Regeling vervallen per 28-12-2017

VERORDENING Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Hengelo 2015

Geldend van 21-09-2017 t/m 27-12-2017

Intitulé

VERORDENING Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Hengelo 2015

(integrale versie na 3e wijziging)

De raad van de gemeente Hengelo;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 juli 2017, nr. 2134676;

gelet op:

  • de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.3.6, 2.6.6, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 149 Gemeentewet;

  • het Beleidsplan Met respect op weg naar een nieuw stelsel voor maatschappelijke ondersteuning;

overwegende

  • dat burgers een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • dat burgers die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en

  • dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

Besluit vast te stellen:

de integrale versie van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Hengelo 2015 na de 3e wijziging

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten.

  • b.

    Andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • c.

    Bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet.

  • d.

    CVV: Collectief Vraagafhankelijk Vervoer, voor een ieder openstaand personenvervoer per auto niet volgens een dienstregeling als bedoeld in het Bp 2000.

  • e.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo.

  • f.

    Dienstverlening: ondersteuning op grond van een maatwerkvoorziening in het kader van de Wet die een persoon, instantie of onderneming biedt aan een ingezetene, met uitzondering van ondersteuning in de vorm van vervoer, woonvoorzieningen of hulpmiddelen.

  • g.

    Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • h.

    Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • i.

    Melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet.

  • j.

    Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet.

  • k.

    Vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

  • l.

    Voorzieningen (met onderscheid in soort):

    • maatwerkvoorziening: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet;

    • algemenevoorziening: aangesloten wordt bij de begripsbepaling zoals vermeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de wet;

    • wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen;

    • niet-wettelijk voorliggende voorziening: een voorziening waarop aanspraak kan worden gemaakt anders dan op grond van een wettelijke regeling en waarmee aan de hulpvraag tegemoet wordt gekomen.

  • m.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

Artikel 1.2. Vertegenwoordiger cliënt

Waar in deze verordening gesproken wordt over cliënt, kan in voorkomende gevallen ook worden bedoeld de vertegenwoordiger van cliënt.

Artikel 1.3. Nadere regels

Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van deze verordening.

HOOFDSTUK 2 PROCEDURELE BEPALINGEN

Artikel 2.1. Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Een melding kan schriftelijk, elektronisch of mondeling- al dan niet telefonisch- worden gedaan.

  • 3.

    Een melding wordt door het college geregistreerd zodra cliënt zijn zorgvraag helder heeft gemaakt, met in achtneming van lid 4.

  • 4.

    Niet als melding wordt aangemerkt de hulpvraag die meteen kan worden beantwoord en geen nader onderzoek behoeft.

  • 5.

    Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 6.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 2.2. Legitimatie

Het college kan cliënt alsmede zijn gemachtigde of vertegenwoordiger verplichten zich te legitimeren door middel van een identiteitsbewijs als bedoeld in de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 2.3. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

  • 3.

    Het college waarborgt de onafhankelijkheid van de cliëntondersteuning.

Artikel 2.4. Onderzoek

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek, maar uiterlijk binnen 6 weken.

  • 2.

    De cliënt verstrekt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 3.

    Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een onderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4.

    Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 2.5. Gesprek

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk onderzoekt het college zo spoedig mogelijk in een gesprek, bedoeld in artikel 2.4. eerste lid, met deskundigen, de cliënt of zijn vertegenwoordiger en waar mogelijk de mantelzorger(s) en desgewenst familie:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals bedoeld in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringwet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.4, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4.

    Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.6. Verslag

  • 1.

    Het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.4., wordt afgerond binnen zes weken na registratie van de melding, tenzij cliënt heeft ingestemd met verlenging van deze termijn.

  • 2.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en stuurt dit verslag aan cliënt.

  • 3.

    De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan het college.

  • 4.

    Als de cliënt tekent voor gezien, geeft hij daarbij tevens aan waarom hij niet akkoord is.

  • 5.

    Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, geeft hij dit aan op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 2.7. Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2.

    Het college merkt een ondertekend verslag van het gesprek aan als aanvraag indien de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Artikel 2.8. Extern deskundigenonderzoek

  • 1.

