Regeling vervallen per 28-03-2014

Nadere regels heffing gemeentelijke belastingen en uitvoering Wet WOZ Helmond 2011

Geldend van 01-09-2012 t/m 27-03-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

NADERE REGELS HEFFING GEMEENTELIJKE BELASTINGEN EN UITVOERING WET WOZ HELMOND 2011

Het college van burgemeester en wethouders van Helmond;

Gelet op de bepalingen van de Gemeentewet, de Wet WOZ en de desbetreffende belastingverordeningen;

Besluit

Vast te stellen de Nadere regels heffing gemeentelijke belastingen en uitvoering Wet WOZ Helmond 2011

Hoofdstuk 1 Het aanwijzen van een belastingplichtige en van een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie

Algemeen

In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject ( onroerende zaak, perceel, hond ). In de gevallen waarin dat voorkomt mag de gemeente de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In die gevallen hanteert de gemeente Helmond een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Wanneer is een aanwijzing van de belastingplichtige nodig?

  • I. Bij de Onroerende-zaakbelastingen eigenaar:

    Als de onroerdende zaak eigendom is van meer dan één persoon.

  • II. Bij de Onroerende-zaakbelastingen gebruiker, de Rioolheffing en de Afvalstoffenheffing:

    Als de onroerende zaak of het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon.

  • III. Bij de Hondenbelasting:

    Als het huishouden dat de houder is van de hond uit meer dan één persoon bestaat.

  • IV. Bij een aanwijzing van een WOZ-belanghebbende:

    Als voor één eigendom meer personen als ( gelijksoortige, bijvoorbeeld in gemeenschap van goederen gehuwde echtgenoten ) belanghebbende kunnen worden aangemerkt.

Ad I Eigendomssituatie

Met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige voor het eigendom van de onroerende zaak zijn er bij de Onroerende-zaakbelastingen de volgende situaties mogelijk bij de aanwijzing van de genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht:

A.

  • Er is sprake van verschillende categorieën genothebbenden. Hiervan is sprake als er meer dan één beperkt recht op de onroerende zaak gevestigd is. In deze situatie wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:

  • 1. de vruchtgebruiker cq. de gerechtigde krachtens recht van gebruik en bewoning;

  • 2. de opstaller;

  • 3. de erfpachter;

  • 4. de eigenaar of appartementsgerechtigde;

  • 5. degene die op andere wijze als genothebbende naar voren komt, daaronder begrepen de bezitter.

B.

  • Als er meerdere genothebbenden binnen één categorie (zakelijke recht van dezelfde soort) zijn wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:

  • 1. degene met het grootste aandeel:

    Bij gelijke aandelen.

  • 2. de eerste gerechtigde in volgorde van het kadaster;

  • 3. de oudste in leeftijd;

  • 4. degene die het langst op dat adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie;

  • 5. een natuurlijk persoon boven een rechtspersoon.

C.

Ingeval van een economische eigendomsoverdracht wordt hier op verzoek rekening mee gehouden. Een kopie van de akte moet worden overgelegd en met ingang van het volgend belastingjaar wordt deze wijziging in het bestand verwerkt.

Ad II A Gebruikssituatie Onroerende-zaakbelastingen

Met betrekking tot het aanwijzen van een belastingplichtige voor het gebruik van een object onderscheiden we bij de Onroerende-zaakbelastingen van gebruikers de volgende situaties:

A.

  • Als een onroerende zaak als afzonderlijk object wordt gebruikt, wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:

  • 1. Degene die als eerste door de verhuurder als huurder wordt vermeld;

  • 2. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

B.

  • Als een onroerende zaak bestaat uit meerdere niet zelfstandig te gebruiken eenheden, of als het onroerende zaak, bestaande uit zelfstandig of niet zelfstandig te gebruiken eenheden telkens voor korte perioden wordt verhuurd, wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:

  • 1. De verhuurder;

  • 2. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Ad II B Gebruikssituatie Rioolheffing en Afvalstoffenheffing

Met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige voor het gebruik van een perceel onderscheiden we bij de Rioolheffing en Afvalstoffenheffing de volgende situaties:

A.

