Regeling vervallen per 01-01-2016

Het Reglement Programmaraad voor de kabel Hilversum

Geldend van 17-12-2010 t/m 31-12-2015

Intitulé

Reglement Programmaraad voor de kabel Hilversum

De raad van de gemeente Hilversum,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 15 februari 2005;

gelet op de brief dd. 18 september 2001 (kenmerk ZKZ-005017-do) van het Commissariaat voor de Media, waarin de gemeente wordt opgedragen een eigen lokale programmaraad in te stellen;

gelet op de artikelen 82i en 82k tot en met o van de Mediawet;

BESLUIT:

Een lokale Programmaraad in te stellen en daartoe vast te stellen het Reglement Programmaraad voor de kabel Hilversum

HOOFDSTUK 1 – Inleidende bepalingen

Artikel 1.1. Begripsomschrijvingen

de Overeenkomst: de Overeenkomst inzake de toekomstige exploitatie van het kabelnet te Hilversum d.d. 1 juli 1996;

aanbieder van een omroepnetwerk: de natuurlijke of rechtspersoon als bedoeld in art 1 sub r van de Mediawet, verder aangeduid als de kabelexploitant;

basispakket: het wettelijk minimumpakket van 15 televisieprogramma’s en ten minste 25 radioprogramma´s voor algemene omroep dat de kabelexploitant op grond van art 82i, eerste lid, van de Mediawet verplicht is onverkort, ongewijzigd en gelijktijdig uit te zenden aan alle aangeslotenen op het omroepnetwerk;

analoge standaardpakket: het huidige programmapakket met een omvang van 32 televisieprogramma´s en 40 radioprogramma`s, inclusief het basispakket;

omroepnetwerk: een omroepnetwerk als bedoeld in artikel 1.1. onder o van de Telecommunicatiewet;

programma voor algemene omroep: een programma dat bestemd is voor ontvangst door het algemene publiek (artikel 1 sub k van de Mediawet);

de gemeente: de gemeente Hilversum;

de gemeenteraad: de gemeenteraad van Hilversum.

exploitatiegebied: het grondgebied van de gemeente Hilversum;

Artikel 1.2. Relevante wetsartikelen

Met betrekking tot het functioneren van de programmaraden zijn de in bijlage 1 onverkort weergegeven artikelen uit de Mediawet relevant. Het betreft hier de artikelen 82i, 82k, 82l, 82m, 82n en 82o van de Mediawet.

HOOFDSTUK 2. De Programmaraad

Artikel 2.1. Taak programmaraad

  • 1. De programmaraad heeft tot wettelijke taak de kabelexploitant te adviseren welke programma’s, bestemd voor ontvangst door het algemene publiek, hij krachtens het bepaalde in artikel 82i, eerste lid, van de Mediawet (het basispakket) ten minste uitzendt naar alle aangeslotenen op het omroepnetwerk.

  • 2. Gelet op het bepaalde in artikel 4.2 van de Overeenkomst adviseert de programmaraad de kabelexploitant over het analoge standaardpakket.

  • 3. De gemeente heeft conform de contractuele overeenkomst met UPC de uiteindelijke aanwijzingsbevoegdheid met betrekking tot het programmapakket.

Artikel 2.2. Samenstelling programmaraad

  • 1. De programmaraad is representatief voor de belangrijkste in de gemeente voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen, beschikt als geheel over voldoende kennis van de informatiebehoeften van bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling binnen het kijk- en luisterpubliek en vormt een redelijke afspiegeling van de bevolking in de gemeente naar leeftijd, sekse, etnische en culturele achtergrond.

  • 2. De programmaraad bestaat uit 9 leden.

  • 3. De programmaraad wijst uit zijn midden een voorzitter en een secretaris aan.

Artikel 2.3. Openbare bekendmaking

  • 1. De secretaris maakt via de lokale media, onder vermelding van het correspondentieadres, bekend dat de gemeente een programmaraad heeft ingesteld en hij maakt tegelijkertijd bekend wat de taak van de programmaraad is en wie de leden van de programmaraad zijn.

  • 2. De secretaris maakt via de lokale media telkens ook de wijzigingen van de in het eerste lid bedoelde gegevens bekend.

Artikel 2.4. Benoeming leden programmaraad

  • 1. De leden van de programmaraad worden na overleg met de programmaraad benoemd door de gemeenteraad.

  • 2. Bij gelegenheid van de instelling van de programmaraad worden de leden benoemd zonder het in het eerste lid bedoelde overleg met de programmaraad.

  • 3. Tot lid van de programmaraad kan uitsluitend worden benoemd een persoon die:

    • a.

      de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt,

    • b.

      woonachtig is in Hilversum en

    • c.

      aangesloten is op het omroepnetwerk gelegen in het exploitatiegebied, dan wel deel uitmaakt van een huishouden dat daarop is aangesloten.

  • 4. Met het lidmaatschap van de programmaraad zijn onverenigbaar:

    • a.

      een lidmaatschap van de gemeenteraad van de betrokken gemeente;

    • b.

      de functie van burgemeester of wethouder van de betrokken gemeente;

    • c.

      een binding met de kabelexploitant anders dan als aangeslotene;

    • d.

      een bestuurslidmaatschap of een betrekking, al dan niet tegen betaling, bij een instelling van publieke omroep dan wel bij een commerciële omroepinstelling.

Artikel 2.5. Zittingsperiode

  • 1. De leden van de programmaraad worden benoemd voor een zittingsperiode van vier jaar en zijn eenmalig herbenoembaar voor dezelfde periode.

  • 2. Een tussentijdse vacature dient zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 6 maanden te worden vervuld. De benoeming geschiedt voor het nog resterende deel van de betreffende zittingsperiode.

