Regeling aanstellings- en beloningsbeleid 2006

Geldend van 09-10-2007 t/m heden

Intitulé

Regeling aanstellings- en beloningsbeleid 2006

Burgemeester en wethouders van Hellevoetsluis; in vergadering bijeen op 9 oktober 2007 gehoord de commissie voor het georganiseerd overleg d.d. 19 september 2007 gelet op hoofdstuk 2 en 3 Car/Uwo

 

besluiten: 

vast te stellen de volgende regeling aanstellings- en beloningsbeleid.

 

Beoogd wordt om een flexibel aanstellings- en beloningsbeleid met rechtvaardige beloningsverhoudingen te hanteren op basis van de geldende beoordelingssystematiek. Dit met als doel om gemotiveerde en goed functionerende medewerkers te behouden voor de organisatie en anderen te stimuleren om te verbeteren.

1. Begrippen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanloopschaal: de salarisschaal die is gelegen direct onder de schaal die via functiewaardering is bepaald voor een organieke functie;

  • b.

    Ambtenaar: de ambtenaar in de zin van artikel 1.1 lid 1 onder a. van de CAR;

  • c.

    Bezoldiging: het salaris, vermeerderd met het bedrag van de aan de ambtenaar toegekende emolumenten, toeslagen en toelagen, niet zijnde onkostenvergoedingen, functioneringstoelage, projecttoelage en waarnemingstoelage;

  • d.

    CAR/UWO: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en Uitwerkingsovereenkomst voor de sector gemeenten;

  • e.

    Conversie: de vertaling van de gevonden rangorde naar functierangen;

  • f.

    Flexibele beloningsschaal: de naasthogere salarisschaal van de voor de ambtenaar geldende functionele- of garantieschaal en de daaropvolgende salarisschaal;

  • g.

    Functie: een logische clustering van werkzaamheden die door een ambtenaar worden uitgevoerd, voortvloeiend uit de doelstelling van de organisatorische eenheid;

  • h.

    Functiewaarderings-onderzoek: het op systematische wijze in rangorde plaatsen van organieke functies aan de hand van outputgerichte beschrijvingen;

  • i.

    Functionele schaal: de salarisschaal die via functiewaardering is bepaald voor een organieke functie;

  • j.

    Garantietoelage: een toelage in de vorm van een of meerdere periodieken boven het maximum van een salarisschaal, niet zijnde een toelage zoals bedoeld in de artikelen 9.3 en 9.7, die tot doel heeft salarisnadelen al dan niet tijdelijk te compenseren;

  • k.

    Maximumsalaris: het hoogste bedrag van een salarisschaal dat kan worden bereikt door jaarlijkse salarisverhogingen, tenzij anders bepaald;

  • l.

    Periodiek: een aanduiding bestaande uit een getal, dat in de salarisschaal (zie bijlage Arbeidsvoorwaardenregeling) voor een salaris is vermeld;

  • m.

    Salaris: het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR.

  • n.

    Salaris per uur: het 1/156e deel van het salaris per maand bij een formele arbeidsduur van 36 uur per week;

  • o.

    Salarisschaal: de schaal als bedoeld in artikel 3.1 lid 2 sub a en bijlage II en Iid a van de CAR/UWO;

  • p.

    Salarisnummer: een aanduiding, bestaande uit een getal of uit een letter en een getal, dat in een salarisschaal (zie bijlage II CAR-UWO) voor een salaris is vermeld;

  • q.

    Scores: A: Behoeft in sterke mate verbetering;

                B: op een aantal punten verbetering nodig;

                C: goed,

                D: uitstekend.

  • r.

    Volledige betrekking: een betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR;

  • s.

    Beoordelingsysteem: Systeem op basis waarvan de beoordeling plaatsvindt.

