Regeling vervallen per 01-01-2009

Beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2005

Geldend van 24-03-2005 t/m 31-12-2008 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2005

Het college van dijkgraaf en hoogheemraadschap van Rijnland;

Gezien het voorstel van de voorbereidingscommissie d.d. 24 december 2004;

Gelet op artikel 1:3, 4e lid en artikel 4:82 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit :

vast te stellen de;

Beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2005

  • Paragraaf 1. Reikwijdte

  • Paragraaf 2. Algemeen

  • Paragraaf 3. Omslag gebouwd/ongebouwd

  • Paragraaf 4. Verontreinigingsheffing woningen en ingezetenenomslag

  • Paragraaf 5 Verontreinigingsheffing bedrijven

  • Paragraaf 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Inhoud

Paragraaf 1. Reikwijdte

Deze beleidsregels gelden bij de heffing van waterschapsbelastingen als bedoeld in artikel 113 van de Waterschapswet.

Paragraaf 2. Algemeen

2.1. Termijn indienen bezwaarschrift na pro-forma bezwaar

De termijn voor het indienen van de motivering van het bezwaarschrift  bij een pro-forma bezwaar wordt gesteld op tien weken na dagtekening van het aanslagbiljet. Deze termijn kan worden verlengd indien de belastingplichtige de noodzaak van een langere termijn aannemelijk maakt.

2.2.  Electronisch ingediende verzoek-en bezwaarschriften

Electronisch ingediende verzoek-en bezwaarschriften worden in alle gevallen in behandeling genomen. Uitsluitend in het geval het verzoek- of bezwaarschrift wordt afgewezen, wordt belanghebbende verzocht   het vormverzuim (ontbreken schriftelijke handtekening in het geval een electronische handtekening nog niet is ingevoerd) te herstellen door het alsnog indienen van een schriftelijk en ondertekent verzoek- of bezwaarschrift.

2.3. Diplomatieke- en internationale vrijstellingen

1. Vrijstelling van waterschapsbelasting ten behoeve van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, wordt uitsluitend verleend voor zover die belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de officiële werkzaamheden van die diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.

2. Onder de officiële werkzaamheden van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het huisvesten van haar leden.

3. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend in de gevallen waarin vast is komen te staan dat ter zake van die vrijstelling de wederkerigheid niet is gewaarborgd.

4. Van de waterschapsbelastingen zijn vrijgesteld:

  • de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van andere mogendheden en hun hoofden, met uitzondering van de honoraire consuls;

  • de leden van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen met uitzondering van de honoraire consulaire ambtenaren;

  • allen verder genoemd in artikel 5 van de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997 (Stcrt. 249 d.d. 20-12-1996) met betrekking tot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie;

5. Een vrijstelling van waterschapsbelasting ten aanzien van de in het vierde lid bedoelde leden, wordt mede toegepast ten aanzien van de bij hen inwonende gezinsleden en particuliere bedienden.

6. Personen die Nederlander zijn, en personen die in Nederland duurzaam verblijf houden, zijn van de vrijstelling van waterschapsbelasting uitgezonderd.

7. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend voor zover de belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep.

Paragraaf 3. Omslag gebouwd/ongebouwd

3.1 Schatting kadastrale grootte en toegekende oppervlakte gebouwd

Indien bij een overdracht van een deelperceel in de akte van levering door de notaris geen grootte wordt vermeld, wordt deze ambtshalve geschat op minimaal 1 are.

Bij de overdracht van een appartementsrecht wordt de kadastrale grootte ambtshalve vastgesteld door de totale grootte van het complex te delen door het onverdeelde aandeel.

Indien door de gemeente in de WOZ-gegevenslevering geen toegekende (meegetaxeerde) oppervlakte gebouwd is vermeld, wordt deze als volgt geschat:

  • voor grote (bedrijfs)objecten : 8 are per € 45.000 waarde in het economische verkeer;

  • voor boerderijen : 50 are;

  • voor fabriekscomplexen e.d. : in overleg met de gemeente en aan de hand van de kadastrale plans;

  • voor woonruimten : minimaal 1 are, afhankelijk van de gemiddelde oppervlakte in de directe omgevingParagraaf

3.2  Afronding tarieven in het GIBS-systeem

Voor de omslag ongebouwd geldt op grond van de Omslagklassenverordening voor het boezemwater en de grote plassen een correctiefactor van de heffingsmaatstaf van 0,25. Om technische redenen wordt in het GIBS-systeem voor de toepassing hiervan niet de heffingsmaatstaf gecorrigeerd maar het tarief.  Het aldus berekende gereduceerde tarief wordt rekenkundig afgerond op 2 decimalen nauwkeurig.

