Regeling vervallen per 09-12-2022

Treasurystatuut

Geldend van 01-12-2011 t/m 08-12-2022

Intitulé

Treasurystatuut

1. Inleiding

De gemeente Hoogeveen onderkent het belang van een verantwoord en adequaat beheer van haar financiële middelen. Mede als gevolg van de Wet fido wenst zij haar activiteiten op het gebied van treasury op een zo transparant en beheersbaar mogelijke wijze in te richten.

In dit treasurystatuut wordt de “beleidsmatige infrastructuur” van de treasuryfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Naast dit treasurystatuut neemt de gemeente jaarlijks een treasuryparagraaf op in zowel de begroting als de jaarrekening. Hierin worden de specifieke beleidsvoornemens respectievelijk de uitvoering van het beleid op het gebied van treasury besproken.

Bij het opstellen van het treasurystatuut is rekening gehouden met de bepalingen van de wettelijke kaders (o.a. Gemeentewet, verordeningen ex art 212, 213, 213a, Wet fido, Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden (Ruddo) en de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden (Ufdo)).

In het treasurystatuut worden allereerst het begrippenkader en de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente geformuleerd. Deze worden vervolgens geconcretiseerd voor de verschillende deelgebieden van treasury: risicobeheer, gemeentefinanciering en kasbeheer. Daarna komen de administratieve organisatie en interne controle van de treasuryfunctie aan de orde. Daarbij ligt het accent op de eenduidigheid omtrent de verdeling van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Tot slot worden de uitgangspunten vastgelegd voor de informatievoorziening die noodzakelijk is om het gehele proces beheersbaar en meetbaar te maken en te houden. In de Toelichting worden waar nodig de in het treasurystatuut opgenomen artikelen toegelicht. Voor de volledigheid van het treasurystatuut zijn de wetteksten in de bijlage opgenomen.

Tenslotte dient het treasurystatuut te worden geïmplementeerd in de organisatie. Een succesvolle implementatie vereist een breed draagvlak binnen de gemeente voor de geformuleerde beleidskeuzes. Een goede communicatie behoort hierbij tot de belangrijkste succesfactoren.

2. Treasurystatuut

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoogeveen;

Gelet op de verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden;

Besluit:

Vast te stellen het navolgende Treasurystatuut.

I. Inleiding

Artikel 1 Begrippenkader

In dit statuut wordt verstaan onder:

  • -

    Derivaten: Financiële instrumenten belichaamd in contracten waarin de voorwaarden zijn vastgelegd waartegen een transactie op een bepaald moment zal of kan plaatsvinden en waarvan de waarde afhankelijk is van onderliggende activa, referentieprijzen of indices (Wet Fido, art. 1c). De onderliggende activa kunnen financiële producten, zoals leningen of obligaties zijn. Derivaten worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren;

  • -

    Financial controller: Medewerker binnen de gemeente Hoogeveen die is belast met de uitvoering van en het toezicht op het gemeentelijk financieel beleid en beheer.

  • -

    Financiering: Het aantrekken van benodigde financiële middelen voor een periode van minimaal één jaar. Deze middelen kunnen bestaan uit zowel eigen vermogen als vreemd vermogen;

  • -

    FIDO: Wet Financiering Decentrale overheden;

  • -

    Geldstromenbeheer: Al die activiteiten die nodig zijn om liquiditeiten te transfereren zowel binnen de organisatie zelf als tussen de organisatie en derden (betalingsverkeer);

  • -

    Intern liquiditeitsrisico: De risico’s van mogelijke wijzigingen in de liquiditeitenplanning en meerjaren investeringsplanning waardoor financiële resultaten kunnen afwijken van de verwachtingen;

  • -

    Kasgeldlimiet: Een bedrag op basis van de Wet fido ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar (Wet Fido art. 1f);

  • -

    Koersrisico: Het risico dat de financiële activa van de organisatie in waarde verminderen door negatieve koersontwikkelingen;

  • -

    Kredietrisico: De risico’s op een waardedaling van een vordering ten gevolge van het niet (tijdig) na kunnen komen van de verplichtingen door de tegenpartij als gevolg van insolventie of deficit;

  • -

    Lidstaat: staat die lid is van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de EER (Europese Economische Ruimte)

  • -

    Liquiditeitenbeheer: Het financieren en uitzetten van middelen voor een periode tot één jaar;

  • -

    Liquiditeitenplanning: Een gestructureerd overzicht van de toekomstige inkomsten en uitgaven ingedeeld per tijdseenheid;

  • -

    Publieke taak: Al hetgeen de gemeenteraad binnen het kader van de wet- en regelgeving, gemotiveerd en transparant, als zodanig verstaat en de wijze waarop dit wordt uitgevoerd.

  • -

    Rating: De inschatting van de kans op eventuele wanbetalingen bij toekomstige rente- en aflossingsbetalingen op schuldpapier;

  • -

    Relatiebeheer: Het omvat het onderhouden van relaties met instellingen, waarmee in het kader van de uitvoering van het treasurybeleid contacten worden onderhouden;

  • -

    Renterisico: Mate waarin het saldo van rentelasten en rentebaten van de gemeente verandert door wijzigingen in het rentepercentage op leningen en uitzettingen met een oorspronkelijke rentetypische looptijd van één jaar of langer (Wet Fido art. 1g). Ongunstige rentecondities kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor de financiële gezondheid van de organisatie. De renterisico’s zijn onder te verdelen in primaire en secundaire risico’s. Onder het primaire renterisico wordt verstaan het gevaar van rentestijgingen als sprake is van financiering tegen een variabele rente. Stijging van de rente betekent hogere kosten. Het omgekeerde geldt bij beleggingen. Onder het secundaire renterisico wordt verstaan het niet kunnen profiteren van een gunstige renteontwikkeling omdat de rente voor een langere periode vaststaat;

  • -

    Renterisiconorm: een bedrag ter grootte van een percentage van het begrotingstotaal van de gemeente bij aanvang van het jaar (Wet Fido art. 1h).

