Beleidsregel kledinginzameling

Geldend van 01-01-2003 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel kledinginzameling

Om te voorkomen dat burgers binnen korte tijd geconfronteerd worden met meerdere verzoeken om gebruikte kleding zijn criteria opgesteld op basis waarvan wordt beoordeeld of vergunning kan worden verleend.

Bij de vergunningverlening wordt met ingang van 1 januari 2003 als uitgangspunt het advies van het Centraal Bureau Fondsenwerving gehanteerd. De aanvrager moet in het bezit zijn van een positief advies van het CBF met uitzondering van de lokale instellingen. Bovendien moeten de aanvragen tijdig binnen zijn d.w.z. vóór 1 oktober voorafgaande aan het jaar waarin de inzameling wordt gehouden en mogen maximaal 4 inzamelingen per jaar per kern gehouden worden, waarbij 1 kledinginzameling per kwartaal mag plaatsvinden.

Bij de vergunningverlening worden de navolgende criteria gehanteerd:

  • a.

    er wordt voorrang verleend aan aanvragers die een lokaal belang dienen, met andere woorden in hoeverre komt de opbrengst van de kledinginzameling ten goede aan de lokale gemeenschap en/of verenigingsleven etc. Hierbij geldt in principe dat aanvragen vanuit de eigen kern voorrang hebben op aanvragen die vanuit een andere kern binnenkomen.

  • b.

    regionale inzamelaars hebben voorrang op landelijke inzamelaars, mits de opbrengst van de inzameling ten goede komt aan de lokale gemeenschap en/of verenigingsleven. Voor de regionale kledinginzamelaars dienen de CBF-criteria zoals hiervoor vermeld te worden gehanteerd.

  • c.

    de vergunningverlening aan de regionale/landelijke aanvragers gebeurt d.m.v. een roulatiesysteem d.w.z. dat bij het toekennen van de vergunning instellingen dienen te voldoen aan de beoordelingscriteria van het CBF en een zo hoog mogelijk rendement weten te behalen. (N.B. Het hanteren van dit systeem kan inhouden dat een aanvrager meerdere jaren achtereen voor een vergunning in aanmerking komt, omdat hij voldoet aan de CBFcriteria en het hoogste rendement behaalt.)

  • d.

    wanneer toepassing van de bovenstaande criteria onvoldoende schifting tot gevolg heeft, dan dient als laatste de datum van ontvangst van het verzoek om vergunning de doorslag te geven. Hierbij zij aangetekend dat alleen die vergunningen in behandeling worden genomen die worden ingediend vóór 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het jaar van inzameling.

Kern van het voorgestelde beleid is, lokaal boven regionaal en regionale aanvragen gaan voor landelijke inzamelaars. Gevolg van het voorgaande beleid is voorts dat met ingang van 1 januari 2003 afgestapt wordt van doorlopende vergunningen en dat iedere belanghebbende een verzoek om vergunning moet indienen, die beoordeeld wordt op basis van hiervoor genoemde criteria.