Paragraaf 4. Verontreinigingsheffing woningen en ingezetenenomslag

4.1 Toepassing Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

De GBA is de basis voor de belastingadministratie. Afwijken van de informatie uit de GBA kan uitsluitend als een belastingplichtige voldoende bewijs levert.

Bewijsstukken kunnen zijn:

  • huurcontract of koopakte woning elders;

  • verklaring verpleeghuis bij langdurig verblijf (langer dan 6 maanden);

  • bevestiging afsluiten door nutsbedrijf;

  • poststukken met een adressering van een adres elders en voorzien vanverschillende data die de betreffende periode weergeven.

  • nota verhuisbedrijf

  • bank- of girobescheiden.

4.2 Geen of weinig lozing vanuit de woning

Uitsluitend indien kan worden aangetoond -d.m.v. informatie van het waterleidingbedrijf- dat er in het geheel niet is geloosd, kan de aanslag verontreinigingsheffing worden verminderd.

4.3 Gebruik vragenformulier

Voor de vaststelling van de heffingsplicht wordt bij wijziging van de woonsituatie gebruik gemaakt van een vragenformulier. Indien het formulier niet binnen de gestelde termijn ingevuld wordt geretourneerd. wordt er een aanslag opgelegd aan de nieuwe gebruiker van de woning. De belanghebbende wordt in het vragenformulier hierop gewezen.

4.4 Opleggen aanslagen voor oudere jaren n.a.v. leegstandscontrole

Indien bij een leegstandscontrole blijkt dat een belastingplichtige kan worden aangewezen, wordt:

  • in het geval het ontbreken van een aanslag veroorzaakt is door Rijnland, uitsluitend voor het lopende jaar nog een aanslag opgelegd;

  • in het geval het ontbreken van een aanslag het gevolg is van het handelen of nalaten door de belastingplichtige, voor het lopende jaar en de twee voorafgaande jaren een aanslag opgelegd.

4.5 Vertrek naar een inrichting

Indien een belastingplichtige als gevolg van een GBA-mutatie vertrekt naar een psychiatrische inrichting, verpleeghuis e.d. en er is een aanslag opgelegd voor 3 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van het volgende jaar. Zo nodig wordt tevens de aanslag voor het resterende jaar verminderd tot 1 v.e.

In het geval er een aanslag is opgelegd van 1 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van de maand volgend op de vertrekdatum.

4.6 Einde heffingsplicht door overlijden

Indien heffingsplichtige overlijdt in de maand januari vóór het opleggen van de aanslag, wordt de heffingsplicht beëindigd per 1 januari van het lopende jaar. Aan één van de eventuele achterblijvende bewoners wordt vervolgens een aanslag opgelegd voor het gehele jaar.

Indien heffingplichtige overlijdt na het opleggen van de aanslag en er een aanslag is opgelegd van 3 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van het volgende jaar. Zo nodig wordt tevens de aanslag voor het resterende jaar verminderd tot 1 v.e..

4.7 Gebruik tweede woningen

Indien blijkt dat het waterverbruik in een tweede woning 43 m3 of minder per jaar bedraagt, wordt de aanslag op verzoek op 1 v.e. gesteld. 

Paragraaf 5 Verontreinigingsheffing bedrijven

5.1  Berekening en afrondingswijze aantal vervuilingseenheden

  • Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van minder dan 5 v.e. op 2 decimalen berekend zonder afronding en wordt bepaald of de aanslag op1 v.e. of 3 v.e. moet worden vastgesteld.

De aanslag wordt vastgesteld op 3 v.e. indien de berekening van het aantal vervuilingseenheden uitkomt op meer dan 1,00 v.e. en minder dan 5,00 v.e.

Voorbeeld berekening volgens klasse 8 (in het geval het bedrijf het gehele jaar heffingsplichtig is):

berekening volgens klasse 8

Eenheden m3   

Coëfficiënt   

Berekende v.e.   

Aanslag v.e.   

 43

 0.023

 0.98

 1

 44

 0.023

 1.01

 3

 217

 0.023

 4.99

 3

 218

 0.023

 5.01

 5

De aanslag wordt minimaal op 1 v.e. gesteld; met uitzondering van nieuwe bedrijven met een vuillast van minder dan 0,5 in het eerste jaar. In dat geval wordt de ingangsdatum van de heffingsplicht uitgesteld tot 31 december van het eerste jaar.

