Regeling vervallen per 31-05-2012

Monumentenverordening 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 30-05-2012

Intitulé

Monumentenverordening 2010

De gemeenteraad van Heusden, in zijn openbare vergadering van 21 september 2010; gezien het voorstel van het college van Heusden van 17-8-2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende Monumentenverordening 2010.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • 1.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • a.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • b.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder a;

  • 2.

    Gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel 1;

  • 3.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • 4.

    Beschermde rijksmonumenten: Onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.

  • 5.

    Kerkelijke monumenten: Onroerende monumenten, die eigendom zijn van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en die uitsluitend of voor een overwegend deel worden gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

  • 6.

    Monumentencommissie: de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid en artikel 9.2 van de Bouwverordening 1997 (voor zover nog van toepassing).

  • 7.

    Dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde.

  • 8.

    Beschermd dorpsgezicht: dorpsgezicht dat door de gemeenteraad als zodanig is aangewezen ingevolge artikel 10a van deze verordening.

  • 9.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 10.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 11.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3

De monumentencommissie.

  • 1.

    De leden van de monumentencommissie worden door burgemeester en wethouders benoemd; de voorzitter wordt door burgemeester en wethouders benoemd. De monumentencommissie telt tenminste vijf en ten hoogste negen leden.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders houden rekening met de binding van de kandidaten met op het terrein van de monumentenzorg actieve (particuliere) instellingen en / of met hun deskundigheid.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders benoemen een ambtelijke secretaris en kunnen ambtelijke adviseurs aanwijzen.

  • 4.

    De leden van de monumentencommissie treden na afloop van een periode van zes jaren af. Aftredende leden zijn voor maximaal één periode van zes jaren herbenoembaar.

  • 5.

    Een lid, dat ter vervulling van een - anders dan tengevolge van een periodieke aftreding - opengevallen plaats wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, moest aftreden.

  • 6.

    De ambtelijk secretaris van de commissie convoceert de vergaderingen, brengt alle ingekomen stukken ter tafel, beheert het archief van de commissie en houdt notulen van de vergaderingen.

  • 7.

    De commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht en voorts indien tenminste twee leden daartoe schriftelijk verzoeken.

  • 8.

    De besluiten van de commissie worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen.

  • 9.

    Een vergadering vindt geen doorgang indien niet tenminste de helft van het aantal leden aanwezig is.

  • 10.

    De commissie beraadslaagt in het openbaar.

  • 11.

    Adviezen van de commissie aan burgemeester en wethouders worden schriftelijk vastgesteld, zijn met redenen omkleed en vermelden het eventuele minderheidsstandpunt van een of meer leden van de commissie, indien deze leden daar om verzoeken.

Hoofdstuk 2. Beschermde gemeentelijke monumenten

Paragraaf 1. De plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst

Artikel 4

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, besluiten onroerende monumenten als beschermd gemeentelijk monument op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten over plaatsing van onroerende monumenten op de gemeentelijke monumentenlijst, nadat de monumentencommissie en de eigenaar zijn gehoord. In spoedeisende gevallen kan het hiervan afwijken.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen met betrekking tot kerkelijke monumenten geen beslissing tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst dan na overleg met de eigenaar.

  • 4. Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken nadat de monumentencommissie is gehoord, een beslissing als bedoeld in het tweede lid en doen daarvan schriftelijke mededeling aan degenen die als eigenaren en anderszins zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan, aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers en, indien om aanwijzing is verzocht, aan de verzoeker. Zo spoedig mogelijk wordt de beslissing bekend gemaakt.

  • 5. Burgemeester en wethouders maken de plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst op de in de gemeente gebruikelijke wijze bekend.

  • 6. De gemeentelijke monumentenlijst geeft de plaatselijke aanduiding aan, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het monument.

  • 7. Burgemeester en wethouders kunnen, ambtshalve of op verzoek van belanghebbenden, in de gemeentelijke monumentenlijst wijzigingen aanbrengen. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 4, leden 2 en 3, achterwege.

  • 8. Monumenten die zijn ingeschreven in het register als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988 worden door burgemeester en wethouders niet op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst.

  • 9. Monumenten, die na plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst worden ingeschreven in het monumentenregister als bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet 1988, worden geacht niet meer op de gemeentelijke monumentenlijst te zijn geplaatst.

Artikel 5

De gemeentelijke monumentenlijst ligt op de gebruikelijke wijze voor een ieder kosteloos ter inzage.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten

Artikel 6

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen, te vernielen of af te breken.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een beschermd gemeentelijk monument te herstellen of te gebruiken op een wijze, waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

Artikel 7a.

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 6 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in …voud ingediend.

Artikel 7b.

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college.

  • 3. Het bevoegd gezag kan voorschrijven dat de aanvrager van een vergunning nader onderzoek moet verrichten, zoals eenbouwhistorisch onderzoek of een archeologisch onderzoek.

Artikel 7c.

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 8

Het bevoegd gezag neemt met betrekking tot een kerkelijk monument geen beslissing ingevolge de bepalingen van artikel 7 dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het betreft een beslissing, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstoefening in dat monument in het geding zijn.

Artikel 9

  • 1. Het bevoegd gezag kan aan een vergunning voorschriften verbinden in het belang van de monumentenzorg.

  • 2. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Artikel 10

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften, bedoeld in artikel 9 niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

De vergunninghouder wordt van het voornemen tot intrekking in kennis gesteld en in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Het besluit tot intrekking wordt met redenen omkleed en in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

Paragraaf 3. Beschermd dorpsgezicht

Artikel 10A

De gemeenteraad kan een dorpsgezicht aanwijzen als beschermd dorpsgezicht en kan een zodanige aanwijzing intrekken.

De gemeenteraad stelt ter bescherming van een beschermd dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening.

Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

Hoofdstuk 3. Beschermde rijksmonumenten

Artikel 11

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd monument met de ingediende bezwaren aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in lid 2 genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht geadviseerd te hebben.

Hoofdstuk 4. Schadevergoeding

Artikel 12

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

  • a. de weigering van burgemeester en wethouders wijziging aan te brengen in de gemeentelijke monumentenlijst;

  • b. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen;

  • c. voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.

  • 2. Voor de behandeling van de verzoeken zijn de bepalingen van de verordening ter regeling van de procedure bij toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 5. Strafbepalingen

Artikel 13

  • 1. Hij, die handelt in strijd met artikel 6 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 6 van deze verordening kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 6. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 14

  • 1. De opsporing van de in artikel 13 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het bevoegd gezag met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 15

De Monumentenverordening 2000 wordt ingetrokken

  • 1.

    De op grond van de onder de Monumentenverordening 2000 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de ingetrokken verordening.

Artikel 16

Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 17

Deze verordening wordt aangehaald als Monumentenverordening 2010

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 21 september 2010.

De voorzitter, De griffier,

drs. H.P.T.M. Willems Mw. drs. E.J.M. de Graaf