  • Als een perceel als afzonderlijk geheel door een particulieren huishouding wordt gebruikt, wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:

  • 1. Degene, die de aanslag Onroerende-zaakbelastingen eigenaar voor dit perceel ontvangt, indien deze tevens op dat adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie;

  • 2. De bewoner die het langst op dat adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie;

  • 3. Bij gelijktijdige vestiging: de oudste in leeftijd;

  • 4. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

B.

  • Als een perceel bestaat uit meerdere niet zelfstandig te gebruiken wooneenheden, of als het perceel, bestaande uit zelfstandig of niet zelfstandig te gebruiken eenheden telkens voor korte perioden wordt verhuurd, wordt achtereenvolgens als belastingplichtige aangewezen:

  • 1. De verhuurder;

  • 2. Degene die op andere wijze als gebruiker naar voren komt.

Ad III Hondenbelasting

  • Met betrekking tot het aanwijzen van de belastingplichtige voor de Hondenbelasting geldt het onderstaande:

    Per huishouden wordt vastgesteld of er een of meerdere honden door leden van het huishouden worden gehouden. De leden van een huishouden zijn alle personen die naar de omstandigheden beoordeeld deel uitmaken van een gezamenlijke economische eenheid. Achtereenvolgens wordt als belastingplichtige aangewezen:

  • 1. Degene, die de aanslag Rioolheffing en/of Afvalstoffenheffing voor dit perceel ontvangt, indien deze tevens op dat adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie;

  • 2. Degene die het langst op dat adres staat ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie

  • 3. Bij gelijktijdige vestiging: de oudste in leeftijd

Ad IV WOZ-belanghebbende

In de gevallen dat er een keuzesituatie bestaat met betrekking tot de tenaamstelling van een beschikking ingevolge hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken zijn de nadere regels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie, voor zover zij betrekking hebben op de onroerende-zaakbelastingen van overeenkomstige toepassing.

Algemeen

In deze nadere regels zijn een aantal voorwaarden voor de meest voorkomende gevallen geformuleerd die bij de aanwijzing van de belastingplichtige of voor de toezending van ‘verplichte’ WOZ-beschikkingen in acht moeten worden genomen. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op een doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn. De in de voorkeursvolgorde neergelegde criteria bevatten geen limitatieve opsomming.

Voor zover de belasting wordt geheven over een belastingtijdvak, is bij de toepassing van de voorkeursvolgorde beslissend de situatie bij de aanvang van dat tijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

Aangezien de voorkeursvolgorde er mede op is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.

 

Ingeval van een schriftelijk verzoek om de belastingaanslag op naam van een ander te stellen (inclusief schriftelijk erkenning tot voldoening van de belastingschuld) kan, indien reeds een aanslag aan een belastingplichtige is opgelegd, aan dit verzoek pas met ingang van het eerstvolgende belastingjaar worden tegemoetgekomen. Met betrekking tot onvolledige of foutieve gegevens in de Gemeentelijke Basisadministratie of naar aanleiding van een ingediende bezwaarschrift wordt onderzoek ingesteld naar de feitelijke situatie. Indien, door welke oorzaak dan ook, een aanslag wordt opgelegd in afwijking van deze volgorde, heeft dit niet tot gevolg dat de opgelegde aanslag ongeldig of onrechtmatig jegens de aangeslagen belastingplichtige is.

Hoofdstuk 2 Vrijstelling gebruikersdeel OZB terreinen zonder gebruik

Het gebruikersdeel van de Onroerende-zaakbelasting voor onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dienen, daar waar het gebruik van terreinen betreft, wordt alleen dan niet geheven, als er sprake is van het aanhouden van het terrein voor handels- of beleggingsdoeleinden én er geen sprake is van feitelijk gebruik.

