Regeling vervallen per 01-02-2012

Beheersverordening begraafplaatsen Hellevoetsluis 2010.

Geldend van 01-01-2000 t/m 31-01-2012

Intitulé

verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats(en) in de gemeente Hellevoetsluis.

Nummer: 10-12-09/9A

De raad van de gemeente Hellevoetsluis;

gehoord de commissie wonen, werk en recreatie;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2009, nummer 10-12-09/9;

overwegende dat het vereist is om regels vast te stellen voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaats(en);

gelet op artikel 35, eerste lid van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de verordening op het beheer en gebruik van de algemene begraafplaats(en) in de gemeente Hellevoetsluis.

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaats(en) : de begraafplaats(en) Rijksstraatweg, Smitsweg en Stoofweg;

  • b.

    algemeen graf : een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

  • c.

    algemeen kindergraf : een graf bij de gemeente in beheer, op een speciaal daarvoor aangelegde grafakker, waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van kinderlijken beneden de leeftijd van 18 jaar;

  • d.

    eigen graf : een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend recht voor een bepaalde periode is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      het doen verstrooien van as;

  • e.

    eigen kindergraf tot 18 jaar : een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk- of rechtspersoon het uitsluitend recht voor een bepaalde periode is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • -

      het doen verstrooien van as;

  • f.

    eigen urnengraf : een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht voor een bepaalde periode is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    eigen urnennis : een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht voor een bepaalde periode is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • h.

    eigen plaats in een

    urnentuin : een plaats in de urnentuin waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht voor een bepaalde periode is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    urn : een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • j.

    asbus : een hermetisch gesloten bus ter berging van as van een overledene;

  • k.

    verstrooiingsplaats : in of boven een eigen graf of op het strooiveld op de begraafplaats aan de Stoofweg waarop de as van een overledene kan worden verstrooid;

  • l.

    grafbedekking : gedenkteken en/of beplanting op een graf, een verstrooiingsplaats of gedenkplaats;

  • m.

    beheerder : de ambtenaar die belast is met de algehele leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • n.

    rechthebbende : de rechthebbende op een eigen graf.

Artikel 2 Uitbreiding begrippen: algemeen graf, eigen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder algemeen graf mede verstaan: algemeen graf of algemeen kindergraf waarop alleen de wettelijke grafrusttermijn wordt toegepast.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder eigen graf mede verstaan: eigen urnengraf, eigen urnennis en een eigen plaats in de urnentuin.

HOOFDSTUK 2 OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3 Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaats(en) is/zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk gedurende de door het college bij nadere regels vast te stellen tijden.

    Zij maken deze tijden openbaar bekend. (zie "uitvoeringsbeleid")

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen op last van het college van burgemeester de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers, fotografen en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van de beheerder namens het college van burgemeester en wethouders, werkzaamheden voor derden op de begraafplaats of aan grafbedekking op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is op de begraafplaats(en) verboden:

    • a.

      met motorvoertuigen en (brom)fietsen, niet zijnde invalidenvoertuigen, op de begraafplaatsen te rijden;

    • b.

      met motorvoertuigen elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen te rijden;

    • c.

      sneller te rijden dan 10 km per uur;

    • d.

      honden of andere dieren niet aangelijnd mee te nemen;

    • e.

      op de graven te lopen of te zitten en gereedschappen of andere niet tot de gravenbehorende voorwerpen neer te leggen;

    • f.

      de begraafplaats(en) te verontreinigen;

    • g.

      zonder toestemming of opdracht van de nabestaanden een uitvaart te fotograferen, te filmen of anderszins te registreren;

    • h.

      bloemen of andere waren te koop aan te bieden of hiervoor reclame te maken;

    • i.

      as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen anders dan na toestemming van de beheerder.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder b van lid 2.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op de eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3 VOORSCHRIFTEN VOOR DE LIJKBEZORGING

Artikel 7 Kennisgeving begraven en as bezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur, twee werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het lijk, dan wel het omhulsel, de asbus of urn moeten zijn voorzien van een duurzaam identiteitsmerk. De gegevens met het kenmerk moeten overeenstemmen met de administratie van de begraafplaats.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van het graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het op de begraafplaats te werk gesteld personeel op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

