Regeling vervallen per 30-01-2011

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 29-01-2011

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009

De raad van de gemeente Hof van Twente;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel d en 36 van de Wet werk en bijstand,

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van langdurigheidstoeslag aan personen van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen;

besluit:

vast te stellen de navolgende Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand

  • b.

    referteperiode: een periode van 60 maanden voorafgaand aan de peildatum.

  • c.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat.

  • d.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 Uitvoering

De uitvoering van deze verordening berust bij het college van burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag

Artikel 3 Langdurig, laag inkomen

Aan de in artikel 36, eerste lid, van de wet gestelde voorwaarde van het hebben van een langdurig, laag inkomen is voldaan als gedurende referteperiode het inkomen niet uitkomt boven 120 procent van de bijstandsnorm.

Artikel 4 Hoogte van de langdurigheidstoeslag

  • 1. De langdurigheidstoeslag bedraagt per jaar:

    • a.

      voor gehuwden € 486,00;

    • b.

      voor een alleenstaande ouder € 436,00;

    • c.

      voor een alleenstaande € 341,00.

    (De genoemde bedragen gelden per 1 januari 2008 en indexering vindt plaats per 1 januari 2009, waarbij de bedragen op hele euro’s worden afgerond)

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid is de situatie op de peildatum bepalend.

  • 3. Indien één van de gehuwden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komt de rechthebbende echtgenoot in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hem als alleenstaande of alleenstaande ouder zou gelden.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gehuwdennorm per 1januari van dat jaar en de gehuwdennorm van het daar aan voorafgaande jaar. De normbedragen worden afgerond op hele bedragen.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand 2009.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hof van Twente d.d. 16 december 2008.
De raad van de gemeente Hof van Twente,
de griffier, de voorzitter,
A.W. Averink, H. Kok

Toelichting

ALGEMENE TOELICHTING

Decentralisatie langdurigheidstoeslag

Op 1 januari 2009 treedt het wetsvoorstel in werking waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten.

Op grond van de nieuwe bevoegdheden van de gemeente, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid.

Wettelijke grondslag

Op grond van artikel 8, lid 1 onderdeel d. WWB dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig, laag inkomen, zoals die in artikel 36 lid 1 WWB worden gebruikt.

Geen ambtshalve verstrekking

In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.

Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in deWWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan is een definitie gegeven in deze verordening.

Met betrekking tot het begrip ‘inkomen’ is een van de WWB afwijkende definitie opgenomen. Nu de wetgever de gemeenteraad opdracht gegeven om in de verordening regels te geven met betrekking tot het begrip ‘langdurig, laag inkomen’, is de gemeenteraad bevoegd om dit begrip voor de toepassing van artikel 36 lid 1 WWB nader te definiëren. Met de gebruikte definitie wordt aangesloten bij de in de bestaande uitvoeringspraktijk gehanteerde (en ook door de wetgeverbedoelde) invulling van het begrip inkomen in artikel 36 lid 1 WWB (tekst tot 1-1-2009), doch wordt de wettechnische imperfectie weggenomen.

Artikel 2

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 3

De referteperiode is het tijdvak waarin men een inkomen op het bijstands(plus) niveau moet hebben ontvangen om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag.De referteperiode bedroeg op grond van het oude artikel 36 WWB 5 jaar.

Ook voorlopig wordt gekozen voor deze termijn. Handhaving van de referteperiode van 5 jaar betekent een voortzetting van het bestaande beleid. Dit houdt in dat de minima er door deze maatregel niet op achteruitgaan. Anderzijds is het zo dat de huidige doelgroep niet wordt uitgebreid tengevolge van wijziging van de referteperiode.

Het begrip ‘langdurig, laag inkomen’ wordt ingevuld als een inkomen dat niet hoger is dan 120% van de voor belanghebbende van toepassing zijnde bijstandsnorm. Deze optie betekent harmonisatie met het huidige gemeentelijk minimabeleid.

In de door B&W vastgestelde nota minimabeleid 2007-2010 zijn ideeën en plannen uitgewerkt om het bereik van de diverse regelingen te vergroten.

Een van de maatregelen die daartoe werd genomen is de verruiming draagkrachtregels bijzondere bijstand, door het toetsinkomen vast te stellen op 120% van de bijstandsnorm. Dit percentage werd ook vastgesteld voor de uitvoering van het gemeentelijke Participatie-fonds. Het ligt daarom voor de hand dit percentage eveneens te hanteren bij de inkomenstoets van de langdurigheidstoeslag. Hiermee wordt een evenwichtig en rechtvaardig minimabeleid gewaarborgd.

Artikel 4

De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het voorafgaande jaar. Bij de indexering worden de nieuwe normen op hele bedragen afgerond.

In het derde lid wordt een regeling overeenkomstig artikel 24 WWB gegeven voor situaties waarin bij gehuwden één van beide partners is uitgesloten van het recht op langdurigheids-toeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. De WWB voorziet immers niet in een afwijzingsgrond voor de rechthebbende echtgenoot, terwijl daarentegen het toekennen van het bedrag voor gehuwden in dergelijke situaties ook niet opportuun is. NB: Dit derde lid ziet enkel op de situatie dat er bij een echtgenoot sprake is van een uitsluitingsgrond op grond van artikel 11 of artikel 13 lid 1 WWB. Indien één van beide gehuwden niet in aanmerking komt voor het recht op langdurigheidstoeslag wegens het niet voldoen aan de voorwaarden als genoemd in artikel 36 WWB of in deze verordening, hebben beide echtgenoten geen recht op langdurigheidstoeslag. Het recht op langdurigheidstoeslag komt gehuwden immers gezamenlijk toe. Zij moeten daarom ook allebei, zowel afzonderlijk als gezamenlijk aan de voorwaarden voldoen.