  • 3. Indien het aantal leden als gevolg van de vacature(s) daalt beneden het in artikel 2.2, tweede lid, voorgeschreven aantal leden, blijft de programmaraad volledig bevoegd zijn adviestaak, met inachtneming van dit reglement uit te voeren.

Artikel 2.6. Einde lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van de programmaraad eindigt :

    • a.

      indien en zodra een lid niet meer voldoet aan (een van) de eisen als genoemd in artikel 2. 4, derde en vierde lid;

    • b.

      indien de periode waarvoor het lid benoemd is verstreken en hij niet wordt herbenoemd;

    • c.

      bij schriftelijke ontslagneming ( “bedanken” );

    • d.

      indien het lid door de gemeenteraad wordt ontslagen;

    • e.

      bij overlijden of ontstentenis;

  • 2. De gemeenteraad kan in bijzondere gevallen en met redenen omkleed een lid schorsen.

  • 3. De gemeenteraad neemt geen beslissing als bedoeld in het vorige lid dan nadat het geschorste lid in de gelegenheid is gesteld zich ten overstaan van de functionele raadscommissie te verantwoorden.

  • 4. Zolang de gemeenteraad geen uitspraak heeft gedaan, blijft het lid geschorst. De uitkomst van de beslissing wordt terstond bij aangetekend schrijven aan de belanghebbende en aan de programmaraad meegedeeld.

Artikel 2.7. Totstandkoming advies programmaraad

  • 1. De programmaraad vergadert ten minste twee maal per jaar ten behoeve van het uitbrengen van een advies en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste de helft van het aantalzitting hebbende leden of de kabelexploitant daarom verzoekt.

  • 2. De oproeping voor de vergadering geschiedt door of namens de voorzitter onder opgave van de te behandelen onderwerpen. In de vergadering worden geen zaken behandeld, welke niet in de oproeping zijn vermeld.

  • 3. De termijn van oproeping en kennisgeving bedraagt ten minste veertien dagen.

  • 4. De secretaris draagt zorgt via de lokale media voor de openbare kennisgeving van datum, tijdstip en plaats van de vergadering alsmede van de te behandelen onderwerpen.

  • 5. De secretaris draagt tevens zorg voor de in het vorige lid bedoelde kennisgeving aan de programma-aanbieder, wiens programma betrokken is bij het in de desbetreffende vergadering te behandelen advies; een en ander met uitzondering van de aanbieders van de verplicht uit te zenden programma’s bedoeld in artikel 82i, eerste lid, aanhef en onder a t/m e, van de Mediawet.

  • 6. De voorzitter stelt de programma-aanbieder(s) die daartoe uiterlijk bij aanvang van de vergadering de wens te kennen hebben gegeven in de gelegenheid, voorafgaand aan de behandeling van het onderwerp waarbij zij betrokken zijn, het woord te voeren.

  • 7. De voorzitter bepaalt in overleg met de programmaraad de voor de programma-aanbieders totaal beschikbare spreektijd, de volgorde van de sprekers en de per spreker maximaal toegestane spreektijd. Onder spreektijd wordt verstaan de tijd die de programma-aanbieder ter beschikking krijgt voor gedachtewisseling met de leden van de programmaraad.

  • 8. De voorzitter is bevoegd uit eigen beweging of op verzoek van één of meer leden derden uit te nodigen als adviseur/deskundige in de vergadering te verschijnen.

  • 9. De programmaraad beraadslaagt en besluit uitsluitend omtrent een uit te brengen advies, indien ten minst de helft plus één van de zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 10. Besluiten omtrent een uit te brengen advies worden genomen bij meerderheid van stemmen; bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

  • 11 Stemmingen ter vergadering geschieden mondeling.

  • 12 Stemmingen over personen dienen altijd schriftelijk plaats te vinden.

  • 13 Van de beraadslagingen en de besluiten in de vergaderingen worden notulen opgemaakt onder verantwoordelijkheid van de secretaris. Notulen worden vastgesteld en vervolgens getekend door de voorzitter en de secretaris van de desbetreffende vergadering.

Artikel 2.8. Openbare en Besloten vergaderingen; Geheimhouding

  • 1. De vergaderingen van de programmaraad worden in het openbaar gehouden.

  • 2. Op voorstel van de voorzitter of op verzoek van een lid van de programmaraad, de kabelexploitant of een programma-aanbieder kan de voorzitter besluiten tot een besloten (deel van de) vergadering.

  • 3. De programmaraad besluit vervolgens met gesloten deuren over het besluit van de voorzitter als bedoeld in het vorige lid.

  • 4. Indien de programmaraad vervolgens oordeelt dat een onderwerp zich niet leent voor behandeling in een besloten vergadering, wordt het onderwerp na heropening in de openbare vergadering behandeld, tenzij de voorzitter hiertegen bezwaar heeft. In dit laatste geval kan de voorzitter het voorstel voor nader beraad aan de programmaraad voorleggen.

  • 5. Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van toepassing, voor zover zulks met de beslotenheid en geheimhouding in overeenstemming is.

  • 6. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de programmaraad anders beslist.

  • 7. De programmaraad kan op grond van een belang, genoemd in art 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan hem zijn overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens de vergadering opgelegd.

  • 8. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de programmaraad haar opheft.

Artikel 2.9. Inhoud advies programmaraad

  • 1. De programmaraad vermeldt in zijn advies uitdrukkelijk welk deel daarvan betrekking heeft op de programma’s voor algemene omroep die de kabelexploitant krachtens artikel 82i, eerste lid, van de Mediawet uitzendt naar alle aangeslotenen (artikel 82k, eerste lid, van de Mediawet, het wettelijk minimumpakket) en welk deel daarvan betrekking heeft op de overige programma’s voor algemene omroep die de kabelexploitant van het omroepnetwerk uitzendt naar alle aangeslotenen (artikel 82k, tweede lid, van de Mediawet).

