Regeling vervallen per 01-01-2009

Verordening sluis- en bruggeld Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2005

Geldend van 05-04-2008 t/m 31-12-2008

Intitulé

Verordening sluis- en bruggeld Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2005

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    hoogheemraadschap: het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier;

  • b.

    het college van dijkgraaf en hoogheemraden: het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap;

  • c.

    het college van hoofdingelanden: het algemeen bestuur van het hoogheemraadschap;

  • d.

    vrachtschip: een vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het vervoer van goederen;

  • e.

    pleziervaartuig: een vaartuig dat hoofdzakelijk gebruikt wordt voor niet-bedrijfsmatige recreatie;

  • f.

    overig vaartuig: een vaartuig niet zijnde een vrachtschip of een pleziervaartuig.

Aard van de heffing en belastbaar feit

Artikel 2

Onder de naam ‘sluisgeld’ wordt een recht geheven voor het varen door de Wilhelminasluis te Zaandam.

(Artikel 2 is gewijzigd bij besluit van 19 maart 2008, nr. 08.2425, inwerkingtreding 5 april 2008.)

Belastingplicht

Artikel 3

De in artikel 2 bedoelde rechten worden geheven van de schipper van een vrachtschip, een pleziervaartuig of een overig vaartuig ten behoeve waarvan gebruik wordt gemaakt van de sluis en/of waarvoor de brug moet worden geopend.

Maatstaf en tarief

Artikel 4

  • 1. Het sluisgeld bedraagt voor elke doorvaart:

    • a.

      voor een vrachtschip tot en met 15 ton € 1,95 per ton en voor elke ton of gedeelte daarvan meer € 0,016;

    • b.

      voor een pleziervaartuig € 1,00;

    • c.

      voor overige vaartuigen € 0,032 per m² ingenomen wateroppervlakte, met een minimum van € 1,95 per vaartuig.

  • 2. Het bruggeld bedraagt voor elke doorvaart € 1,00.

  • 3. Het verschuldigde bedrag wordt naar beneden afgerond op hele bedragen van € 0,05.

Wijze van heffing

Artikel 5

De in artikel 2 bedoelde rechten worden geheven door middel van een gedagtekende nota of een andere schriftelijke kennisgeving, waarop het verschuldigde bedrag wordt vermeld, dan wel bij wege van aanslag.

Tijdstip van betaling

Artikel 6

  • 1. Indien de in artikel 2 bedoelde rechten worden geheven door middel van een gedagtekende nota of een andere schriftelijke kennisgeving, moet het sluis- en/of bruggeld worden voldaan op het tijdstip waarop een van de in artikel 2 genoemde sluizen en/of bruggen wordt binnengevaren dan wel doorgevaren.

  • 2. Indien de in artikel 2 bedoelde rechten worden geheven bij wege van aanslag moet het sluis- en/of bruggeld worden voldaan binnen 14 dagen na dagtekening van het aanslagbiljet.

Nadere regels

Artikel 7

Het college van dijkgraaf en hoogheemraden kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van het sluis- en/of bruggeld.

Inwerkingtreding, intrekking en citeertitel

Artikel 8

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2005.

  • 2. Met ingang van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde datum wordt ingetrokken de Verordening op de heffing en invordering van sluis- en bruggeld 2003 van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier, vastgesteld bij besluit van het college van hoofdingelanden van 8 januari 2003, nr. 03.322.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening sluis- en bruggeld Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2005’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van hoofdingelanden van 24 november 2004.

Toelichting

I. Algemeen

I .1 Inleiding

Op 1 januari 2003 is het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier gevormd door samenvoeging van de waterschappen Hollands Kroon, Groot-Geestmerambacht, Het Lange Rond, Westfriesland, De Waterlanden en het hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen in Hollands Noorderkwartier. De taken van het nieuwe hoogheemraadschap zijn een optelsom van de taken van de voormalige waterschappen.

Het voormalige hoogheemraadschap van Uitwaterende Sluizen en het voormalige waterschap Het Lange Rond kenden een verordening met betrekking tot de heffing en invordering van sluis- en bruggelden. Het voormalige waterschap De Waterlanden kende een heffing met betrekking tot één van de sluizen die bij dit waterschap in beheer was.

In verband met de fusie bestond de noodzaak per 1 januari 2003 een nieuwe verordening voor de heffing en invordering van sluis- en bruggelden vast te stellen, die gold voor het hele grondgebied van het nieuwe hoogheemraadschap. Dit resulteerde in de Verordening sluis- en bruggeld 2003 van het hoogheemraadschap.

I.2 De Verordening sluis- en bruggeld 2003

De Verordening sluis- en bruggeld 2003 beoogde het beleid van de voormalige waterschappen te uniformeren en de tarieven voor de doorvaart van sluizen en bruggen in het hele gebied van het hoogheemraadschap gelijk te schakelen. Om die reden is ook een heffing geïntroduceerd bij bediende sluizen en bruggen waar voorheen geen sluis- of bruggeld verschuldigd was.