2. Aanstelling

Aanstelling kan plaatsvinden overeenkomstig artikel 2.4 van de CAR voor de duur van een project, in tijdelijke dienst bij wijze van proef of in vaste dienst. Bij (tijdelijke) aanstellingen geldt het volgende:

  • a.

    in principe geldt de tijdelijke aanstelling bij wijze van proef voor de duur van één jaar, voor alle functies. De tijdelijke aanstelling mag met één jaar worden verlengd;

  • b.

    de aanstelling vindt plaats in algemene dienst;

  • c.

    een tijdelijke aanstelling bij wijze van proef mag op grond van de CAR, inclusief verlengingen, maximaal 24 maanden duren, voordat omzetting in een vaste aanstelling plaatsvindt;

  • d.

    in de bijzondere situatie dat meerdere tijdelijke aanstellingen, die elkaar met tussenpozen van minder dan drie maanden opvolgen en daarmee een termijn van 36 maanden overschrijden, geldt de laatste aanstelling als vaste aanstelling;

  • e.

    bij een aanstelling in vaste dienst dient de medewerker te voldoen aan alle eisen welke aan de desbetreffende functie worden gesteld en mag er geen gerede twijfel bestaan over de vraag of de medewerker ook als persoon ‘past’ binnen de organisatie;

  • f.

    bij een aanstelling op projectbasis wordt de medewerker ingeschaald conform het gestelde in artikel 2.3.

2.1 Bezoldiging

  • a.

    Het recht op bezoldiging vangt aan met de dag waarop de aanstelling ingaat. Indien in het aanstellingsbesluit geen datum van ingang is vermeld, vangt het recht op bezoldiging aan met de dag waarop de ambtenaar feitelijk zijn werkzaamheden heeft aangevangen.

  • b.

    De bezoldiging wordt berekend, gebaseerd op een arbeidsduur per week en uitbetaald per maand.

  • c.

    De bezoldiging van de ambtenaar die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij volledige werktijd.

  • d.

    Wanneer het salaris, een emolument of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een maand, wordt het bedrag per dag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal kalenderdagen van die maand.

  • e.

    Het recht op bezoldiging eindigt in elk geval met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat, tenzij het college beargumenteerd anders bepaald.

2.2 Bepalen salarisschaal

  • a.

    De salarissen van de ambtenaren van wie het salaris niet bij of krachtens de wet is geregeld, worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen, zoals opgenomen in de bijlage van de CAR/UWO.

  • b.

    Het college bepaalt de voor de ambtenaar geldende salarisschaal aan de hand van de resultaten van een functiewaarderingsonderzoek, de vastgestelde conversie en de  “Regeling aanstellings- en beloningsbeleid 2006”.

  • c.

    De bestuurder kan in overleg met de ondernemingsraad nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van een functiewaarderingsonderzoek en de daarbij te hanteren methode.

2.3 Salaris bij indiensttreding

  • a.

    Als gevolg van het gestelde in artikel 2 onder a. wordt de ambtenaar ingeschaald in de aanloopschaal. Men mag er vanuit gaan dat na een periode van 1 jaar de medewerker het vereiste niveau heeft bereikt of blijk heeft gegeven van het beschikken over het juiste niveau.

  • b.

    Inschaling in de aanloopschaal in combinatie met een aanstelling in een vast dienstverband is nietwenselijk.

  • c.

    Van het bepaalde in artikel 2.3 onder a. kan worden afgeweken door het toekennen van een hoger salaris, indien daarvoor naar het oordeel van het college aanleiding bestaat.

  • d.

    In bijzondere situaties kan inschaling van het salaris bij indiensttreding plaatsvinden in de functionele schaal en zelfs in de flexibele beloningsschaal. Dit zal echter met redenen omkleed dienen te worden aangegeven in het advies betreffende de aanstelling aan het college. De ambtenaar dient dan in ieder geval aantoonbaar aan alle gestelde functie eisen te voldoen.

  • e.

    Indien er een vast dienstverband wordt toegekend zal direct plaatsing in de functionele schaal plaatsvinden. De ambtenaar dient dan aantoonbaar aan alle gestelde functie eisen te voldoen.