  • 2. Het advies van de programmaraad is transparant alsmede helder en deugdelijk gemotiveerd. De programmaraad geeft in zijn advies aan, anders dan te verwijzen naar zijn samenstelling, op welke wijze bij de vaststelling van het pluriforme pakket van programma’s voor algemene omroep rekening is gehouden met de in de gemeente levende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke behoeften en met de onder de bevolking levende voorkeuren.

Artikel 2.10. Vaststelling en openbaarmaking advies programmaraad

  • 1. De secretaris maakt via de lokale media de inhoud van het voorlopige advies van de programmaraad bekend, vergezeld van de mededeling dat de aangeslotenen op het omroepnetwerk en de programma-aanbieders gedurende zes weken de tijd hebben hun zienswijze aan de programmaraad kenbaar te maken.

  • 2. De secretaris draagt er tevens zorg voor dat de in het vorige lid bedoelde kennisgeving aan alle programma-aanbieders, van wie het programma is betrokken en overwogen bij het voorlopige advies, wordt toegezonden, vergezeld van de mededeling dat zij gedurende zes weken de tijd hebben om hun zienswijze aan de programmaraad kenbaar te maken.

  • 3. Na ommekomst van de in het eerste lid bedoelde termijn van zes weken en na kennisneming van de kenbaar gemaakte zienswijzen stelt de programmaraad zijn advies definitief vast.

  • 4. De secretaris maakt via de lokale media de inhoud van het definitief vastgestelde advies van de programmaraad bekend.

Artikel 2.11. Geldigheidsduur advies programmaraad

Een door de programmaraad uitgebracht advies geldt voor maximaal drie jaar en, behoudens onvoorziene omstandigheden, voor minimaal één jaar.

HOOFDSTUK 3 – Algemene bepalingen

Artikel 3.1. Informatie en jaarverslag

  • 1. De programmaraad zal, zo nodig door tussenkomst van de gemeente, de kabelexploitant verzoeken periodiek, in ieder geval tenminste eenmaal per jaar, de programmaraad te informeren over:

    • -

      de beschikbare en in gebruik zijnde capaciteit voor het analoge standaardpakket;

    • -

      de luister- en kijkdichtheid van de via het omroepnetwerk uitgezonden programma’s;

    • -

      de voorkeuren en waardering van de aangeslotenen met betrekking tot de programmering van het totale programma-aanbod.

  • 2. Bij de advisering dient de programmaraad in elk geval de elementen als bedoeld in het vorige lid te betrekken.

  • 3. De programmaraad stelt zendt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden op en zendt deze toe aan alle direct belanghebbenden (gemeenteraad, kabelexploitant, programma-aanbieders.

  • 4. De secretaris maakt via de lokale media bekend dat het jaarverslag is verschenen en voor belangstellenden ter inzage ligt in de burgerleeskamer van het raadhuis.

Artikel 3.2. Werkbudget

De programmaraad beschikt over een werkbudget, waarvan de hoogte jaarlijks door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Gelden zullen uitsluitend worden besteed aan zaken die een direct verband houden met en redelijkerwijs noodzakelijk zijn ter verwezenlijking van de adviestaak.

Artikel 3.3. Vergoeding

Hetgeen bij de op artikel 96 van de Gemeentewet gebaseerde Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden onder categorie c is geregeld omtrent vergoedingen voor gemeentelijke commissieleden voor het bijwonen van vergaderingen alsmede reis- en verblijfkosten is van toepassing op de leden van de programmaraad.

HOOFDSTUK 4 – Slotbepalingen

Artikel 4.1. Uitleg verordening

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing ervan, beslist de gemeenteraad op voorstel van de voorzitter van de programmaraad.

Artikel 4.2. Aanhalingstitel

Deze verordening kan worden aangehaald als het Reglement Programmaraad Hilversum.

Artikel 4.3. In werking treden en wijzigingen

4.3.1 Deze verordening treedt in werking acht dagen na de dag van bekendmaking. Met ingang van dezelfde datum vervalt de Verordening Programmaraad voor de kabel Hilversum, vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 9 juni 1999.

4.3.2 Wijzigingen bij of krachtens de Mediawet met betrekking tot de regeling van de Programmaraad zullen leiden tot aanpassing van dit reglement.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering

13 april 2005.

de griffier,

K.E. Driehuijs

de voorzitter,

E.C. Bakker

Bijlage 1 Relavante artikelen in de mediawet

Artikel 82i

1. De aanbieder van een omroepnetwerk zendt onverkort, ongewijzigd en gelijktijdig met de oorspronkelijke uitzending naar alle aangeslotenen op het omroepnetwerk ten minste vijftien televisieprogramma's voor algemene omroep en ten minste vijfentwintigradioprogramma's voor algemene omroep uit, waaronder in ieder geval:

a.de televisie- en radioprogramma’s waarvoor zendtijd is verkregen

voor landelijke omroep en die worden uitgezonden op de televisie- en

radioprogrammanetten, bedoeld in artikel 40, eerste en derde lid;

b.het televisie- en radioprogramma, bedoeld in de artikelen 30, onderdeel b, en 51e, waarvoor zendtijd is verkregen voor regionale omroep dan wel waarvoor toestemming is verkregen als bedoeld in artikel 67, eerste lid, bestemd voor de provincie of deel van de provincie waarbinnen het omroepnetwerk zich bevindt;

c.het televisie- en radioprogramma, bedoeld in de artikelen 30, onderdeel b, en 51f, waarvoor zendtijd is verkregen voor lokale omroep, dan wel waarvoor toestemming is verkregen als bedoeld in artikel 66, eerste lid, bestemd voor de gemeente waarbinnen het omroepnetwerk zich bevindt;

d.twee televisieprogramma’s en twee radioprogramma’s van de Nederlandstalige landelijke Belgische omroepdienst.