    Het college is bevoegd om ten behoeve van het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.4., de cliënt op een aangegeven plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en onderzoeken.

  • 2.

    Het college vraagt de door haar aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • er onvoldoende duidelijkheid bestaat over de beperkingen dan wel de oorzaak hiervan;

    • het college dat om een andere reden gewenst vindt.

Artikel 2.9. Beslistermijnen

De termijn waarbinnen na ontvangst van de aanvraag een besluit wordt genomen bedraagt twee weken.

Artikel 2.10. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

  • 4.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage wordt de cliënt daarover in de beschikking geïnformeerd.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE VOORZIENINGEN

Artikel 3.1. Voorliggend op maatwerkvoorziening

Een algemene voorziening is voorliggend op een maatwerkvoorziening voor zover cliënt zijn beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie –naar het oordeel van het college- met deze voorziening kan verminderen of wegnemen.

Artikel 3.2 Eigen bijdrage

Een cliënt is een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor het gebruik van de algemene voorziening ‘dienstenbon ondersteuning bij het huishouden’. Deze eigen bijdrage bedraagt € 5,- per uur.

HOOFDSTUK 4 MAATWERKVOORZIENINGEN

Paragraaf 4.1. criteria maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1.1. Criteria maatwerkvoorzieningen beperking zelfredzaamheid of participatie

  • 1.

    Het college neemt het verslag van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.4 en 2.6 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een cliënt komt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking ter compensatie van de beperkingen in zelfredzaamheid of participatie, voor zover de cliënt deze beperkingen - naar het oordeel van het college - niet kan wegnemen of verminderen:

    • a.

      op eigen kracht, of;

    • b.

      met gebruikelijke hulp, of;

    • c.

      met mantelzorg, of

    • d.

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk, of

    • e.

      met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen, of

    • f.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.4. bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Als het college van oordeel is dat een cliënt zijn hulpvraag redelijkerwijs van te voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de cliënt niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot de zelfredzaamheid of participatie.

Artikel 4.1.2. Criteria maatwerkvoorzieningen psychische en psychosociale problemen

  • 1.

    Een cliënt met psychische of psychosociale problemen en een cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt voor een maatwerkvoorziening in aanmerking ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving, voor zover de cliënt deze problemen - naar het oordeel van het college - niet kan wegnemen of verminderen:

    • a.

      op eigen kracht, of;

    • b.

      met gebruikelijke hulp, of;

    • c.

      met mantelzorg, of;

    • d.

      met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

    • e.

      met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • 2.

    De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.4. bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

Artikel 4.1.3. Aanvullende criteria

  • 1.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven:

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

    • b.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning en dit niet te voorzien was.

  • 2.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate ingekochte voorziening in natura.

  • 3.

    Nadat is vastgesteld dat een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan de cliënt vrij kiezen uit de gecontracteerde zorgaanbieders die de betreffende voorziening leveren.

  • 4.

    Een maatwerkvoorziening wordt niet toegekend:

    • a.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst adequate voorziening aan te merken valt;

    • b.

      indien cliënt niet de medewerking heeft verleend die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de wet;

    • c.

      voor zover er aan de zijde van cliënt geen sprake is van aantoonbare extra kosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen;

    • d.

      indien de maatwerkvoorziening onveilig is.

Paragraaf 4.2. Persoonsgebonden budget (pgb)

Artikel 4.2.1. Criteria voor een pgb

  • 1.

    Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, maar de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een door het college te verstrekken pgb, dient de cliënt daartoe volgens een door het college ter beschikking gesteld format een gemotiveerde aanvraag in, samen met een ondersteunings- en budgetplan, waarbij de cliënt aangeeft:

    • a.

      wat hij met het pgb wenst in te kopen;

    • b.

      waarom hij de ondersteuning in de vorm van een pgb wenst te ontvangen;

    • c.

      indien van toepassing: wie hij heeft gemachtigd om zijn belangen ten aanzien van het pgb te behartigen en de aan het pgb verbonden taken uit te voeren;

    • d.

      hoe hij de ondersteuning wenst te organiseren;

    • e.

      op welke wijze de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • f.

      een onderbouwde begroting.