  • 4. Een lijkomhulsel moet voldoen aan de voorwaarden zoals omschreven in de wet op de lijkbezorging artikel 5.6.2 Lijkomhulselsbesluit 1998

Artikel 8 Te overleggen stukken

  • 1. Begraving of de bezorging van as mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overlegd aan de beheerder. Tevens dient een verklaring van de gebruikte materialen te worden overlegd. De te gebruiken materialen dienen voor zover van toepassing te voldoen aan het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 2. Bij het ter begraving aanbieden van een kist of ander lijkomhulsel dient ten minste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving een schriftelijke verklaring aan de beheerder te worden overgelegd omtrent de aanwezigheid van de in voorgaande leden bedoelde materialen en voorwerpen. Indien van een lijkhoes gebruik wordt gemaakt, zal de aanbieder tevens moeten overleggen a) een afschrift van een rapport waaruit blijkt dat de gebruikte hoes voldoet aan de normen van het Lijkomhulselbesluit 1998.

  • 3. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overlegd ondertekend door de rechthebbende of indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 4. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of indien deze is overleden, door een van de personen genoemd in artikel 15, tweede lid.

  • 5. De in lid 4 bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op een heel jaar.

  • 6. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 9 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    • a.

      op werkdagen van 9.30 tot 15.30 uur;

    • b.

      op zaterdag van 9.30 tot 13.00 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

HOOFDSTUK 4 INDELING EN UITGIFTE DER GRAVEN

Artikel 10 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaatsen Rijksstraatweg en Smitsweg worden geen nieuwe graven uitgegeven. Op deze begraafplaatsen kan alleen in eigen graven worden begraven.

  • 2. Nieuwe graven worden alleen op de begraafplaats Stoofweg uitgegeven.

  • 3. Op de begraafplaats Stoofweg kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      algemene graven en algemene kindergraven (tot 18 jaar); (zie "uitvoeringsbeleid")

    • b.

      eigen graven; (zie "uitvoeringsbeleid")

    • c.

      eigen kindergraven tot 18 jaar; (zie "uitvoeringsbeleid")

    • d.

      urnennissen; (zie "uitvoeringsbeleid")

    • e.

      urnengraven; (zie "uitvoeringsbeleid")

    • f.

      plaatsen in de urnentuin. (zie "uitvoeringsbeleid")

  • 4. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken of hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in of op de onder a, b, c, d en e in het derde lid genoemde voorzieningen. Het college van burgemeester en wethouders bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur. De uitgifteduur kan hierbij niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11 Volgorde van uitgifte

  • 1. De eigen graven, eigen kindergraven, algemene graven en algemene kindergraven met uitzondering van de urnennissen, worden, uitsluitend voor directe begraving, in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een eigen graf uitgeven anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien de situatie op de begraafplaats dit toelaat.

  • 3. Het college houdt zich het recht voor de indeling van de begraafplaats, de bestemming van de grafvelden en het onderscheid in graven vast te stellen en te wijzigen.

Artikel 12 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte (zie "uitvoeringsbeleid").

Artikel 13 Termijnen eigen graven, urnennissen, urnengraven, plaatsen in de urnentuin en algemene graven

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats zulks toelaat, op een daartoe bij hem schriftelijk in te dienen aanvraag, het recht:

    • a.

      op een eigen graf voor een tijdvak van 20 jaar;

    • b.

      op een eigen kindergraf voor een tijdvak van 40 jaar;

    • c.

      voor het plaatsen van een asbus met of zonder urn in een eigen urnennis, eigen urnengraf, of een eigen plaats in de urnentuin voor een tijdvak van vijf jaar;

    • d.

      voor het plaatsen van een gedenkplaatje op de gedenksteen (obelisk) voor een tijdvak van vijf jaar.

  • 2. De termijnen vangen aan op de datum waarop het recht genoemd onder het eerste lid van dit artikel is uitgegeven, waarbij deze termijnen genoemd onder a en b telkenmale met tien jaar kunnen worden verlengd, en onder c met vijf jaar, of zolang als de wettelijke termijn dat vereist.

  • 3. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaar voor een eigen graf en een eigen kindergraf, of voor vijf jaar voor een asbus met of zonder urn en gedenkplaatje op de obelisk, mits de aanvraag daartoe vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 4. Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 5. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 15, eerste lid. Verlenging van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 6. Het college stelt grafruimte ter beschikking voor algemene graven voor een termijn van 20 jaar. Verlenging van de termijn is niet mogelijk.