In de praktijk bleek de uitvoering van de verordening problematisch. Veel kleinere sluizen en bruggen in het gebied liggen in vaarwateren van ondergeschikt belang en kennen daarom een zeer gering aantal doorvaarten. Mede om die reden worden zij in veel gevallen bediend door vrijwilligers of door verenigingen of stichtingen.

De inning van sluis- en bruggelden door vrijwilligers laat zich echter moeilijk verenigen met het belastingkarakter van de heffing. Het regelen van de inningsbevoegdheid en het opzetten van een fiscale administratie in deze gevallen is op zichzelf wel mogelijk, maar niet doelmatig, ook al niet gezien de geringe opbrengsten. Daar komt bij dat de opbrengsten in een aantal gevallen fungeren als vergoeding voor de vrijwillige inzet.

I.3 De Verordening sluis- en bruggeld 2005

In de Verordening sluis- en bruggeld 2005 is er om die reden voor gekozen het aantal objecten waar sluis- en bruggeld geheven wordt drastisch te beperken. Dit houdt in dat alleen nog sluis- en bruggeld wordt geheven bij de grotere sluis- en brugcomplexen, die het gebied van buitenaf ontsluiten en die ook gebruikt worden door de beroepsvaart. In deze gevallen vergt de bediening extra oplettendheid en vakkennis van de bedienaren. In andere gevallen is geen sluis- of bruggeld meer verschuldigd of wordt alleen een vrijwillige bijdrage gevraagd als vergoeding voor de bediening door vrijwilligers.

Voor het overige wijkt de verordening 2005 inhoudelijk niet af van de verordening 2003.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Voor de heffing van sluis- en bruggelden wordt onderscheid gemaakt tussen een drietal categorieën scheepvaartverkeer, nl. vrachtschepen, pleziervaartuigen en overige vaartuigen.

Artikel 2

Dit artikel geeft de aard van de heffing en de belastbare feiten aan. Het artikel somt de bij het hoogheemraadschap in beheer zijnde sluizen en bruggen op die ten behoeve van de doorvaart worden geopend en waar sluis- of bruggeld verschuldigd is.

Niet bij alle bediende sluizen en bruggen in het gebied van het hoogheemraadschap is sluis- of bruggeld verschuldigd. In een aantal gevallen vindt om doelmatigheidsredenen geen heffing van sluis- of bruggeld plaats. Dit geldt met name bij kleinere objecten met een relatief gering aantal doorvaarten. In deze gevallen kan wel een vrijwillige bijdrage worden gevraagd als vergoeding voor de inzet van vrijwilligers bij de bediening.

Bij objecten die op afstand bediend worden bestaat feitelijk niet de mogelijkheid om sluis- of bruggeld te innen. Ook deze zijn daarom niet in de verordening opgenomen. Dit geldt ook voor objecten waar een verantwoorde bediening zich moeilijk laat combineren met de inning van gelden.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt wie de belastingplichtige is. Onder schipper wordt verstaan degene die een schip of vaartuig voert danwel degene die daarover de leiding heeft.

Artikel 4

De in dit artikel gehanteerde maatstaf sluit aan bij de landelijk veel gebruikte model-verordeningen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

In de verordening 2003 zijn de tarieven van het sluis- en bruggeld die de voormalige waterschappen hanteerden gelijkgeschakeld en voor zover nodig aangepast. Deze tarieven zijn thans ongewijzigd overgenomen.

Artikelen 5 en 6

Waterschapsbelastingen kunnen wettelijk op drie manieren worden geheven, nl. bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte en op andere wijze (art. 125 Waterschapswet). Overeenkomstig de gangbare praktijk bij sluis- en bruggeld is in de verordening gekozen voor heffing ‘op andere wijze’. Meestal is dit een nota die wordt uitgereikt bij de doorvaart.

In de verordening is echter ook de mogelijkheid opgenomen van heffing bij wege van aanslag. Dit houdt verband met de samenwerking met de gemeente Zaanstad bij de inning van sluis- en bruggeld. Deze gemeente kent reeds langer de mogelijkheid van betaling op rekening voor frequente gebruikers van gemeentelijke havenfaciliteiten. De verordening biedt die mogelijkheid nu dus ook voor het sluis- en bruggeld dat voor het hoogheemraadschap wordt geïnd. De betalingstermijn bedraagt in dat geval veertien dagen, overeenkomstig de door de gemeente Zaanstad gehanteerde termijn.

Artikelen 7 en 8

Deze artikelen behoeven geen toelichting.

verordeningsluis-enbruggeldhhnk2005bijlage.pdf (33 Kb)