Regeling vervallen per 11-04-2024

BELEIDSREGELS VERVOER BIJ AMBULANTE JEUGDHULP

Geldend van 14-10-2015 t/m 10-04-2024

Intitulé

BELEIDSREGELS VERVOER BIJ AMBULANTE JEUGDHULP

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond,

In aanmerking nemende dat:

  • -

    De Jeugdwet de mogelijkheid kent een voorziening te treffen op het gebied van het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

  • -

    Die voorziening aangewezen kan zijn in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid;

  • -

    Het college invulling wenst te geven aan deze ‘kan’ bepaling door vaststelling van de onderhavige beleidsregels.

Gelet op artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet en artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Besluit:

Vast te stellen de beleidsregels financiële tegemoetkoming vervoer bij ambulante jeugdhulp, die als volgt komen te luiden:

Inleiding: toepassingsbereik

De beleidsregel is van toepassing op jeugdigen die na 1 januari 2015 een indicatie ambulante jeugdhulp van ons college ontvangen. Voorheen werden deze indicaties afgegeven door bureau Jeugdzorg.

Op jeugdigen ten aanzien van wie voor 1 januari 2015 een indicatie ambulante jeugdzorg is gesteld, en die na het inwerking treden van de Jeugdwet op 1 januari 2015 recht hebben op continuering van deze vorm van Jeugdzorg, is deze beleidsregel deels van toepassing. Zij vallen onder het wettelijke overgangsrecht hetgeen in grote lijnen inhoudt dat zij hun aanspraak op vervoer c.q. hun vergoeding op kosten daarvan, behouden zolang de lopende indicatie nog geldig is, doch tot uiterlijk 1 januari 2016. Voor hen geldt het bepaalde in beleidsregel 5, dat gaat over het overgangsrecht.

Beleidsregel 1: uitgangspunt is verantwoordelijkheid van de ouders en de jeugdige zelf

De verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen ligt allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf. Wanneer zij er zelf of met hulp van hun netwerk niet uitkomen, kan onder andere ambulante jeugdhulp worden geboden.

Op deze vorm van jeugdhulp heeft deze beleidsregel betrekking. Net zoals dat voor de jeugdhulp zelf geldt, is het ook voor het organiseren van vervoer om te komen bij een jeugdhulpverlener uitgangspunt dat de jeugdige op eigen kracht en met behulp van zijn eigen netwerk letterlijk zijn weg daar naartoe vindt. Wij gaan hierbij uit van reizen via het openbaar vervoer. Pas indien vast komt te staan dat geen gebruik kan worden gemaakt van deze reguliere en gangbare vervoersmogelijkheid, en dus gebruik moet worden gemaakt van een bijzondere voorziening, treden de hierna volgende beleidsregels in werking.

Beleidsregel 2: medische noodzaak

De jeugdigen die onder de indicatiestelling ambulante jeugdhulp vallen, komen in aanmerking voor een bijzondere voorziening ten aanzien van het vervoer van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden indien daarvoor een medische noodzaak bestaat. De medische noodzaak is gerelateerd aan het reizen per openbaar vervoer.

Wij gaan dus uit van een situatie waarin een jongere door zijn lichamelijke, verstandelijke of zintuigelijke beperking niet in staat is om(eventueel onder begeleiding van een volwassene) gebruik te maken van het openbaar vervoer.

Omdat wij de vereiste medische kennis doorgaans niet in huis hebben, zullen wij ons bij het vaststellen van de medische noodzakelijkheid voor een bijzondere vervoersvoorziening, laten leiden door een advies van de Expertpool. Dit is een peelregionaal team van (o.a. medische) specialisten en gedragswetenschappers, die werkzaam zijn bij zorgaanbieders en/of instellingen voor specialistische jeugdhulp. Zij voorzien de bevoegde bestuursorganen en medewerkers in het veld van adviezen op casusniveau over het bieden van een adequate vorm van jeugdhulp.

