Inspraakverordening gemeente Hilversum

Geldend van 30-06-2006 t/m heden

Intitulé

Inspraakverordening gemeente Hilversum

De raad van de gemeente Hilversum,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 april 2006;

Gelet op artikel 150 van de Gemeentewet;

BESLUIT:

vast te stellen de hierna volgende Inspraakverordening gemeente Hilversum:

Inspraakverordening gemeente Hilversum

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    inspraak: het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid;

  • b.

    inspraakprocedure: de wijze waarop de inspraak gestalte wordt gegeven;

  • c.

    beleidsvoornemen: het voornemen van het bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid.

Artikel 2 Onderwerp van inspraak

  • 1. De burgemeester en het college besluiten ten aanzien van hun eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

  • 2. Indien het een beleidsvoornemen betreft waarover de raad beslist, neemt het college het in het eerste lid genoemde besluit, gehoord de functionele raadscommissie.

  • 3. Indien het een beleidsvoornemen betreft waarover de raad beslist en het standpunt van het college afwijkt van het standpunt van de meerderheid van de functionele raadscommissie, legt het college de beslissing al dan niet inspraak te verlenen ter besluitvorming voor aan de raad.

  • 4. Inspraak wordt altijd verleend indien dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is verplicht.

  • 5. Er wordt in ieder geval geen inspraak verleend:

    • a.

      ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;

    • b.

      indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;

    • c.

      indien sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

    • d.

      inzake de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;

    • e.

      indien de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat inspraak niet kan worden afgewacht;

    • f.

      indien het belang van inspraak niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.

Artikel 3 Inspraakgerechtigden

Inspraak wordt verleend aan ingezetenen en belanghebbenden.

Artikel 4 Inspraakprocedure

  • 1. Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.

Artikel 5 Eindverslag

  • 1. Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.

  • 2. Het eindverslag bevat in elk geval:

    • a.

      een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;

    • b.

      een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;

    • c.

      een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.

  • 3. Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.

  • 4. De burgemeester vermeldt het eindverslag in zijn burgerjaarverslag.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op de achtste dag na de dag van bekendmaking in werking.

Artikel 7 Intrekking oude verordening

Bij de inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene Inspraakverordening gemeente Hilversum 2000, zoals vastgesteld op 12 januari 2000, ingetrokken.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Hilversum.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

van 7 juni 2006

de griffier, de voorzitter,

K.E. Driehuijs E.C. Bakker

  • Toelichting Inspraakverordening gemeente Hilversum

    Algemene toelichting

    De Algemene Inspraakverordening gemeente Hilversum 2000 moet worden aangepast aan de nieuwe wetten, te weten de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, de Aanpassingwet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Wet dualisering gemeentebestuur.

    Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb

    De Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is op 1 juli 2005 in werking getreden. Met deze wet worden de twee openbare voorbereidingsprocedures voor besluiten als bedoeld in afdeling 3.4 en 3.5 van de Algemene wet bestuursrecht samengevoegd en tegelijkertijd vereenvoudigd. De nieuwe voorbereidingsprocedure is opgenomen in (de nieuwe) afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het gevolg van het toepassen van de nieuwe voorbereidingsprocedure is dat de termijn voor het naar voren brengen van een zienswijze zes weken (voorheen vier weken) bedraagt. Verder kunnen belanghebbenden hun zienswijze schriftelijk of mondeling naar voren brengen (voorheen kon dit ingeval van de voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.5 Awb alleen schriftelijk).

    In de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb wordt ook artikel 150 Gemeentewet gewijzigd. In dit artikel, waarbij aan de gemeenteraad de verplichting wordt opgelegd een inspraakverordening vast te stellen, wordt de nieuwe uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing verklaard op het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Artikel 150 Gemeentewet treedt op 1 juli 2006 in werking om de gemeenten in staat te stellen hun inspraakverordening aan te passen.

    Wet dualisering gemeentebestuur

    Als gevolg van de Wet dualisering gemeentebestuur is in de inspraakverordening opgenomen dat de burgemeester het eindverslag van de gehouden inspraakprocedures vermeldt in het burgerjaarverslag.

    Deregulering

    Verder is in het kader van deregulering hoofdstuk 9 Awb het klachtrecht uit de inspraakverordening geschrapt.

    Samenlevingsgericht werken

    Inspraak vormt één van de mogelijkheden om de belanghebbenden te betrekken bij het besluitvormingsproces. Inspraak is namelijk een onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het gemeentebestuur heeft ook in andere fases van de besluitvorming mogelijkheden om belanghebbenden bij de ontwikkeling en uitvoering van beleid te betrekken. De gemeente Hilversum heeft in dat verband in het kader van Perspectief voor de Toekomst gekozen voor een sterkere oriëntatie op burgers, bedrijven en instellingen in de samenleving. Een aanpak waarbij de gemeentelijke organisatie meer “samenlevingsgericht” gaat werken. Een actief en zorgvuldig beleid, waarbij het bevoegde bestuursorgaan bij ieder beleidsvoornemen tijdig nagaat of inspraak kan of moet worden verleend, is onderdeel van deze aanpak.