  • -

    Rentetypische looptijd: Het tijdsinterval gedurende de looptijd van een geldlening, waarin op basis van de voorwaarden van de geldlening sprake is van een door de verstrekker van de geldlening niet beïnvloedbare, constante rentevergoeding (Wet Fido, art. 1b);

  • -

    Saldobeheer: Het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen;

  • -

    Rentevisie: Toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling op de geld- en kapitaalmarkt;

  • -

    Ruddo: Regeling uitzetting derivaten decentrale overhden

  • -

    Solvabiliteitsratio van 0%: Status die door een bancaire toezichthouder in de Europese Economische Ruimte (lidstaten van de Europese Unie uitgebreid met Noorwegen, IJsland en Liechtenstein) aan het schuldpapier van een instelling kan worden toegekend;

  • -

    Toezichthouder: Het bestuursorgaan dat op grond van enige wettelijke bepaling is belast met het toezicht op de begroting van de gemeente (Wet Fido, art. 1j). In het geval van de gemeente Hoogeveen is de toezichthouder de provincie Drenthe.

  • -

    Treasurybeheer: De uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders van het treasurystatuut;

  • -

    Treasurybeleid: Vastlegging van de uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten, de organisatorische en administratieve kaders, de informatievoorziening en de administratieve organisatie ter uitvoering van de treasuryfunctie;

  • -

    Treasuryfunctie: De treasuryfunctie omvat alle activiteiten die zich richten op het besturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de financiële stromen, de financiële posities en de hieraan verbonden risico’s. De treasuryfunctie bestaat uit vier deelfuncties: risicobeheer, gemeentefinanciering, kasbeheer en debiteuren- en crediteurenbeheer;

  • -

    Treasurer: Medewerker die door het college van Burgemeester en Wethouders via het Besluit mandaat volmacht en machtiging en persoonlijke aanwijzingsbrief schriftelijk is aangewezen om de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden uit te voeren zoals opgenomen in dit treasury statuut.

  • -

    Treasuryparagraaf: Het begrotingsonderdeel cq rekeningsonderdeel waarin het beleid voor het komende jaar wordt vastgelegd resp. waarin verantwoording wordt afgelegd van de realisatie van het voorgenomen beleid;

  • -

    Treasurystatuut: Het document waarin de beleidsmatige infrastructuur voor de uitvoering van de treasuryfunctie is vastgelegd;

  • -

    Ufdo: Uitvoeringsbesluit financiering decentrale overheden;

  • -

    Uitzetting: Het tijdelijk toevertrouwen van liquiditeiten aan derden tegen vooraf overeengekomen condities en bedingen. Kortlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode tot één jaar en langlopende uitzettingen hebben betrekking op een periode van één jaar of langer.

Artikel 2 Doelstellingen van de treasuryfunctie

De treasuryfunctie van de gemeente dient tot:

  • a.

    het verzekeren van duurzame toegang tot financiële markten tegen acceptabele condities;

  • b.

    het beschermen van gemeentelijke vermogens- en (rente-)resultaten tegen ongewenste financiële risico’s zoals renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s en liquiditeitsrisico’s;

  • c.

    het minimaliseren van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities;

  • d.

    het optimaliseren van de renteresultaten binnen de kaders van de Wet fido respectievelijk de limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut.

II Risicobeheer

Artikel 3 – uitgangspunten risicobeheer

Met betrekking tot risicobeheer gelden de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    de gemeente mag leningen of garanties uitsluitend verstrekken uit hoofde van de “publieke taak”. Het gemeenteraad bepaalt de publieke taak, waarbij vooraf advies wordt ingewonnen over de financiële positie en de kredietwaardigheid van de betreffende partij. De gemeente kan middelen uitzetten uit hoofde van de treasuryfunctie indien deze uitzettingen een prudent karakter hebben en niet zijn gericht op het genereren van inkomen door het lopen van overmatig risico. Het prudente karakter van deze uitzettingen wordt gewaarborgd middels de richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut en in overeenstemming met de Ruddo;

  • b.

    het gebruik van derivaten is toegestaan, maar deze worden uitsluitend toegepast ter beperking van financiële risico’s en prudent gebruikt. Alvorens een derivatentransactie wordt afgesloten wint de gemeente het advies in van een onafhankelijke externe adviseur.

Artikel 4 – renterisicobeheer

  • 1. De kasgeldlimiet wordt niet overschreden conform art. 4 van de Wet Fido/ Ufdo.

  • 2. Bij het afsluiten van leningen en of renteafspraken wordt de renterisiconorm, zoals gemeld in de Wet Fido/ Ufdo niet overschreden.

  • 3. Nieuwe leningen/uitzettingen worden afgestemd op de bestaande financiële positie en de liquiditeitenplanning.

  • 4. De rentetypische looptijd en het renteniveau van de betreffende lening/uitzetting wordt zo veel mogelijk afgestemd op de actuele rentestand en de rentevisie.

  • 5. De rentevisie van de gemeente wordt vastgesteld en vastgelegd in de Begroting en Voorjaarsnota. Periodiek wordt deze visie getoetst door de Treasurer, eventueel met behulp van Financial Controller en/of deskundigheid van externe adviseurs.

  • 6. Binnen de kaders gesteld onder lid 3 en lid 4 streeft de gemeente tevens naar spreiding in de rentetypische looptijden van leningen en uitzettingen.

  • 7. Indien mogelijk worden leningen vervroegd afgelost.

Artikel 5 - koersrisicobeheer

  • 1. De gemeente beperkt de koersrisico’s op uitzettingen uit hoofde van treasury, door daarbij uitsluitend de volgende producten te hanteren: vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom gegarandeerd is aan het einde van de looptijd;

  • 2. De gemeente beperkt tevens de koersrisico’s door conform artikel 7 de looptijd van de uitzettingen af te stemmen op de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 - kredietrisicobeheer

  • 1. Uitzettingen van middelen uit hoofde van treasury vinden uitsluitend plaats bij:

    • a.