  • 7. Het college stelt grafruimte ter beschikking voor algemene kindergraven onder de 18 jaar voor een termijn van 40 jaar. Verlenging van de termijn is niet mogelijk.

Artikel 14 Keldergraf (zie "uitvoeringsbeleid")

  • 1. Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening aanbrengen van een keldergraf overeenkomstig de door hen te stellen voorwaarden.

  • 2. Werkzaamheden en daaruit voorkomende kosten betreffende het openen, onderhouden, en sluiten van een keldergraf zijn voor rekening van de rechthebbende.

  • 3. Het college kan bij nadere regels bepalen dat grafkelders uitsluitend mogen worden aangebracht op een daartoe aangewezen gedeelte van de begraafplaats.

  • 4. Grafkelders mogen uitsluitend worden aangebracht door daartoe ter zake kundige personen en onder toezicht van de beheerder.

  • 5. De rechthebbende op een eigen graf waarop een kelder is aangebracht, is na afloop van dat recht verplicht om de grafkelder op zijn kosten te doen verwijderen.

Artikel 15 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college van burgemeester en wethouders niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van één jaar kan het college van burgemeester en wethouders het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 16 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen, ten behoeve van de gemeente, van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college van burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

HOOFDSTUK 5 GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 17 Vergunning grafbedekking (zie "uitvoeringsbeleid")

  • 1. Voor het aanbrengen en hebben van een grafbedekking is de schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De recht hebbende van een eigen graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5. Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is;

    • e.

      de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van het college aanstootgevend of kwetsend kan zijn.

Artikel 18 Beplanting (zie "uitvoeringsbeleid")

  • 1. Het college kan nadere regels vaststellen omtrent de aard, de afmeting en de wijze van aanbrengen van de beplanting op de graven.

  • 2. Zonder voorafgaande waarschuwing, en zonder dat enige aanspraak op een vergoeding kan worden gemaakt, kunnen worden verwijderd:

    • a.

      beplantingen die ingevolge de in het eerste lid bedoelde nadere regels niet zijn toegestaan;

    • b.

      dode beplantingen;

    • c.

      beplantingen die, naar het oordeel van de beheerder, in een verwaarloosde staat verkeren;

    • d.

      losse bloemen, planten, kransen en dergelijke, die verwelkt zijn;

    • e.

      losstaande potten, vazen, slingers, vlaggen, speelgoed en dergelijke.

  • 3. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een schriftelijke aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 19 Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt het college aan hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief zijn voornemen bekend.

  • 3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college van burgemeester en wethouders ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende dertien weken ter beschikking van degene aan wie een vergunning als bedoeld in artikel 17 was verleend. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen drie maanden, nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 20 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of zonodig te herstellen.

  • 2. Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien wekenter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4. Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 21 Onderhoud door de gemeente

Het college voorziet in het schoonhouden van het gedenkteken, het na verzakking opnieuw stellen en in de zorg voor de blijvende beplantingen, voortvloeiende uit de herstelwerkzaamheden.

HOOFDSTUK 6 RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 22 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval maakt het college aan hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief haar voornemen bekend.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden herbegraven, en de as wordt verstrooid, op daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3. Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de beheerder een aanvraag indienen om bij ruiming de overblijfselen, indien mogelijk, bijeen te doen voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 4. De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze elders opnieuw te doen begraven of om de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de bij de beheerder een aanvraag indienen om de asbus ter beschikking te houden om elders te doen bijzetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7 IN STAND HOUDEN VAN HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Artikel 23 Lijst

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

HOOFDSTUK 8 INRICHTING REGISTER

Artikel 24 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 25 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de “Beheersverordening begraafplaatsen Hellevoetsluis 1994” gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de “Beheersverordening begraafplaatsen Hellevoetsluis 1994” is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 26 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 3,4,5,6,7,8,9,17 en 20 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 27 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij is geplaatst.

  • 2. De Verordening begraafplaatsen, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 30 juni 1994 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum van inwerkingtreding.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Beheersverordening begraafplaatsen Hellevoetsluis 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 december 2009.
De raad voornoemd
de griffier, de voorzitter,
H.J. van der Wel. C.A. Kleijwegt.