2. Voor zover een instelling die zendtijd heeft verkregen voor lokale omroep andere programma’s voor algemene omroep dan bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, verzorgt, die gericht zijn op specifieke bevolkings- en leeftijdsgroepen waaronder minderheden, zendt de aanbieder van een omroepnetwerk deze onverkort, ongewijzigd en gelijktijdig met de

oorspronkelijke uitzending uit naar alle aangeslotenen op het omroepnetwerk, met dien verstande dat deze verplichting geldt voor uitzendingen op ten hoogste twee kanalen voor televisie en vijf kanalen voor radio. Op de volgens de vorige volzin doorgegeven

programma’s is artikel 51f, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van overeenkomstige toepassing.

3. Indien op eenzelfde kanaal van een omroepnetwerk niet gelijktijdig verschillende programma's voor algemene omroep worden uitgezonden, worden deze programma's voor de toepassing van het eerste lid als één programma aangemerkt.

4. Het is de aanbieder van een omroepnetwerk toegestaan naar een aangeslotene op het omroepnetwerk, op diens verzoek, minder dan vijftien televisieprogramma's voor algemene omroep en minder dan vijfentwintig radioprogramma's voor algemene omroep uit te zenden, mits ten minste de programma's genoemd in het eerste lid, onderdeel a ten en met d, worden uitgezonden, en mits aan de desbetreffende aangeslotene een tarief in

rekening wordt gebracht dat evenredig lager is dan het tarief dat in rekening wordt gebracht voor de ontvangst van het met inachtneming van het eerste lid uitgezondenaantal programma's. Het derde lid is daarbij van overeenkomstige toepassing.

5. Het Commissariaat voor de Media kan een aanbieder van een omroepnetwerk desgevraagd geheel of gedeeltelijk ontheffing verlenen van de verplichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, indien de kosten voor het onverkort nakomen van deze verplichtingen niet opwegen tegen het belang dat de aangeslotenen op het omroepnetwerk verzekerd zijn van de ontvangst van de programma’s, bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 82j

1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de aanbieder van een omroepnetwerk aan de aangeslotenen op het omroepnetwerk ten hoogste een bij deze algemene maatregel van bestuur vast te stellen tarief in rekening brengt voor de ontvangst van een door de aanbieder met inachtneming van artikel 82i vast te stellen aantal

programma's. Dit tarief kan voor verschillende categorieën omroepnetwerken verschillend worden vastgesteld.

2. Indien een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid is vastgesteld, is het de aanbieder van een omroepnetwerk toegestaan aan aangeslotenen die uitdrukkelijk hebben verzocht om of ingestemd met de ontvangst van andere programma's dan de programma's waarop het krachtens het eerste lid vastgestelde tarief betrekking heeft, een hoger tarief in rekening te brengen, onverminderd artikel 82i.

3. Onze Minister stelt een krachtens het eerste lid vastgesteld tarief jaarlijks bij aan de hand van de ontwikkeling van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek voor een kalenderjaar vastgestelde prijsindex voor de gezinsconsumptie. Deze bijstelling treedt in werking op 1 januari van een kalenderjaar.

Artikel 82k

1. In gemeenten waar een omroepnetwerk aanwezig is, stelt de gemeenteraad een programmaraad in die de aanbieder van het omroepnetwerk adviseert welke vijftien televisieprogramma’s voor algemene omroep en vijfentwintig radioprogramma’s voor algemene omroep hij krachtens artikel 82i, eerste lid, ten minste uitzendt naar alle

aangeslotenen op het netwerk.

2. De aanbieder van een omroepnetwerk kan de programmaraad voorts een advies vragen over de overige programma’s voor algemene omroep die hij uitzendt naar alle aangeslotenen op het omroepnetwerk.

3. De programmaraad maakt in zijn advies een duidelijk onderscheid tussen advisering als bedoeld in het eerste lid en advisering als bedoeld in het tweede lid.

4. Onverminderd artikel 82i, gaat de programmaraad in zijn advisering uit van een pluriforme samenstelling van het pakket programma’s voor algemene omroep, rekening houdend met de in de gemeente levende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke behoeften.

5.De aanbieder van een omroepnetwerk volgt het advies, bedoeld in het eerste lid, tenzij zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten.

Artikel 82l

1.De leden van een programmaraad als bedoeld in artikel 82k, eerste lid, worden benoemd door de gemeenteraad van de gemeente waar het omroepnetwerk aanwezig is. In gemeenten waar reeds een programmaraad functioneert, vindt de benoeming plaats na overleg met deze programmaraad.

2.Indien een aantal omroepnetwerken gekoppeld is en daardoor feitelijk als één omroepnetwerk functioneert, wordt met betrekking tot die gekoppelde omroepnetwerken één programmaraad ingesteld door de onderscheidene gemeenteraden gezamenlijk. Het eerste lid, tweede volzin, is van overeenkomstige toepassing.

3. Voor benoeming tot lid van een programmaraad komen in aanmerking personen die:

a. woonachtig zijn in het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft, en

b.die aangesloten zijn op het omroepnetwerk in dat gebied, dan wel deel uitmaken van een huishouden dat daarop is aangesloten.