      Nederlandse overheden en andere publiekrechtelijke lichamen met een solvabiliteitsratio van 0%, die tenminste beschikt over een AA-rating afgegeven door tenminste twee erkende ratingsbureaus;

    • b.

      financiële instellingen die voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren aantonen dat ze tenminste over een AA-minusrating beschikken, afgegeven door tenminste twee ratingbureaus en die gevestigd zijn in een lidstaat met ten minste een AArating , eveneens afgegeven door twee erkende ratingbureaus.

    Erkende rating bureau’s zijn: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA;

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

  • 3. In elk afgesloten beleggings- of financieringscontract (vanaf 1 jaar) wordt een clausule opgenomen waarin staat dat het contract onmiddellijk kan worden beëindigd indien de kredietwaardigheid van de tegenpartij een lagere rating dan genoemd onder 1a krijgt.

  • 4. Bij het uitzetten van middelen wordt getoetst hoe de voorgenomen uitzetting zich verhoudt tot de regels voor staatssteun en in hoeverre van een meldingsplicht bij het Coördinatiepunt Staatssteun Decentrale Overheden sprake is.

Artikel 7 - intern liquiditeitsrisicobeheer

De gemeente beperkt haar interne liquiditeitsrisico’s door haar treasuryactiviteiten te baseren op een korte termijn liquiditeitenplanning (looptijd tot één jaar), alsmede een meerjarige liquiditeitenplanning welke aansluit op het meerjaren investeringsprogramma.

Artikel 8 - valutarisicobeheer

Valutarisico’s worden in de gemeente uitgesloten door uitsluitend leningen te verstrekken, aan te gaan of te garanderen in de euro.

III Gemeentefinanciering

Artikel 9 - financiering

Bij het aantrekken van financieringen voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    financieringen worden uitsluitend aangetrokken ten behoeve van de uitoefening van de publieke taak;

  • b.

    financiering met externe financieringsmiddelen wordt zoveel mogelijk beperkt door primair de beschikbare interne financieringsmiddelen te gebruiken teneinde de renterisico’s te minimaliseren en het renteresultaat te optimaliseren;

  • c.

    bij het aantrekken van financieringen zijn alleen onderhandse leningen toegestaan;

  • d.

    de gemeente beoordeelt op basis van minimaal 2 offertes, van verschillende instellingen, welke financiering wordt aangetrokken;

  • e.

    deze offertes (analoog, dan wel digitaal) worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

  • f.

    er kunnen zich omstandigheden voordoen, waarbij met toestemming van het college, van onderdeel d en e kan worden afgeweken.

Artikel 10 – langlopende uitzettingen

Bij het uitzetten van middelen uit hoofde van de treasuryfunctie voor een periode van één jaar en langer gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    uitzettingen worden uitsluitend gedaan onder de in artikel 4, 5 en 6 genoemde voorwaarden;

  • b.

    de gemeente vraagt offertes op bij minimaal 2 instellingen alvorens een langlopende uitzetting wordt gedaan. Deze offertes worden door de gemeente schriftelijk vastgelegd.

Artikel 11 - relatiebeheer

De gemeente beoogt het realiseren van gunstige c.q. marktconforme condities voor af te nemen financiële diensten. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    bankrelaties en hun bancaire condities worden ten minste ééns in de 4 jaar beoordeeld, waarbij de vigerende gemeentelijke inkoop- en aanbestedingsregels worden toegepast.

  • b.

    bankrelaties dienen, wat betreft hun kredietwaardigheid, minimaal te voldoen aan de eisen die zijn gesteld in artikel 6;

  • c.

    financiële instellingen zijnde kredietinstellingen, beleggingsinstellingen, effecteninstellingen, verzekeraars en pensioenfondsen dienen onder Nederlands of anderszins EER-toezicht te vallen, zoals De Nederlandsche Bank en de Verzekeringskamer;

  • d.

    tussenpersonen dienen geregistreerd te staan bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en daarvan een vergunning als makelaar te hebben ontvangen.

IV Kasbeheer

Artikel 12 - geldstromenbeheer

Teneinde de kosten van het geldstromenbeheer te beperken wordt:

  • a.

    het liquiditeitsgebruik beperkt door de geldstromen op gemeenteniveau op elkaar af te stemmen. Hierbij wordt erop toegezien dat de liquiditeitspositie voldoende is om te garanderen dat de verplichtingen tijdig kunnen worden nagekomen;

  • b.

    het betalingsverkeer zoveel mogelijk elektronisch uitgevoerd door één bank.

Artikel 13 – saldo- en liquiditeitenbeheer

Voor het saldobeheer en het liquiditeitenbeheer gelden de volgende specifieke richtlijnen:

  • a.

    de gemeente streeft naar concentratie van liquiditeiten binnen één rentecompensatiecircuit bij de bank met de gunstigste condities;

  • b.

    indien er een liquiditeitsbehoefte ontstaat, kan de gemeente kortlopende middelen aantrekken. Hierbij wordt – conform artikel 4 lid 1 - de kasgeldlimiet niet overschreden;

  • c.

    toegestane instrumenten bij het aantrekken van kortlopende middelen zijn daggeld leningen, kasgeldleningen en rekening courantkredieten;

  • d.

    toegestane instrumenten bij het extern uitzetten van gelden voor een periode korter dan één jaar moeten voldoen aan de eisen van artikel 5;

  • e.

    bij het extern uitzetten van gelden korter dan één jaar zijn slechts de in artikel 6 genoemde tegenpartijen toegestaan.

V Administratieve organisatie en interne controle

Artikel 14 - Uitgangspunten administratieve organisatie en interne controle

In het kader van de treasuryfunctie gelden de volgende algemene uitgangspunten op het gebied van administratieve organisatie en interne controle:

  • a.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van treasuryactiviteiten zijn op eenduidige wijze schriftelijk vastgelegd;

  • b.

    De administratieve organisatie en interne controle waarborgen dat: 1. de uitvoering rechtmatig en doelmatig is; 2. de treasury-activiteiten adequaat kunnen worden uitgevoerd en bijgestuurd; 3. de juistheid, tijdigheid en volledigheid van de informatie verzekerd zijn;

  • c.

