Regeling vervallen per 01-01-2019

Nadere regels financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018

Geldend van 07-03-2018 t/m 31-12-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2018

Intitulé

Nadere regels financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018

Nijverdal, 27 februari 2018 Nr. 17INT06502

Burgemeester en wethouders van Hellendoorn;

Overwegende dat het wenselijk is een aantal aspecten met betrekking tot de uitvoering van de Verordening financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018 in nadere regels te regelen;

Gelet op het bepaalde in artikel 3, 5 en 9 van de Verordening financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018;

B e s l u i t e n:

vast te stellen de Nadere regels financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018

Artikel 1 Begripsomschrijving

  • 1.

    Alle begrippen, die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Verordening financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018.

  • 2.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Participatiewet;

    • b.

      de verordening: de Verordening financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018;

    • c.

      inkomen: inkomen zoals bedoeld in artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet, inclusief algemene periodieke bijstand voor levensonderhoud op grond van de Participatiewet.

Artikel 2 Inkomensgrenzen

  • 1.

    De inkomensgrenzen als bedoeld in artikel 3 van de verordening worden voor de financiële bijdrageregeling maatschappelijke participatie (Declaratiefonds) als volgt vastgesteld:

Gezinssituatie:

Van 1 januari 2017 tot 1 juli 2017

Van 1 juli 2017 tot 1 januari 2018

Alleenstaande

tot 21 jaar

€ 253,52

€ 254,47

21 tot pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.027,02

€ 1.030,91

pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.153,82

€ 1.158,37

wonend in een WLZ instelling

€ 384,19

€ 388,77

Alleenstaande ouder

tot 21 jaar

€ 546,95

€ 549,02

21 tot de pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.320,44

€ 1.325,45

pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.418,33

€ 1.424,61

Gehuwden/samenwonend

beiden tot 21 jaar, zonder kind

€ 507,03

€ 508,95

beiden tot 21 jaar, met kind(eren)

€ 800,47

€ 803,49

één van de partners onder de 21 jaar, zonder kind

€ 987,10

€ 990,84

één van de partners onder de 21 jaar, met kind(eren)

€ 1.280,53

€ 1.285,38

beiden 21 tot de pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.467,16

€ 1.472,72

één of beide partners pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.575,93

€ 1.582,90

wonend in een WLZ instelling

€ 633,67

€ 639,76

N.B. alle bedragen per maand exclusief v.t.

  • 2.

    De inkomensgrenzen als bedoeld in artikel 3 van de verordening worden voor het Kindpakket als volgt vastgesteld:

Gezinssituatie:

Van 1 januari 2017 tot 1 juli 2017

Van 1 juli 2017 tot 1 januari 2018

Alleenstaande ouder

tot 21 jaar

€ 596,67

€ 598,93

21 tot pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.440,48

€ 1.445,95

pensioengerechtigde leeftijd

€ 1.547,27

€ 1.554,12

Gehuwden/samenwonend

beiden tot 21 jaar

€ 873,24

€ 876,54

één van de partners onder de 21 jaar

€ 1.396,94

€ 1.402,23

beiden 21 jaar of ouder

€ 1.600,54

€ 1.606,61

N.B. alle bedragen per maand exclusief v.t.

  • 3.

    Van aanvragen die in 2018 worden gedaan, wordt het inkomen getoetst aan de hand van het inkomen over de peilmaanden januari 2017 en september 2017.

  • 4.

    De middelen als bedoeld in artikel 31, vijfde lid van de wet worden buiten beschouwing gelaten als de belanghebbende 27 jaar of ouder is op 31 december 2018.

  • 5.

    Voor zelfstandigen is het derde lid niet van toepassing. Het jaarinkomen van een zelfstandige is bepalend voor het recht op financiële bijdrage. Het inkomen wordt aangetoond door het jaarverslag, de verlies- en winstrekening, de balans en de bijbehorende toelichting.

Artikel 3 Vermogensgrenzen

  • 1.