4. Met het lidmaatschap van een programmaraad zijn onverenigbaar:

a. een lidmaatschap van een gemeenteraad in een gemeente die behoort tot het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft,

b. een lidmaatschap van een College van Burgemeester en Wethouders in een gemeente als bedoeld in onderdeel a,

c. een binding met de aanbieder van het omroepnetwerk dat aanwezig is in het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft, en

d.een lidmaatschap van het bestuur van of een betrekking, al dan niet tegen betaling, bij een instelling van de publieke omroep dan wel een commerciële omroepinstelling.

5. Een vacature van de programmaraad wordt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden vervuld.

6. De leden van een programmaraad worden benoemd voor een periode van vier jaar met de mogelijkheid van een eenmalige herbenoeming voor dezelfde periode.

Artikel 82m

1. De programmaraad is representatief voor de belangrijkste in de gemeente of gemeenten voorkomende maatschappelijke, culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen en beschikt als geheel over voldoende kennis van de informatiebehoeften van bevolkings- en

leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling binnen het kijk- en luisterpubliek.

2. De gemeenteraad bepaalt de omvang van een programmaraad, met dien verstande dat een programmaraad bestaat uit ten minste zeven en ten hoogste vijftien leden. Artikel 82l,

tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 82n

1.Een programmaraad beschikt over een reglement waarin in ieder geval regels zijn opgenomen over:

a. de wijze waarop de instelling, de taak en de samenstelling van de programmaraad kenbaar wordt gemaakt aan de aangeslotenen op het omroepnetwerk in het gebied waarop het advies van de programmaraad betrekking heeft, en

b. de totstandkoming, de inhoud, de vaststelling, de openbaarmaking en de

geldigheidsduur van het advies van de programmaraad.

2. Het reglement van een programmaraad voorziet in een transparante adviesprocedure.

Artikel 82o

De artikelen 82k tot en met 82n zijn niet van toepassing op de aanbieder

van een omroepnetwerk waaraan het Commissariaat voor de Media

ontheffing heeft verleend op grond van artikel 82i, vijfde lid.

(Bijgewerkt t/m de laatste wijziging van de Mediawet , in werking getreden op 21 juli 2004, Staatsblad 2004, nr.356)

Nota-toelichting op het Reglement Programmaraad Hilversum

Inleiding

Van een echte keuzevrijheid voor de consument, als het gaat om de programma’s die hij via de kabel kan ontvangen, is, hoewel de mogelijkheden van de kabel zich in die richting ontwikkelen, nog geen sprake. In de nota “Kabel en consument: marktwerking en digitalisering” van 20 april 2000 heeft de regering vastgesteld dat het gedurende de overgangsfase naar volledige digitalisering en individuele ontvangstmogelijkheid noodzakelijk is het huidige niveau van consumentenbescherming, zoals vastgelegd in de Mediawet, ten minste te handhaven. Consumenteninvloed op het programma-aanbod via programmaraden wordt noodzakelijk geacht zolang kabelmaatschappijen en programma-aanbieders het programma-aanbod kunnen bepalen. Om ervoor te zorgen dat de inhoud van de adviezen van de programmaraden voldoen aan het bepaalde in artikel 82i (waarin het basispakket is geregeld) en 82k en volgende van de Mediawet ( waarin de instelling van programmaraden is geregeld) wil de regering de onafhankelijkheid van de programmaraden ten opzichte van de kabelexploitanten vergroten en het functioneren van de programmaraden verbeteren.

In de nota van 18 maart 2004 “Omroep via de kabel: stand van zaken” van de bewindslieden van Economische Zaken en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap handhaaft de regering, zolang de kabelexploitant een dominante positie heeft als infrastructuuraanbieder, als uitgangspunt dat de invloed van de consument via de programmaraden gehandhaafd moet blijven. De afgelopen jaren is gewerkt aan de verbetering van het functioneren van de programmaraden. In 2002 is door OCW Kabelraden.nl opgericht(www.kabelraden.nl). Dit is een onafhankelijke stichting die de programmaraden helpt bij hun werkzaamheden. Het belangrijkste doel is het ondersteunen van de programmaraden zodat zij hun wettelijke taak beter kunnen uitvoeren.

Op 9 oktober 2001 heeft het Commissariaat voor de Media de “Beleidsregels inzake afwijken door aanbieder van een omroepnetwerk van programmaraadsadvies” vastgesteld. Deze regels beogen vooraf inzicht te verschaffen in de procedure die zal worden gevolgd als verzoeken om bestuurlijke handhaving worden ingediend. Tevens wordt duidelijk gemaakt hoe zal worden getoetst of de redenen op grond waarvan is afgeweken van een advies, of bij navolging van het advies juist afgeweken had moeten worden, zwaarwegend zijn.

De beleidsregels zijn tot stand gekomen na consultatie van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) omdat zij mede bedoeld zijn om tot een heldere taakafbakening tussen de twee toezichthouders te komen. De bevoegdheid van het Commissariaat is beperkt tot beoordeling van geschillen met betrekking tot de samenstelling van het basispakket; OPTA is bevoegd te oordelen over de programma´s buiten het basispakket. Verder is o.m. afgesproken dat OPTA de gelegenheid heeft tijdens hoorzittingen het woord te voeren indien hij dat wenst en dat besluiten van het Commissariaat in ontwerp aan OPTA worden voorgelegd, zodat die desgewenst commentaar kan geven. Als in een zaak financieel-economische aspecten betrokken zijn, kan het Commissariaat bij toezending van de stukken een adviesaanvraag aan OPTA doen.

Het Commissariaat voor de Media heeft bij gelegenheid van de Conferentie Programmaraden op 19 januari 2001 een concept modelreglement gepresenteerd, dat zowel de samenstelling van de programmaraad als de totstandkoming en de inhoud van het advies van de programmaraad aan regels bindt. Na ontvangst en beoordeling van de reacties van betrokkenen (programmaraden, programma-aanbieders en kabelexploitanten) heeft het Commissariaat op 20 november 2001 het Modelreglement Programmaraden vastgesteld.

