Regeling vervallen per 01-01-2020

Algemene regels met betrekking tot de duur van de vakantie

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2019

Intitulé

Algemene regels met betrekking tot de duur van de vakantie

Algemene regels met betrekking tot de duur van de vakantie

Artikel 1 Uitbreiding duur vakantie

De duur van de vakantie, als genoemd in artikel 6:2 van de CAR, wordt verhoogd met:

  • a
    • a

      7,2 uur voor de Goede Vrijdag;

    • b

      7,2 uur voor de Bevrijdingsdag voor zover die dag niet valt op zaterdag of op zondag;

    • c

      7,2 uur voor de vrijdag na Hemelvaartsdag.

De ambtenaar aan wie, om redenen van dienstbelang, bedoeld verlof niet of niet geheel kan worden verleend, kan de uren op een ander tijdstip opnemen. De ambtenaar die is aangesteld voor een formele arbeidsduur van minder dan 36 uur per week heeft eerst aanspraak om op de in dit onderdeel bedoelde extra uren indien op de betreffende werkdag normaliter arbeid wordt verricht.

  • b
    • a

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 30 jaar bereikt of een ononderbroken diensttijd van tenminste 10 jaar heeft, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 7,2 uur;

    • b

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 35 jaar bereikt of een ononderbroken diensttijd van tenminste 15 jaar heeft, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 14,4 uur;

    • c

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 40 jaar bereikt of een ononderbroken diensttijd van tenminste 20 jaar heeft, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 21,6 uur;

    • d

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 45 jaar bereikt of een ononderbroken diensttijd van tenminste 25 jaar heeft, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 28,8 uur;

    • e

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 50 jaar bereikt of een ononderbroken diensttijd van tenminste 30 jaar heeft, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 36 uur;

    • f

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt of een ononderbroken diensttijd van tenminste 35 jaar heeft, alsmede de daarop volgende kalenderjaren, met 43,2 uur.

  • c

    Voor de ambtenaar die ná 1 januari 1997 in dienst treedt is, in afwijking van het gesteld onder b, de volgende verhoging van toepassing:

    • a

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 40 jaar bereikt, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 7,2 uur;

    • b

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 45 jaar bereikt, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 14,4 uur;

    • c

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 50 jaar bereikt, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 21,6 uur;

    • d

      over het kalenderjaar, waarin de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar bereikt, alsmede de daarop volgende vier kalenderjaren, met 28,8 uur;

  • d

    Onder diensttijd in de zin van dit artikel moet worden verstaan:

    • a

      de tijd doorgebracht als ambtenaar in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet, alsmede al dan niet geheel vervulde drempeltijd, als bedoeld in artikel B9 van die wet, zoals dat artikel luidde voor de wijziging bij de wet van 11 april 1979, Stb. 304;

    • b

      de diensttijd in een betrekking waarin de ambtenaar krachtens artikel B7, onder a, van de Algemene burgerlijke pensioenwet juncto artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 januari 1966, Stb. nr. 8, geen ambtenaar is in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet.

    • c

      Bij het berekenen van de in punt 2 bedoelde diensttijd wordt een onderbreking van twee maanden of minder niet als onderbreking aangemerkt.

Artikel 2 Vermindering ADV-uren bij arbeidsongeschiktheid

In het geval aan de vakantieduur ADV-uren zijn toegevoegd, wordt daarop voor elke arbeidsongeschiktheidsperiode van 30 dagen een vermindering toegepast gelijk aan 1/12 deel van de toegevoegde uren.

Artikel 3 Afronding

Het aantal vakantie-uren wordt zo nodig berekend met drie decimalen achter de komma. Het totaal wordt, conform het bepaalde in artikel 1:5 van de CAR, afgerond op twee decimalen.

Artikel 3a Aanvraag wegens niet opgenomen vakantie-uren

Een aanvraag als bedoeld in artikel 6:2:6, lid 1, kan achterwege blijven indien de niet genoten vakantie 50% of minder is dan het in artikel 6:2 lid 1 genoemde minimum aantal uren per kalenderjaar, vermeerderd met het aantal uren als bedoeld in artikel 1 sub b of sub c van deze regeling.

Artikel 4 Verzoek tot uitbetaling leeftijdsverlofuren

De ambtenaar die op grond van leeftijd in het genot is van verlof als genoemd in artikel 1 sub b of sub c, kan Burgemeester en Wethouders schriftelijk verzoeken dat verlof te doen uitbetalen tot een maximum van 21,6 uur.

Het verzoek als bedoeld in lid 1 wordt ingediend voor de aanvang van het kalenderjaar waarop het verzoek betrekking heeft.

Het bedrag van de uitbetaling wordt bepaald door het aantal uit te betalen uren te vermenigvuldigen met het bruto salaris per maand gedeeld door 156.

Een verzoek van de ambtenaar kan alleen worden afgewezen indien vanuit financieel en/of organisatorisch oogpunt daartegen bezwaren bestaan.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Onder gelijktijdige intrekking van de vakantieregeling gemeentepersoneel treden deze regels in werking op 1 januari 1997.