Beleidsregel 3: beperkingen in de zelfredzaamheid

Het toekennen van een bijzondere vervoersvoorziening is eveneens aan de orde in de situatie dat een kind en/of zijn ouder(s) niet op eigen kracht en met behulp van het eigen netwerk het vervoer van en naar de jeugdhulpverlening kan resp. kunnen organiseren en de afstand en frequentie dermate groot is dat dit niet onder de reguliere zorgplicht van ouders valt. Bij de afweging of de reikwijdte van de reguliere zorgplicht te buiten wordt gegaan, hanteren wij de volgende formule:

(aantal maanden behandeling in totaal) x (aantal keren behandeling p/week) x (aantal weken behandeling p/maand) x (aantal km enkele reis) x 0,25 (= wegingsfactor).

Is de uitkomst gelijk aan of groter dan 250, dan is er recht op een bijzondere voorziening vervoer.

Beleidsregel 4: de bijzondere voorziening

De vorm waarin de bijzondere voorziening ten aanzien van het vervoer geleverd wordt,

is afhankelijk van de wijze waarop de individuele jeugdhulpvoorziening betrokken wordt. Dat kan in de vorm van het ontvangen van zorg in natura of via het verstrekken van een persoonsgebonden budget.

Wat voor beide vormen onverminderd geldt, is het volgende:

  • 1.

    Het betreft uitsluitend vervoer van en naar een zorgaanbieder voor ambulante hulp (vervoer enkel tussen huis/school en zorgaanbieder). Hierbij is de ANWB routeplanner (kortste afstand) leidend;

  • 2.

    voor de bijzondere voorziening ‘vervoer’ op grond van de Jeugdwet, wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Hierna gaan wij in op beide vormen van de bijzondere voorziening. Duidelijkheidshalve merken wij op dat het begrip individuele jeugdhulpvoorziening betrekking heeft op de ambulante jeugdhulp . Het begrip bijzondere voorziening heeft betrekking op de vervoerscomponent van de ambulante jeugdhulp.

4a Zorg in Natura

De gemeente sluit een contract af met één of meerdere taxibedrijven voor het vervoer van deze specifieke vorm van vraagafhankelijk vervoer. De aanspraak op vervoer van en naar de zorgaanbieder bestaat slechts indien gebruik wordt gemaakt van deze gecontracteerde aanbieders.

Wanneer een jeugdige jonger is dan 12, vindt er begeleiding door een volwassen vertegenwoordiger plaats. Deze verplichting wordt meegewogen bij de vaststelling van de wijze van vervoer. Die wijze van vervoer wordt vastgelegd in een beschikking. Voor zover mogelijk is dat dezelfde beschikking die betrekking heeft op de toekenning van de individuele jeugdhulpvoorziening, zijnde de ambulante jeugdhulp. In de beschikking staan de voorwaarden vermeld waaronder aanspraak bestaat op vervoer c.q. op vergoeding van de kosten daarvan. Zonder beschikking bestaat geen recht op vervoer nog op vergoeding van de daarmee gepaard gaande kosten.

4b Persoons Gebonden Budget

De Jeugdwet maakt het mogelijk dat cliënten de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort zelf van derden betrekken. De kosten daarvan worden vergoed via het Persoonsgebonden budget (Pgb). Net zoals dat bij toekenning van een individuele voorziening in natura het geval is, worden ook de rechten en plichten bij toekenning van het Pgb vastgelegd in een beschikking. In die beschikking leggen wij bij het toekennen van een bijzondere voorziening voor het vervoer vast dat aanspraak bestaat op een onbelaste vergoeding van € 0,19 per kilometer. Het aantal kilometers wordt bepaald op basis van de kilometerafstand tussen het woonadres en de behandellocatie. De cliënt is verder vrij in zijn keuze voor de vervoerder.

In geval van een Pgb voor vervoer, geldt ook het trekkingsrecht. Het Pgb wordt via de Sociale Verzekerings Bank (SVB) betaalbaar gesteld. De vervoerscomponent moet in de zorgovereenkomst die door de Pgb-houder bij de SVB aangeleverd wordt, opgenomen zijn.