    Bevoegdheden zijn via delegatie en mandaat nader schriftelijk vastgelegd;

  • d.

    Bij de uit te voeren treasuryactiviteiten is functiescheiding doorgevoerd met als belangrijkste voorwaarden:

    • 1.

      iedere transactie wordt door minimaal twee functionarissen geautoriseerd (het vier-ogen-principe);

    • 2.

      de uitvoering en de controle geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

    • 3.

      de uitvoering en de registratie in de financiële administratie geschiedt door afzonderlijke functionarissen;

  • e.

    Tegenpartijen wordt opdracht gegeven de bevestigingen van iedere transactie te versturen naar de financiële administratie zonder tussenkomst van de personen die bevoegd zijn tot het sluiten van de transacties;

  • f.

    De transacties worden onmiddellijk geregistreerd door de functionaris die de transactie heeft afgesloten en gecontroleerd door de functionaris die belast is met de interne controle.

  • g.

    De totale cyclus van de treasuryfunctie loopt synchroon met de cycli van begroting en rekening.

Artikel 15 - verantwoordelijkheden

De taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot de treasuryfunctie van de gemeente staan in onderstaande tabel gedefinieerd.

Functie

Verantwoordelijkheden

De Gemeenteraad

- Het vaststellen van treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, globale richtlijnen en limieten middels de financiële verordening;

-·Het vaststellen van de treasuryparagraaf in begroting en jaarrekening;

-·Het houden van toezicht op het treasurybeleid en de uitvoering hiervan;

-·Het evalueren en als gevolg daarvan (eventueel) bijstellen van het treasurybeleid.

Het college van burgemeester en wethouders

-·Het uitvoeren van het treasurybeleid (formele verantwoordelijkheid);

-·Het rapporteren aan de Gemeenteraad over de uitvoering van het treasurybeleid;

-·Het vaststellen van de treasurydoelstellingen, het treasurybeleid, beleidskadersglobale richtlijnen en limieten in het treasurystatuut.

De Wethouder Financiën

-·Het uitvoeren van het treasurybeleid (politieke verantwoordelijkheid).

De Gemeentesecretaris

-·Het opzetten van administratieve richtlijnen op het gebied van treasury;

-·Het bewaken van de kwaliteit van de treasuryprocessen;

-·Het controleren van de volledigheid en betrouwbaarheid van de informatievoorziening van de treasuryfunctie en hierover rapporteren aan het college van burgemeester en wethouders

Financial Controller

-·Het rapporteren aan B&W over de uitvoering van het treasurybeheer;

-·Het afleggen van verantwoording aan het college van burgemeester en wethouders.

Budgethouders

-·Het zorgdragen voor het tijdig aanleveren van betrouwbare operationele informatie over toekomstige geldstromen aan de Treasurer;

-·Het fiatteren van betalingen en ontvangsten, ten laste c.q. ten gunste van hun budgetten;

-·Het zorgdragen voor een goede kwaliteit van de informatie die over hun producten/projecten die wordt eengeleverd bij de Financial Controller met betrekking tot toekomstige uitgaven en ontvangsten.

Treasurer

-·Het uitvoeren van de activiteiten met betrekking tot de volgende deelfuncties: het risicobeheer, gemeentefinanciering (financiering, uitzetting en relatiebeheer) en kasbeheer. Deze activiteiten worden conform dit treasurystatuut en de treasuryparagrafen in begroting,voorjaarsnota en rekening uitgevoerd.

-·Het aantrekken en uitzetten van gelden in het kader van het saldo- en liquiditeitenbeheer;

-·Het beheren van de geldstromen;

-·Het onderhouden van contacten met banken, geldmakelaars en overige financiële instellingen;

-·Het afsluiten van financiële contracten voortvloeiend uit bovenstaande deelfuncties;

-·Het schriftelijk vastleggen van de treasurytransacties en het doorgeven hiervan aan de kassier;

-·Het voorbereiden van beleidsvoorstellen op treasurygebied;

-·Het adviseren van de clusters over de financiële gevolgen van hun activiteiten en projecten;

-·Het aanleveren van tijdige, volledige en betrouwbare gegevens aan de gemeentelijke administratie;

-·Het uitbrengen van advies over beleidsvoorstellen en rapportages op het gebied van treasury aan de Gemeenteraad;

-·Het afleggen van verantwoording over de uitvoering van de aan hem/haar gemandateerde activiteiten.

-·Jaarlijkse controle van het Treasury Statuut in verband met gewijzigde regelgeving.

-·Initiëren vierjaarlijkse beoordeling bancaire relaties (art. 11)

De kassier

-·Het overboeken van saldi tussen bankrekeningen;

Artikel 16 - bevoegdheden

In onderstaande tabel staan bevoegdheden, na besluitvorming door het college, met betrekking tot treasuryactiviteiten weergegeven alsmede de daarbij benodigde autorisatie.

Bevoegdheid

(autorisatie)

Saldo-, liquiditeiten- en geldstromenbeheer

1.Het uitzetten van geld via callgeld, deposito en spaarrekening

Treasurer

2.Het aantrekken van geld via callgeld of kasgeld

Treasurer

3.Betalingsopdrachten voorbereiden en versturen

Treasurer

Bankrelatiebeheer

4.Bankrekeningen openen/sluiten/wijzigen

College/burgemeester

5.Bankcondities en tarieven afspreken

College/burgemeester

Risicobeheer

6.Het afsluiten van derivatentransacties

College

Financiering

7.Het afsluiten van kredietfaciliteiten

College

8.Het aantrekken van gelden via onderhandse leningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

College*

Uitzetting van gelden

9.Het uitzetten van gelden via (staats)obligaties, Mid Term Notes (MTN’s), onderhandse geldleningen zoals vastgelegd in de treasuryparagraaf

College

10.Het beleggen in garantieproducten

College

11.Het verstrekken van leningen aan derden uit hoofde van de publieke taak

College

12.Het garanderen van gelden uit hoofd van de publieke taak

College

*Om een werkbare situatie te creëren autoriseert het college vooraf de omvang van de aan te trekken lening en (een bandbreedte voor) de condities waartegen deze door de Treasurer kan worden aangetrokken.