  • 2.

    Een pgb wordt verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6. van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 4.

    Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren te verstrekken:

    • a.

      voor zover de kosten van het betrekken van de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening of;

    • b.

      indien het college voorafgaand aan de aanvraag van de cliënt een beslissing ten aanzien van die cliënt heeft herzien of ingetrokken, omdat:

      • i.

        de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

      • ii.

        de cliënt niet heeft voldaan aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden;

      • iii.

        de cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel heeft gebruikt.

  • 5.

    Een pgb kan niet worden verstrekt:

    • a.

      als er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • b.

      voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor expliciet vooraf toestemming is gegeven door het college, al dan niet op basis van het in het eerste lid bedoelde ondersteunings- en budgetplan;

    • c.

      als uit het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.4. blijkt dat de cliënt in deze behoefte kan voorzien door gebruik te maken van het CVV;

    • d.

      voor zover deze is bedoeld voor begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb.

Artikel 4.2.2. Professionele ondersteuning

Er is sprake van professionele ondersteuning als er sprake is van één van de in dit artikel genoemde situaties en de hulpverlener beschikt over een Verklaring omtrent gedrag (VOG) die na of kort voor indiensttreding bij zijn werkgever of de start van de ondersteuning is afgegeven:

  • a.

    De organisatie die de ondersteuning levert voldoet aan alle volgende, cumulatieve, criteria:

    • i.

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvan de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden ondersteuning bij het huishouden, ondersteuning bij zelfstandig leven, ondersteuning bij maatschappelijke deelname, ondersteuning in de vorm van kortdurend verblijf, ondersteuning gericht op het wonen, ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving, ondersteuning in de vorm van beschermd wonen en ondersteuning in de vorm van (maatschappelijke) opvang.;

    • ii.

      biedt een dienstverband aan minimaal twee medewerkers;

    • iii.

      de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die voor de betreffende ondersteuning worden gesteld aan de aanbieders en ontvangen een salaris dat daarmee overeenkomstig is;

    • iv.

      de eigenaren en de medewerkers zijn geen eerste- of tweede graads bloed-of aanverwant van degene aan wie ze ondersteuning bieden;

    • v.

      beschikt voor de resultaatsgebieden OMD, beschermd wonen en kortdurend verblijf over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

  • b.

    Een zelfstandig werkende hulpverlener voldoet aan alle volgende, cumulatieve criteria:

    • i.

      staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvan de activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de resultaatgebieden ondersteuning bij het huishouden, ondersteuning bij zelfstandig leven, ondersteuning bij maatschappelijke deelname, ondersteuning in de vorm van kortdurend verblijf, ondersteuning gericht op het wonen en ondersteuning gericht op het zich verplaatsen binnen de leefomgeving;

    • ii.

      de belastingdienst beschouwt de hulpverlener in het kader van de hulpverlening aan de cliënt als ondernemer;

    • iii.

      de medewerker voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en berekent een tarief dat marktconform is;

    • iv.

      de hulpverlener is geen eerste- of tweede graads bloed-of aanverwant van degene aan wie hij ondersteuning biedt;

    • v.

      beschikt voor de resultaatsgebieden OMD en kortdurend verblijf over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

Artikel 4.2.3. Tarief Pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van het onder 4.2.1 lid 1 bedoelde ondersteunings- en budgetplan voor zover dit het maximale tarief niet overschrijdt zoals genoemd in lid 4;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 2.

    Het college houdt bij de vaststelling van de hoogte van het pgb rekening met het feit of er sprake is van professionele ondersteuning of informele ondersteuning.

  • 3.

    Voor zover de cliënt door de verstrekking van een pgb kosten bespaart voor een in zijn situatie algemeen gebruikelijk te achten product, kan het college besluiten die kosten in mindering te brengen op het pgb.

  • 4.

