuele voorzieningen als genoemd in lid 1, wordt onderscheid gemaakt in hulp bij het huishouden categorie 1 (hh1) en hulp bij het huishouden categorie 2 (hh2).

Hoofdstuk 3 Bedragen persoonsgebonden budget

Artikel 3 Bedragen persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget-regulier voor de individuele voorzieningen van de te bereiken resultaten als bedoeld in de artikelen 5.2, 5.4, 5.5 en 5.6 van de verordening bedraagt maximaal € 14,56 per uur voor hulp bij het huishouden, categorie 1 (hh1) en € 19,05 per uur voor hulp bij het huishouden, categorie 2 (hh2).

  • 2. Het persoonsgebonden budget-alfa voor de individuele voorzieningen van de te bereiken resultaten als genoemd in de artikelen 5.2, 5.4, 5.5 en 5.6 van de verordening bedraagt maximaal € 15,78 per uur.

  • 3. Bij overige individuele voorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de tegenwaarde van een vergelijkbare voorziening in natura, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier.

  • 4. Het bedrag van het persoonsgebonden budget als bedoeld in lid 3 is vastgesteld op basis van:

    a. de nieuwprijs van de voorziening;

    b. de kosten van keuring, reparatie, onderhoud en verzekering voor een periode van vijf jaar;

    c. een economische levensduur van vijf jaar.

Hoofdstuk 4 Soorten voorzieningen

Artikel 4 Soorten voorzieningen met betrekking tot het wonen in een geschikt huis

  • 1. De hoogte van het bedrag als genoemd in artikel 5.3, lid 2 van de verordening bedraagt € 7.500,--.

  • 2. Een woonvoorziening in de vorm van een woningaanpassing met uitzondering van een (trap)lift, als bedoeld in artikel 5.3, lid 4 van de Verordening, wordt uitsluitend in de vorm van een financiële tegemoetkoming verstrekt. Bij de vaststelling hiervan wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in de DNR 2005 (De Nieuwe Regeling 2005), voorzover het college het inschakelen van een architect noodzakelijk acht;

    • d.

      de kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • e.

      de leges, voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • f.

      renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • g.

      de prijs van bouwrijpe grond wanneer niet binnen de oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden;

    • h.

      de door het college schriftelijk goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet te voorzien waren;

    • i.

      de kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • j.

      de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • k.

      de administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de persoon met beperkingen, bedragen, voorzover de kosten genoemd onder a. tot en met j. meer dan € 900,-- zijn, 10% van die kosten met een maximum van 340,--.

  • 3. De financiële tegemoetkoming als genoemd in lid 2 moet, met inachtneming van een eventueel zelf betaalde eigen aandeel, worden terugbetaald indien de woning binnen tien jaar na gereedmelding van de woonvoorziening wordt verkocht en de hoogte van de financiële tegemoetkoming meer bedraagt dan € 7.500,--.

    De hoogte van het terug te betalen bedrag wordt vastgesteld, overeenkomstig onderstaand afschrijvingsschema:

    · voor het eerste jaar 100%

    · voor het tweede jaar 90%

    · voor het derde jaar 80%

    · voor het vierde jaar 70%

    · voor het vijfde jaar 60%

    · voor het zesde jaar 50%

    · voor het zevende jaar 40%

    · voor het achtste jaar 30%

    · voor het negende jaar 20%

    · voor het tiende jaar 10%

  • 4. Een woonvoorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard:

    • a.

      met een aanschafwaarde tot € 250,-- (inclusief btw) wordt uitsluitend in eigendom verstrekt;

    • b.

      met een aanschafwaarde vanaf € 250,-- (inclusief btw) wordt, met uitzondering van een woonvoorziening gericht op woningsanering, uitsluitend in bruikleen of in de vorm van een persoonsgebonden budget verstrekt;

    • c.

      die gericht is op woningsanering wordt uitsluitend in de vorm van een forfaitaire vergoeding verstrekt.

  • 5. De hoogte van een woonvoorziening in de vorm van een forfaitaire vergoeding in de kosten van woningsanering is afhankelijk van de leeftijd van de huidige stoffering en bedraagt maximaal voor:

    • a.

      gladde afneembare vloerbedekking voor de woonkamer € 360,--;

    • b.

      gladde afneembare vloerbedekking voor de slaapkamer € 157,50;

    • c.

      rolgordijnen/jaloezieën (105 cm x 130 cm) € 25,--.

  • 6. Een woonvoorziening in de vorm van een forfaitaire vergoeding in de verhuis- en herinrichtingskosten, als bedoeld in artikel 5.3, lid 2 van de verordening, bedraagt € 2.269,--.

  • 7. Een woonvoorziening in de vorm van een forfaitaire vergoeding in de verhuis- en herinrichtingskosten aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, een woonruimte ontruimt, bedraagt minimaal € 2.269,--.

