Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Herinrichting Hoofdstraat

Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Herinrichting Hoofdstraat

De raad van de gemeente Hillegom;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van dd. 30 september 2003;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het ‘Bekostigingsbesluit Herinrichting Hoofdstraat’, vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juli 2001;

gezien het advies van commissie Maatschappij en Bestuur;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Herinrichting Hoofdstraat

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

1. een onroerende zaak:

a. een gebouwd eigendom;

b. een ongebouwd eigendom;

c. een gedeelte van een onder a of b bedoeld eigendom dat blijkens het vigerende bestemmingsplan danwel naar omstandigheden beoordeeld is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

d. een samenstel van twee of meer van de onder a of b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

2. het bestemmingsplan: het bestemmingsplan Centrum van de gemeente Hillegom;

3. heringerichte openbare ruimte: het gebied zoals aangeduid en omlijnd door de projectgrens op de bij deze verordening behorende kaart;

4. frontbreedte: de zijde van de onroerende zaak gelegen aan de heringerichte openbare ruimte.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

1. Onder de naam ‘Baatbelasting Herinrichting Hoofdstraat’ wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de met blauw ingekleurde onroerende zaken gelegen in de gemeente langs en/of doorkruist door de in rode kleur aangegeven projectgrens van de uitgevoerde werkzaamheden, op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2003 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

a. het vernieuwen van de bestrating, straatmeubilair, afwatering en overige inrichting;

b. het verbeteren van de groenvoorziening, de openbare verlichting, de verkeersafwikkeling en het parkeren.

 

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing

1. De maatstaf van heffing is de frontbreedte van de onroerende zaak bedoeld in het tweede lid van dit artikel;

2. De frontbreedte van de onroerende zaak wordt bepaald op de lengte –recht- gemeten vanaf de kadastrale kaart van de zijde van de onroerende zaak die grenst aan de heringerichte openbare ruimte, afgerond naar beneden op halve meters. Indien de onroerende zaak met meerdere zijden grenst aan de heringerichte openbare ruimte geldt de gevellengte van de zijde van de onroerende zaak waaraan de hoofdingang is gelegen.

 

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt voor elke meter van de heffingsmaatstaf € 204,21.

 

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 2 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 2 jaren en een rentevoet van 5 %.

4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5 %.

5. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

6. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

7. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

 

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

 

Artikel 8 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

2. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

 

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

3. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Baatbelasting Herinrichting Hoofdstraat’.

4. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 november 2003.

 

Ondertekening

4. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 november 2003. De voorzitter;
drs. A. Mans
De griffier;
drs. P.M. Hulspas-Jordaan

Bijlage Bijlagen

Beleidsregels aanwijzen blp baatbelelasting herinrichting Hoofdstraat

Toelichting verordening heffing en invordering baatbelasting herinrichting Hoofdstraat,