Bij de opstelling van het modelreglement heeft het Commissariaat als leidraad genomen dat het beter laten functioneren van een programmaraad meer gediend is met een sober toezicht op meerdere onderdelen tegelijk dan met een fors ingrijpen op één onderdeel. Een oordeel over het advies van een programmaraad speelt een rol bij verzoeken aan het Commissariaat tot bestuurlijke handhaving. Daarom is als uitgangspunt genomen dat de samenstelling van de programmaraad, de totstandkoming van het advies en de inhoud van het advies de ijkpunten moeten zijn.

Aldus wordt bereikt dat het advies zorgvuldig tot stand komt en voorts wordt op deze wijze een substantiële bijdrage geleverd aan een adequate besluitvorming van het Commissariaat. Aan de andere kant kunnen de programmaraden die het modelreglement hanteren zich, in een eventuele procedure in het kader van de handhaving van het bepaalde in artikel 82k van de Mediawet, verweren met een beroep op dat reglement.

Gelet op het bovenstaande is dit Reglement Programmaraad Hilversum in essentie gebaseerd op het modelreglement van het Commissariaat, met hier en daar een aanvulling of wijziging, met name in verband met de juridische positie van Hilversum als gevolg van de gemaakte afspraken met UPC, die gebaseerd zijn op de Overeenkomst (zie verder de toelichting op artikel 2.1). In hoofdstuk 2 zijn de artikelen 2.5 (zittingsduur), 2.6 (einde lidmaatschap) toegevoegd alsmede de hoofdstukken 3 en 4 om het reglement meer volledig te maken.

Tevens is gebruik gemaakt van het Reglement van Orde van de gemeenteraad van Hilversum (RvO) zoals vastgesteld op 7 juni 1995, nr. B.93.0 en werking getreden op 3 november 1995. In het reglement en de toelichting is de mannelijke persoonsvorm gebruikt, louter om de leesbaarheid te vergroten.

HOOFDSTUK 1 – Begripsbepalingen en relevante wetsartikelen

Deze in de bijlage bij dit reglement opgenomen wetsartikelen behoeven geen nadere toelichting.

HOOFDSTUK 2 – De Programmaraad

Artikel 2.1. Taak programmaraad

Bij gelegenheid van de verkoop van het omroepnetwerk zijn er tussen de gemeente Hilversum en de (nieuwe) kabelexploitant contractuele afspraken gemaakt met betrekking tot het uitzenden van programma’s via het omroepnetwerk. Voor zover deze afspraken niet in strijd zijn met het bepaalde terzake in de Mediawet, blijven deze onverkort van kracht.

In artikel 4.2 van de Overeenkomst (zie artikel 1.1) is o.m. bepaald dat “Voor de periode na 1 januari 1999 is, ongeacht de regeling die de nationale wetgever krachtens de Mediawet met betrekking tot het zgn. “basispakket zal treffen, voor alle abonnees (lees: alle aangeslotenen op het netwerk) minimaal een programmapakket beschikbaar met een omvang van 20 ”open” televisieprogramma´s (inclusief het wettelijke basispakket) en 40 radioprogramma´s (…).” Voorts zijn beide partijen overeengekomen dat “Met het oog op harmonisering van de doorgifte van radio- en televisieprogramma´s (…) treden partijen met elkaar in overleg over de overdracht van de hiervoor genoemde aanwijzingsbevoegdheid door de Gemeente aan de Stichting Algemene Programmaraad (APR).”

Nu het Commissariaat voor de Media bij de in de aanhef van dit reglement genoemde brief van 18 september 2001 de gemeente heeft opgedragen een eigen programmaraad in te stellen is overdracht van de aanwijzingsbevoegdheid aan de APR niet meer aan de orde. Omdat de PH slechts over een adviesbevoegdheid beschikt (zie artikel 82k, eerste lid, Mediawet) is overdracht van de aanwijzingsbevoegdheid aan de PH uitgesloten. Daarom behoudt de gemeente haar aanwijzingsbevoegdheid aan zichzelf. Hierbij zij opgemerkt dat de gemeente zich in beginsel bij de uitoefening van deze bevoegdheid zal laten leiden door het advies van de programmaraad.

Voor wat betreft de omvang van de adviesbevoegdheid van de PH wordt verder verwezen naar de brief van de gemeente d.d. 26 januari 2001 (kenmerk 00907.1) aan de kabelexploitant (UPC), waarin de afspraken worden bevestigd zoals vastgelegd in het document “Afspraken invulling exploitatieovereenkomst (CAI) tussen UPC en gemeente Hilversum.” In dit document is onder ad-1, afspraak 2, overeengekomen dat het bestaande analoge programmapakket van 32 TV- en 40 radiokanalen tot 1 juli 2006 ongewijzigd zal worden gehandhaafd (status-quo), behalve indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen.

Artikel 2.2. Samenstelling programmaraad

Hoewel artikel 82m, tweede lid, voorlaatste volzin, van de Mediawet aangeeft dat de gemeenteraad de omvang van de programmaraad bepaalt, acht het Commissariaat een representatieve samenstelling niet aanwezig te zijn met minder dan zeven leden. Het lid van de programmaraad is representatief voor de belangrijkste in het exploitatiegebied voorkomende maatschappelijke , culturele, godsdienstige en geestelijke stromingen. Hij vertegenwoordigt nadrukkelijk niet de gemeente.

De programmaraad beschikt als geheel over voldoende kennis van de informatiebehoeften van bevolkings- en leeftijdsgroepen van verschillende omvang en samenstelling binnen het kijk- en luisterpubliek.

