Regeling vervallen per 18-09-2018

BELEIDSREGELS WET TAALEIS 2016

Geldend van 17-02-2016 t/m 17-09-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

BELEIDSREGELS WET TAALEIS 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond,

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 18 b van de Participatiewet;

gelet op artikel 47c van de Participatiewet

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is ombeleidsregels vast te stellen inzake het opleggen van een taaleis bij toepassing van de Participatiewet;

Besluit:

Vast te stellen de Beleidsregels Wet taaleis 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    Belanghebbende:

    • -

      elke persoon die een uitkering in het kader van de Participatiewet aanvraagt en/of ontvangt;

    • -

      onder belanghebbende wordt mede verstaan het gezin;

  • c.

    WEB: de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d.

    Taalplan: plan waarin de afspraken over het taaltraject zijn opgenomen. Dit plan geeft aan op welke wijze het gekozen traject binnen een bepaalde en reële termijn leidt tot verbetering van beheersing van de Nederlandse taal.

  • e.

    Participatiewet: de Participatiewet met inbegrip van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz).

  • f.

    Uitkering: de door het college verleende bijstand in het kader van de Participatiewet

  • g.

    Wet taaleis: de wet tot wijziging van de Wet werk en bijstand teneinde de eis tot beheersing van de Nederlandse taal toe te voegen aan die wet (Wet taaleis WWB).

  • h.

    Besluit taaltoets: het ‘Besluit taaltoets Participatiewet’.

  • i.

    Referentieniveau: het niveau 1F of A2.

  • j.

    Inburgering: de Wet inburgering.

Hoofdstuk II Kennis van de Nederlandse taal

Artikel 2 Aantonen kennis Nederlandse taal

Een belanghebbende kan op de volgende wijzen aantonen dat hij voldoende kennis van de Nederlandse taal bezit:

  • 1.

    Wanneer belanghebbende in de leerplichtige leeftijd (tussen 5 en 16 jaar) tenminste acht jaren in Nederland heeft gewoond, kan ervan uitgegaan worden dat door belanghebbende gedurende acht jaar Nederlandstalig onderwijs is gevolgd. Belanghebbende dient wel een eigen verklaring te overleggen dat hij tenminste acht jaar Nederlandstalig basis- en/of vervolgonderwijs heeft gevolgd.

  • 2.

    Met rapporten of diploma’s van erkende onderwijsinstellingen toont belanghebbende het volgen van Nederlandstalig onderwijs aan (zowel basis- als voortgezet/beroepsonderwijs). Dat kan ook particulier of Nederlandstalig onderwijs in het buitenland zijn. Voorbeelden staan in de toelichting.

  • 3.

    Een document waaruit blijkt dat belanghebbende de Nederlandse taal op een niveau 1F / A2 beheerst. Voorbeelden staan in de toelichting.

Hoofdstuk III De taaltoets

Artikel 3 Geen taaltoets

Een belanghebbende is niet verplicht een taaltoets af te nemen, in de navolgende situaties:

  • 1.

    Wanneer vastgesteld kan worden dat elke vorm van verwijtbaarheid om aan de taaleis te voldoen ontbreekt. Zie hiervoor verder artikel 9.

  • 2.

    De Taaleis staat in direct verband met de arbeidsverplichting. Wie ontheven is van de arbeids-verplichting kan ook worden vrijgesteld van de taaltoets.

  • 3.

    Belanghebbende hoeft geen toets af te leggen indien hij bezig met een leertraject in het kader van de Wet Inburgering.

  • 4.

    Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal beheerst.

  • 5.

    Als tijdens een vorige uitkeringsperiode al een toets is afgenomen en is vastgesteld dat belanghebbende de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, maar ook is vastgesteld dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F / A2 machtig te worden.

  • 6.

    Belanghebbenden die een uitkering hadden in een andere gemeente en in die gemeente al een toets hebben afgelegd. De toetsresultaten kunnen worden overgenomen, tenzij deze onvoldoende zekerheid binnen over de actuele taalvaardigheid.

Artikel 4 Taaltoets

  • 1.