  • 8. Indien belanghebbende te maken heeft met dubbele woonlasten kan er voor een periode van maximaal zes maanden een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting worden verstrekt in verband met het aanpassen van de huidige woonruimte van belanghebbende of het aanpassen van de door belanghebbende nog te betrekken woonruimte. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als de aanvrager redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft. De financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Bij niet zelfstandige woonruimte bedraagt de financiële tegemoetkoming de helft van de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

  • 9. In geval van huurbeëindiging van een woonruimte, die aangepast is voor een bedrag van € 10.000,-- of meer, kan het college voor een periode van maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten. De hoogte van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.

  • 10. Een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie kan worden verstrekt voor: trapliften, rolstoelplateauliften, woonhuisliften, hefplateauliften, balansliften, automatische deuropeners en mechanische inrichting van een in hoogte verstelbare keuken/wastafel.

  • 11. Een woonvoorziening in de vorm van het bezoekbaar maken van een woonruimte is niet aan een maximumbedrag gebonden.

Artikel 5 Individuele voorziening met betrekking tot het zich verplaatsen in en om de woning

De rolstoel als genoemd in artikel 5.7, lid 2 van de verordening kan worden verstrekt in de vorm van:

  • a.

    een voorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget.

Artikel 6 Soorten voorzieningen met betrekking tot het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1. De door het college te treffen individuele voorzieningen behorende tot het te bereiken resultaat als genoemd in artikel 5.8 van de verordening kunnen bestaan uit:

    • a.

      een Wmo-vervoerpas, waarmee tegen gereduceerd tarief 600 zones per jaar gereisd kan worden; en/of

    • b.

      een voorziening in natura in de vorm van een verplaatsingsmiddel; of

    • c.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een voorziening als bedoeld onder b.

  • 2. Indien de in lid 1 onder a genoemde individuele voorziening niet leidt tot het te bereiken resultaat, kan het college een van de volgende voorzieningen verstrekken:

    • a.

      een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een taxi die maximaal € 3.120,-- per jaar bedraagt. Daarnaast kan het starttarief en het tijdtarief gedeclareerd worden. Voor het starttarief geldt een maximum van € 2,83 per keer. Voor het tijdtarief geldt een maximum van € 0,34 per minuut;

    • b.

      een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een rolstoeltaxi die maximaal € 3.930,-- per jaar bedraagt. Daarnaast kan het starttarief en het tijdtarief gedeclareerd worden. Voor het starttarief geldt een maximum van € 5,75 per keer. Voor het tijdtarief geldt een maximum van € 0,39 per minuut of;

    • c.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van het aanpassen van een eigen auto.

  • 3. Indien de in lid 1 onder a en de in lid 2 genoemde individuele voorzieningen niet leiden tot het te bereiken resultaat, kan het college een van de volgende voorzieningen verstrekken:

    • a.

      een voorziening in natura in de vorm van:

    • 1. een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

    • 2. een al dan niet aangepaste auto; of

    • b.

      een persoonsgebonden budget te besteden aan een voorziening als bedoeld onder a.

  • 4. Indien de omvang van de individuele voorziening zoals genoemd in lid 1 onder a en lid 2 onder a en b aantoonbaar niet toereikend is, kunnen de hierin genoemde zones, c.q. bedragen, met uitzondering van de genoemde starttarieven, worden verruimd tot maximaal een verdubbeling van de genoemde zones c.q. bedragen.

Artikel 7 Soorten voorzieningen om contacten te kunnen hebben met medemensen en deel te kunnen nemen aan maatschappelijke, recreatieve en/of religieuze activiteiten

  • 1. De door het college te treffen individuele voorzieningen, behorende tot het te bereiken resultaat als genoemd in artikel 5.9 van de verordening, kunnen onder andere bestaan uit:

    • a.

      een rolstoel voor incidenteel gebruik;

    • b.

      een financiële tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die voor sport wordt gebruikt van maximaal € 2.802,--.

  • 2. De voorziening als genoemd in lid 1 onder a, kan worden verstrekt in de vorm van natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

  • 3. De hoogte van het bedrag als genoemd in lid 1 onder b, wordt bepaald door de aanschafwaarde van de voorziening vermeerderd met 20% van de aanschafwaarde voor te verwachten reparatie- en onderhoudskosten. De maximale financiële tegemoetkoming kan eens in de drie jaar worden verstrekt.

Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 8 Hoogte van de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel

Ten aanzien van de vaststelling van de hoogte van de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel, wordt uitgegaan van hetgeen is bepaald in artikel 4.1, lid 1, a t/m d van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning, alsmede in artikel 4.1, de leden 3 en 4 en de artikelen 4.2, 4.3 en 4.4 van dit besluit.