  • f.

    Zodra een medewerker wordt aangesteld bij de gemeente Hellevoetsluis na een inhuurperiode van minimaal 12 maanden zal bekeken worden of directe plaatsing in de functionele schaal en een vast dienstverband naar alle redelijkheid op zijn plaats is.

3. Algemene salariswijzigingen

  • a.

    Indien in de salarissen voor het personeel van de sector gemeenten een wijziging wordt aangebracht welke een algemeen karakter draagt en is overeengekomen in het landelijk overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden wordt met ingang van de datum waarop die wijziging ingaat, een overeenkomstige wijziging aangebracht in salarissen van de ambtenaren.

  • b.

    Van de wijziging bedoeld in het vorige lid stelt het college de raadscommissie voor personeels- en organisatiezaken alsmede aan de commissie voor het Georganiseerd Overleg in kennis.

4. Voorwaarden tot het verkrijgen van de functionele schaal:

Plaatsing in de functionele schaal kan plaatsvinden bij volledige functievervulling, hetgeen moet blijken uit een beoordeling aan de hand van de voor de functiewaardering gebruikte organieke functiebeschrijving. De beoordeling vindt plaats op basis van het beoordelingssysteem van de gemeente Hellevoetsluis.

De kaders hiervoor zijn:

  • a.

    de beoordeling van de voor de organieke functie geldende competenties worden minimaal met een ‘C’ gewaardeerd;

  • b.

    de beoordeling van de voor de organieke functie geldende eindresultaten mogen maximaal tweemaal met een ‘B’ worden gewaardeerd waarvan maximaal één bij eindresultaat 1.

    Indien niet aan de in dit artikel genoemde voorwaarden wordt voldaan, geldt het gestelde in artikel 2 onder a.;

  • c.

    plaatsing in de functionele schaal vindt plaats met ingang de eerste dag van de maand volgend op het moment van het voldoen aan de hiervoor gestelde richtlijnen.

5. Aanstelling in een hogere functie

Onverminderd het bepaalde in artikel 9.1 wordt bij aanstelling in een andere, hogere functie aan de ambtenaar een extra verhoging van een periodiek toegekend voor zover hij het maximumsalaris in de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt en de voor hem geldende salarisschaal gelijk is aan de voor de functie geldende aanloopschaal.

Dit artikel is tevens van overeenkomstige toepassing bij herwaardering van de functie in een hogere functionele schaal.

  • a.

    Wanneer voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximum salaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het naasthogere bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten. Indien het verschil tussen het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal en het oude salaris minder bedraagt dan 75% van het salarisverschil tussen het bedrag dat de ambtenaar aan salaris zou hebben ontvangen, ware hem in de oude schaal een periodieke verhoging toegekend, en het oude salaris dan wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op de eerstvolgende periodiek volgend op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9.2.

  • b.

    Indien de ambtenaar reeds naar het maximum van de (nieuwe) aanloopschaal wordt bezoldigd, wordt bij inschaling een tijdelijke toelage ter hoogte van 1 periodiek toegekend. Bij plaatsing in de functionele schaal wordt deze ingebouwd in het nieuwe salaris.

  • c.

    Indien de ambtenaar met een periodiek vanuit de flexibele beloningsschaal wordt aangesteld in een nieuwe functie waaraan een hogere salarisschaal is verbonden, dan wordt bij de inschaling de periodiek ingebouwd in het nieuwe salaris.

  • d.

    Indien de periodiekdatum samenvalt met het tijdstip van plaatsing in een hogere salarisschaal dan wordt eerst toepassing gegeven aan artikel 9.1 voordat gevolg wordt gegeven aan het voorgaande lid.

  • e.