Hoofdstuk 3 Ambtshalve verhoging WOZ-waarde

De bij initiële beschikking vastgestelde WOZ-waarde wordt herzien, indien blijkt dat de waarde in het economische verkeer, dan wel de gecorrigeerde vervangingswaarde als bedoeld in artikel 17, juncto artikel 18, van de Wet WOZ 50 % of meer hoger is, dan de bij die beschikking vastgestelde waarde.

Als de bij beschikking vastgestelde waarde hoger is dan € 1.000.000,= wordt een percentage van 20 of meer gehanteerd; boven de € 5.000.000,= wordt dit 5% of meer.Een en ander onder de voorwaarden die hieraan worden gesteld vanuit artikel 27, lid 1 van de Wet WOZ.

Hoofdstuk 4 Het verlenen van ambtshalve vermindering van belastingaanslagen

4.1. Algemeen

Op grond van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en de artikelen 231, 242 en 244 van de Gemeentewet kan de heffingsambtenaar een onjuiste belastingaanslag of beschikking ambtshalve verminderen.Daarnaast kan hij ambtshalve een in de belastingwet voorziene vermindering, ontheffing of teruggaaf verlenen.

4.2. Reikwijdte en definities

  • 1. Deze nadere regels gelden bij de heffing van gemeentelijke belastingen in de zin van artikel 219 van de Gemeentewet, met dien verstande dat onder gemeentelijke belastingen mede worden begrepen rechten die door de gemeente kunnen worden geheven.

  • 2. Van deze nadere regels zijn uitgezonderd belastingaanslagen, waaraan ingevolge een wettelijk voorschrift een op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken gegeven beschikking tot vaststelling van de waarde ten grondslag heeft gelegen, voor zover op deze aanslagen artikel 18a, eerste lid, onder b, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen van (overeenkomstige) toepassing is.

  • 3. Voor de toepassing van deze nadere regels wordt verstaan onder:

    a. de ambtshalve vermindering: de vermindering, ontheffing, teruggaaf of vrijstelling van belastingen bedoeld in artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en artikel 244 van de Gemeentewet;

    b. de belanghebbende: de belastingplichtige of degene die de belasting als hoofdelijk mede-aansprakelijke heeft betaald;

    c. de vijfjaarstermijn: de termijn door welks verloop na het tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld of het verlenen van een teruggaaf de bevoegdheid tot het vaststellen van een navorderingsaanslag of een naheffingsaanslag vervalt.

    d. het bedrag van de vermindering: de vermindering van het belastingbedrag vermeerderd met (het daaraan toe te rekenen gedeelte van) de bestuurlijke boete of de kostenopslag, indien een bestuurlijke boete of een kostenopslag is toegepast. Het bedrag van de vermindering wordt berekend per belastingaanslag.

    e. de belastingaanslag: de aanslag bedoeld in artikel 2, derde lid, onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, met dien verstande dat voor de toepassing van deze nadere regels wordt verstaan onder:

    1. de aanslag, de voorlopige aanslag, de navorderingsaanslag: het gevorderde bedrag, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde, het nagevorderde bedrag;

    2. het aanslagbiljet: de kennisgeving van het in onderdeel 1. bedoelde bedrag.

    f. de belastingwet: algemeen verbindende voorschriften en nadere regels op het gebied van gemeentelijke belastingen.

4.3. Gevallen waarin ambtshalve vermindering wordt verleend

  • Ingeval het bedrag van de belasting had behoren te zijn vastgesteld op een bedrag dat tenminste € 15,-- per aanslag lager is dan het te hoog vastgestelde bedrag van die belasting, verleent de heffingsambtenaar ambtshalve de vermindering waarvoor de belanghebbende redelijkerwijs in aanmerking komt, indien:

  • a. een bezwaarschrift of een verzoekschrift niet ontvankelijk wordt verklaard wegens het te laat indienen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift dan wel om andere redenen van formele aard, of

  • b. uit enig feit blijkt dat een belastingaanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld en deze aanslag bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet gehandhaafd kan worden.