    Bij de opstelling hebben wij ons zoveel mogelijk aangesloten bij de model-inspraakverordening, zoals de VNG heeft uitgebracht.

    Artikelsgewijze toelichting

    Artikel 1 Begripsomschrijvingen

    a. Inspraak

    Hierbij hebben wij ons aangesloten bij de tekst van artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet, welke als volgt luidt:

    “ De raad stelt een verordening vast waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid worden betrokken”.

    b. Inspraakprocedure

    De verantwoordelijkheid voor het maken van een regeling over inspraak ligt ingevolge artikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet bij de raad. In deze verordening (zie artikel 4, eerste lid) is afdeling 3.4 Awb van toepassing verklaard. Het bestuursorgaan (de raad, het college en de burgemeester) heeft ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden ruimte om een andere procedure te volgen (zie artikel 4, tweede lid). Het bestuursorgaan is immers verantwoordelijk voor uitvoering, de nadere regeling en organisatie van de inspraak.

    c. Beleidsvoornemen

    Het begrip beleidsvoornemen is niet precies te definiëren. Een beleidsvoornemen kan betrekking hebben op zowel het wijzigen van bestaand beleid als op nieuw te vormen beleid alsmede op duidelijk uitgesproken voornemens een bestaand beleid voort te zetten. Beleidsvoornemens kunnen ook voornemens tot uitvoering van beleid zijn, zoals herinrichtingsplannen.

    Artikel 2 Onderwerp van inspraak

    Eerste lid

    In het eerste lid is bepaald dat het college en de burgemeester ten aanzien van hun eigen bevoegdheden besluit of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.

    Het besluit om al dan niet inspraak te verlenen is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen kan dus bezwaar worden gemaakt.

    Tweede en derde lid

    Indien het een beleidsvoornemen betreft waarover de raad beslist, besluit het college of inspraak wordt verleend, gehoord hebbende de functionele raadscommissie. Indien het standpunt van het college afwijkt van het standpunt van de meerderheid van de functionele raadscommissie, legt het college de beslissing al dan niet inspraak te verlenen ter besluitvorming voor aan de raad. Dit sluit aan bij de werkwijze als vermeld in artikel 2, derde lid van de huidige inspraakverordening.

    Vierde lid

    In het vierde lid is bepaald dat inspraak altijd wordt verleend indien een wettelijk voorschrift daartoe verplicht. Vanwege de wettelijke ontwikkelingen hebben wij ervan afgezien om een opsomming van deze wettelijke voorschriften op te nemen in de verordening.

    Wettelijke verplichtingen tot het bieden van inspraak bestaan momenteel bij:

    • a.

      de voorbereiding van een ontwikkelingsprogramma stedelijke vernieuwing (artikel 7 Wet stedelijke vernieuwing);

    • b.

      de voorbereiding van het gemeentelijk milieubeleidsplan (artikel 4.17, derde lid, Wet milieubeheer (WM);

    • c.

      de voorbereiding van een besluit tot vaststelling van een afvalstoffenverordening die afwijkt van artikel 10.21 WM (artikel 10.26, tweede lid, WM);

    • d.

      het integraal gemeentelijk gehandicaptenbeleid (artikel 1a Wet voorzieningen gehandicapten);

    • e.

      de plannen en beleidsverslagen gericht op de realisatie en de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wet werk en bijstand (artikel 47), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (artikel 42) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (artikel 42);

    • f.

      de voorbereiding van besluiten tot uitsluiting van welstandstoetsing als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a en b, van de Woningwet (artikel 12, vierde lid).

    Vijfde lid

    In het vijfde lid wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven ingeval er geen inspraak wordt verleend.

    Vijfde lid sub a

    Er wordt geen inspraak verleend ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen. Hieronder kan worden gedacht aan de situatie waarbij al inspraak is verleend. Per geval zal worden beoordeeld worden of inspraak al dan niet nodig is.

    De term ondergeschikt is hierbij van belang. Bij grote afwijkingen van het masterplan/visie lijkt inspraak op zijn plaats. Soms is het bestemmingsplangebied groter dan het gebied waarvoor het masterplan of de visie is opgesteld. Ook dan is inspraak op zijn plaats.

    Vijfde lid sub b

    Er wordt geen inspraak verleend indien inspraak bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten.

    Vijfde lid sub c

    Hierbij kan gedacht worden aan het herzien van een bestemmingsplan naar aanleiding van een besluit van de provincie, waarbij de provincie bepaalde onderdelen van een bestemmingsplan niet heeft goedgekeurd en heeft aangegeven op welke punten het bestemmingsplan aangepast dient te worden om alsnog te worden goedgekeurd. De gemeente is op grond van artikel 30 WRO verplicht binnen een jaar een nieuw bestemmingsplan vast te stellen. In dat geval is de beleidsvrijheid gering.