    Indien de ambtenaar de dag voorafgaande aan de plaatsing in de nieuwe salarisschaal reeds het maximumsalaris in de oude schaal genoot, dan dient het verschil tussen het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal en het oude salaris tenminste 75% te bedragen van het gemiddeld salarisverschil van twee opeenvolgende salarisnummers in de oude schaal. Wordt hieraan niet voldaan dan wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eerstvolgende periodiek volgend op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9.2.

  • f.

    De vaststelling van de tijdelijke toelage, zoals bedoeld in in het vorige lid, geschiedt overeenkomstig het gestelde in het vorige lid met dien verstande dat bij daadwerkelijke plaatsing in de functionele schaal na inbouw van de tijdelijke toeslag in de nieuwe schaal het eerstvolgende periodiek in de nieuwe schaal wordt genomen, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 9.2.

  • g.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 9.1 wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal verhoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zoveel zulks nodig is om te bereiken dat het nieuwe salaris blijft uitgaan boven het salaris, dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.

 

6. Verlaging van het salaris

Zonder voorafgaand ontslag kan voor een ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden bij definitieve herplaatsing van een zieke ambtenaar als bedoeld in artikel 7:16 lid 2 van de CAR, dan wel bij disciplinaire straf op grond van Hoofdstuk 16 van de CAR.

7. Bezoldiging bij ziekte

  • a.

    De hoogte van de bezoldiging van een zieke ambtenaar wordt bepaald op grond van de artikelen 7:3 en 7:4 van de CAR.

  • b.

    Het bedrag van de bezoldiging bedoeld in artikel 7:3 van de CAR wordt vastgesteld door het salaris te vermeerderen met het bedrag dat de ambtenaar gemiddeld over een periode van 3 maanden voorafgaande aan de eerste ziektedag ontvangen heeft aan toelage onregelmatige dienst of overgangstoelage onregelmatige dienst. Van de periode kan afgeweken worden wanneer deze periode een afwijkend beeld geeft van het gemiddelde. Voor zover de ambtenaar op de eerste ziektedag minder dan 3 maanden zijn betrekking heeft vervuld, wordt gerekend met het bedrag dat hem gemiddeld per maand is toegekend over het tijdvak waarin hij voor het ontstaan van de verhindering in dienst is geweest.

8. Bevriezing van het salaris

Zodra er geen mogelijkheid tot beoordelen heeft kunnen plaatsvinden door ziekte, levensloop of andere omstandigheden of bij onvoldoende functioneren (zie artikel 8.2), kan door het college worden bepaald dat een salarisverhoging achterwege wordt gelaten.

Van een besluit tot toepassing hiervan geldt dat een medewerker zo snel mogelijk en in ieder geval één maand voor de datum waarop de salarisverhoging zou ingaan, schriftelijk en onder opgaaf van redenen op de hoogte gesteld moet zijn.

Tijdens het daaropvolgende functioneringsgesprek zal bekeken kunnen worden of per de datum waarop de salarisverhoging zou ingaan alsnog toekenning van een periodiek mogelijk is. Dit is echter alleen haalbaar als bevriezing heeft plaatsgevonden op grond van onvoldoende mogelijkheden tot beoordelen. De medewerker komt uiteraard wel in aanmerking voor eventuele tussentijdse generieke salarisstijging voortkomend uit het landelijk overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden.

8.1

Als er in een betreffend jaar niet meer dan zes maanden, waarvan minimaal 4 maanden aaneengesloten, arbeid is verricht, kan het college bepalen dat niet kan worden vastgesteld of er sprake is van voldoende functioneren in de zin van artikel 8. De volgende tijd kan worden aangemerkt als het niet verrichten van arbeid:

  • a.

    Tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, indien het verlof is verleend uitsluitend in het belang van de ambtenaar, dan wel is verleend onder voorwaarde, dat bedoelde tijd niet zal meetellen voor de vaststelling van de diensttijd;

  • b.

    Tijd doorgebracht met verlof zonder bezoldiging, voor zover deze een tijd van een half jaar te boven gaat;

  • c.