Artikel 9 Voorzieningen waarvoor een eigen bijdrage/aandeel is verschuldigd

Op grond van artikel 6.3 van de verordening is de aanvrager een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor alle voorzieningen, met uitzondering van:

  • a.

    een Wmo-vervoerpas;

  • b.

    een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving;

  • c.

    een woonvoorziening in de vorm van een forfaitaire vergoeding in de verhuis- en hernrichtingskosten aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen een woonruimte ontruimt.

Artikel 10 Kostprijs van voorzieningen

  • 1. Onder kostprijs wordt verstaan, het door het college vastgestelde bedrag dat een individuele voorziening gedurende een periode van vier weken kost.

  • 2. Voor de volgende bruikleenvoorzieningen is de kostprijs vastgesteld voor de duur van het gebruik van de voorziening:

    • a.

      verplaatsingsmiddel in de vorm van een scootmobiel: € 65,31;

    • b.

      een ander verplaatsingsmiddel: € 31,71;

    • c.

      woonvoorziening: € 31,56;

    • d.

      traplift: € 36,91.

  • 3. Voor de volgende voorzieningen is er een kostprijs vastgesteld voor de duur van maximaal 39 perioden:

    • a.

      sportvoorziening: € 71,85;

    • b.

      verhuis- en herinrichtingskosten: € 58,18.

  • 4. Voor de volgende voorzieningen wordt er voor maximaal 39 perioden een eigen bijdrage/aandeel opgelegd dat gebaseerd is op de kostprijs van de voorziening volgens de geaccepteerde factuur:

    • a.

      bouwkundige of woontechnische aanpassing;

    • b.

      woonvoorziening in eigendom;

    • c.

      auto-aanpassing.

  • 5. Voor het gebruik van een (rolstoel)taxi wordt er voor de duur van het gebruik een kostprijs vastgesteld dat gebaseerd is op de gedeclareerde bedragen.

  • 6. Voor hulp bij het huishouden in de vorm van natura wordt de kostprijs gebaseerd op de daadwerkelijk afgenomen zorg. Voor hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt de kostprijs gebaseerd op de geïndiceerde uren. Voor de duur van de hulp bij het huishouden is er een eigen bijdrage verschuldigd.

  • 7. Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een persoonsgebonden budget (niet zijnde hulp bij het huishouden) wordt er voor de duur van maximaal vijf jaar een eigen bijdrage opgelegd waarvan de hoogte gebaseerd is op het bedrag dat de voorziening de gemeente in natura zou kosten.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 11 Intrekking

Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013 van 15 oktober 2013, kenmerk 13INT02639, en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn van 12 maart 2013, kenmerk 13INT01047, worden ingetrokken met ingang van de dag, volgende op die van haar bekendmaking. De intrekking werkt terug tot 1 november 2013.

Artikel 12 Overgangsbepaling

In afwijking van artikel 11, wordt het bepaalde in artikel 6.2, aanhef en onder c, onder 2 en artikel 6.3, lid 2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013 van 12 maart 2013, kenmerk 13INT01047, voor zover het betreft het recht op de financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een (eigen) auto voor personen die op 31 oktober 2013 recht hadden op deze financiële tegemoetkoming, ingetrokken per 1 juli 2014.

Artikel 13 Inwerkingtreding

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar bekendmaking en werkt terug tot 1 november 2013.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 treedt artikel 9 van dit besluit voor personen die op 31 oktober 2013 aanspraak maakten op een individuele voorziening op grond van de Wmo en op basis van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013 van 12 maart 2013 geen eigen bijdrage/aandeel verschuldigd waren, in werking met ingang van de dag, volgende op die van haar bekendmaking.

Artikel 14 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013.

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting op het Besluit maatschappelijke ondersteuning 2013

Inleiding

De gemeenteraad heeft de kaders waarbinnen voorzieningen worden verstrekt in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning vastgelegd in de verordening maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn onder andere alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, bij elkaar gebracht. Het college kan binnen de door de raad gestelde kaders alle bedragen in het besluit op een eenvoudige wijze aanpassen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt).

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze begrippen zijn voldoende omschreven. Zij behoeven geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 2 Resultaten vastgesteld in eenheden

Artikel 2 Resultaten vastgesteld in eenheden

De hier genoemde te bereiken resultaten betreffen: “Een schoon en leefbaar huis”, “Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften”, “Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding” en “Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren”. In het protocol Hulp bij het huishouden, dat als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd, is de omvang van de individuele voorzieningen die behoren tot deze resultaten nader geregeld.