Artikel 17 - informatievoorziening

Met betrekking tot de treasuryactiviteiten dient ten minste de in de onderstaande tabel opgenomen informatie te worden verstrekt door de betreffende functionarissen:

Informatie

Frequentie

Bron

Informatie-verstrekker

Informatie-ontvanger

1.Liquiditeitenplanning korte termijn

Maandelijks

Financiële administratie verplichtingenadministratie en elektronisch bankierssysteem

Budgethouders

Treasurer

2.Liquiditeitenplanning lange termijn

Jaarlijks

Meerjaren investeringsplan en planning grondexploitatie

Budgethouders

Treasurer

3.Rentevisie (via VJN en Begroting)

Halfjaarlijks

Bankrelaties en overige marktbronnen

Treasurer

College

4.Analyse leningen-en beleggingsportefeuille

Jaarlijks

Portefeuille en bankrelaties / overige marktbronnen

Treasurer

College

5.Beleidsplannen voor de treasuryparagraaf bij de begroting

Jaarlijks

Conform planning en control

Financial Controller

Gemeenteraad

6.Evaluatie treasuryactiviteiten in Treasuryparagraaf van jaarrekening

Jaarlijks

Conform planning en control

Financial Controller

Gemeenteraad

7.Voortgang onderdelen treasuryparagraaf via Gemrap

Jaarlijks

Conform planning en control

Financial Controller

Gemeenteraad

8.Informatie aan derden (toezichthouder en CBS) zoals genoemd in art. 8 Wet fido

Kwartaal

Conform planning en control

College

Derden

9.Lenings- / uitzettings-/ garantiebesluiten

binnen 14 dagen na besluit

Conform planning en control

College

Provincie

VI Slotbepalingen

Artikel 18 inwerkingtreding

Dit treasurystatuut treedt in werking met ingang van 01-12-2011.

Ondertekening

Vastgesteld door het college van Burgemeester & Wethouders van de gemeente Hoogeveen in haar vergadering d.d. 9 november 2011.
De secretaris, de burgemeester,
G.H. de Vries K.B. Loohuis

Toelichting treasurystatuut

In dit treasurystatuut wordt het treasurybeleid van de gemeente op hoofdlijnen vastgelegd. Dat gebeurt in de eerste plaats door het aangeven van de doelstellingen van de treasuryfunctie (in artikel 2). Vervolgens geeft het bestuur in het statuut aan binnen welke richtlijnen en limieten de doelstellingen dienen te worden gerealiseerd. Een richtlijn is een bindend voorschrift voor een handelwijze die gevolgd moet worden en een limiet is een type richtlijn die een uiterste grens aangeeft. Een belangrijk deel van de limieten en richtlijnen is bepaald door de Wet fido en onderliggende regelingen. Middels de limieten en richtlijnen wordt het “risicoprofiel” van de gemeente bepaald waarbinnen de treasuryactiviteiten dienen te worden uitgevoerd.

De treasuryparagraaf in de begroting geeft debeleidsplannen voor de treasuryfunctie voor de komende jaren en in het bijzonder voor het eerstkomende jaar weer. Het bevat onder meer gegevens over de algemene ontwikkelingen en de concrete beleidsplannen binnen de kaders van het statuut. Het gaat hierbij vooral om de plannen voor het risicobeheer, de gemeentefinanciering (analyse financieringspositie, leningen- en garantieportefeuille en uitzettingsportefeuille) en het kasbeheer. Uit de toelichting zal moeten blijken dat de plannen binnen de kaders van de Wet fido en het treasurystatuut blijven. De treasuryparagraaf in het jaarverslag geeft in het bijzonder een verschillenanalyse tussen de beleidsplannen zoals deze zijn opgenomen in de begroting en de realisatie hiervan.

Artikel 2

In artikel 2 worden de doelstellingen van de treasuryfunctie van de gemeente weergegeven hieronder worden deze doelstellingen afzonderlijk toegelicht.

 

Artikel 2 sub a

In de eerste plaats dient de treasury ervoor te zorgen dat de gemeente “duurzaam toegang heeft tot de financiële markten tegen acceptabele condities”. De treasury dient te waarborgen dat de gemeente duurzaam in staat is de voor haar activiteiten benodigde middelen aan te trekken c.q. haar overtollige middelen uit te zetten op de financiële markten (bijv. bij banken). De condities die daar bij worden bedongen dienen, in het licht van de op het betreffende moment gebruikelijke condities, acceptabel (ten minste marktconform) te zijn.

 

Artikel 2 sub b

Door haar activiteiten loopt de gemeente de volgende financiële risico’s: renterisico’s, koersrisico’s, kredietrisico’s, interne liquiditeitsrisico’s en valutarisico’s. Het is de taak van de treasury dergelijke risico’s zo veel mogelijk te beperken. In de artikelen 4 tot en met 8 wordt aangegeven op welke wijze dit wordt gewaarborgd.

 

Artikel 2 sub c

De derde doelstelling van de treasuryfunctie is het minimaliseren van de kosten bij het beheren van de geldstromen en de financiële posities. Deze kosten bestaan o.a. uit rentekosten, provisies en kosten van het betalingsverkeer. Het is de taak van de treasury het beheer zo efficiënt en effectief mogelijk uit te voeren.

 

Artikel 2 sub d

De gemeente streeft er naar de renteresultaten te optimaliseren. Dit betekent dat de gemeente geen middelen onbenut laat en streeft naar zo hoog mogelijke renteopbrengsten (c.q. zo laag mogelijk rentekosten) zonder dat daarbij overmatige risico’s worden gelopen. De prioriteiten van de treasuryfunctie liggen in eerste instantie bij het beheersen en beperken van financiële risico’s, de treasuryfunctie is immers géén winstgerichte afdeling (“profit center”). Binnen het risicoprofiel zoals vastgesteld in de Wet fido en dit treasurystatuut kan worden gestreefd naar optimalisatie van de renteresultaten.