Artikel 2.3. Openbare bekendmaking

Deze bepaling behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 2.4. Benoeming leden programmaraad

De handhaving van de continuïteit in de samenstelling van de programmaraad is gediend met het steeds in samenspraak tussen de gemeenteraad en de programmaraad benoemen van een lid.

De programmaraad dient een redelijke afspiegeling te zijn van de bevolking in de gemeente naar leeftijd, sekse, etnische en culturele achtergrond.

De Mediawet heeft de minimumleeftijd waarop men lid kan zijn van een omroepvereniging vastgesteld op 16 jaar en om die reden heeft het Commissariaat deze leeftijd overgenomen.

In het vierde lid wordt een limitatief aantal betrekkingen genoemd die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van de programmaraad. Hiermee wordt artikel 82l , derde en vierde lid, gevolgd.

Artikel 2.5. Zittingsperiode

In artikel 82.l, zesde lid van de Mediawet wordt een zittingstermijn van vier jaar genoemd voor de leden van de programmaraad met de mogelijkheid van een eenmalige herbenoeming voor dezelfde periode.

Met het oog op de continuïteit en ter voorkoming van verlies van opgebouwde ervaring en deskundigheid lijkt het raadzaam dat de programmaraad een rooster van aftreden vaststelt. Hierbij wordt opgemerkt dat wijziging van het rooster niet kan meebrengen dat een zittend lid tegen zijn wil aftreedt vóór het verstrijken van de termijn waarvoor hij is benoemd.

Een tussentijds benoemd lid treedt af op het moment waarop volgens het rooster degene in wiens plaats hij is benoemd, zou zijn afgetreden. In geval van een vacature geschiedt de benoeming van een nieuw lid door de gemeenteraad na voorafgaand overleg met de programmaraad. De vacaturevervulling binnen 6maanden is wettelijk voorgeschreven en gezien de adviesfrequentie voldoende adequaat en vormt geen bedreiging voor de representativiteit.

In het derde lid is bepaald dat in geval van een (of meerdere) vacature(s) de programmaraad toch volledig bevoegd blijft zijn adviestaak te vervullen (zie verder de toelichting bij artikel 2.7).

Artikel 2.6. Einde lidmaatschap

Wanneer een lid niet meer voldoet aan één van de vereisten voor het lidmaatschap als bedoeld in artikel 2.4, houdt hij van rechtswege op lid te zijn. Wanneer een lid een van de vereisten verliest, dient hij daarvan kennis te geven aan de gemeenteraad, met vermelding van de reden.

Artikel 2.7. Totstandkoming advies programmaraad

Algemeen

In deze bepaling worden de procedure en spelregels beschreven die betrekking hebben op het verloop van de vergadering (voorbereiding, de orde tijdens de vergadering en de procedures bij stemmingen etc). Op deze wijze kan een ieder waarnemen en controleren of het advies op een zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. In artikel 82n van de Mediawet staan regels welke in elk geval in acht moeten worden genomen. Aanbevolen wordt dat de programmaraad, met inachtneming van dit artikel, een eigen reglement van orde (huishoudelijk reglement) voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vaststelt. Het Reglement van Orde (RvO) van de gemeenteraad van Hilversum zou hierbij als leidraad kunnen dienen.

Gedachtewisseling (lid 7)

Het is van groot belang dat de programma-aanbieder individueel wordt uitgenodigd voor de vergadering waarin over zijn aanvraag tot toelating tot het programmapakket wordt beslist. Ter voorkoming dat “het woord voeren” en “spreektijd” wordt uitgelegd als het louter door de leden van de programmaraad aanhoren van hetgeen de programma-aanbieder te zeggen heeft is de term “gedachtewisseling” opgenomen.

Vergaderquorum (lid 9)

In het eerste lid wordt bepaald dat er niet vergaderd kan worden als niet tenminste de helft van het aantal zitting hebbende leden vertegenwoordigd is. Onder “zitting hebbende leden” wordt verstaan het wettelijk aantal leden (is 9, zie artikel 2.2, tweede lid) minus het aantal vacatures. Dit zgn. vergaderquorum (zie art 13 RvO gemeenteraad) hoeft alleen aanwezig te zijn bij het begin van de vergadering (betekent bijv. bijhouden van een presentielijst). De vergadering kan daarna worden voortgezet ook al komt het aantal leden beneden het quorum, tenzij het op besluitvorming aankomt. Blijkens deze bepaling dient voor beraadslaging en het nemen van besluit over een uit te brengen advies ten minste de helft plus één van de zittinghebbende leden aanwezig te zijn. Als het vereiste aantal leden bij de aanvang van de vergadering niet aanwezig is kan er dus niet worden vergaderd en zal een nieuwe vergadering moeten worden belegd.

Van een vacature is sprake als het wettelijk aantal plaatsen in de programmaraad nog niet is bezet door onherroepelijk tot het lidmaatschap toegelaten personen.

Artikel 2.8. Openbare en Besloten vergadering; Geheimhouding

Uitgangspunt is dat de vergaderingen openbaar dienen te zijn. Denkbaar is dat in voorkomende gevallen er behoefte is aan de mogelijkheid de openbaarheid te beperken. Met name om de kabelexploitant in de gelegenheid te stellen bedrijfsvertrouwelijke gegevens aan de programmaraad te overleggen. Indien de vergadering openbaar is dan dienen consumenten/burgers/ aangeslotenen op het omroepnetwerk in de gelegenheid te worden gesteld in te spreken. De voorgestelde procedure is ontleend aan hoofdstuk VII van het RvO gemeenteraad.