4.4. Uitzonderingen

  • Het bepaalde in artikel 4.3 vindt geen toepassing indien:

  • a. ten tijde van het ontvangen van het bezwaarschrift of het verzoekschrift, dan wel op het tijdstip waarop het in artikel 4.3, onder b, bedoelde feit ter kennis van de heffingsambtenaar komt, de vijfjaarstermijn is verstreken;

  • b. aannemelijk is dat de belanghebbende door opzet of grove schuld de wettelijke termijn voor het indienen van een bezwaarschrift of een verzoekschrift ongebruikt heeft laten verstrijken.

4.5. Jurisprudentie

  • 1. Een uitspraak van de Hoge Raad, van een gerechtshof of rechtbank, waarin een toepassing van de belastingwet besloten ligt die voor de belanghebbende gunstiger is dan de bij de heffing van de belasting gevolgde toepassing, leidt niet tot het ambtshalve verlenen van vermindering van belasting indien de belastingaanslag of de voldoening op aangifte onherroepelijk is komen vast te staan voor de dag, waarop de uitspraak door de Hoge Raad of het hof is gewezen, tenzij het college van burgemeester en wethouders op dit punt een afwijkende regeling heeft getroffen.

  • 2. Hetgeen in het eerste lid is bepaald met betrekking tot een uitspraak van de Hoge Raad of van een gerechtshof, is in daartoe leidende gevallen van overeenkomstige toepassing op prejudiciële beslissingen van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen alsmede op rechterlijke uitspraken van het Hof en andere supranationale colleges.

4.6. Mededeling van afwijzing

Indien geen termen aanwezig zijn om ambtshalve een vermindering te verlenen, wordt daarvan gemotiveerd mededeling gedaan in de uitspraak waarin de niet-ontvankelijkheid wordt uitgesproken van een bezwaarschrift of verzoekschrift, bedoeld in artikel 4.3, onder a.

Hoofdstuk 5 Gelegenheid tot nadere onderbouwing van bezwaar- en verzoekschrift

5.1. Gebruik of genot van een onroerende zaak in afwijking van GBA, Kamer van Koophandel of Kadaster

  • Wanneer een belanghebbende om intrekking of vermindering van één of meer belastingaanslagen verzoekt omdat:

  • - het gebruik van een onroerende zaak is beëindigd op een tijdstip dat afwijkt van de Gemeentelijke Basisadministratie (natuurlijke personen) of van het register bij de Kamer van Koophandel (rechtspersonen), dan wel

  • - het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is beëindigd in afwijking van de openbare registers van het kadaster,

  • wordt hij/zij gedurende een periode van drie weken in de gelegenheid gesteld om alsnog bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt, dat het gebruik, respectievelijk de eigendom c.a. is beëindigd.

5.2. Overlijden van hond op een eerder tijdstip dan datum van ontvangst van de afmelding

Wanneer een belastingplichtige om intrekking of vermindering van een aanslag hondenbelasting verzoekt omdat hij/zij geen houder meer van de hond is met ingang van een eerdere datum dan die van ontvangst van het bezwaar- of verzoekschrift, wordt belanghebbende gedurende een periode van drie weken schriftelijk in de gelegenheid gesteld dat tijdstip aan te tonen door middel van een proces-verbaal van vermissing, verklaring van ontvangst door asiel of andere verkrijger, een door de dierenarts af te geven verklaring van overlijden van de hond, of een andere schriftuur.

5.3. Nadere onderbouwing van bezwaar tegen waardebeschikking Wet WOZ / aanslag OZB

  • Wanneer een bezwaar tegen een waardebeschikking Wet WOZ/aanslag OZB niet is gemotiveerd (een zgn. pro-forma bezwaarschrift) wordt belanghebbende alsnog schriftelijk in de gelegenheid gesteld het bezwaar binnen een periode van zes weken te motiveren, welke periode aanvangt:

  • - indien belanghebbende om aanvullende informatie vraagt ter onderbouwing van het bezwaar: op het moment dat de informatie wordt verstrekt, dan wel wordt meegedeeld dat deze niet wordt verstrekt;

  • - in alle andere gevallen: op het moment van verzending van de bevestiging van de ontvangst van het (pro-forma) bezwaarschrift.

