Regeling vervallen per 24-05-2012

Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Heusden 2008

Geldend van 01-01-2009 t/m 23-05-2012

Intitulé

Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Heusden 2008

Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Heusden 2008

Artikel 1: begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

A veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie behoort en is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

B Wet: de Wet geurhinder en veehouderij;

C Geurgevoelig object: zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geurhinder en veehouderij;

Artikel 2: aanwijzing gebieden

  • 1 Als gebied als bedoeld in artikel 6 lid 2, van de Wet wordt aangewezen het volgende gebied: het gehele grondgebied van de gemeente Heusden;

  • 2 Als gebied als bedoeld in artikel 6 lid 3, van de Wet wordt aangewezen het volgende gebied: het gehele grondgebied van de gemeente Heusden;

Artikel 3: andere waarde voor de vaste afstanden

Op grond van artikel 6 lid 2 van de Wgv en in afwijking van artikel 3, tweede lid of artikel 4 van de Wgv, bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel heeft uitgemaakt van een veehouderij in de bebouwde kommen:

  • a.

    Binnen de bebouwde kom ten minste 50 meter.

  • b.

    Buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter.

Artikel 4: andere waarde voor de vaste afstanden

Op grond van artikel 6 lid 3 van de Wgv en in afwijking van artikel 4, eerste lid van de Wgv, bedraagt de afstand tussen een “veehouderij waar dieren worden gehouden van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld”, en een geurgevoelig object:

  • a.

    Binnen de bebouwde kom ten minste 50 meter;

  • b.

    Buiten de bebouwde kom ten minste 25 meter.

Artikel 5: citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de

Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Heusden2008”.

Artikel 6: in werking treding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie van de verordening;

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Heusden

in zijn openbare vergadering van 16 december 2008;

De griffier, De voorzitter,

Mw E de Graaf, Drs. H.P.T.M. Willems,

griffier burgemeester

Toelichting bij de verordening:

Op 1 januari 2007 is de wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet is het nieuwe beoordelingskader voor geurhinder bij milieuvergunningen en bestemmingsplannen. Deze wet vervangt alle voorgaande wetgeving met betrekking tot stank en geur vanuit de landbouw. Gemeenten kunnen dus op basis van de Wgv een eigen geurhinderbeleid gaan voeren. Daarmee kunnen op gebiedsniveau oplossingen worden gezocht voor belemmeringen die er zijn bij de ontwikkeling van veehouderijen in relatie tot dorpskernen of recreatie.

In deze wet worden de standaard-afstanden vastgelegd tussen veehouderijen en ‘gevoelige bestemmingen’ zoals woningen. De wet voorziet in de mogelijkheid de standaardafstanden bij gemeentelijke verordening aan te passen. Hiervoor kan gebiedsspecifiek beleid worden ontwikkeld en kunnen ontwikkelingsmogelijkheden worden gecreëerd. De gemeente heeft een quickscan uitgevoerd om na te gaan of het voor de gemeente Heusden zin heeft gebruik te maken van deze mogelijkheid. In deze quickscan is gekeken naar de huidige geursituatie in de gemeente en de situatie zoals die zou zijn bij maximale doorontwikkeling van de huidige veehouderijen. Hieruit is gebleken dat er slechts een beperkt aantal knelpunten binnen de gemeenten zijn.

Er zijn in de gemeente Heusden op grond van de Wet geurhinder en veehouderij enkele kleine (mogelijke) knelpunten aanwezig waar het gaat om bedrijven met dieren met odour units. Het vaststellen, bij verordening, van afwijkende normen zou in het geval van deze knelpunten weinig tot geen meerwaarde hebben.

Ten aanzien van de vaste afstanden blijkt er een aanzienlijk aantal woningen te liggen binnen de contour van een bedrijf. Om dit te verminderen stellen wij voor om per verordening de vaste afstandcirkel van veehouderijen die dieren houden waarvoor geen geuremissienorm is vastgesteld binnen de bebouwde kom te verlagen van 100 meter naar 50 meter. Hierdoor wordt (woning)bouw tot 50 meter nabij de veehouderij mogelijk. Ook stellen wij voor de vaste afstandcirkel buiten de bebouwde kom te halveren van 50 naar 25 meter, waardoor er ontwikkelingsruimte kan ontstaan voor dicht bij elkaar gelegen veehouderijen in het buitengebied die elkaars ontwikkeling nu belemmeren. Op locaties waar doorontwikkeling ongewenst is, wordt dit in de praktijk al belemmerd door wetgeving op het gebied van ammoniak of luchtkwaliteit.