Hoofdstuk 3 Bedragen persoonsgebonden budget

Artikel 3 Bedragen persoonsgebonden budget

Lid 1:

Bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning waren de tarieven voor de persoonsgebonden budgetten voor hulp bij het huishouden gekoppeld aan het gemiddelde tarief van de toen aangeboden natura tarieven in de gemeenten Hellendoorn, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. In de praktijk is gebleken dat het overgrote deel van de cliënten die hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget ontvangt, goed uit de voeten kan met de destijds vastgestelde persoonsgebonden budget-tarieven. Om die reden is besloten om deze tarieven als uitgangspunt te nemen en de koppeling van de persoonsgebonden budget-tarieven aan de tarieven voor huishoudelijke hulp in natura los te laten.

In navolging van 2012 zijn ook voor 2013 voor wat betreft de indexering de indexen van het wettelijk minimumloon van 1 januari en 1 juli van het jaar ervoor gevolgd, omdat het persoonsgebonden budget grotendeels loongevoelig is. Daarnaast is de Btw-verhoging (van 19 naar 21%) meegenomen in de berekening van de tarieven. De persoonsgebonden budget-tarieven regulier bedragen daarmee vanaf 1 januari 2013 respectievelijk € 14,56 voor hulp bij het huishouden categorie 1 (HH1) en € 19,05 voor hulp bij het huishouden categorie 2 (HH2). Deze beleidskeuze is afgestemd met de gemeenten Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. De budgethouder van het persoonsgebonden budget regulier wordt met het bestaande tarief in staat geacht om op de markt een zorgleverancier of particuliere hulp te vinden en daarmee tevens personele zaken, zoals bijvoorbeeld verzekeringen voor loonkosten, Arbo en wetteljke aansprakelijkheid, te regelen. Ook voor dit tarief geldt dat op basis van onze ervaringen het tarief een voldoende kostendekkend tarief is.

Lid 2:

Het tarief voor persoonsgebonden budget alfa bedraagt maximaal € 15,78 per uur. Uit marktonderzoek is gebleken dat de cliënt met dit tarief zowel de alfahulp een reëel uurtarief kan bieden als ook een goede service en bemiddeling kan inkopen. Qua indexeringssystematiek wordt aangesloten bij de indexering van het persoonsgebonden budget-regulier. Verder is bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget-alfa-tarief vanaf 2011 rekening gehouden met het feit dat de bemiddelings- en servicebureau’s voor een deel van hun activiteiten geen Btw behoeven af te dragen. Dit is gedurende het jaar 2010 gebleken en heeft tot gevolg dat het Pgb-alfa tarief vanaf 2011 lager is vastgesteld dan voor 2010. Voor 2013 is dit tarief met de gemiddelde index van het wettelijk minimumloon van 1 januari 2012 en 1 juli 2012 opgehoogd.

Lid 3 en 4:

Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen wordt vastgesteld voor een periode van vijf jaar. De termijn van vijf jaar vangt aan vanaf de datum van de beschikking waarin het betreffende persoonsgebonden budget voor de betreffende voorziening is toegekend.

Hoofdstuk 4 Soorten voorzieningen

Artikel 4 Soorten voorzieningen met betrekking tot het wonen in een geschikt huis

Lid 1:

In artikel 5.3, lid 2 van de Verordening is vastgelegd, dat wanneer het aanpassen van de huidige woning een door het college te bepalen bedrag te boven gaat, eerst beoordeeld dient te worden of het te bereiken resultaat bereikt kan worden met een verhuizing naar een geschikte woning of een makkelijker geschikt te maken woning. Het zogenaamde primaat van verhuizen.

In dit artikellid is het hierboven genoemde bedrag vastgesteld op € 7.500,--.

Het college is gehouden te onderzoeken of, gelet op de individuele omstandigheden van het geval, het primaat van verhuizen aan belanghebbende kan worden opgelegd. Dit betekent dat per individuele situatie het college de belangen moet afwegen en beoordelen of het primaat van verhuizen een compenserende voorziening is. Wanneer dit niet het geval is, zal moeten worden afgeweken van dat primaat.

Lid 2:

In dit artikellid wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming van een woningaanpassing bepaald waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van een goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten van de architect (zoals een sterkte berekening), kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Onder uitvoeringskosten zijn tevens de kosten begrepen van werkzaamheden die de sociale verhuurders door de eigen technische dienst laten uitvoeren.

Lid 3:

De inhoud van dit artikellid spreekt voor zich.

Lid 4:

In dit artikellid is bepaald dat woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard, met een aanschafwaarde tot € 250,-- (inclusief btw) uitsluitend in eigendom worden verstrekt. Vanaf € 250,-- (inclusief btw) worden woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard in bruikleen verstrekt. Deze regeling komt overeen met de werkafspraken die zijn gemaakt met de gecontracteerde leverancier. Woonvoorzieningen in het kader van woningsanering worden echter niet in bruikleen verstrekt, maar in de vorm van een forfaitaire vergoeding.

