Regeling vervallen per 01-01-2013

Maatregelenverordening IOAW, IOAZ ISD Bollenstreek 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2012

Intitulé

Maatregelenverordening IOAW, IOAZ ISD Bollenstreek 2012

De gemeenteraad van de gemeente Hillegom;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 mei 2012;gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 108, tweede lid Gemeentewet, artikel 35, eerste lid, onderdeel

b en artikel 20, tweede lid IOAW, alsmede artikel 35, eerste lid, onderdeel b en artikel 20, eerste lid IOAZ en de gemeenschappelijke regeling van de ISD Bollenstreek;

BESLUIT

vast te stellen de hierna volgende

Maatregelenverordening IOAW, IOAZ  ISD Bollenstreek 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

1. Voor zover in deze verordening niet anders gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis

als in de IOAW, IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht.

2.In deze verordening wordt verstaan onder:

a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

c. De IOAW/IOAZ: de IOAW alsmede de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

d. Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ;

e. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto grondslag, bedoeld in artikel 5,

vierde lid IOAW/IOAZ;

f. Maatregel: het verlagen van de uitkeringsnorm op grond van artikel 20, tweede lid IOAW en artikel 20, eerste lid IOAZ alsmede het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van een uitkering op grond van artikel 20, eerste lid IOAW en artikel 20, tweede lid IOAZ;

g. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ;

h. Benadelingbedrag: bruto bedrag dat als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van een inlichtingenverplichting ten onrechte is verleend als uitkering op grond van de IOAW/IOAZ;

i. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ;

j. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek.

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel

1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het dagelijks bestuur een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting – anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het dagelijks bestuur zeer ernstig misdraagt.

2. Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt.

Artikel 3 Berekeningsgrondslag

De maatregel wordt toegepast op de uitkeringsnorm.

Artikel 4 Hoogte en duur van de maatregel

1. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

2. Tenzij in de verordening anders is bepaald bedraagt de duur van de maatregel 1 maand.

Artikel 5 Recidive

De duur van de maatregel  of de hoogte ervan wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie.

Artikel 6 Het besluit tot opleggen van een maatregel

In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de uitkeringsnorm wordt verlaagd of geweigerd, en indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel.

Artikel 7 Horen van belanghebbende

1. Voordat een maatregel wordt opgelegd, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

2. Het horen van belanghebbende kan achterwege worden gelaten indien:

a. de vereiste spoed zich daartegen verzet;

b. de belanghebbende reeds eerder in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan; of

c. de belanghebbende niet heeft voldaan aan een verzoek van het dagelijks bestuur of een door hem ingeschakelde derde, om binnen een gestelde termijn inlichtingen te verstrekken als bedoeld in artikel 13 van IOAW/IOAZ

d. het dagelijks bestuur het horen niet nodig acht voor het vaststellen van de ernst van de gedraging , de mate van verwijtbaarheid en of de omstandigheden van belanghebbende.

Artikel 8 Afzien van het opleggen van een maatregel

Het dagelijks bestuur ziet af van het opleggen van een maatregel indien:

a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt; of

b. de gedraging meer dan 12 maanden vóór constatering van die gedraging door het dagelijks bestuur heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van 60 maanden nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden.

Artikel 9 Ingangsdatum en tijdvak

1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerstvolgende kalendermaand, volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende uitkeringsnorm.

2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

Artikel 10 Samenloop van gedragingen

1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd.

2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 4, eerste lid, niet verantwoord is.

Hoofdstuk 2 Geen of onvoldoende medewerking verlenen aan het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid

Artikel 11 Indeling in categorieën

Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAW/IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën:

1. Eerste categorie:

het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

2. Tweede categorie:

a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden;

b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling.

3. Derde categorie

a. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren;

b. het niet of in onvoldoende gebruikmaken van een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering.

Artikel 12 De hoogte en duur van de maatregel

1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel vastgesteld op:

a. 15 procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de eerste categorie;

b. 30 procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de tweede categorie;

c. 60 procent van de uitkeringsnorm bij gedragingen van de derde categorie.

2. In afwijking van het eerste lid, onder c, legt het dagelijks bestuur, indien belanghebbende een uitkering ontvangt op grond van de IOAW en de belemmerende gedragingen, bedoeld in artikel 10, derde lid, onder a, dusdanige vormen aannemen dat gesproken moet worden van het door eigen toedoen niet verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, blijvend een maatregel op ter hoogte van

het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid.

Hoofdstuk 3 Het door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid, alsmede het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden

Artikel 13 Door eigen toedoen verliezen van algemeen geaccepteerde arbeid

1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het dagelijks bestuur, met in achtneming van artikel 20, vierde lid IOAW/IOAZ, blijvend een maatregel op indien de belanghebbende door eigen toedoen een inkomen uit of in verband met arbeid is verloren en:

a. aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; dan wel

b. de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd.

2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door dit gedrag verloren netto inkomen.

Artikel 14 Niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid

1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het dagelijks bestuur blijvend een maatregel

op indien de belanghebbende een uitkering ontvangt op basis van de IOAW en hij weigert hem aangeboden algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden.

2. De hoogte van de maatregel is gelijk aan het door eigen toedoen niet verkregen netto inkomen uit deze arbeid. 

Hoofdstuk 4 Niet nakomen van de inlichtingenplicht

Artikel 15 Te laat verstrekken van gegevens

1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het dagelijks bestuur een maatregel op van 30 procent van de uitkeringsnorm, indien belanghebbende de verplichting op grond van artikel 13 IOAW/IOAZ niet is nagekomen door informatie die van belang is voor de verlening van de uitkering of de voortzetting daarvan niet binnen de door het dagelijks bestuur daartoe gestelde termijn te verstrekken.

2. Van het opleggen van de maatregel kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Artikel 16 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen met gevolgen voor de bijstand

1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel13 IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingbedrag.

2. Onverminderd artikel 4, eerste lid, wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld:

a. bij een benadelingbedrag tot € 1000,-: 30% van de uitkeringsnorm;

b. bij een benadelingbedrag van € 1000,- tot € 2000,-: 60% van de uitkeringsnorm;

c. bij een benadelingbedrag van € 2000,- of meer:100% van de uitkeringsnorm.

Artikel 17 Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering

1. Onverminderd artikel 4, eerste lid, legt het dagelijks bestuur een maatregel op van 30 procent van de uitkeringsnorm, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering.

2. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van 12 maanden te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven.

Hoofdstuk 5 Overige gedragingen die leiden tot een maatregel

Artikel 18 Zeer ernstige misdragingen

1. Indien belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegen medewerkers werkzaam bij de ISD Bollenstreek, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ, verlaagt het dagelijks bestuur, onverminderd artikel 4, eerste lid, de uitkeringsnorm met

a. 60 procent gedurende 1 maand bij verbaal geweld

b  100 procent gedurende 1 maand bij (dreigend) fysiek geweld en/of vernielingen.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 19 De inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag volgend op bekendmaking onder intrekking van de Maatregelenverordening IOAW, IOAZ 2010. 

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als:

de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ ISD Bollenstreek 2012

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van de raad van de gemeente Hillegom van 21 juni 2012
De voorzitter;
drs. A. Mans
De griffier;
drs. P.M. Hulspas-Jordaan

Bijlage Bijlagen

Algemene toelichting Maatregelenverordening IOAW, IOAZ ISD Bollenstreek 2012

Artikelsgewijze toelichting Maatregelenverordening IOAW, IOAZ ISD Bollenstreek 2012