 

Artikel 3 sub a

De wet stelt geen eisen aan het verstrekken van leningen en garanties uit hoofde van de publieke taak. Wel wordt in de toelichting op de Wet fido het volgende aangegeven: “De gemeenteraad bepaalt de publieke taak. De begroting en de begrotingswijzigingen bepalen het budgettaire kader voor de uitoefening van de publieke taak”. In dit licht is het dus niet de Financial Controller die het politieke besluit voor dergelijke garanties en leningen voorbereidt. Wel wordt geadviseerd dat het gemeentebestuur advies van de Treasury (in het licht van haar expertise) inwint alvorens een beslissing te nemen t.a.v. het verstrekken van leningen of garanties uit hoofde van de publieke taak.

De Financial Controller adviseert over bijv. Financieringsvoorwaarden en de implicaties van de betreffende aanvraag voor de totale financiële positie van de gemeente. Daarnaast is het van belang dat de Financial Controller de betreffende aanvraag opneemt in de liquiditeitenplanning.

 

Artikel 3 sub b

Conform de Wet fido, dienen uitzettingen “uit hoofde van treasury” (zie toelichting artikel 3 lid 1) een prudent karakter te hebben.

In de Wet fido en de bijbehorende ministeriële regelingen wordt het begrip “prudent” nader uitgewerkt. Uitgangspunt is hierbij dat het nemen van overmatige risico's teneinde extra inkomsten te kunnen genereren nadrukkelijk niet is toegestaan (zie artikel 2 lid 2 Wet fido en de memorie van toelichting op de Wet fido). Bankachtige activiteiten – het aantrekken en uitzetten van middelen met als doel het genereren van inkomen – zijn als gevolg van deze bepaling verboden. De richtlijnen en limieten van dit treasurystatuut vallen binnen de kaders van de Wet fido.

 De limieten en richtlijnen van dit treasurystatuut zijn specifiek geformuleerd om het prudente karakter van de uitzettingen uit hoofde van treasury te garanderen en hebben derhalve géén betrekking op (eventueel) verstrekte leningen of garanties uit hoofde van de “publieke taak” van de gemeente.

 

Artikel 3 sub b

Derivaten zijn financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde. Derivaten kennen een breed toepassingsgebied en worden onder andere gebruikt om renterisico’s te sturen en financieringskosten te minimaliseren. De Wet fido stelt dat derivaten uitsluitend mogen worden gebruikt ter beperking van financiële risico’s.

 

Artikel 4 lid 1

Renterisicobeheer omvat het beperken van de invloed van (externe-) rentewijzigingen op de financiële resultaten van de gemeente;

Een belangrijk uitgangspunt van de Wet fido is het vermijden van grote fluctuaties in de rentelasten van openbare lichamen. Teneinde een grens te stellen aan korte financiering (met een rentetypische looptijd tot één jaar) is in de Wet fido (evenals in de Wet filo) de kasgeldlimiet opgenomen. Juist voor korte financiering geldt dat het renterisico aanzienlijk kan zijn, aangezien fluctuaties in de rente bij korte financiering direct een relatief grote invloed hebben op de rentelasten. De kasgeldlimiet wordt berekend als een percentage (momenteel 8,5%) van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar.

 

Artikel 4 lid 2

Het doel van de renterisiconorm is het beheersen van de renterisico’s op de vaste schuld (schuld met een rentetypische looptijd van één jaar of langer) door het aanbrengen van spreiding in de looptijden in de leningenportefeuille. De renterisiconorm kan worden berekend door een vastgesteld percentage (momenteel 20%) te vermenigvuldigen met het begrotingstotaal.

Artikel 4 lid 3/4

Afstemming op de liquiditeitenplanning beoogt bedragen te lenen c.q. uit te zetten gedurende de periode dat zij daadwerkelijk nodig respectievelijk beschikbaar zijn.

 

Artikel 4 lid 5

Een rentevisie is een toekomstverwachting over de rente-ontwikkeling, op basis waarvan een financierings- en beleggingsbeleid wordt gevoerd. Afhankelijk van de (interne- of externe) ontwikkelingen zal de gemeente haar rentevisie actualiseren. De rentevisie kan daarbij gebaseerd worden op de rentevisie van enkele gezaghebbende financiële instellingen, zoals de huisbankier. Afstemming van het beleid op de rentevisie betekent bijvoorbeeld het uitstellen van uitzettingen met een lange looptijd op het moment dat men een rentestijging verwacht.

 

Artikel 4 lid 6

Door spreiding aan te brengen in de rentetypische looptijd (de periode dat de rente van een uitzetting vast is) van uitzettingen, wordt de invloed van een rentedaling op de renteresultaten gespreid over meerdere jaren. Deze spreiding is slechts mogelijk indien uit de liquiditeitenplanning blijkt dat middelen gedurende een langere periode beschikbaar zijn.

 

Artikel 5 lid 1

Ten aanzien van de financiële instrumenten die kunnen worden gehanteerd voor uitzettingen in het kader van treasury, geldt in de Wet fido als belangrijkste uitgangspunt dat de hoofdsom van de betreffende uitzetting in tact blijft. Bij alle in dit artikel genoemde producten wordt aan het einde van de looptijd ten minste de hoofdsom (bij vastrentende waarden de “nominale waarde”) uitgekeerd. Dit is conform artikel 11 lid 2b van de financiële verordening.

Bij het uitzetten van gelden op rekening courant, spaarrekening, daggeld of deposito’s worden géén koersrisico’s gelopen. Het kan bij dergelijke producten echter voorkomen dat de opnamemogelijkheden beperkt zijn (in het bijzonder bij deposito’s en soms bij een spaarrekening).