  • Deze termijn kan op schriftelijk verzoek met nogmaals zes weken worden verlengd.

5.4. Herstel van vormverzuim bezwaar-, beroep- en verzoekschriften anders dan hiervoor genoemd

  • Wanneer:

  • - een verzoek om ontheffing of vrijstelling van een gemeentelijke belasting, dan wel

  • - een bezwaarschrift tegen een aanslag gemeentelijke belastingen, tegen een waardebeschikking of tegen een besluit tot afwijzing van een verzoek als boven bedoeld

  • niet voldoet aan de daaraan in de Gemeentewet gestelde vereisten, anders dan hiervoor onder 5.3. bedoeld,

    wordt belanghebbende schriftelijk in de gelegenheid gesteld om dat vormverzuim binnen een periode van drie weken te herstellen.

5.5. Overschrijding termijnen

Wanneer een belanghebbende binnen de hem/haar geboden termijn geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheid om een verzuim te herstellen of een verzoek/bezwaar anderszins nader te onderbouwen, wordt de belanghebbende schriftelijk in de gelegenheid gesteld om binnen een periode van veertien dagen alsnog daartoe over te gaan. De betreffende mededeling wordt onaangetekend per post verzonden.

Hoofdstuk 6 Toepassing wegingsfactoren bij bepaling hoogte vergoeding kosten bestuurlijke voorprocedures

  • Gelet op art. 1:3, vierde lid, Awb, art. 7:15 Awb en art. 2, eerste lid, aanhef en onderdeel a, Besluit proceskosten bestuursrecht juncto onderdeel C.1. van de bij dat Besluit behorende bijlage, wordt de volgende nadere regel vastgesteld:

  • 1. Voor de toepassing van de wegingsfactoren, die zijn genoemd in onderdeel C.1. van de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, wordt een zaak in beginsel aangemerkt alszeer licht indien:

  • a. zeer licht indien:

  • 1. het om een pro-forma bezwaarschrift zonder aanvulling gaat;

  • 2. het bezwaarschrift summier gemotiveerd is;

  • 3. de inhoud van het bezwaarschrift is gebaseerd op een bijgevoegd taxatierapport.

  • b. gemiddeld indien de werkzaamheden bestaan uit:

  • 1. een juiste vaststelling van de feiten;

  • 2. een onderzoek naar de waarde;

  • 3. een opgeworpen rechtsvraag.

  • 2. Voor de toepassing van de wegingsfactoren geldt in andere gevallen dan die genoemd in onderdelen 1.a en 1.b een per geval aan te wijzen categorie.

Hoofdstuk 7 Voorlopige aanslag

  • 7.1 Ingeval de grootte van de belastingschuld eerst kan worden vastgesteld na afloop van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een voorlopige aanslag opleggen.

  • 7.2 De voorlopige aanslag wordt opgelegd na het tijdstip waarop de belastingplicht is aangevangen.

  • 7.3 De voorlopige aanslag wordt opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag, na verrekening van reeds opgelegde voorlopige aanslagen, vermoedelijk zal worden vastgesteld.

  • 7.4 Voor de afvalstoffenheffing en reinigingsrechten kan maandelijks een voorlopige aanslag worden opgelegd. Het bedrag van deze maandelijkse voorlopige aanslag wordt vastgesteld op het per maand van het betreffende belastingtijdvak verschuldigde bedrag.

  • 7.5 Na afloop van het belastingtijdvak waarover de voorlopige aanslagen zijn opgelegd, wordt een definitieve aanslag opgelegd, waarbij de voorlopige aanslagen worden verrekend.

Hoofdstuk 8 Elektronisch indienen van bezwaarschriften

De belastingplichtige als bedoeld in hoofdstuk 1 van deze nadere regels wordt, mede gelet op de Verordening Elektronische Berichten, de mogelijkheid geboden bezwaarschriften tegen Belastingaanslagen en WOZ-beschikkingen langs elektronische weg in te dienen.

