Peilbesluit De Tol 2007

1. De na te streven waterstanden in de afzonderlijke peilgebieden van het afvoergebied De Tol zijn:

* Dit betreft een nieuw peilgebied ten behoeve van waterberging tijdens extreme omstandigheden; tijdens deze omstandigheden kan het peil hier tijdelijk hoger opgezet worden.

2. De peilen uit lid 1 zijn gebaseerd op gemeten maaiveldhoogten uit 2001. Deze peilen zijn gecorrigeerd met een geschatte maaivelddaling van 4 centimeter voor veengebieden en 2 centimeter voor klei-op-veengebieden voor de opgetreden maaivelddaling tussen 2001 en 2007.

3. De peilen worden gefaseerd ingevoerd (artikel 5). Daarna worden de peilen geïndexeerd (artikel 6). Hierbij worden de peilen aangepast aan de langjarig gemiddelde bodemdaling, met terugwerkende kracht tot 2007. Binnen 3 jaar na inwerkingtreding van het peilbesluit zal een nieuwe hoogtemeting plaatsvinden van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Met de nieuwe gegevens wordt inzicht verkregen in de daadwerkelijk opgetreden bodemdaling. Indien nodig zal op basis van de werkelijk opgetreden bodemdaling de indexatie, zoals bedoeld in artikel 6, worden aangepast.

1. Vast peilbeheer zal worden gevoerd in de peilgebieden Te-1 t/m Te-5, Tp en Tl. Deze gebieden hebben alle de functies “bebouwd gebied” en/of “landbouw”. De gebieden met de functie “landbouw” liggen in een kleigebied. De waterstand wordt in deze gebieden het hele jaar door op één en hetzelfde vaste niveau gehandhaafd.

2. Flexibel of natuurlijk peilbeheer zal worden gevoerd in de peilgebieden met de functies “natuur” en “natuur en waterberging” Tf en To-1. Hierbij mag het peil fluctueren tussen de na te streven waterstand in het gebied, zoals genoemd in artikel 3.

3. Dynamisch peilbeheer zal worden gevoerd in de peilgebieden met de functie “landbouw” Ta, Tb, Tc, Td, Tg, Th, Tj-1, Tj-2, Tk en To-2. Hierbij kan het waterpeil dynamisch in de tijd fluctueren tussen het vastgestelde zomer- en winterpeil. Afhankelijk van de weersomstandigheden, de groeiomstandigheden voor het gewas en de agrarische bedrijfsvoering kan het peil worden ingesteld op of tussen de in artikel 3, lid 1 vermelde waterpeilen.

4. Voor gebieden waar dynamisch peilbeheer nog niet is geëffectueerd, wordt de reguliere cyclus van zomer- en winterpeil aangehouden. De overgang van zomerpeil naar winterpeil zal, al naar gelang de weersomstandigheden, in het algemeen en naar oordeel van Dijkgraaf en Hoogheemraden, plaats vinden in de loop van de maanden september-oktober. De overgang van winterpeil naar zomerpeil zal, al naar gelang de weersomstandigheden, in het algemeen en naar oordeel van dijkgraaf en hoogheemraden, plaats vinden in de loop van de maanden april-mei.

5. Dijkgraaf en Hoogheemraden zijn bevoegd, indien de weersomstandigheden dit naar oordeel noodzakelijk maken, bovengenoemde peilen tijdelijk:

• •

  In droge en zeer droge perioden met 0,05 meter te verhogen; en

• •

  In natte en zeer natte perioden met 0,05 meter te verlagen.

6. Het dagelijks bestuur is bevoegd om, onder afweging van de betrokken belangen, van het in artikel 3 vermelde peil af te wijken, indien daarvoor op grond van te verwachten of reeds optredende extreme - natte of droge - weersomstandigheden, danwel in verband met dreigende of reeds optredende calamiteiten, aanleiding bestaat.

7. Het peilgebied To-1 is tevens een waterbergingsgebied. Dit betekent dat onder extreme omstandigheden het peil mag stijgen tot NAP -0,90 meter.

1. De peilen zullen gefaseerd worden ingevoerd nadat de noodzakelijke maatregelen uit het inrichtingsplan van het Watergebiedsplan Kamerik en Kockengen ter plaatse zijn afgerond. Dit moment wordt door het dagelijks bestuur bepaald en in dag- en weekbladen gepubliceerd.

2. De peilen zullen met maximaal 5 centimeter per jaar aangepast worden totdat het beoogde peil is bereikt.

3. Voor de peilgebieden Tc, Te-1 t/m Te-4, Tj-1 en Tl worden de peilen niet aangepast, dat wil zeggen dat de huidige praktijkpeilen gehandhaafd blijven.

4. Voor het peilgebied Ta wordt het zomerpeil 13 centimeter en het winterpeil 3 centimeter naar beneden aangepast. Dit vindt in respectievelijk drie stappen en één stap plaats.

5. Voor peilgebied Tb worden de peilen 7 centimeter naar beneden aangepast. Dit vindt in twee stappen plaats.

6. Voor peilgebied Td wordt het zomerpeil 8 centimeter en het winterpeil 3 centimeter naar beneden aangepast. Dit vindt in respectievelijk twee stappen en één stap plaats.

7. Voor peilgebied Tg worden de peilen 15 centimeter naar beneden aangepast. Dit vindt in drie stappen plaats.

8. Voor peilgebied Th worden de peilen 5 centimeter naar beneden aangepast. Dit vindt in één stap plaats.

9. Voor peilgebied Tj-2 worden de peilen 8 centimeter naar beneden aangepast. Dit vindt in twee stappen plaats.

10. Voor peilgebied T0-2 worden de peilen 10 centimeter naar beneden aangepast. Dit vindt in twee stappen plaats.

11. Voor de peilgebieden Te-5 en Tk wordt het winterpeil met 10 centimeter naar boven aangepast. Dit vindt in twee stappen plaats.

1. Peilindexering vindt alleen plaats in gebieden met de functie “landbouw” en de grondsoort “veen” en/of “klei op veen”.

2. Voor de peilgebieden Ta, Tb, Tc, Td, Tg, Th, Tj-1, Tj-2, Tk en To-2 worden de peilen, na realisatie van de maatregelen uit het inrichtingsplan van het Watergebiedsplan Kamerik en Kockengen en na de gefaseerde aanpassing van het peil, geïndexeerd met 0,02 meter per 3 jaar voor veengebieden en met 0,01 meter per 3 jaar voor klei-op-veengebieden. Dit is de verwachte, langjarig gemiddelde maaivelddaling in het gebied.