Artikel 5 lid 2

Koersrisico’s kunnen nooit volledig worden uitgesloten. Als de organisatie in een vastrentend product heeft belegd maar – wegens wijziging in de liquiditeitenplanning - voor de afloopdatum deze uitzetting moet verkopen, dan wordt niet 100% van de hoofdsom ontvangen, maar de huidige waarde van de uitzetting op basis van de actuele rente en resterende looptijd. Om deze koersrisico’s zoveel mogelijk te beperken stemt de gemeente de looptijd van de uitzetting af met de liquiditeitenplanning.

Artikel 6 sub 1a

Ter beperking van kredietrisico’s zijn in dit artikel richtlijnen opgenomen voor de minimale kredietwaardigheid van de partijen waar de gemeente middelen uitzet / belegt.

Een (credit-) rating is een beoordeling van de kredietwaardigheid van een instelling, die voor zowel de korte als voor de lange termijn wordt verschaft door gerenommeerde rating “agencies” zoals Standard & Poor’s, Moody’s en Fitch IBCA.

Overzicht ratingkwalificaties

 

Moody’s

Standard & Poor’s en Fitch IBCA

Lange termijn

Aaa

AAA

Extreem kredietwaardig

Aa

AA

Zeer kredietwaardig, veiligheidsmarge echter niet zo hoog als bij de AAA categorie

A

A

Zeer kredietwaardig. Er zijn echter factoren aanwezig waardoor afbetaling in de toekomst enig gevaar loopt.

Baa

BAA

Kredietwaardig, maar zeer gevoelig voor slechte economische tijding

 

 

In zekerheid aflopend tot

D

 

Failliet

 

Korte termijn

 

Moody’s

Standard & Poor’s en Fitch IBCA

Lange termijn

P-1

A-1 +/A-1

Capaciteit voor rente en aflossing is extreem, respectievelijk zeer groot

P-2

A-2

Voldoende capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter niet zo groot als in de bovenste categorie

P-3

A-3

Adequate capaciteit voor tijdige betaling aanwezig. Echter kwetsbaar indien de omstandigheden tegen zitten

NP

 

Speculatief

 

Een solvabiliteitsratio van 0% (ofwel een “solvabiliteitsvrije status”) is een status die door een bancaire toezichthouder in een EER-lidstaat (bijv. De Nederlandsche Bank) wordt toegekend aan het schuldpapier van een instelling. Deze status houdt in dat een bank voor desbetreffend papier geen reserves (0%) hoeft aan te houden en wordt onder meer toegekend aan papier uitgegeven of gegarandeerd door (centrale) overheden. Het is de gemeente dus toegestaan om bij andere overheden geld uit te zetten, of om te beleggen in papier waaraan een overheidsgarantie is verbonden (zoals door het WSW geborgde leningen van woningcorporaties). De genoemde minimumratings komen overeen met de Ruddo

Artikel 6 lid 2

De FIDO stelt geen eisen aan de kwaliteit van de debiteuren bij het verstrekken van leningen of garanties aan derden in het kader van de publieke taak. Omdat de Gemeenteraad de publieke taak bepaalt, worden leningen of garanties uitsluitend verstrekt aan door de Gemeenteraad goedgekeurde partijen. Teneinde de kredietrisico’s te verkleinen worden zekerheden of garanties verlangd van de debiteuren.

 

Artikel 6 lid 3

Gedurende de uitzettingsperiode kan de kredietwaardigheid van een partij veranderen. Door dit artikel op te nemen ontstaat de mogelijkheid voor de gemeente om de uitzetting eventueel vroegtijdig te beëindigen en zo de geldmiddelen zeker te stellen.

 

Artikel 6 lid 4

Bij het uitzetten van middelen (waaronder leningen en garanties) moet een gemeente rekening houden met de staatssteunregels uit het EU-verdrag. Omdat staatssteun tot oneerlijke concurrentie kan leiden is het in beginsel alleen toegestaan als de Europese Commissie er toestemming voor geeft.Er is geen sprake van staatssteun als een uitzetting marktconform wordt verricht of voor de uitvoering van een wettelijke taak wordt gedaan.

 

Artikel 7

Interne liquiditeitsrisico’s doen zich bijvoorbeeld voor wanneer de gemeente gelden voor een bepaalde periode heeft uitgezet en gedurende de looptijd van de uitzetting blijkt dat de gelden (onverwacht) nodig zijn voor het doen van een investering. Dit kan tot gevolg hebben dat de gemeente tijdelijk een lening moet aantrekken (wanneer de uitzettingen vast staan in bijvoorbeeld een deposito) ofwel tussentijds een uitzetting moet verkopen (bijvoorbeeld een obligatie). In beide gevallen kan dit negatieve gevolgen hebben voor de financiële resultaten.

Ter beperking van dit risico baseert de gemeente haar financiële transacties op een liquiditeitenplanning waarin de toekomstige inkomsten en uitgaven van de gehele organisatie zijn gepland.

In de praktijk is het opstellen van een betrouwbare en nauwkeurige liquiditeitenplanning niet eenvoudig. Dit heeft te maken met de inherente onzekerheden die verbonden zijn aan de activiteiten van de gemeente en de hieraan verbonden financiële gevolgen. Het is daarom van groot belang dat de Financial Controller juist, tijdig en volledig wordt geïnformeerd door de overige afdelingen over de financiële vertaling van hun activiteiten.

 

Artikel 8

Dit betreft een ongewijzigde voortzetting van het beleid binnen de gemeente.

 

Artikel 9 sub a

Het aantrekken van gelden met als doel deze met winstoogmerk te beleggen is door artikel 2 lid 2 van de Wet fido (zie ook memorie van toelichting op de Wet fido) nadrukkelijk niet toegestaan.

 

Artikel 9 sub b

Teneinde de renteresultaten te optimaliseren wordt zoveel mogelijk intern gefinancierd.

 

Artikel 9 sub c

Onderhandse geldleningen zijn leningen waarbij de voorwaarden van de lening in onderling overleg met de geldgevende partij kunnen worden vastgesteld.

 

Artikel 9 sub d

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van financieringen te waarborgen, voor bijv. te betalen rentepercentages, provisies, (boete-) clausules bij vervroegde aflossing etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt.