    De hoogte van een pgb voor:

    • a.

      een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening zou betreffen, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening zou betreffen, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting;

    • b.

      dienstverlening bedraagt bij:

      • professionele ondersteuning ten hoogste 80 % van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopste adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten.

      • informele ondersteuning, met uitzondering van ondersteuning bij het huishouden:

        • voor ondersteuning zelfstandig leven maximaal € 20,- per uur ;

        • voor ondersteuning maatschappelijke deelname € 20,- per dagdeel;

        • voor ondersteuning kortdurend verblijf € 30,- per etmaal.

      • informele ondersteuning bij ondersteuning bij het huishouden ten hoogste 80% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopst adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten. Het tarief is een all-in tarief. Dat wil zeggen dat alle kosten zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekering(en) en reiskosten zijn opgenomen in dit tarief.

    • c.

      vervoer van en naar de dagbesteding 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, of de goedkoopste adequate oplossing via de leverancier of de aanbieder waarmee de gemeente een contract heeft gesloten.

    • d.

      vervoersvoorzieningen wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximum tarief zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening;

    • e.

      sportvoorzieningen wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximum tarief zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening;

    • f.

      verhuis- en inrichtingskosten wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximum tarief zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening;

    • g.

      bezoekbaar maken van de woning vervoersvoorzieningen wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximum tarief zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening;

    • h.

      woningaanpassing in de vorm van uitbreiding wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximum tarief zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening;

    • i.

      aanpassingen woonwagens en woonschepen wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximum tarief zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening;

    • j.

      woningsanering wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld ondersteunings- en budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden en tot het maximum tarief zoals opgenomen in bijlage 1 van deze verordening.

Paragraaf 4.3. Bijdrage voor gebruik maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.3.1. Inkomensafhankelijke eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. De bijdrage is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot. De bedragen per bijdrageperiode, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.8, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij het de bedoeling is dat de maximale bijdrage wordt geheven die de wetgever beoogd heeft.

  • 2.

    Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 3.

    Geen eigen bijdrage wordt geheven voor:

    • a.

      rolstoelen;

    • b.

      voorzieningen ten behoeve van cliënten onder de 18 jaar, met uitzondering van woningaanpassingen;

  • 4.

    Het college brengt de eigen bijdrage in rekening:

    • a.

      voor dienstverlening: zolang de toekenning voor de dienstverlening niet is ingetrokken en er in de bijdrageperiode enige ondersteuning is gegeven;

    • b.

      voor een voorziening in natura, anders dan onder a: zolang de cliënt gebruik maakt van of in het bezit is van de voorziening, en indien van toepassing: tot maximaal de kostprijs van een eenmalig verstrekte voorziening;

    • c.

      bij een periodieke verstrekking van een persoonsgebonden budget: over iedere bijdrageperiode waarover een persoonsgebonden budget is verstrekt;

    • d.

      voor een eenmalig verstrekte voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget: tot de hoogte van het verstrekte persoonsgebonden budget is voldaan.

  • 5.

    Als een persoon over een bijdrageperiode voor meerdere voorzieningen een eigen bijdrage is verschuldigd, dan komt de betaalde eigen bijdrage allereerst ten goede van de voorziening die eenmalig is verstrekt en waarvoor het college geen huur verschuldigd is.

  • 6.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening is gelijk aan de prijs waarvoor de gemeente de maatwerkvoorziening afneemt of aanschaft van (gecontracteerde) aanbieder, inclusief de bijkomende kosten.

  • 7.

    De kostprijs van een pgb is gelijk aan het bedrag van het pgb.

  • 8.

    De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

Artikel 4.3.2 Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen psychische en psychosociale problemen

  • 1.

    Een cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd in de kosten voor verblijf in een opvang of beschermd wonen. De bedragen per maand, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.11 tot en met 3.20 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, waarbij het de bedoeling is dat de maximale bijdrage wordt geheven die de wetgever beoogd heeft.

  • 2.

    Als de cliënt afwezig is uit de opvang of beschermd wonen, anders dan in verband met beëindiging van de opvang of beschermd wonen, wordt de eigen bijdrage wel in rekening gebracht.