Beleidsregel 5: Overgangsrecht

Cliënten ten aanzien van wie al voor 1 januari 2015 een indicatie ambulante jeugdhulp van een andere instantie dan ons college gold, vallen onder het overgangsrecht. Zij behouden deze indicatie en hun eventuele aanspraak op vervoer tot uiterlijk 1 januari 2016. Op dat moment verliezen de indicaties en aanspraken in beginsel hun gelding. Ons college beslist dan over een nieuwe indicatie en aanspraak op vervoer daarbij. Die aanspraak op vervoer beoordelen wij aan de hand van de onderhavige beleidsregel.

Voor cliënten die onder het overgangsrecht vallen en hun zorg ontvangen via de toekenning van een Pgb, zit de vergoeding voor vervoer al in de hoogte van het te verstrekken Pgb, en is vervoer opgenomen in de zorgovereenkomst die door de Pgb-houder aangeleverd is bij de Sociale Verzekerings Bank (SVB). Ook zij ontvangen geen beschikking van ons zolang de bestaande indicatie geldig is Zoals eerder in deze beleidsregel vermeld, is het overgangsrecht tot uiterlijk 1 januari 2016 van kracht.

Beleidsregel 6: Bijzonder scenario ambulante jeugdhulp GGZ

Voor cliënten die een indicatie ambulante jeugdzorg GGZ hebben, geldt een enigszins afwijkende procedure. Voor hen is door ons college op het moment van vaststellen van deze beleidsregel nog geen vervoer ingekocht. Een eventuele bestaande aanspraak op zittend vervoer door de zorgverzekeraar is per 1 januari 2015 komen te vervallen.

Voor zowel cliënten die onder het overgangsrecht vallen als voor cliënten ten aanzien van wie door ons college een indicatie ambulante jeugdzorg GGZ is afgegeven gelden de volgende afspraken:

  • 1.

    Cliënten melden zich bij uitvoeringsorganisatie Peel 6.1;

  • 2.

    Zij tonen aan dat zij in het verleden gebruik maakten van een door de zorgverzekeraar vergoede taxi, of dat zij een kilometervergoeding ontvingen vanuit deze zorgverzekeraar (alleen bij cliënten die vallen onder het overgangsrecht);

  • 3.

    Zij overleggen de indicatie Jeugd GGZ (alleen bij cliënten die vallen onder het overgangsrecht);

  • 4.

    Zij overleggen de taxinota’s, of een door de jeugdhulpverlener afgetekend overzicht van de data van behandeling;

  • 5.

    Peel 6.1 vergoedt de gemaakte (taxi)kosten.

Zodra de gemeente een contract heeft afgesloten met één of meerdere taxibedrijven, komt deze afwijkende procedure te vervallen en kunnen zij gebruik maken van de door de gemeente aangeboden vervoerder.

Slot: afwijkingen

Deze beleidsregels zijn geschreven om invulling te geven aan de beoordelingsruimte die ons college toekomt bij de afweging of het toekennen van een bijzondere voorziening in de rede ligt. Met de beleidsregels in de hand kan zoveel mogelijk langs objectieve weg worden nagegaan of de individuele situatie recht geeft op een vervoerscomponent als onderdeel van de jeugdhulpvoorziening. Daarbij moet goed in het oog worden gehouden dat de aard van een beleidsregel met zich brengt dat afwijkingen mogelijk zijn. In geval van bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn de beleidsregels niet onverkort toe te passen maar een afwijkende beslissing te nemen die beheerst wordt door eisen van billijkheid en redelijkheid.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 22 september 2015,
Burgemeester en wethouders van Helmond,
de burgemeester,
mevrouw P.J.M.G Blanksma-van den Heuvel
de secretaris,
mr. drs. A.P.M. ter Voert
Bekend gemaakt op:
2 oktober 2015
de gemeentesecretaris,
mr. drs. A.P.M. ter Voert