Artikel 2.9. Inhoud advies programmaraad

De bij het Commissariaat ingediende verzoeken tot bestuurlijke handhaving van het bepaalde in artikel 82k van de Mediawet hebben uitgewezen dat het, met betrekking tot de bevoegdheid van het Commissariaat, van belang is dat de programmaraad in zijn advies aangeeft welke programma’s het wettelijk minimumpakket omvat en welke de overige programma’s, bedoeld in artikel 82k, tweede lid, van de Mediawet, zijn. Bovendien moet nadrukkelijk uit het advies naar voren komen op basis van welke overwegingen het totale programmapakket is samengesteld zoals het is samengesteld.

Als gevolg van de gemaakte afspraken tussen de gemeente en UPC is in het analoge standaardpakket het basispakket niet nader ingevuld. Dit is wel noodzakelijk, gelet op de bevoegdheidsverdeling tussen het Commissariaat (dat alleen toeziet op het basispakket) en OPTA (die toeziet op de overige programma´s).

Hier ligt een eerste belangrijke taakopdracht voor de Hilversumse programmaraad.

Artikel 2.10. Vaststelling en openbaarmaking advies programmaraad

De publicatie van het voorlopige advies, en de toezending daarvan aan de programma-aanbieders, verleent betrokkenen op eenvoudige wijze de gelegenheid om hun zienswijze kenbaar te maken aan de programmaraad, zonder dat laatstgenoemde verplicht is om met elke wens ook daadwerkelijk rekening te houden.

Bij lokale of regionale media moet niet alleen gedacht worden aan dagbladen en huis-aan-huis bladen. Ook het gemeentelijke publicatieblad, een eigen website, de website van de gemeente en het informatiekanaal van de kabelexploitant komen voor openbaarmaking van het advies in aanmerking.

Artikel 2.11. Geldigheidsduur advies programmaraad

In den lande is het inmiddels staand gebruik dat de programmaraad jaarlijks een advies uitbrengt.

De termijn van maximaal 3 jaar genoemd in deze bepaling, die overigens letterlijk is overgenomen uit het modelreglement van het Commissariaat van de Media, biedt de mogelijkheid aan te sluiten bij de afspraak het huidige programmapakket van 32 TV- en 40 radioprogramma´s tot het evaluatiemoment van 1 juli 2006 ongewijzigd te laten (handhaven status-quo, zie ook de toelichting bij artikel 2.1).

Als gevolg van de gemaakte afspraken is de adviesbevoegdheid van de PH beperkt, in die zin dat de PH de komende periode, die in verband met het geplande evaluatiemoment van het cai-verkoopcontract als een overgangsfase dient te worden beschouwd, zijn adviestaak zal kunnen vervullen als er zich onvoorziene omstandigheden voor doen.

Volgens het modelreglement kan bijvoorbeeld van onvoorziene omstandigheden sprake zijn indien meerdere programma-aanbieders ophouden hun programma voor uitzending aan te bieden, omroepnetwerken worden gekoppeld, al dan niet als gevolg van een gemeentelijke herindeling, waarop verschillende programmaraad-adviezen van toepassing zijn of dat nieuwe dan wel wijziging van wetgeving aan de orde is.

Daar waar in het reglement sprake is van advies wordt steeds bedoeld het integrale advies van de programmaraad dat betrekking heeft op alle uit te zenden radio- en televisieprogramma’s. Indien gedurende de looptijd van het advies één programma-aanbieder ophoudt zijn programma voor uitzending aan te bieden is het volgens het Commissariaat niet in strijd met de wet het advies op één onderdeel te wijzigen. De thans bij een aantal programmaraden, tegelijk met het advies, opgestelde reservelijst biedt in deze gevallen uitkomst.

Opgemerkt wordt dat de PH gedurende de overgangsfase ook nog op andere zinvolle wijze zijn taak kan vervullen. De PH kan zich inwerken, kennis vergaren door eventueel cursussen te volgenbij kabelraden.nl , het landelijke kenniscentrum voor de programmaraden, opbouwen van netwerken etc.

HOOFDSTUK 3 – Algemene bepalingen

Artikel 3.1. Informatie en jaarverslag

Leden van de programmaraad verrichten hun taak als vertegenwoordiger van de Hilversumse bevolking. Het is dan ook vanzelfsprekend dat de PH verantwoording aflegt voor de uitgevoerde werkzaamheden en tevens alle inlichtingen verschaft die voor alle belanghebbenden van belang kunnen zijn. Het opstellen van een jaarverslag is daarvoor een goed middel en heeft mogelijk als bijkomend voordeel dat de betrokkenheid van de burgers bij het programma-aanbod en de media in het algemeen mogelijk wordt vergroot.

Artikel 3.2. Werkbudget

Nu de gemeenteraad de programmaraad instelt en de leden benoemt ligt het voor hand dat de gemeente ook voorziet in de financiën die voor een goede taakuitoefening noodzakelijk zijn. Indien de kabelexploitant de financiering voor haar rekening zou nemen, zou al snel de onafhankelijkheid van de programmaraad en zijn adviezen onderwerp van discussie kunnen worden. Vooral een beginnende programmaraad zou wellicht, vanwege onervarenheid en kennisachterstand, een gemakkelijk beïnvloedbare partij voor de kabelexploitant kunnen zijn. Opgemerkt wordt dat het werkbudget niet alleen betrekking heeft op de facilitaire zaken, maar er ook om financiële bijstand gevraagd kan worden voor het voeren van mogelijke juridische (beroeps)procedures.

Artikel 3.3. Vergoeding

Op dit moment (situatie 2004) bedraagt de vergoeding € 79,04 per vergadering.

HOOFDSTUK 4 - SLOTBEPALINGEN

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting