Regeling vervallen per 01-05-2022

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (Mandaatbesluit gemeente Hoeksche Waard voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid)

Geldend van 06-07-2019 t/m 30-04-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (Mandaatbesluit gemeente Hoeksche Waard voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard,

gelet op

  • afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid;

besluit

vast te stellen:

het Mandaatbesluit gemeente Hoeksche Waard voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit en daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • c.

    directeur: de directeur van de Omgevingsdienst, bedoeld in artikel 23 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid;

  • d.

    gemeente: de gemeente Hoeksche Waard;

  • e.

    medewerkers: functionarissen werkzaam bij de Omgevingsdienst. Hieronder worden verstaan zij die zijn aangesteld krachtens publiekrecht, zij met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is aangegaan en zij die op basis van een overeenkomst van opdracht bij de Omgevingsdienst werkzaam zijn;

  • f.

    Omgevingsdienst: het openbaar lichaam Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, bedoeld in artikel 2 van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid Holland Zuid.

Artikel 2 Mandaat

  • 1. Aan de directeur wordt mandaat verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende mandaatlijst.

  • 2. Mandaten kunnen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van besluiten die voortvloeien uit of verband houden met een ander besluit waartoe de directeur bevoegd is krachtens dit mandaatbesluit.

  • 3. Indien ten gevolge van wijziging van wet- en regelgeving bevoegdheden, als bedoeld in de bij dit besluit behorende mandaatlijst gaan strekken ter uitvoering van andere wet- en regelgeving dan waarvan zij ten tijde van het in werking treden van dit besluit strekten, dan wel indien in de uitoefening ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de bevoegdheden zoals genoemd in de bij dit besluit behorende mandaatlijst, die aan de Omgevingsdienst zijn opgedragen.

Artikel 3 Ondermandaat

  • 1. De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, eerste lid, in ondermandaat opdragen aan medewerkers van de Omgevingsdienst.

  • 2. Artikel 2, tweede en derde lid en artikelen 4 tot en met 7 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 4 Volmacht en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit wordt, voor zover van toepassing en in verband met de activiteiten waarvoor mandaat is verleend, met mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht om privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten en machtiging om handelingen te verrichten die een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.

Artikel 5 Kaders en beleid

  • 1. De directeur betrekt bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden het beleid van het college ter zake, alsmede de door de gemeenteraad van de gemeente vastgestelde kaders.

  • 2. De directeur neemt bij de aan hem in mandaat opgedragen bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van het college in acht, als bedoeld in artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het college treedt bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de Omgevingsdienst inzake uitvoeringsaspecten indien dat beleid raakt aan de taken en bevoegdheden die de Omgevingsdienst uitvoert.

  • 3. Het college zendt de directeur alle benodigde informatie noodzakelijk voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid.

  • 4. Indien de directeur in afwijking van het bepaalde in het eerste lid wenst te besluiten, treedt hij hierover in overleg met het college.

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1. Een ieder aan wie bij of krachtens dit besluit mandaat of ondermandaat is verleend informeert het college bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de directeur een aan de uitoefening van de bevoegdheid voorafgaande informatieplicht en een signaleringsplicht jegens het college indien de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid voor het college naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de gemeente aansprakelijk zal worden gesteld of anderszins aangesproken zal worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur alle benodigde informatie en voert hij overleg met het college alvorens de bevoegdheden bedoeld in artikel 2 uit te oefenen.

Artikel 7 Ondertekening

  • 1. Indien een brief wordt ondertekend of een besluit wordt genomen bij of krachtens dit mandaatbesluit, wordt bij de ondertekening aangegeven dat dit namens het college is gedaan.

  • 2. Indien een document wordt ondertekend krachtens volmacht vindt ondertekening plaats namens de gemeente Hoeksche Waard als rechtspersoon.

Artikel 8 Slotbepalingen

  • 1. Met ingang van de dag van inwerkingtreding van dit besluit wordt ingetrokken het Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Binnenmaas, het Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Cromstrijen, het Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Korendijk, het Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Oud-Beijerland, het Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ 2014 gemeente Strijen en alle bijbehorende wijzigingsbesluiten. Tevens worden ingetrokken het 'Mandaatbesluit Omgevingsdienst ZHZ inzake Wet geluidhinder en Besluit Geluidhinder' van de genoemde gemeenten, met bijbehorende wijzigingsbesluiten.

  • 2. Dit besluit wordt, overeenkomstig artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bekendgemaakt in het Gemeenteblad van de gemeente Hoeksche Waard en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

  • 3. Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit gemeente Hoeksche Waard voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard op 11 juni 2019.

De secretaris,

B.W. Silvis – de Heer

De burgemeester,

G. Veldhuijzen

Bijlage 1 MANDAATLIJST als bedoeld in artikel 2 van het Mandaatbesluit gemeente Hoeksche Waard voor de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid

Bevoegdheden

Toelichting/voorwaarden

ALGEMEEN

1.

Het uitoefenen van proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures.

Betreft proceshandelingen in bestuursrechtelijke procedures zoals het voeren van verweer indien het besluit in mandaat is genomen door de directeur of een onder zijn verantwoordelijkheid vallende medewerker en het vragen van uitstel van behandeling van bezwaar- en beroepszaak.

2.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om het college te vertegenwoordigen in bestuursrechtelijke procedures.

3.

De bevoegdheid tot het machtigen van medewerkers om namens het college binnen de grenzen van het geschil en het daarmee gepaarde gaande financiële belang, mee te werken aan finale geschillenbeslechting en toezeggingen ten aanzien daarvan te doen.

Betreft de werkwijze 'Nieuwe zaaksbehandeling'. Afstemming vindt plaats met de gemeente.

4.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

  • a.

    artikel 4:5 en 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het niet behandelen van een aanvraag en het afdoen van een nieuwe aanvraag na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking;

  • b.

    artikel 4:7 en 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht inzake het horen van de aanvrager en de belanghebbende;

  • c.

    afdeling 4.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de beslistermijn;

  • d.

    titel 4.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake bestuursrechtelijke geldschulden, m.u.v. afdeling 4.4.4 van de Algemene wet bestuursrecht (aanmaning en invordering bij dwangbevel);

  • e.

    artikel 8:29, artikel 8:51a, 8:51b8:51c, 8:80a en 8:80b van de Algemene wet bestuursrecht inzake geheimhouding, de bestuurlijke lus en tussenuitspraak;

  • f.

    afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de uniforme openbare voorbereidingsprocedure.

5.

De bevoegdheid tot het aanvragen en verantwoorden van subsidies, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, op basis van regelingen van andere overheidsorganen, het Rijk en de Europese Unie, alsmede het aangaan van uitvoeringsovereenkomsten ter verkrijging van deze subsidies.

Mits en voor zover de vertegenwoordiger van de gemeente in het algemeen bestuur heeft aangegeven akkoord te gaan met het aanvragen van de betreffende subsidie namens zijn gemeente in het geval sprake is van de uitvoering van programmataken, als bedoeld in artikel 4, eerste lid van de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid.

6.

Het uitoefenen van de bevoegdheden op grond van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Omvat mede het, voorafgaand aan het vragen van advies aan het Landelijk Bureau Bibob, uit te voeren eigen onderzoek, alsmede het nemen van besluiten op grond van artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

In afstemming met de gemeente.

7.

Het uitoefenen van bevoegdheden op grond van de Wet openbaarheid van bestuur.

Het mandaat omvat zowel de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot passieve openbaarmaking (artikel 3 van de Wet openbaarheid van bestuur), als tot het nemen van besluiten en het verrichten van handelingen strekkend tot actieve openbaarmaking (artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur).

VERGUNNINGVERLENING

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

8.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en procedurehandelingen in het kader van voorbereidingsprocedures op grond van hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Dit betreft de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht juncto artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht.

9.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten over, op grond van wet- en regelgeving vergunningvoorschriften, te overleggen meldingen, rapportages en soortgelijke documenten.

Wet milieubeheer

10.

De bevoegdheid tot het in behandeling nemen en beoordelen van meldingen en het nemen van besluiten ingevolge het gestelde bij of krachtens de artikelen in paragraaf 8.1 van de Wet milieubeheer.

11.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer inzake milieueffectrapportage, in het kader van een vergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Betreft de procedurestappen, het advies reikwijdte en detailniveau milieueffectrapportageprocedure (m.e.r.) en het besluit m.e.r.-beoordeling.

Waterwet

12.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten ingevolge artikel 3.8 van de Waterwet inzake het zorgdragen voor de met het oog op een doelmatig en samenhangend waterbeheer benodigde afstemming van taken en bevoegdheden, voor zover het betreft de indirecte lozingen van inrichtingen.

Betreft de samenwerking met de waterbeheerder bij het stellen van voorschriften voor indirecte lozingen bij inrichtingen.

Wet vervoer gevaarlijke stoffen

13.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 29 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen inzake het verlenen van ontheffing als bedoeld in artikel 28 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.

Besluit bodemkwaliteit

14.

Het toetsen van meldingen inzake het toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen als bedoeld in het Besluit bodemkwaliteit.

Besluit lozen buiten inrichtingen

15.

Het in ontvangst nemen en behandelen van een melding als bedoeld in artikel 1.10 en 1.10a van het Besluit lozen buiten inrichtingen, alsmede de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van hoofdstuk 3 en 3a van dat besluit.

Vuurwerkbesluit

16.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van het Vuurwerkbesluit inzake het stellen, wijzigen, aanvullen en intrekken van maatwerkvoorschriften.

Bouwbesluit 2012

17.

De bevoegdheid tot het in ontvangst nemen van een sloopmelding op grond van artikel 1.26 Bouwbesluit 2012 voor het bedrijfsmatig verwijderen van asbest en het stellen van nadere voorwaarden na een ingediende sloopmelding op grond van artikel 1.29 Bouwbesluit 2012

TOEZICHT EN HANDHAVING

18.

De bevoegdheid tot het aanwijzen van medewerkers belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

  • a.

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten;

  • b.

    het Vuurwerkbesluit.

19.

Het voeren van correspondentie in het kader van toezicht en handhaving, waaronder in ieder geval begrepen:

  • -

    een bezoekbevestigingsbrief;

  • -

    een constateringsbrief;

  • -

    een voorwaarschuwingsbrief;

  • -

    een vooraankondiging last onder bestuursdwang of last onder dwangsom of hoorbrief;

  • -

    vorderingen om informatie in het kader van de controle op de naleving van regelgeving, alsmede de reacties op de in dit kader toegezonden informatie (artikel 5.16 Algemene wet bestuursrecht).

20.

De bevoegdheid tot het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens:

  • a.

    de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de in artikel 5.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht genoemde wetten, juncto 5.2 van die wet;

  • b.

    het Vuurwerkbesluit.

Een ongewoon voorval als bedoeld in hoofdstuk 17 van de Wet milieubeheer wordt zo spoedig mogelijk doorgemeld aan de burgemeester van de gemeente.

Het mandaat omvat tevens de bevoegdheid tot het uitoefenen van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 92 van de Woningwet en paragraaf 1.7 van het Bouwbesluit 2012 met betrekking tot het bedrijfsmatig verwijderen van asbest.

21.

De bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van:

  • a.

    de afdelingen 5.3.1 en 5.3.2 van Titel 5.3 (Herstelsancties) van de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet;

  • b.

    de Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 125 van de Gemeentewet op verzoeken van derden om handhavend op te treden;

  • c.

    de artikelen 5.14 tot en met 5.18 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht inzake het opleggen van de last onder bestuursdwang en de last onder dwangsom.

Het opleggen van een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang geschiedt in afstemming met de gemeente.

OVERIG (GELUIDSANERING)

22.

Het schriftelijk op de hoogte stellen van de eigenaren en bewoners van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen dat van overheidswege wordt overwogen geluidwerende voorzieningen aan te brengen (artikel 6.3 Besluit geluidhinder).

23.

Het doen van een verzoek aan de eigenaren en bewoners van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen om binnen drie weken na de in artikel 6.3 bedoelde schriftelijke mededeling, schriftelijk toestemming te verlenen tot het uitvoeren van een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek (artikel 6.4, eerste lid, Besluit geluidhinder).

24.

Het doen van een schriftelijke mededeling aan de betreffende eigenaren en bewoners dat geen akoestisch en bouwtechnisch onderzoek kan worden uitgevoerd, tenzij deze schriftelijke toestemming binnen twee weken alsnog wordt verleend, indien de in het eerste lid van artikel 6.4 bedoelde toestemming niet volledig, niet binnen de gestelde termijn of niet voor de gehele woning of het ander geluidsgevoelige gebouw is verleend (artikel 6.4, tweede lid, Besluit geluidhinder).

25.

Het doen van een schriftelijke mededeling aan de betreffende eigenaren en bewoners dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht indien ook de in het tweede lid van artikel 6.4 bedoelde toestemming niet volledig, niet binnen de gestelde termijn of niet voor de gehele woning of het andere geluidsgevoelige gebouw is verleend (artikel 6.4, derde lid, Besluit geluidhinder).

26.

Het instellen van een akoestisch en bouwtechnisch onderzoek indien de in artikel 6.4, eerste of tweede lid, bedoelde toestemming is verleend (artikel 6.5 Besluit geluidhinder).

Het onderzoek resulteert in ieder geval in:

  • a.

    een opgave van de geluidsgevoelige ruimten;

  • b.

    een inventarisatie van de benodigde bouwtechnische gegevens;

  • c.

    een opgave van de benodigde geluidwerende voorzieningen;

  • d.

    een raming van de kosten voor de overheid, en

  • e.

    een raming van de eventuele kosten voor de eigenaar.

27.

Het schriftelijk op de hoogte stellen van de eigenaren van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen ten aanzien waarvan uit het in artikel 6.5 bedoelde onderzoek blijkt dat de volgende extra voorzieningen moeten worden getroffen:

  • a.

    extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen van de woning met de geluidweringvoorschriften ingevolge de Woningwet 1962 of de Woningwet;

  • b.

    extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen van de woning met de technische voorschriften van hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit 2003, voor zover het betreft geluidsgevoelige ruimten of de bereikbaarheid daarvan;

  • c.

    extra voorzieningen met betrekking tot het in overeenstemming brengen van het andere geluidsgevoelige gebouw met de technische voorschriften van hoofdstuk 3 van het Bouwbesluit 2003, voor zover het betreft geluidsgevoelige ruimten of de bereikbaarheid daarvan;

  • d.

    voorzieningen met betrekking tot het opheffen van gebreken en van achterstallig onderhoud (artikel 6.6, eerste lid, Besluit geluidhinder).

28.

Het doen van een verzoek aan de betreffende eigenaren binnen drie weken na ontvangst van deze schriftelijke mededeling, om schriftelijk te verklaren dat zij zich verplichten, om binnen een door het bevoegd gezag gestelde termijn, voorafgaand aan het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen de extra voorzieningen, bedoeld in het eerste lid, aan te brengen, tenzij toepassing wordt gevraagd van artikel 6.7, eerste lid (artikel 6.6, tweede lid, Besluit geluidhinder).

29.

Het doen van een schriftelijke mededeling aan de betreffende eigenaren dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht, tenzij de schriftelijke verklaring binnen twee weken alsnog wordt afgegeven, indien de in het tweede lid bedoelde schriftelijke verklaring niet volledig, niet binnen de gestelde termijn of niet voor de gehele woning is verleend (artikel 6.6, derde lid, Besluit geluidhinder).

30.

Het doen van een schriftelijke mededeling aan de betreffende eigenaren dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht, indien de verklaring ook binnen de in het derde lid gestelde termijn niet volledig, niet binnen de gestelde termijn of niet voor de gehele woning is afgegeven (artikel 6.6, vierde lid, Besluit geluidhinder).

31.

Het - bij het geven van de verklaring als bedoeld in artikel 6.6 - in ontvangst nemen van een verzoek van de eigenaar dat het treffen van de extra voorzieningen, bedoeld in artikel 6.6, eerste lid, en het van overheidswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen, gelijktijdig plaatsvindt, alsmede het aan dit verzoek gevolg geven (artikel 6.7, eerste lid). Bij toepassing van het eerste lid blijven de kosten van het aanbrengen van de extra voorzieningen, bedoeld in artikel 6.6, eerste lid, voor rekening van de betreffende eigenaar (artikel 6.7, tweede lid, Besluit geluidhinder).

32.

Het doen van een aanbod met betrekking tot de aan te brengen geluidwerende voorzieningen en, indien toepassing wordt gevraagd van artikel 6.6, eerste lid, een voorstel voor een overeenkomst met betrekking tot het aanbrengen van de extra voorzieningen, bedoeld in artikel 6.6, eerste lid, aan de eigenaren van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, die op basis van het in artikel 6.5 bedoelde akoestisch en bouwtechnisch onderzoek voor het van overheidswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen in aanmerking komen (artikel 6.8, eerste lid, Besluit geluidhinder).

33.

Het doen van een mededeling aan de betreffende eigenaren wanneer de geluidwerende voorzieningen naar verwachting zullen worden aangebracht (artikel 6.8, tweede lid, Besluit geluidhinder).

34.

Indien geen toepassing wordt gegeven van artikel 6.7, eerste lid: het doen van een aanbod, bedoeld in het eerste lid, onder a, onder de voorwaarde dat de extra voorzieningen door de eigenaar worden aangebracht binnen de door het bevoegd gezag gestelde termijn, voorafgaand aan het aanbrengen van de geluidwerende voorzieningen (artikel 6.8, derde lid, Besluit geluidhinder).

35.

Het schriftelijk op de hoogte stellen van de eigenaren van de woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen, die op basis van het in artikel 6.5 bedoelde akoestisch en bouwtechnisch onderzoek voor het van overheidswege aanbrengen van geluidwerende voorzieningen niet in aanmerking komen (artikel 6.8, vierde lid, Besluit geluidhinder).

36.

Het doen van een verzoek aan de eigenaren, bedoeld in artikel 6.8, eerste lid, om binnen drie weken na ontvangst van het aanbod en, indien van toepassing, de overeenkomst, door middel van ondertekening schriftelijk te verklaren dat:

  • a.

    zij voor alle geluidsgevoelige ruimten waar het aanbod betrekking op heeft, instemmen met de voorgestelde geluidwerende voorzieningen en toestemming geven tot het aanbrengen van de voorgestelde geluidwerende voorzieningen;

  • b.

    zij zich verbinden tot het aanbrengen van de extra voorzieningen, bedoeld in artikel 6.6, eerste lid;

  • c.

    indien toepassing is verzocht van artikel 6.7, eerste lid, zij zich verbinden tot het betalen van de kosten die verband houden met het gelijktijdig aanbrengen van de extra voorzieningen (artikel 6.9, eerste lid, Besluit geluidhinder).

37.

Indien de in het eerste lid van artikel 6.9 bedoelde ondertekening niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden: het doen van een schriftelijke mededeling aan de betreffende eigenaren dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht, tenzij de ondertekening binnen twee weken na ontvangst van deze mededeling alsnog plaatsvindt (artikel 6.9, tweede lid, Besluit geluidhinder).

Indien de verklaring ook niet binnen de in het tweede lid gestelde termijn heeft plaatsgevonden: het doen van een schriftelijke mededeling aan de betreffende eigenaren dat geen geluidwerende voorzieningen worden aangebracht (artikel 6.9, derde lid Besluit geluidhinder).

38.

Het doen uitvoeren van het/de door de gemeente vastgestelde projectvoorstel(len) inzake de uitvoering en begeleiding van geluidsanering door gevelmaatregelen.

39.

Het namens de gemeente sluiten van overeenkomsten tussen de eigenaren/bewoners en de gemeente inzake de woningen die wel in aanmerking komen voor gevelmaatregelen.

40.

Het verzorgen van de aanbestedingsprocedure, het verstrekken van opdrachten aan de aannemer en het al dan niet voldoen van de facturen van de aannemer, een en ander conform het gemeentelijke aanbestedingsbeleid en de tussen de gemeente en Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid gemaakte afspraken.