    Tijd gedurende welke de ambtenaar in de uitoefening van zijn functie is geschorst;

  • d.

    Bij wijze van disciplinaire straf;

  • e.

    Van rechtswege, behoudens in geval van plaatsing of in bewaringstelling in een instelling voor psychiatrie of een daarmee gelijk te stellen inrichting;

  • f.

    Op grond van het feit, dat een strafrechtelijke vervolging terzake een misdrijf tegen de ambtenaar is ingesteld, of hem het voornemen tot oplegging van de straf is aangezegd, dan wel hem die straf is opgelegd;

  • g.

    Omdat het belang van de dienst de schorsing vorderde, tenzij het tot schorsen bevoegd gezag het tegendeel bepaald;

  • h.

    Tijd doorgebracht wegens al dan niet verwijtbare arbeidsongeschiktheid. Indien vaststaat dat een schorsing niet door het ten uitvoer leggen van een straf is gevolgd noch zal worden gevolgd, telt de tijd van deze schorsing alsnog mee voor de vaststelling van de diensttijd. In afwijking van het bovenvermelde kan, indien de ambtenaar in het algemeen belang verlof zonder bezoldiging geniet voor een tijdvak van langer dan een half jaar, dit tijdvak volledig in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de diensttijd.

 

8.2

De volgende kaders gelden bij onvoldoende functioneren:

  • a.

    Twee of meer ‘A’ scores.

9. Beloningsvormen

Er zijn diverse beloningsvormen die of structureel of incidenteel ingezet kunnen worden. Het inzetten van deze beloningsvormen hangt af van het oordeel over het functioneren van de betrokken ambtenaar en is dus gekoppeld aan de beoordelingscyclus geldend binnen de gemeente Hellevoetsluis. De ingangsdatum is altijd 1 januari van het nieuwe jaar, behalve bij de bijzondere toelagen in artikel 9.7 en verder. Een projecttoelage is niet zozeer gekoppeld aan het functioneren van de medewerker.

 

Werkwijze: afdelingshoofden dienen via de clusterdirecteur voor hun medewerkers een gemotiveerd verzoek in bij de afdeling Personeel en Organisatie, vergezeld van een hieraan overeenkomstige beoordeling welke is vastgesteld door de desbetreffende clusterdirecteur.

Clusterdirecteuren doen dit voor hun afdelingshoofden, de algemeen directeur doet een voorstel voor de clusterdirecteuren en het college doet een voorstel voor de algemeen directeur (tevens clusterdirecteur).

(Namens) het college neemt de algemeen directeur - na toetsing door de afdeling Personeel en Organisatie - een beslissing terzake. De medewerker wordt, via de afdeling Personeel en Organisatie, schriftelijk in kennis gesteld.

 

 

De beloningsvormen zijn:

9.1 Periodieke verhoging

Deze verhoging kan worden toegekend bij volledige functievervulling, hetgeen moet blijken uit een beoordeling aan de hand van de voor de functiewaardering gebruikte organieke functie- en taakbeschrijving. Toekenning geldt met ingang van 1 januari van het volgend jaar. Voorwaarde is dat het maximum van de salarisschaal nog niet is bereikt. De kaders voor volledige functievervulling zijn:

  • a.

    De beoordeling van de voor de organieke functie geldende competenties en eindresultaten bevat maximaal één ‘A’ score;

  • b.

    De beoordeling van de voor de organieke functie geldende competenties en eindresultaten mag maximaal voor de helft van het aantal te beoordelen elementen met een ‘B’ worden gewaardeerd;

  • c.

    De diensttijd die als ambtenaar in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequenties in het eerste lid van dit artikel;

  • d.

    Bij het niet kunnen voldoen aan de kaders zoals gesteld in artikel 9.1.a en 9.1.b geldt dat er sprake is van onvoldoende functioneren. Zie artikel 8.2.a en met betrekking tot de gevolgen hiervan, artikel 8.