Voor de behandeling ervan is de Verordening Elektronische Berichten overeenkomstig van toepassing.

Hoofdstuk 9 Vrijstellingen bij heffing en invordering gemeentelijke leges

  • 9.1 B&W besluit, dat leges niet worden geheven voor vergunningen verleend voor evenementen als bedoeld in artikel 2.2.1.1, lid 1 en 2 van de geldende Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008 (A.P.V.), indien er sprake is van niet-commerciële wijkgerelateerde evenementen; zulks ter beoordeling aan het College van B&W.

  • 9.2 B&W besluit, dat geen leges worden geheven voor een algemene parkeerontheffing, die aan huisartsen en verloskundigen kan worden verleend en ontheffing op grond van art. 87 RVV biedt samen met vrijstelling van parkeerbelasting.

Hoofdstuk 9A Vrijstellingen bij heffing en invordering precariobelasting

De belasting als genoemd in artikel 2 van de geldende Verordening precariobelasting wordt niet geheven voor het hebben van plantenbakken bij winkelpanden als bedoeld in artikel 2.1.5.1.b, eerste lid onder e, van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008.

Hoofdstuk 10 Afvalstoffenheffing / reinigingsrecht

  • 10.1 Vrijstelling in verband met medische indicatie.

    Een belastingplichtige van een object, waar één of meer van de bewoners van dat object een medische indicatie heeft, komt in aanmerking voor vrijstelling van de meerkosten voor een grotere of extra (grijze) restafvalcontainer tot een maximum van 240 liter extra inzamelcapaciteit per bewoner met medische indicatie. Hieronder vallen ook de kosten voor het plaatsen en/of omwisselen van containers voor dit doel, alsmede de kosten van terugwisseling bij beëindiging van de medische indicatie. Deze gedeeltelijke vrijstelling van belasting op grond van een medische indicatie kan worden verkregen door een verklaring van huisarts of medisch specialist te overleggen, waaruit blijkt dat door een lichamelijke beperking of handicap aanzienlijk meer afval wordt gegenereerd. Een verzoek hiervoor dient schriftelijk bij de gemeente ingediend te worden.

  • 10.2 Grondslag reinigingsheffingen bij wisseling containers na verhuizing. Indien binnen de termijn van 2 maanden na een verhuizing van een belastingplichtige, die zich van buiten de gemeente in Helmond vestigt een containerwisseling plaats heeft gevonden zal voor het lopende belastingjaar het laagste volume, aanwezig op het betreffende adres als grondslag voor de heffing worden gehanteerd. Met ingang van het eerstvolgende belastingjaar zal de grondslag van de heffing weer het feitelijk aanwezige containervolume zijn.

Hoofdstuk 11 Parkeerbelasting

  • 11.1 B&W besluit, dat vrijstelling van parkeerbelasting wordt verleend aan huisartsen en verloskundigen in bezit van een algemene parkeerontheffing voor betaald parkeerplaatsen en vergunninghouderparkeerplaatsen.

  • 11.2 B&W besluit, dat voor een parkeervergunning voor een autodeelplaats het tarief voor een vergunning voor bewoners wordt gehanteerd, als aangegeven in de tarieventabel, behorend bij de geldende verordening Parkeerbelastingen Helmond.

Hoofdstuk 12 Inwerkingtreding, slot- en overgangsbepalingen

  • 12.1 Deze regels treden in werking op 1 januari 2011.

  • 12.2 het navolgende besluit vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding van voorgenoemde regels:

    - Nadere regels heffing gemeentelijke belastingen en uitvoering Wet WOZ Helmond 2010, vastgesteld 2 december 2009, en laatstelijk gewijzigd op 27 april 2010,

    met dien verstande dat het van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor de datum van inwerkingtreding hebben voorgedaan.

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 22 maart 2011.
 
Burgemeester en wethouders van Helmond
De burgemeester,
Drs. A.A.M. Jacobs.
 
De secretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe RA
Bekend gemaakt op:
25 maart 2011
De gemeentesecretaris,
Dhr. A.A.M. Marneffe RZ