Regeling vervallen per 23-12-2010

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting wegens aanleg van riolering in de Rijksweg te Malden

Geldend van 29-12-2010 t/m 22-12-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-1997

De raad van de gemeente Heumen in openbare vergadering bijeen;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 april 1993;

gelet op artikel 272, onderdeel b en 273a van de Gemeentewet;

b e s l u i t:

vast te stellen de navolgende “Verordening op de heffing en invordering

van een baatbelasting wegens aanleg van riolering in de Rijksweg te

Malden.

Artikel 1 Aard en voorwerp van de belasting

Onder de naam van baatbelasting wordt ter verkrijging van een billijke

bijdrage in de ten laste van de gemeente komende kosten van aanleg van

riolering in de Rijksweg te Malden een directe belasting geheven van de

onroerende zaken, die op de bij deze verordening behorende tekening in

rood zijn aangeduid en die als zodanig gebaat zijn.

Artikel 2 Belastingsplicht

1.De belasting wordt geheven van degene die bij het begin van het

belastingjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens

eigendom, bezit of beperkt recht.

2.Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende

krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij

het begin van het belastingjaar als zodanig bij het kadaster bekend

staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende

krachtens eigendom, bezit of beperkt recht was.

Artikel 3 Grondslag

De belasting als bedoeld in artikel 1 wordt geheven per onroerende zaak.

Artikel 4 Begripsomschrijving

Deze verordening verstaat onder een onroerende zaak dan wel de onroerende zaak een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden, daaronder begrepen de ondergrond van dat eigendom en van die aanhorigheden, en met zijn ongebouwde aanhorigheden.

Artikel 5 Tarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 163,36 per jaar.

Artikel 6 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij weg van aanslag.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Heffingduur

De belasting wordt, behoudens ingeval van heffing ineens als bedoeld in

artikel 9, geheven over een termijn van 25 jaren.

Artikel 9 Heffing ineens

1.op een bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de

Gemeentewet bedoelde ambtenaar in te dienen schriftelijk verzoek van

de belastingplichtige wordt de belasting met betrekking tot nog niet

aangevangen belastingjaren ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk

is aan de contante waarde van de belastingbedragen, welke geheven

zouden zijn – beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het

belastingjaar waarin het verzoek wordt gedaan – voor elk van de nog

niet aangevangen belastingjaren.

2.De contante waarde, bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar een rentevoet van 7,5% per jaar.

Artikel 10 Termijnen van betaling

1.De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan

de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand

die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede

twee maanden later.

2.In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van

de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet

maar één aanslag bevat het bedrag daarvan , meer is dan euro en zolang

de verschuldigde bedragen door middel van automatische

betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten

worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt

één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de

volgende termijnen telkens een maand later.

Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden

1.Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen

van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de

uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.

2.Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer

gemeenteambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking

tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing

en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 12 Verzending van aanslagen

Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de

toezending of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolgde artikel 8,

eerste lid, van de invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in

artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet (Stb.1994, 762) bedoelde

gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 13 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene

wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene matregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 14 Rente

1.het bepaalde in hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake

invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van de

baatbelasting.

2.De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Inwerkingtreding

1.Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na

die van bekendmaking.

2.De datum van ingang van de heffing is 1 januari 1997.

vE/DZ Malden, 19 december 1993

DE RAAD VOORNOEMD;

De secretaris, De voorzitter,

W.E. Keurntjes F.C.W. Grienberger