9.2 Extra periodieke verhoging 

Deze verhoging met een extra periodiek en in zeer uitzonderlijke gevallen met twee periodieken, kan alleen worden toegekend bij bijzonder goed functioneren in het kader van de organieke functie, of in verband met andere door het college van voldoende belang geachte omstandigheden.

Ook hier moet het bijzonder goed functioneren blijken uit een beoordeling aan de hand van de voor de functiewaardering gebruikte organieke functie- en taakbeschrijving. Toekenning geldt met ingang van 1 januari van het volgend jaar. Voorwaarde is dat het maximum van de salarisschaal nog niet is bereikt. Beoordeling vindt plaats op basis van het beoordelingssysteem van de gemeente Hellevoetsluis. De kaders voor bijzonder goed functioneren zijn:

  • a.

    De beoordeling van de voor de organieke functie geldende competenties en eindresultaten bevat geen ‘A’ en geen ‘B’ score;

  • b.

    De beoordeling van de voor de organieke functie geldende competenties en eindresultaten dient minimaal voor een derde (1/3) van het aantal te beoordelen elementen met een ‘D’ te worden gewaardeerd.

9.3 Flexibele beloningsschaal

Deze verhoging met een extra periodiek en in zeer uitzonderlijke gevallen met twee periodieken, kan alleen worden toegekend bij uitstekend functioneren in het kader van de organieke functie, of in verband met andere door het college van voldoende belang geachte omstandigheden.

Aan de medewerker die het maximumbedrag van de door hem geldende functionele- of garantieschaal heeft bereikt, kan één en maximaal twee periodieken in de flexibele beloningsschaal worden toegekend, indien sprake is van:

  • a.

    structurele taakinvulling buiten de organieke functie of

  • b.

    buitengewone bekwaamheid en/of geschiktheid en/of ijver.\

  • c.

    er dient een uitstekende beoordeling aan ten grondslag te liggen. De kaders hiervoor zijn:

    • -

      de beoordeling van de voor de organieke functie geldende competenties en eindresultaten bevat geen ‘A’ en geen ‘B’ score;

    • -

      de beoordeling van de voor de organieke functie geldende competenties en eindresultaten dient minimaal voor de helft van het aantal te beoordelen elementen met een ‘D’ te worden gewaardeerd.

Overige voorwaarden zijn:

  • d.

    artikel 5 onder a van deze regeling is analoog van toepassing, hetgeen inhoudt dat de 75%-regeling kan worden gehanteerd. In dat geval mogen twee periodieken worden toegekend;

  • e.

    de toegekende periodiek in de flexibele beloningsschaal kan worden ingetrokken indien de gronden waarop de toelage is gebaseerd niet meer aanwezig zijn. Dit ter beoordeling van en aan te geven door de direct leidinggevende van de ambtenaar;

  • f.

    indien de ambtenaar in een nieuwe c.q. gewijzigde functie wordt aangesteld met een hoger schaalniveau, dan wordt bij de inschaling deze reeds toegekende periodiek(en) ingebouwd in het nieuwe salaris. 

9.4 Functionele toelage

In de uitzonderlijke situatie dat de inschalingsystematiek en de flexibele beloningsschaal geen ruimte meer bieden voor een op te leggen structurele taakuitbreiding van een ambtenaar, kan een, alleen in deze situatie te verlenen, maandelijkse functionele toelage worden toegekend van maximaal 4 uurlonen per week. Gebaseerd op de maximum trede van de voor deze ambtenaar geldende functionele schaal. Bij vertrek van de ambtenaar of bij het vervallen van de taakuitbreiding vervalt de functionele toelage.

9.5 Gratificatie

Deze kan worden toegekend bij een bijzondere prestatie binnen of buiten het kader van de organieke functie en bedraagt 250/300/400 of 500 euro netto. Zonder onderbouwing van de prestatie kan de gratificatie niet worden toegekend.