    De vermogensgrenzen als bedoeld in artikel 3 van de verordening bedragen:

    het bedrag genoemd in artikel 34, derde lid van de wet, verhoogd met € 5.000,00 voor een alleenstaande en voor een alleenstaande ouder en € 10.000,00 voor gehuwden/samenwonenden.

  • 2.

    Bij het vaststellen van het vermogen zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a.

      het vermogen op de peildatum is bepalend;

    • b.

      het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als gebruikelijk is bij de uitvoering van de wet;

    • c.

      het vermogen in de woning blijft buiten beschouwing;

    • d.

      het vermogen in motorvoertuigen blijft buiten beschouwing tot een bedrag van € 3.000,00.

Artikel 4 Omvang van het Kindpakket

  • 1.

    De maximale waarde van de voorzieningen voor kinderen per jaar is afhankelijk van het schooltype dat het kind op 1 januari bezoekt:

    • a.

      kind van 0 tot 4 jaar dat de peuterspeelzaal niet bezoekt € 142,00 per jaar;

    • b.

      kind dat de peuterspeelzaal bezoekt € 275,00 per jaar;

    • c.

      kind dat de basisschool bezoekt € 309,00 per jaar;

    • d.

      kind dat het vervolgonderwijs bezoekt € 420,00 per jaar;

    • e.

      extra bedrag bij overgang basis- naar vervolgonderwijs € 112,00 per jaar.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bedragen kunnen worden verhoogd met een bijdrage uit het Jeugdsportfonds of Jeugdcultuurfonds.

  • 3.

    De in het eerste lid genoemde bedragen kunnen worden verhoogd met de kosten van een Nederlands identiteitsbewijs of paspoort.

Artikel 5 Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als Nadere regels financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018.

Artikel 6 Inwerkingtreding en intrekking

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag volgend op die van haar bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2018. Op hetzelfde moment worden de Beleidsregels financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2017 ingetrokken en deze intrekking werkt terug tot 1 januari 2018.

Burgemeester en Wethouders van Hellendoorn,

de secretaris, de burgemeester,

Toelichting Nadere regels financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018

Algemene toelichting

Op grond van artikel 149 van de Gemeentewet heeft de gemeenteraad de Verordening financiële bijdrageregelingen maatschappelijke participatie gemeente Hellendoorn 2018 vastgesteld waarin een aantal regelingen als inkomensondersteuning voor de inwoners van de gemeente wordt geregeld met het doel dat alle inwoners kunnen participeren in de samenleving.

De in de verordening in het leven geroepen regelingen zijn bestemd voor alle inwoners van de gemeente Hellendoorn met een laag inkomen (met uitzondering van studenten). Het staat vast dat deze groep extra kosten heeft, die hun financiële draagkracht te boven gaat, waardoor het voor hen lastiger is om deel te nemen aan maatschappelijke activiteiten.

Het doel van beide in deze verordening in het leven geroepen regelingen is het kunnen deelnemen van inwoners aan maatschappelijke activiteiten. Er is bij het stimuleren van participatie dus zeker sprake van een stimulans om geld uit te geven. Er wordt in dat kader steekproefsgewijs gevraagd naar verificatiegegevens (betaalbewijzen) om vast te kunnen stellen of het geld aan het bestemde doel is uitgegeven.

De verordening bepaalt dat het college de inkomens- en vermogensgrenzen vaststelt.

In dit besluit is aansluiting gezocht bij het eerder ingezette minimabeleid. Dit brengt met zich mee dat de inkomens- en vermogensgrenzen meestijgen met de normen uit de Participatiewet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1Begripsomschrijving

Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen.

Artikel 2Inkomensgrenzen

Het college stelt, op grond van artikel 3 van de verordening, de inkomensgrenzen vast. Hierbij is het uitgangspunt dat deze inkomensgrens gelijk is aan 110 procent van de bijstandsnorm voor het declaratiefonds en 120 procent van de bijstandsnorm voor het kindpakket.

Dit uitgangspunt wordt ook toegepast op de inkomensgrens voor personen die in een instelling verblijven. Het inkomen, na aftrek van de eigen bijdrage Wet langdurige zorg, is dan bepalend om in aanmerking te komen voor de regeling.