Lid 5:

Een woningsanering wordt aangemerkt als een niet aard- en nagelvaste woonvoorziening. Men spreekt in dit verband ook wel van een woonvoorziening van niet bouwkundige of niet-woontechnische aard.

Allergie, astma of chronische bronchitis (COPD (voorheen CARA genoemd)) kunnen aanleiding zijn voor woningsanering. Daarnaast kan het voor de gebruiker van een rolstoel noodzakelijk zijn dat de gewone vloerbedekking wordt vervangen door rolstoelvast tapijt.

Onder voorwaarden kan men voor een forfaitaire vergoeding in de kosten van woningsanering in aanmerking komen:

Voorwaarden:

  • ·

    ingeval van COPD is een verklaring van een medisch specialist noodzakelijk;

  • ·

    de aanvrager heeft voorafgaande aan de aanschaf niet kunnen weten dat COPD zou ontstaan/verergeren;

  • ·

    de aanvrager heeft voorafgaande aan de aanschaf niet kunnen weten dat men afhankelijk zou worden van het gebruik van een rolstoel in huis;

  • ·

    vervanging van de voorziening is medisch gezien op korte termijn noodzakelijk;

  • ·

    de aanvrager wordt geacht ook zelf maatregelen te treffen ter voorkoming van COPD-klachten;

  • ·

    de woningsanering betreft in de regel het vervangen van tapijt in het slaapvertrek. Indien de aanvrager jonger is dan vier jaar, kan ook de woonkamer worden gesaneerd;

  • ·

    de te vervangen stoffering is niet ouder dan acht jaar.

Afschrijvingstermijn

Een forfaitaire vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. De forfaitaire vergoeding bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de volgende afschrijvingsperiode:

100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar;

75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.

Normbedragen (gebaseerd op NIBUD)

Als normbedragen worden gehanteerd:

  • ·

    voor zeil of linoleum € 45,-- per strekkende meter (1 m bij 4 meter). Bij de berekening van het totaal aantal meters, mag 10% van het totale vloeroppervlak opgeteld worden (als zijnde restafval).

  • ·

    Jaloezieën/rolgordijnen € 25,-- (105 cm bij 130 cm)

Afmetingen

Uitgaande van het uitrustingsniveau sociale woningbouw, worden de volgende afmetingen gehanteerd voor zeil en linoleum:

Zeil of linoleum

Woonkamer 32 m

Slaapkamer 14 m

Geen forfaitaire vergoeding

Geen forfaitaire vergoeding wordt verstrekt, indien:

  • ·

    het treffen van een voorziening niet tot verbetering van de situatie van de aanvrager leidt;

  • ·

    de aanvrager bij aanschaf van het artikel/voorziening redelijkerwijs had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert;

  • ·

    de aanvrager gaat verhuizen;

  • ·

    het artikel/de voorziening ouder is dan acht jaar.

Overig

De noodzaak voor het verstrekken van een forfaitaire vergoeding in de kosten van woningsanering, wordt mede bepaald in relatie tot: het levenspatroon en de leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en het gedrag van de aanvrager.

Lid 6:

Een forfaitaire vergoeding in de kosten van verhuizing en inrichting wordt vanwege de eenvoud in de vorm van een vast bedrag verstrekt.

Lid 7:

Door privé-omstandigheden kan een persoon zonder beperkingen in een aangepaste woning verblijven. (Bijvoorbeeld omdat de persoon waarvoor de woning in het verleden is aangepast is overleden). Om het aanbod van aangepaste woningen op peil te houden, kan de gemeente aan deze bewoner(s) vragen de woning vrij te maken voor een woningzoekende met beperkingen.

Het vrijmaken van de woning dient wel op verzoek van de gemeente te gebeuren. Iemand die in een aangepaste woning woont en deze op eigen initiatief verlaat, kan niet in aanmerking komen voor deze bijdrage. De tegemoetkoming in de verhuiskosten dient als stimulans om te verhuizen. De gemeente kan echter iemand niet dwingen een woning vrij te maken.

De tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten aan iemand die op verzoek van de gemeente een woning vrijmaakt, bedraagt minimaal € 2.269,--. Per situatie zal beoordeeld moeten worden wat een reële tegemoetkoming is. Hiervoor is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Lid 8:

Dit artikellid regelt de financiële tegemoetkoming in de kosten van noodzakelijke tijdelijke huisvesting.

In die gevallen waarin de persoon met beperkingen tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden naar een andere woonruimte uitwijkt, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is, maar maximaal voor zes maanden, een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt. Deze bedragen zijn gebaseerd op de huurbedragen die in aanmerking worden genomen bij het berekenen van de huurtoeslag.