9.6 Stoffelijke blijk van waardering

Het is toegestaan medewerkers individueel of als groep te belonen met een stoffelijke blijk van waardering (bijvoorbeeld boekenbon, cadeaubon, dinerbon of een gezamenlijk etentje). Hiervoor geldt een maximum van € 75,- per persoon per jaar.

Deze bevoegdheid wordt begrensd door de belastingwetgeving. Over deze bedragen dient eindheffing te worden toegepast.

Overige beloningsvormen:

9.7 Projecttoelage

Deze kan worden toegekend bij een tijdelijke opdracht of taak die is gelegen buiten het kader van de organieke functie, voor een periode gelijk aan de duur van het project.

De hoogte van de projecttoelage bedraagt, naar gelang de zwaarte van het project, één, twee of drie periodieken bruto per maand en wordt door de leidinggevende in overleg met P&O bepaald.

Zonder deugdelijke projectomschrijving, voorzien van een voor alle partijen duidelijke begin- en einddatum en voorzien van een goedkeuring van de clusterdirecteur, kan de projecttoelage niet worden toegekend.

9.8 Waarnemingstoelage

De ambtenaar die tijdelijk een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het in artikel 3:1:2 van de UWO bepaalde.

9.9 Afbouwtoelage

  • a.

    Aan de ambtenaar wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat van tenminste 3% van de som van het salaris en de toelage, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in deze regeling Aanstellings- en beloningsbeleid of de CAR, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij de betreffende toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde vermindering of beëindigen daarvan, gedurende tenminste 2 jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.

  • b.

    Onkostenvergoedingen, alsmede persoonlijke toelagen, diplomatoelagen en toelagen toegekend voor bepaalde tijd vallen niet onder deze afbouwregeling

  • c.

    De hoogte van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de drie maanden voorafgaande aan de datum waarop de toelage wordt stopgezet of verminderd, gemiddeld per maand is toegekend aan de betreffende vergoeding of toelage.

  • d.

    Indien de toelage minder dan 10 jaren is genoten, dan bedraagt de afbouw:

    • -

      in de eerste zes maanden 25% van de laatstgenoten toelage of vermindering,

    • -

      daarna gedurende zes maanden 50% van de laatstgenoten toelage of vermindering,

    • -

      vervolgens gedurende zes maanden 75% van de laatstgenoten toelage of vermindering.

  • e.

    Indien de toelage gedurende meer dan 10 jaar is genoten, bedraagt de afbouwperiode, zoals bedoeld in het eerste lid, telkens acht maanden.

  • f.

    Geen afbouw of geen verdere afbouw vindt plaats, indien belanghebbende de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.

  • g.

    De periode doorgebracht vanwege arbeidsongeschiktheid, zwangerschaps-, bevallingsverlof of ouderschapsverlof wordt niet aangemerkt als onderbreking in de zin van de vorige leden.

9.10 Toelage in verband met het minimumloon

  • a.

    Indien het salaris minder is dan het maandbedrag van het minimumloon dat krachtens de artikelen 7, 8 en 14 van de Wet minimumloon en het minimum vakantiebijslag (Stb. 1968, 657) geldt voor werknemers van dezelfde leeftijd als de ambtenaar, wordt hem een toelage toegekend ten bedrage van het verschil.

  • b.

    Voor de ambtenaar met een niet volledige betrekking, wordt het voor werknemers van dezelfde leeftijd geldende minimumloon geacht te zijn vastgesteld op een evenredig deel van het minimumloon bij een volledige betrekking.

9.11 Toelage onregelmatige dienst

  • a.

    Behoudens de uitzondering in artikel 3:3 lid 2 CAR, wordt aan de ambtenaar die anders dan bij wijze van overwerk, volgens een werkrooster geregeld of vrij geregeld arbeid verricht op andere tijden dan op werkdagen van maandag tot en met vrijdag tussen 08.00 uur en 18.00 uur op grond van artikel 3:3 lid 1 van de CAR een toelage toegekend.