    Vijfde lid sub e

    Ingeval van spoedeisendheid kan worden afgezien van inspraak. Of er sprake is van spoedeisendheid zal per geval moeten worden beoordeeld. Onder spoedeisendheid valt niet het niet tijdig inzetten van het inspraaktraject.

    Artikel 3 Inspraakgerechtigden

    De omschrijving van inspraakgerechtigden vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet.

    Artikel 4 Inspraakprocedure

    Eerste lid

    Ter uniformering en deregulering is in het eerste lid de (nieuwe) afdeling 3.4 van de Awb van toepassing verklaard op de inspraak. In artikel 3:11 tot en met 3:17 Awb is de inspraakprocedure te vinden. Voor de Hilversumse procedures betekent dit in elk geval:

    1.Openbare kennisgeving

    De procedure begint met een openbare kennisgeving door het bestuursorgaan van het beleidsvoornemen in de Gooi- en Eembode en waar mogelijk ook op andere wijze(n). Voorbeelden: een huis-aan-huisbericht en een advertentie op de gemeentepagina in een wijkkrant. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud van het beleidsvoornemen. In de openbare kennisgeving wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen;

    • b.

      wie in de gelegenheid wordt gesteld om zienswijzen naar voren te brengen;

    • c.

      op welke wijze dit kan geschieden.

      2.Ter inzagelegging

    Het beleidsvoornemen en de op het beleidsvoornemen betrekking hebbende stukken worden ter inzage gelegd, voor zover die stukken redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het beleidsvoornemen. Het bestuursorgaan houdt het ter inzage gelegde dossier actueel met eventuele nieuwe relevante stukken. De stukken liggen voor een ieder ter inzage gedurende de termijn waarbinnen zienswijzen over het beleidsvoornemen naar voren kunnen worden gebracht.

    3.Termijn

    De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen bedraagt zes weken (voorheen vier weken). De termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het beleidsvoornemen ter inzage is gelegd.

    4.Zienswijze (schriftelijk of mondeling)

    Ingezetenen en belanghebbenden kunnen hun zienswijze naar keuze schriftelijk of mondeling geven.

    Tweede lid

    In de meeste gevallen zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Awb passend zijn voor de inspraak. Zo niet, dan kan op grond van het tweede lid de inspraakprocedure worden aangepast. Het bestuursorgaan zou bijvoorbeeld kunnen besluiten om de zes wekentermijn te verkorten tot vier weken.

    Artikel 5 Eindverslag

    Eerste lid

    Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. In zoverre is er geen verschil met de huidige inspraakverordening op grond waarvan ook een eindverslag (eindrapportage) moest worden gemaakt.

    Tweede lid sub b

    Het eindverslag dient een volledig overzicht te bevatten van de mondelinge en de schriftelijke inspraakreacties. Dit wijkt af van afdeling 3.4 Awb, op grond waarvan alleen van de mondeling naar voren gebrachte zienswijzen een verslag dient te worden opgemaakt (artikel 3:17 Awb). Voor een goed eindverslag is het aan te bevelen om ook de schriftelijke inspraakreacties hierin op te nemen, hetgeen overigens geen verandering inhoudt ten opzichte van de huidige inspraakverordening. Op grond hiervan dienden ook alle gegeven reacties te worden opgenomen in de eindrapportage. De schriftelijke inspraakreacties kunnen aan het verslag worden gehecht. De wetgever heeft ervoor gekozen geen nadere eisen te stellen aan het maken van een verslag, omdat artikel 7:7 Awb ook geen eisen stelt aan het verslag dat gemaakt wordt indien er een hoorzitting in het kader van de bezwaarschriftenprocedure is gehouden (MvT, Tweede Kamer, vergaderjaar 1999-2000, 27 023, nr. 3). In de MvT bij de Awb wordt opgemerkt dat in het verslag kan worden volstaan met een korte zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht.

    Tweede lid sub c

    Onder c wordt als het sluitstuk van inspraak voorgeschreven dat het bestuursorgaan aangeeft wat met de inspraakreacties wordt gedaan.

    Derde lid

    In het derde lid is bepaald dat het bestuursorgaan het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar maakt. In onze gemeente is het gebruikelijk om de insprekers een exemplaar van het eindverslag toe te sturen. Het is aan te bevelen om tijdens een eventuele inspraakavond al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

    Vierde lid

    In het vierde lid wordt de burgemeester verplicht om het eindverslag te vermelden in zijn burgerjaarverslag overeenkomstig artikel 170, tweede lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet (Wet dualisering gemeentebestuur).

    Artikel 6 Inwerkingtreding

    Ingevolge artikel 142 van de Gemeentewet treden verordeningen in werking op de achtste dag na bekendmaking, tenzij een ander tijdstip daarvoor is aangewezen.

    Artikel 8 Citeertitel

    Deze verordening wordt aangehaald als: Inspraakverordening gemeente Hilversum. In de citeertitel is geen jaartal opgenomen om te voorkomen dat de schijn wordt gewekt dat de verordening slechts voor een jaar geldt.