Lid 9:

Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste woning zal in veel gevallen langer duren dan de termijnen die gelden voor een niet-aangepaste woning. Daarbij wordt een grens getrokken bij een investeringsbedrag van € 10.000,--. (Woningen die voor een lager bedrag zijn aangepast, zullen in veel gevallen niet zo specifiek zijn aangepast, dat het vinden van een geschikte kandidaat door de woningaanpassingen belemmerd wordt). Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor een persoon met beperkingen. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plaatse. Een algemene termijn die redelijk kan worden geacht, is zes maanden.

Door het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van huurderving, deelt de gemeente in het risico van de verhuurder. Het zou niet redelijk zijn als een van beide partijen het risico voor de volle 100% zou moeten lopen. Beide partijen hebben er belang bij dat de woning op zo kort mogelijke termijn weer kan worden verhuurd. De in dit lid opgenomen mogelijkheid tot subsidiëring is mede bedoeld als stimulans om de bereidheid van de woningeigenaar te vergroten zijn medewerking aan het aanpassen van de woonruimte te verlenen.

Lid 10:

Dit artikellid spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.

Lid 11:

In aanvulling op het bepaalde in artikel 5.3 van de verordening kan een woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een Awbz-inrichting. Onder het bezoekbaar maken, wordt uitsluitend verstaan dat de persoon met beperkingen één woonruimte en een toilet kan bereiken en gebruiken.

In dit artikellid is bepaald dat een woonvoorziening in de vorm van het bezoekbaar maken van een woonruimte niet aan een maximumbedrag is gebonden.

Artikel 5 Individuele voorziening met betrekking tot het zich verplaatsen in en om de woning

Het gaat hier om een voorziening in de vorm van een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Artikel 6 Soorten voorzieningen met betrekking tot het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1 onder a.:

Op basis van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep moeten cliënten minimaal 1500 km per jaar af kunnen leggen voor het leven van alle dag. Daarbij geldt het primaat van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) (Regiotaxi Twente). Dat wil zeggen dat een persoon met beperkingen die voor een vervoersvoorziening is geïndiceerd, in principe in aanmerking komt voor een vergoeding van 1500 kilometers = 600 zones per jaar reizen met de Regiotaxi Twente tegen openbaar vervoerstarief. Deze vergoeding wordt verstrekt als individueel budget, dat slechts kan worden aangesproken voor werkelijk gemaakte ritten met de Regiotaxi Twente.

Lid 1 onder b en c

Een scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel, zoals bijvoorbeeld een driewielfiets, is bedoeld om in de vervoersbehoefte in de directe woon- en leefomgeving te voorzien. Dit zijn afstanden die mensen zonder handicap per fiets of te voet afleggen. De scootmobiel of een ander verplaatsingsmiddel kan naast de voorzieningen zoals genoemd in lid 1 onder a, worden verstrekt.

Lid 2 onder a

Indien een persoon met beperkingen om dringende medische of sociale redenen geen gebruik kan maken van de Regiotaxi Twente dan kan hij/zij in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een taxi (de criteria hiervoor zijn opgenomen in bijlage twee van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning). De omvang van dit bedrag is gebaseerd op de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”. Vanaf 15 oktober 2011 geldt een nieuw tariefsysteem voor straattaxi’s. De ritprijs bestaat uit drie delen: een starttarief, een prijs per gereden kilometer en een prijs voor de duur van de rit. Op basis van dit nieuwe tariefsysteem is het bedrag per kilometer voor het jaar 2013 vastgesteld op maximaal € 2,08. Dit betekent, dat men op jaarbasis maximaal € 3.120,-- (1500 x € 2,08) aan gereden kilometers kan declareren. Daarnaast is het maximum starttarief vastgesteld op € 2,83 per keer en het maximum tijdtarief op € 0,34 per minuut. De genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de tarieven die hiervoor opgenomen zijn in de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”.

Lid 2 onder b:

Indien een persoon met beperkingen aantoont dat hij/zij gebruik moet maken van een rolstoeltaxi, dan kan hij/zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van een rolstoeltaxi. De omvang van dit bedrag is gebaseerd op de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”. Het nieuwe tariefsysteem geldt ook voor rolstoeltaxi’s. Op basis van dit nieuwe tariefsysteem is het bedrag per kilometer voor een rolstoeltaxi voor het jaar 2013 vastgesteld op maximaal € 2,62. Dit betekent dat men op jaarbasis maximaal € 3.930,-- (1500 x € 2,62) aan gereden kilometers kan declareren. Daarnaast is het maximum starttarief voor een rolstoeltaxi vastgesteld op € 5,75 per keer en het maximum tijdtarief op € 0,39 per minuut. De genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de tarieven die hierover opgenomen zijn in de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”.

Lid 2 onder c:

Een financiële tegemoetkoming in de kosten van het aanpassen van een eigen auto, wordt uitsluitend verstrekt voor aanpassingen die het algemeen gebruikelijke karakter van de auto te boven gaan. Wanneer er een financiële tegemoetkoming in de kosten van het aanpassen van een eigen auto is verstrekt, bestaat er geen recht meer op een financiële tegemoetkoming als genoemd in lid 2 onder a of lid 2 onder b.

