Beleidsregel stadionomgevingsverboden Helmond 2010

Inleiding

Op 1 januari 2008 is de Algemeen Plaatselijke Verordening Helmond 2008 in werking getreden. In deze APV komt het onderdeel “wedstrijden betaald voetbal” uitgebreider dan voorheen aan bod. Dit op basis van de aard van de problematiek alsmede de landelijke ontwikkeling van de voetbalartikelen in de APV’s van gemeenten met een Betaald Voetbal Organisatie (BVO).

Ter voorkoming en bestrijding van openbare ordeverstoringen bij en rondom voetbalwedstrijden kan de burgemeester via artikel 2.2.2.9 van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008 (hierna te noemen: APV) een (bestuursrechtelijk) stadionomgevingsverbod opleggen. Het is wenselijk om dit verbod te koppelen aan een (privaatrechtelijk of strafrechtelijk) stadionverbod. Op deze wijze wordt voorkomen dat supporters die zich hebben schuldig gemaakt aan ordeverstorend gedrag zich voor en na een wedstrijd in of rond het stadion “De Braak” ophouden.

Artikel 2.2.2.9 APV bevat een zogeheten “kan-bepaling” en impliceert dat de burgemeester een zekere mate van beleidsvrijheid bezit bij het opleggen van stadionomgevingsverboden. Om tot een adequate en consistente uitvoering te komen, is besloten om beleidsregels vast te stellen. Het voordeel van beleidsregels is dat ook vooraf voor een ieder duidelijk is hoe en onder welke omstandigheden de burgemeester van zijn bevoegdheid gebruik zal maken.

Juridisch kader

Op grond van artikel 2.2.2.9, eerste lid, van de APV kan de burgemeester aan een persoon schriftelijk het verbod opleggen zich op te houden in de omgeving van het stadion vanaf vier uur voor het vastgestelde aanvangstijdstip tot vier uur na afloop van voetbalwedstrijden. Het verbod geldt voor een bepaalde periode, welke niet langer is dan twee jaar. Ingevolge het tweede lid kan de burgemeester overgaan tot het opleggen van het in het eerste lid bedoeld verbod nadat is komen vast te staan dat de persoon de openbare orde in het stadion of in de omgeving van het stadion heeft verstoord op de dag dat een voetbalwedstrijd wordt gespeeld. Tevens kan dit verbod worden opgelegd aan personen aan wie een stadionverbod is opgelegd

Onder de omgeving van het stadion (“De Braak”) wordt op grond van artikel 2.2.2.4, vierde lid, van de APV verstaan: het gebied dat wordt omsloten door de Rembrandtlaan, Wethouder Ebenlaan, Rijpelbaan en Bakelsedijk. De wegen zelf tellen ook mee. Dit geldt ook als gebied waarvoor een stadionomgevingsverbod kan worden opgelegd. Een stadionomgevingsverbod heeft betrekking op alle openbare plaatsen binnen het gebied zoals hierboven omschreven; het heeft geen betrekking op particuliere woningen gelegen binnen dat gebied.

De bestuursrechtelijke bevoegdheid tot het opleggen van een stadionomgevingsverbod is - zoals hiervoor reeds werd vermeld - gekoppeld aan het privaatrechtelijk of strafrechtelijk stadionverbod. Dus indien een persoon (belanghebbende) vanwege openbare orde verstoringen in of rond het stadion een stadionverbod heeft opgelegd gekregen, krijgt deze, indien aan de in deze beleidsregels genoemde voorwaarden is voldaan, ook een stadionomgevingsverbod opgelegd.

Procedurebepalingen en beleidscriteria

• 1.

  Binnen een periode van vier weken na oplegging van het (voorwaardelijk) stadionverbod beslist de burgemeester over het opleggen van een (voorwaardelijk)

  stadionomgevingsverbod. De burgemeester kan zijn bevoegdheid om te beslissen mandateren aan het hoofd van de afdeling Bestuurs- en Juridische Zaken.

• 2.

  Belanghebbende wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vooraf in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijze naar voren te brengen alvorens het stadionomgevingsverbod wordt opgelegd. Het horen geschiedt bij voorkeur telefonisch, tenzij belanghebbende de voorkeur geeft om anders te worden gehoord.

• 3.

  Het stadionomgevingsverbod (ambtshalve beschikking) wordt op schrift gesteld en bekend gemaakt aan belanghebbende. In de beschikking wordt aangegeven voor welk tijdvak het stadionomgevingsverbod geldt en op grond van welke feiten een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd. Een stadionomgevingsverbod geldt voor een bepaalde termijn en derhalve voor alle wedstrijden die worden gespeeld op het terrein van stadion “De Braak”, ongeacht het risicoprofiel van de wedstrijden, in dat tijdvak.

• 4.

  Indien belanghebbende aan wie het stadionomgevingverbod wordt opgelegd in het gebied waarop het verbod van toepassing is woont of werkt, dan wordt het gebied zodanig aangepast dat deze een aanlooproute heeft naar en van zijn woning of werklocatie.

• 5.

  Of en voor welke periode een stadionomgevingsverbod wordt opgelegd hangt af van de (ernst van de) gedraging als vermeld in de bijlage bij deze beleidsregel. Een afweging over aanpassing van de bijlage vindt plaats binnen de lokale driehoek en na overleg met het bestuur van B.V.O. Helmond Sport.

Overleg

Het is van belang dat van gemeentewege opgelegde stadionomgevingsverboden ook worden nageleefd en gehandhaafd. Met het oog op de handhaving dienen er goede afspraken te worden gemaakt met alle betrokkenen (burgemeester, politie en Openbaar Ministerie). Op 9 december 2009 is deze beleidsregel uit dien hoofde besproken binnen de lokale driehoek. Alle betrokkenen committeren zich aan de uitvoering van de afspraken en ieder voor zich draagt er zorg voor dat er binnen de eigen organisatie zorg wordt gedragen voor effectuering van de gemaakte afspraken.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.