Vragen naar aanleiding van de informatievergadering 26 november 2008:

Tijdens de informatievergadering zijn de volgende vragen gesteld ter verduidelijking van het beleid.

1: In het beleid wordt gesproken van een stedenbouwkundige komgrens; is deze komgrens alleen van toepassing op het geurbeleid of is hierin aansluiting gezocht bij andere disciplines ?

2: Hoe wordt de afstand van de veehouderij naar het geurgevoelige object gemeten ? Is dit vanaf het emissiepunt van de veehouderij, de gevel of de rand van het bouwblok ?

3: Zijn er in de kom bedrijven waarbij er woningen dichter op het bedrijf komen dan de huidige dichtstbijzijnde woning ? Met andere woorden, wordt het bedrijf extra belemmerd doordat het aantal potentiele klagers groter wordt en dichterbij het bedrijf kan worden gebouwd ?

Hieronder worden de vragen puntsgewijs uitgewerkt:

1: In het geurbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen veehouderijen en gevoelige objecten binnen en buiten de bebouwde kom. Dit is een vereenvoudiging ten opzichte van de voorgaande geurrichtlijn die vier (en later zelfs vijf) gebiedstyperingen kende. Bij agrarisch milieuvergunningverlening leidde de gebiedstypering vaak tot discussie dus een vereenvoudig daarvan is een positieve ontwikkeling. Om het laatste dicussiepunt (ligt een object nu binnen of buiten de kom) ook te verduidelijken, is er voor gekozen om de stedenbouwkundige grenzen op te nemen in het geurbeleid. Deze zelfde grens wordt onder andere toegepast in het onderscheid tussen bestemmingsplan buitengebied en de verschillende kommen, voor het opstellen voor planologisch beleid en voor het opstellen van kapbeleid. Met andere woorden, er is een eenduidige grens voor de verschillende beleidsdisiciplines. In de collegevergadering van 28 oktober 2008 heeft het college van Heusden besloten om de grenzen zoals deze nu (ook) in het geurbeleid zijn opgenomen, vast te stellen. (collegevoorstel V200801155).

2: In de Wet geurhinder en veehouderij is geregeld aan welke geurnormen moet worden voldaan. Dit is opgesplitst in dieren met en dieren zonder geuremissiefactor.

In de Regeling geurhinder en veehouderij is geregeld hoe gerekend en vanaf welke punten er gerekend moet worden. Hiervoor is gekozen omdat een regeling makkelijker is aan te passen dan een wet. En om deze reden hoeft in de verordening ook niet opgenomen te worden hoe gemeten dient te worden.

Concreet werkt het als volgt: de afstand wordt gemeten vanaf een emissiepunt tot een geurgevoelig object. Een geurgevoelig object is bijvoorbeeld een woning. De gevel van die woning is het punt tot waar gemeten wordt (een los staande garage telt daarbij niet mee). Het emissiepunt is het punt waar een relevante hoeveel geur buiten het dierenverblijf wordt gebracht. Dit kan de dichtstbijzijnde windgaasopening in de stal zijn maar ook een ventilatiekoker. In het geurbeleid wordt voorgesteld om deze afstand terug te brengen van 100 meter naar 50 meter voor veehouderijen en woningen binnen de kom en van 50 meter naar 25 meter voor veehouderijen en woningen buiten de kom.

De Wet geurhinder en veehouderij schrijft daarnaast ook een minimale afstand voor tussen dierenverblijf en geurgevoelig object. Van deze afstand is niet af te wijken en deze bedraagd binnen de kom 50 meter en buiten de kom 25 meter. Met andere woorden: de afstand van gevel tot gevel is hiermee gelijk aan de afstand die nu wordt voorgesteld tussen emissiepunt en geurgevoelig object. Hierdoor vervalt meteen de noodzaak om duidelijk te omschrijven wat een emissiepunt is; de minimale afstand is altijd 25 meter.

3: Deze vraag speelt eigenlijk alleen binnen de bebouwde kom; buiten de kom staat het bestemmingsplan bouwen van extra woningen niet toe (hooguit een tweede bedrijfwoning maar daarvoor gelden de voorgestelde afstandnormen niet).

Uit een snelle analyse van de bedrijven binnen de kernen blijkt dat er in geen enkel geval woningen dichterbij gebouwd kunnen worden dan dat er nu al staan. Anders gezegd: de huidige dichstbijzijnde woning blijft de dichtstbijzijnde woning, ook na vaststelling van het beleid.