Lid 3:

De voorzieningen genoemd in dit lid worden uitsluitend verstrekt indien de hiervoor genoemde individuele voorzieningen niet leiden tot het te bereiken resultaat als genoemd in artikel 5.8 van de verordening.

Lid 4:

Indien blijkt dat de toegekende vervoersvoorziening aantoonbaar niet toereikend is voor het verplaatsingspatroon van de persoon met beperkingen, kan dit leiden tot toekenning van extra zones c.q. een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer.

Artikel 7 Soorten voorzieningen om contacten te kunnen hebben met medemensen en deel te kunnen nemen aan maatschappelijke, recreatieve en/of religieuze activiteiten

Lid 1:

De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een voorziening die voor sport wordt gebruikt, wordt jaarlijks aangepast aan de prijsontwikkeling op basis van de consumentenprijsindex van het Centraal bureau voor de Statistiek. Het indexeringspercentage voor 2013 bedraagt 2,4%.

Lid 2 en 3:

De inhoud van deze leden behoeft geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 8 Hoogte van de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel

Bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel in het individuele geval moet rekening worden gehouden met de kostprijs, het maximumbedrag dat op grond van artikel 4.1 lid 1 en 4.2 van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning per vier weken aan eigen bijdrage of eigen aandeel tezamen is verschuldigd en de anticumulatie. Vanaf 1 januari 2013 bedraagt het bijdrageplichtig inkomen, als bedoeld in artikel 4.1, lid 1 van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning, het inkomen over het peiljaar, vermeerderd met 8% van de grondslag sparen en beleggen over het peiljaar van de ongehuwde aanvrager dan wel 8% van de gezamenlijke grondslag sparen en beleggen, bedoeld in artikel 5.2, tweede lid van de Wet inkomstenbelasting 2001, over het peiljaar van de gehuwde verzekerden.

Artikel 9 Voorzieningen waarvoor een eigen bijdrage/aandeel is verschuldigd

Op grond van dit artikel is voor alle individuele voorzieningen een eigen bijdrage/aandeel verschuldigd, met uitzondering van de hierin genoemde.

In artikel 6.3 van de verordening is bepaald, dat bij het verstrekken van een voorziening een eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd, tenzij de wet dit uitsluit. De wet sluit het vragen van een eigen bijdrage voor een rolstoel en voor voorzieningen voor personen jonger dan 18 jaar uit.

In aanvulling op het gestelde in artikel 6.3 van de verordening is besloten om geen eigen bijdrage te vragen voor een Wmo-vervoerpas, een woonvoorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving en een woonvoorziening in de vorm van een forfaitaire vergoeding in de verhuis- en herinrichtingskosten aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, een woonruimte ontruimt.

Met een Wmo-vervoerpas kan men tegen gereduceerd tarief gebruik maken van de Regiotaxi. Zou je hiervoor een eigen bijdrage gaan vragen, dan wordt het effect van de pas hiermee teniet gedaan. Ten aanzien van de hierboven genoemde woonvoorzieningen gaat het om voorzieningen die niet worden verstrekt aan personen met beperkingen, maar aan derden. Omdat het niet reëel wordt geacht om voor deze voorzieningen een eigen bijdrage te vragen, is besloten hiervan af te zien.

Artikel 10 Kostprijs van voorzieningen

Lid 1:

De inhoud van dit artikellid behoeft geen nadere toelichting.

Lid 2:

Om voor elke bruikleenvoorziening afzonderlijk de waarde te bepalen is weliswaar het meest zuiver, maar ook het meest arbeidsintensief. Van elke voorziening moet dan afzonderlijk een berekening worden gemaakt. Dit is te tijdrovend en niet wenselijk. Bovendien zijn de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering niet exact naar de individuele voorziening toe te rekenen.

Een andere optie is om uit te gaan van de gemiddelde kosten van een voorziening, inclusief de kosten voor verzekering, onderhoud en reparatie. Op basis hiervan wordt het totaal van de kosten die de gemeente maakt voor bruikleenvoorzieningen verdeeld over alle gebruikers en is de kostprijs van een bruikleenvoorziening voor iedereen gelijk. Naar cliënten toe is dit helder en transparant. Ook is dit administratief eenvoudig in te bedden in de huidige werkprocessen.