  • 3.

    De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK.

Paragraaf 4.4. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Artikel 4.4.1. Waardering mantelzorgers

  • 1.

    De ondersteuning en waardering van mantelzorgers wordt vorm gegeven door middel van maatwerk. Samen met de mantelzorger wordt gekeken welke ondersteuning nodig is en hoe dit bijdraagt tot ontlasting van de mantelzorger.

  • 2.

    Het college voorziet niet in een vaste financiële tegemoetkoming of standaard waardering voor alle mantelzorgers.

HOOFDSTUK 5. KWALITEIT, KLACHTEN EN INSPRAAK

Paragraaf 5.1. Kwaliteitseisen

Artikel 5.1.1. Kwaliteitseisen

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen conform artikel 3.1 van de wet, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Om na te gaan of de kwaliteit van de ondersteuning voldoende geborgd is, wordt onder meer gekeken naar de volgende punten:

    • a.

      de professional beschikt over de juiste kwalificaties om de ondersteuning te kunnen leveren, d.w.z. relevante opleiding, kennis en ervaring. Indien van toepassing registratie in een relevant beroepsregister;

    • b.

      het type zorg sluit aan bij de ondersteuningsbehoefte;

    • c.

      de professional beschikt over relevante keurmerken of certificeringen;

    • d.

      de professional beschikt over een actuele VOG, ook als het een informele zorgaanbieder betreft. Een VOG is niet nodig bij zorg door familie (eerste en tweedegraads) of partner.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 5.1.2. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met een derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst; en

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

Paragraaf 5.2. Klachten, medezeggenschap en meldingen

Artikel 5.2.1. Klachtregeling en medezeggenschapsregeling

  • 1.

    Het college behandelt klachten van cliënten - dan wel hun gemachtigden, vertegenwoordigers of mantelzorgers- die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van hulpvragen en aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Procedureregeling Klachtbehandeling gemeente Hengelo.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 5.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 5.2.2. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4.

    Het college kan bij nadere regels bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Paragraaf 5.3. Betrekken ingezetenen bij beleid

Artikel 5.3.1. Inspraak en medezeggenschap

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het uitvoering geven aan de lokale medezeggenschap wordt in handen gelegd van een adviesraad.

  • 4.

    De adviesraad adviseert over alle drie de beleidsvelden (jeugd, Wmo en werk en inkomen).

  • 5.

    Het doel van de adviesraad is om, vanuit een onafhankelijke positie, een optimale betrokkenheid te bewerkstelligen van burgers bij het voorbereiden, vaststellen, uitvoeren en evalueren van het beleid ten aanzien van alle drie de beleidsvelden.

HOOFDSTUK 6 BESTRIJDING, MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN DE WET

Artikel 6.1. Nieuwe feiten en omstandigheden

Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

Artikel 6.2. Herziening of intrekking

  • 1.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing betreffende een maatwerkvoorziening of pgb intrekken dan wel herzien als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

    • d.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt, of

    • e.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten.

  • 2.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling nog niet is aangewend voor bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 6.3. Terugvordering

  • 1.

    Als het college een beslissing op grond van artikel 6.2., eerste lid 1, onder a, heeft ingetrokken dan wel herzien en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk door de cliënt heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 2.

    Het college kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

  • 3.

    Ingeval het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd dan wel teruggehaald.

Artikel 6.4. Onderzoek naar besteding van pgb

Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

HOOFDSTUK 7 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7.1. Intrekking oude verordening

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2015 2e wijziging wordt ingetrokken.

Artikel 7.2. Overgangsbepalingen

  • 1.

    Besluiten op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2015 2e wijziging worden aangemerkt als besluiten op grond van deze Verordening.

  • 2.

    Aanvragen, die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2015 2e wijziging en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 3.

    Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2e wijziging wordt beslist met inachtneming van deze verordening.

Artikel 7.3. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na de bekendmaking.

Artikel 7.4. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hengelo 2015 –na 3e wijziging.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 12 september 2017

De griffier, De voorzitter,