  • b.

    De toelage bedraagt per gewerkt uur op de werkdagen:

    • -

      maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur 20%;

    • -

      zaterdag tussen 06.00 uur en 22.00 uur 40%;

    • -

      maandag tot en met zaterdag tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 uur en 00.00 uur 40%;

    • -

      op zondagen en daarmede ingevolge de “CAR/UWO” gelijkgestelde dagen 65% van het salaris per uur.

  • c.

    Voor de berekening van de toelage wordt het uur gesteld op 1/156e deel van het salaris per maand. In geval van parttimers wordt hierbij nog verwezen naar het gestelde in artikel 2.1 onder c. De genoemde percentages worden berekend over ten hoogste het salaris behorende bij periodieknummer 11 van salarisschaal 6.

  • d.

    Voor de in 9.11.b genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend indien de werkzaamheden zijn aangevangen voor 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • e.

    Geen vergoeding als bedoeld in de voorgaande leden worden toegekend, indien uitdrukkelijk bij de vaststelling van de bezoldiging is bepaald dat hierin de verplichting tot het verrichten van onregelmatige dienst is verdisconteerd.

9.12 Bereikbaarheids- en beschikbaarheidsdiensten

  • a.

    Behoudens de uitzondering in artikel 3:3:1 tweede volzin UWO, wordt aan de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in artikel 4:1 en 4:2 van de CAR ingevolge een schriftelijke aanwijzing van het college zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, wordt een toelage toegekend.

  • b.

    De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de ambtenaar geldende salaris per uur en wel:

    • -

      5 % voor de uren op maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur;

    • -

      12 % voor de uren op zaterdag tussen 06.00 uur en 22.00 uur;

    • -

      10 % voor de uren op maandag tot en met zaterdag tussen 0.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 uur en 24.00 uur;

    • -

      12,5 % voor de uren op zondag en op de in de “CAR/UWO” gelijkgestelde dagen.

  • c.

    Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 07.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.

  • d.

    De ambtenaar voor wie naar het oordeel van het college bij de vaststelling van de bezoldiging of bij de regeling van de overige rechtstoestand rekening is gehouden met bereikbaarheids- of beschikbaarheidsdiensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.

9.13 Overwerk

  • a.

    Onder overwerk wordt verstaan hetgeen in artikel 1:1 lid 1 sub L van de CAR/UWO is bepaald.

  • b.

    De ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt met een lager maximumsalaris dan dat van schaal 11 ontvangt voor overwerk een vergoeding conform artikel 3:2:1 van de UWO.

  • c.

    Vanaf schaal 11 geldt ‘tijd-voor-tijd’.

10. Onvoorziene gevallen

Voor gevallen waarin deze verordening niet of niet naar billijkheid voorziet, treft het college een bijzondere regeling.

11. Geen nadeel

Er zal aan niemand nadeel kunnen worden toegebracht ten gevolge van de inwerkingtreding van deze regeling.

12. Inwerkingtreding

  • a

    De bezoldigingsverodening 1984, zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 27 augustus 2002 vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze regeling.

  • b

    Bij de inwerkingtreding van deze regeling vervallen de Aanstellings- en promotierichtlijnen, zoals vastgesteld bij besluit van 27 november 2001.

  • c

    Deze regeling kan worden aangehaald als “Regeling aanstellings- en beloningsbeleid 2006” en treedt in werking op 1 november 2007.

13. Overgangsbepalingen

  • a

    Ambtenaren aan wie een toelage wordt verstrekt welke niet in deze regeling is opgenomen blijven deze toelage ongewijzigd ontvangen.

  • b

    Met ingang van 1 januari 2008 wordt de periodiekdatum voor alle medewerkers gesteld op 1 januari.

Ondertekening

Burgemeester en wethouders voornoemd,
De secretaris, de burgemeester,
 
mr. W. Huurman.                       C.A. Kleijwegt.