Concreet betekent dit ten aanzien van bijvoorbeeld de scootmobiel, dat je als gemeente vaststelt wat de totale gemeentelijke kosten (inclusief kosten van reparatie, onderhoud en verzekering) zijn geweest voor alle bruikleenscootmobielen in het voorgaande jaar. Door dit totaalbedrag te delen door het totaal aantal gebruikers van een bruikleenscootmobiel van het voorgaande jaar, kom je op een gemiddeld bedrag per scootmobiel. Dit is als het ware de kostprijs van een bruikleenscootmobiel voor de gemeente op jaarbasis. Door dit bedrag weer te delen door 13 (een eigen bijdrage wordt gevraagd over een periode van 4 weken, een jaar bestaat uit 13 perioden) stel je de kostprijs vast voor een periode van vier weken. Wat de cliënt daadwerkelijk per periode moet betalen, is afhankelijk van zijn inkomen/vermogen, maar mag dus nooit meer zijn dan de door de gemeente vaststelde kostprijs voor een periode van vier weken. In onderstaande tabel staat aangegeven wat de maximale kostprijs is voor de genoemde bruikleenvoorzieningen en hoe deze tot stand is gekomen. Bij de genoemde woonvoorziening, kan gedacht worden aan douche- en toiletstoelen, tilliften etc..

A

B

C

D

E

F

Bruikleenvoor-ziening

Totale uitgaven 2012

Kosten reparatie/onderhoud/ verzekering

A + B

Totaal aantal middelen 2012

Gemiddelde kostprijs

(C : D)

Kostprijs per periode van 4 weken (E : 13)

Scootmobiel

177.299,96

60.445,44

237.745,40

280

849,09

65,31

Woonvoorziening

39.545,24

10.926,48

50.471,72

123

410,34

31,56

Fiets etc.

44.836,94

3.396,24

48.233,18

117

412,25

31,71

Traplift

73.884,56

-,--

73.884,56

154

479,77

36,91

Lid 3:

De kostprijs voor een sportvoorziening en forfaitaire vergoeding in de verhuis- en herinrichtingskosten is gebaseerd op het vastgestelde bedrag gedeeld door 39 (39 perioden van vier weken). Het bedrag voor een sportvoorziening is vastgesteld op: € 2.802,--. De kostprijs bedraagt dan € 2.802,-- : 39 = € 71,85. Het bedrag voor een forfaitaire vergoeding in de verhuis- en herinrichtingskosten is vastgesteld op € 2.269,--. De kostprijs bedraagt dan € 2.269,-- : 39 = € 58,18.

Lid 4:

Bij een bouwkundige of woontechnische aanpassing, een woonvoorziening in eigendom en een autoaanpassing wordt het eigen aandeel in de vorm van een eigen bijdrage, dat gebaseerd is op de kostprijs van de voorziening volgens de geaccepteerde factuur, over maximaal 39 perioden van vier weken (3 jaar) in rekening gebracht.

Lid 5:

De maximale periodebijdrage voor het gebruik van een (rolstoel)taxi wordt gebaseerd op de gedeclareerde bedragen en wordt gevraagd gedurende het gebruik van deze voorziening.

Dit met inachtneming van de maximaal vastgestelde bedragen die men op jaarbasis kan declareren, op grond van artikel 5, lid 2 en 3 van dit besluit.

Lid 6:

Bij hulp bij het huishouden in de vorm van natura geeft de zorgleverancier de daadwerkelijk afgenomen zorg gedurende een periode van vier weken door aan het Centraal Administratiekantoor (CAK). Die neemt dit mee in de berekening van de door de cliënt te betalen eigen bijdrage.

De eigen bijdrage die door het CAK wordt vastgesteld, is verschuldigd gedurende de duur van de indicatie.

Lid 7:

Als toelichting een voorbeeld. Wanneer er een persoonsgebonden budget verstrekt wordt voor een scootmobiel, wordt bezien wat deze scootmobiel de gemeente in natura zou kosten. Stel dat deze scootmobiel in natura de gemeente € 5.000,-- kost, dan wordt de kostprijs alsvolgt vastgesteld:

€ 5.000,-- : 65 (5 jr. x 13 perioden van 4 weken) = € 76,92.

Hoofdstuk 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Artikel 11 Intrekking

Dit artikel regelt de intrekking van de vorige besluiten maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2013.

Artikel 12 Overgangsbepaling

In dit artikel is geregeld, dat personen die op 31 oktober 2013 aanspraak hadden op een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de (eigen) auto, deze aanspraak behouden tot 1 juli 2014.

Artikel 13 Inwerkingtreding

In dit artikel is de inwerking treding van dit besluit geregeld. Tevens is hierin opgenomen dat voor personen die op 31 oktober 2013 aanspraak maakten op een individuele voorziening, waarvoor zij op basis van de oude regelgeving geen eigen bijdrage/aandeel verschuldigd waren, eerst vanaf het moment van inwerkingtreding van dit besluit een eigen bijdrage/aandeel verschuldigd zijn.

Artikel 14 Citeertitel

De inhoud van dit artikel behoeft geen nadere toelichting.