Met ingang van 1 januari 2015 is de kostendelersregeling in werking getreden. Voor de uitvoering van dit besluit is het echter niet opportuun die regeling toe te passen. Immers voor deelname aan maatschappelijke activiteiten maakt het niet uit of (woon)kosten kunnen worden gedeeld. Deze lijn wordt voor 2018 voortgezet.

De beoordeling of de aanvrager gedurende het gehele jaar 2017 een inkomen heeft dat lager is dan de inkomensgrens, wordt beoordeeld aan de hand van twee peilmaanden: januari 2017 en september 2017. Is het inkomen in één van die maanden hoger dan de inkomensgrens, dan behoort de belanghebbende niet tot de doelgroep.

Uitgangspunt is het netto-inkomen exclusief vakantietoeslag.

Inkomen en vrijlatingen waarop op grond van de wet aanspraak bestaat, bijvoorbeeld de voorlopige teruggave inkomstenbelasting, worden overeenkomstig de wet in ogenschouw genomen.

Voor zelfstandigen wordt niet gekeken naar het inkomen in de peilmaanden, maar is het jaarinkomen bepalend. Aan de hand van jaarstukken wordt bepaald wat het bruto-inkomen is. Vervolgens wordt een netto berekening gemaakt, zoals gebruikelijk is bij de uitvoering van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004. Dit inkomen wordt vergeleken met de optelsom van de maandbedragen.

Voor jongeren tot 27 jaar worden op grond van artikel 31, vijfde lid van de wet een aantal inkomsten niet buiten beschouwing gelaten. Het gaat om:

• de jonggehandicaptenkorting;

• de een- of tweemalige premie arbeidsinschakeling;

• de kostenvergoeding vrijwilligerswerk;

• de algemene vrijlating inkomsten uit arbeid;

• de vrijlating inkomsten uit arbeid voor alleenstaande ouders.

In beginsel is de datum van aanvraag bepalend. Is de aanvrager op de datum van aanvraag 27 jaar of ouder dan wordt het bovengenoemde inkomen buiten beschouwing gelaten.

Echter: het hele jaar kan een aanvraag worden ingediend. Dit betekent dat een aanvrager kan wachten tot hij 27 jaar wordt en dan een aanvraag indient. Het meest praktische is dan de regel dat het bovengenoemde inkomen buiten beschouwing wordt gelaten met ingang van het jaar dat de aanvrager 27 jaar wordt.

Inwoners ouder dan 18 jaar en die uit ‘s Rijks kas onderwijs volgen dan wel kunnen volgen, kunnen op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder c van de Participatiewet geen bijstand ontvangen. Deze groep is daarom nadrukkelijk buiten de doelgroep gehouden.

Artikel 3Vermogensgrenzen

Het college stelt de vermogensgrenzen vast.

Aansluiting is gezocht bij de vermogensbepalingen van de Participatiewet en met name artikel 34. Het aldus gevonden bedrag wordt verhoogd met € 5.000,00 voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder en € 10.000,00 voor echtparen/samenwonenden.

Hierop zijn enkele aanvullingen vastgelegd:

  • a.

    het vermogen op 1 januari 2018 is bepalend;

  • b.

    het vermogen wordt op dezelfde manier vastgesteld als gebruikelijk is bij de uitvoering van de Participatiewet;

  • c.

    het vermogen in de woning blijft buiten beschouwing;

  • d.

    het vermogen in motorvoertuigen blijft buiten beschouwing tot een bedrag van € 3.000,00.

Artikel 4Omvang van het Kindpakket

De maximale waarde van de voorzieningen voor kinderen is afhankelijk van het schooltype dat het kind op 1 januari van het jaar, waarin de aanvraag wordt ingediend, bezoekt. Dit is een voortzetting van het oude beleid.

Artikel 5Citeertitel

Een nadere toelichting is niet nodig.

Artikel 6Inwerkingtreding en intrekking

Een nadere toelichting is niet nodig.