 

Artikel 10

Uitzetting betreft het uitzetten van middelen (uit hoofde van treasury) voor een periode langer dan één jaar. In het onderdeel Risicobeheer (artikel 3 tot en met 8) is gedefinieerd op welke wijze de gemeente het prudente karakter van haar uitzettingen waarborgt. In dit artikel worden aanvullende richtlijnen met betrekking tot uitzettingen geformuleerd.

 

Artikel 10 sub b

Deze richtlijn beoogt de marktconformiteit van uitzettingen te waarborgen, voor bijv. het ontvangen rentepercentage, de hoogte van transactiekosten etc. Middels het opvragen van meerdere offertes wordt bereikt dat de gemeente een beter beeld heeft van de op dat moment gebruikelijke tarieven en voorwaarden op de financiële markten. Op basis daarvan kan een afgewogen keuze worden gemaakt

 

Artikel 11 sub a

Op het gebied van relatiebeheer beoogt de treasury het realiseren van zo gunstig mogelijke condities voor de door haar af te nemen diensten. Teneinde structuur aan te brengen in de momenten waarop de beoordeling van bankrelaties plaats heeft, is opgenomen dat deze beoordeling minimaal eens in de 4 jaar plaats moet hebben.

 

Artikel 11 sub c

Onder de EER (Europese Economische Ruimte) vallen naast de lidstaten van de Europese Unie ook Noorwegen, IJsland en Liechtenstein

 

Artikel 11 sub d

Tussenpersonen hebben een intermediairfunctie bij het afsluiten van financiële transacties en vallen niet onder de “tegenpartijen”. De vereisten van art. 11 sub c zijn voor tussenpersonen dan ook niet van toepassing. Teneinde dit te ondervangen stelt de gemeente voor tussenpersonen als eis dat zij onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) staan en daarvan een vergunning als makelaar hebben ontvangen.

 

Artikel 12 sub a

Geldstromenbeheer omvat met name het zorgdragen voor een efficiënt betalingsverkeer. Geldstromen kunnen bijvoorbeeld op elkaar worden afgestemd door een betalingsdatum af te stemmen op bepaalde verwachte ontvangsten. Hiermee wordt voorkomen dat de gemeente tijdelijk middelen aan moet trekken (cq. middelen aan haar uitzettingenportefeuille moet onttrekken) teneinde de betreffende betaling (tijdelijk) te financieren.

 

Artikel 12 sub b

Het laten uitvoeren van het betalingsverkeer door één bank heeft als voordeel dat er geen kosten hoeven te worden gemaakt om gelden tussen verschillende banken over te boeken.

 

Artikel 13 sub a

Het saldo en liquiditeitenbeheer betreft het beheer van de dagelijkse saldi op de rekeningen (-courant) van de gemeente. Teneinde de noodzaak tot het doen van interne overboekingen te beperken, worden verschillende rekeningen die de gemeente bij één bank aanhoudt opgenomen in een rentecompensatiecircuit. Ditis een systeem waarbij de (valutaire) debet en creditsaldi van alle rekeningen van een organisatie worden samengevoegd tot één gecombineerd saldo, waarover de rente wordt berekend.

 

Artikel 13 sub c

In dit lid worden limitatief de mogelijke korte termijn financieringsinstrumenten benoemd. De term daggeld (ook wel callgeld genoemd) staat voor opgenomen of uitgezette  voor onbepaalde tijd die dagelijks gewijzigd kan worden. Kasgeldleningen zijn niet verhandelbare leningen voor een vast bedrag en een vaste periode (maximaal 2 jaar) en tegen een  rentepercentage. Kredietlimiet op de rekening courant betreft de mogelijkheid debet (“rood”) te staan op de rekening courant.

 

Artikel 14

Bij de treasuryfunctie zijn meerdere personen en organen betrokken. Het treasurystatuut legt expliciet het delegatie- en mandateringspatroon vast, in casu welke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden de betrokken partijen hebben. Met het oog op de omvang en de aard van de transacties en de hiermee samenhangende risico’s, is in dit artikel een aantal specifieke uitgangspunten opgenomen teneinde een transparante functiescheiding aan te brengen tussen beleidsbepaling en de uitvoering en tussen de administratie en controle op financiële transacties.

 

Artikel 15

De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de functionarissen die binnen de gemeente betrokken zijn bij de treasuryactiviteiten zijn in artikel 15 respectievelijk artikel 16 beschreven. De toekenning van de genoemde functies en bijbehorende bevoegdheden en verantwoordelijkheden aan functies en/of functionarissen vindt plaats via de hiertoe dienende documenten (mandaten, besluiten e.d.). Deze verantwoordelijkheden dienen te worden gecommuniceerd naar de betrokkenen.

 

Artikel 16

De eindverantwoordelijkheid voor het treasurybeleid ligt primair bij het bestuur van de gemeente. Teneinde niet onnodig te worden belast met het dagelijkse treasurybeheer draagt het bestuur een deel van haar bevoegdheden over aan de ambtelijke organisatie. De praktische uitvoering van het beleid heeft dus vooral op ambtelijk niveau plaats, wat als voordeel heeft dat er slagvaardiger kan worden geopereerd. Bij de toewijzing van bevoegdheden is zoveel mogelijk rekening gehouden met de vereiste functiescheiding tussen besluitvorming, uitvoering, administratie en controle.

 

Artikel 17

De tabel in dit artikel geeft weer op welke wijze de informatievoorziening wordt gewaarborgd voor: operationele informatie (punt 1 en 2), beleidsmatige informatie (punt 3) en verantwoordingsinformatie (punt 4, 5 en 6). Het verstrekken van juiste, tijdige, volledige en relevante verantwoordingsinformatie moet gerekend worden tot de belangrijkste voorwaarden voor het kunnen beheersen van de financiële en interne risico’s van de gemeente

 

Artikel 17 pt. 1

Clusters dienen “incidenteel” informatie te verschaffen op de momenten waarop zich significante wijzigingen voordoen in hun verwachtingen omtrent tijdstip of omvang van toekomstige betalingen of ontvangsten (bijv. bij uitstel van een grote investering).