    Het college neemt de taaltoets als bedoeld in artikel 18b, tweede lid, Participatiewet afbinnen 8 weken na ontvangst van de uitkeringsaanvraag.

  • 2.

    Voor het afnemen van de taaltoets en de beoordeling van het resultaat van de toets, kan het college gebruik maken van externe partijen. In ieder geval dient de beoordeling door en de kwalificatie van de beoordelaar te voldoen aan het daaromtrent bepaalde in het Besluit taaleis Participatiewet.

  • 3.

    Het college bepaalt de omstandigheden waarin de toets wordt afgenomen. Dezeomstandigheden bestaan in ieder geval uit:

    • -

      het individueel dan wel groepsgewijs afnemen van de toets(onderdelen);

    • -

      de mogelijkheid om (onderdelen van) de toets digitaal af te nemen;

    • -

      de inzet van computers of andere hulpmiddelen bij (onderdelen van) de toets.

    Het college houdt hierbij rekening met de individuele omstandigheden van deuitkeringsgerechtigde.

Hoofdstuk IV Kennisgeving, (geen) bereidverklaring en aanleren van taalvaardigheden, verlaging

Artikel 5 Kennisgeving en bereidverklaring

  • 1.

    Het college stelt belanghebbende binnen 8 weken na het afleggen van de taaltoets op de hoogte van de uitkomst.

  • 2.

    Als de uitkomst van de toets als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onvoldoende is, stelt het college de belanghebbende gelijktijdig met het mededelen van de uitkomst de toets, in kennis van het redelijke vermoeden als bedoeld in artikel 18b, derde lid van de Participatiewet. De volgende procedure wordt daarbij gevolgd:

    • a.

      Belanghebbende krijgt een gesprek waarbij de uitslag van de taaltoets wordt besproken.

    • b.

      Belanghebbende ontvangt tevens de schriftelijke kennisgeving. Die kennisgeving gaat vergezeld met een besluit tot verlaging van de bijstand vanaf het moment van de kennisgeving. De verlaging bedraagt 20% van de bijstandsnorm die op dat moment geldt.

    • c.

      In afwijking van het bepaalde onder b, ziet het College af van het verlagen van de bijstand indien:

      • -

        belanghebbende zich in het gesprek bereid verklaart binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving een taaltraject te volgen en daarin vervolgens de nodige voortgang boekt die van hem mag worden verwacht bij het verwerven van de vaardigheden in de Nederlandse taal;

      • -

        belanghebbende alsnog documenten overlegt als bedoeld in artikel twee;

      • -

        elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt of er dringende redenen zijn die noodzaken tot het afzien van verlaging.

    • d.

      Als de belanghebbende zich bereid verklaart om binnen een maand met een taaltraject te starten, dan maakt de klantbegeleider samen met de belanghebbende een taalplan. (zie verder artikel zes; Aanleren van taalvaardigheden). Het taalplan beschrijft in ieder geval:

      • -

        de manier waarop de belanghebbende de vereiste taalvaardigheden gaat leren;

      • -

        de voortgang en inspanningen die van de belanghebbende worden verwacht.

      • -

        op welke momenten de voortgang en inspanningen worden gemonitord. Dit is minimaal iedere zes maanden.

  • 3.

    Als de belanghebbende is gestart met een inburgeringstraject in het kader van de Wetinburgering, dan wordt dit beschouwd als voldoende inspanningen van de uitkeringsgerechtigde om de vereiste taalvaardigheden te leren. Het college monitort devoortgang.

Artikel 6 Aanleren van de taalvaardigheid

  • 1. Uit het taalplan wordt duidelijk op welke manier de uitkeringsgerechtigde gaat werken aan de verbetering van de taalbeheersing. Dit kan bijvoorbeeld via (een combinatie van):

    • -

      zelfstudie;

    • -

      taalmaatje;

    • -

      inburgeringstraject

    • -

      leertraject via gemeente, bibliotheek, taalinstituut, kerk ,moskee, welzijnsorganisatie, vluchtelingenwerk, etc.;

    • -

      digitale leermiddelen.

  • 2. Leertraject via de gemeente

    • a.

      Het uitgangspunt van de wet taaleis is dat de belanghebbende zelf verantwoordelijk is voor de (bekostiging van de) manier waarop hij de vereiste taalvaardigheden gaat beheersen.

    • b.

      Het college kan in individuele gevallen inventariseren of een leerwerktraject in het kader van de Wet educatie beroepsonderwijs of in het kader van de re-integratie mogelijk en wenselijk is. Per situatie wordt dan ook gekeken op welke manier de uitkeringsgerechtigde gaat werken aan de verbetering van de taalbeheersing en welke mogelijkheden er zijn (zie toelichting).

Artikel 7 Monitoring

  • 1. In het taalplan staat wat het startniveau van belanghebbende is, welk niveau haalbaar is en hoe lang belanghebbende nodig heeft om dit niveau te bereiken. Dit taalplan is het uitgangspunt voor de beoordeling van de inspanningen van belanghebbende.

  • 2. De vorderingen bij het verwerven van de Nederlandse taal moeten worden gevolgd tenminste een keer per 6 maanden.

Artikel 8 Verlaging

  • 1. Wanneer belanghebbende niet binnen een maand na de kennisgeving als bedoeld in artikel 5, tweede lid een aanvang maakt met het volgen van een taaltraject of daarin naar het oordeel van het college onvoldoende voortgang boekt, gaat het college middels een herzieningsbeschikking over tot het daadwerkelijk verlagen van de uitkering met 20%. Basis is de oorspronkelijke taaltoets.

  • 2. Alvorens kan worden besloten tot het toepassen van een verdere verlaging van 40% na zes maanden onderscheidenlijk 100% na 12 maanden na de eerste kennisgeving, dient belanghebbende een taaltoets af te worden genomen. Alleen wanneer uit de taaltoets blijkt dat belanghebbende Nederlandse taal onvoldoende beheerst kan tot verdere verlaging worden overgegaan. Een weigering tot het afleggen van een taaltoets wordt gelijkgesteld aan het niet slagen voor de taaltoets. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De periode van 6 maanden en 12 maanden neemt een aanvang vanaf het moment van de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 5, tweede lid.

  • 4. Als de uitkering van de belanghebbende is verlaagd op grond van het gestelde in lid 1 of lid 2, en de belanghebbende aantoont weer voldoende inspanningen verricht om op het gewenste taalniveau te komen, kan het college dit zien als omstandigheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 18b, zevende lid, Participatiewet en de verlaging stopzetten.

Hoofdstuk VI Ontbreken van verwijtbaarheid

Artikel 9 Het ontbreken van elke vorm van verwijtbaarheid

Elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt als er:

  • -

    Een ontheffing is in het kader van de Wet inburgering;

  • -

    Er sprake is van een gediagnosticeerd leerprobleem;

  • -

    Diverse malen een taalcursus gevolgd is en vastgesteld is door de educatie-instelling dat door in de persoon gelegen factoren belanghebbende niet is staat is om de Nederlandse taal op referentieniveau 1F machtig te worden;

  • -

    De belanghebbende was vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat om te voldoen aan de inspanningsverplichting;

  • -

    De belanghebbende heeft ondanks voldoende inspanningen, (nog) niet het vereiste taalniveau bereikt.

In deze gevallen ziet het college bij het voortduren van deze omstandigheden af van het afleggen van een taaltoets c.q. verlagen van de bijstand.

Hoofdstuk VII Slotbepalingen

Artikel 10 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels indien toepassing leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 11 Onvoorziene situaties

In het geval waarin de bepalingen van deze beleidsregels niet voorzien, wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij vergelijkbare situaties met in achtneming van de individuele omstandigheden van de belanghebbende.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2016, behoudens situaties waarbij sprake is van negatieve gevolgen voor de belanghebbende.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 2 februari 2016.
Burgemeester en wethouders van Helmond,
De burgemeester,
Mevr. P.J.M.G. Blanksma-van den Heuvel
De secretaris,
Mr. drs. A.P.M. ter Voert
Bekend gemaakt op:
5 februari 2016
De secretaris,
Mr. drs. A.P.M. ter Voert

Bijlag Toelichting

Beleidsregel Wet taaleis 2016 - Toelichting