Indien een forfaitaire- of minimum aanslag wordt opgelegd met behulp van belastingsoort 03 in het GIBS-systeem vindt de berekening van de aanslag voor een gedeelte van een jaar plaats naar tijdsevenredigheid op basis van gehele maanden, zoals dit is geregeld voor woonruimten in artikel 4, lid 2 en 3 van de verordening.

Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van 5 v.e. en hoger op 2 decimalen berekend zonder afronding en vervolgens rekenkundig afgerond op gehele vervuilingseenheden.(tot 0,50 wordt naar beneden en vanaf 0,50 naar boven afgerond)

In het geval een bedrijf in het grotebedrijvenbestand (bel.srt. 04) slechts een gedeelte van het jaar heffingsplichtig is, wordt om ongelijkheid te voorkomen tussen de berekeningswijze bij grote bedrijven  en bij forfaitaire bedrijven (bel.srt. 03), wordt het berekende aantal v.e. bij belastingsoort 04 bij een uitkomst tussen 1,00 v.e. en 3,00 v.e. vastgesteld op 2 v.e.

5.2  Berekening met mandagen

Indien een watermeter ontbreekt wordt het verbruik van de bedrijfsruimte berekend op basis van het aantal mandagen. Tot en met 909 mandagen per jaar wordt de aanslag op verzoek verminderd tot 1 v.e.

(909 x 0,11 = 0,9999) Bij 910 mandagen (910 x 0,11 = 1,001)  is de aanslag 3 v.e.

5.3 Glastuinbouwbedrijven

Een schuur met een glazen dak als onderdeel van een glastuinbouwbedrijf wordt voor de berekening van het aantal hectaren met een kas gelijkgesteld.  

Als  kas wordt aangemerkt een

  • Opkweekkas

  • Stekkas

  • Cabrio-kas

  • Tunnelkas

  • Rovero-kas

  • Ondersteunend glas

  • Overwinterkas.

5.4 Kamerverhuur/bedrijfsruimte

Indien een woonruimte wordt gebruikt door een huishouden tezamen met enkele kamerbewoners of kostgangers wordt geen bedrijfsaanslag maar een woningaanslag opgelegd.

In het geval er 5 of meer kamerbewoners samen met de eigenaar/exploitant en/of zijn huishouden gebruik maken van dezelfde voorzieningen wordt het objekt aangemerkt als een bedrijfsruimte.

Indien een watermeter ontbreekt wordt bij kamerverhuur het waterverbruik geraamd op 121 liter per persoon/per dag.

5.5 Opleggen aanslagen oudere jaren n.a.v. leegstandscontrole

Indien bij een leegstandscontrole blijkt dat een belastingplichtige kan worden aangewezen, wordt:

  • in het geval het ontbreken van een aanslag veroorzaakt is door Rijnland, voor het lopende jaar en de twee voorafgaande jaren nog een aanslag opgelegd;

  • in het geval het ontbreken van een aanslag het gevolg is van het handelen of nalaten door de belastingplichtige, voor het lopende jaar en de twee voorafgaande jaren een aanslag opgelegd.

Bij kamerverhuur en bedrijfsverzamelgebouwen kan, in het geval het ontbreken van een aanslag veroorzaakt is door Rijnland, de periode op verzoek beperkt worden  tot minimaal het lopende jaar in het geval de heffing niet meer kan worden verhaald op bewoners of gebruikers.

5.6 Aftrek waterverbruik woning in bedrijfscomplex

De aftrek voor het waterverbruik van een woonruimte (zonder eigen watermeter) in een bedrijfscomplex is 44 m3 per persoon.

5.7 Ambtshalve vermindering

Indien de definitieve aanslag ambtshalve is vastgesteld en het aangifteformulier wordt alsnog teruggestuurd en het aangifteformulier is volledig ingevuld, vergezeld van de waternota, wordt de aanslag ambtshalve verminderd. Indien het aangifteformulier onvolledig is en/of geen waternota aanwezig is dan wordt de aangifte zonder verdere verwerking gedeponeerd.

5.8 Heffing lozingen bij bodemsanering en bronneringswater

  • Lozingen tot 2.500 m3 worden belast met het forfait van 3 v.e.. Dit om onevenredig hoge kosten van meting en bemonstering te voorkomen.

  • Bij lozingen vanaf 2.500 m3 is meting en bemonstering verplicht. Hiervoor wordt een beschikking verleend. Indien meting - ondanks de verplichting - achterwege blijft, wordt de aanslag vastgesteld met behulp van de parameters die vastgesteld kunnen worden aan de hand van analyses van de zgn. peil-buizen. Is dit niet mogelijk dan wordt de aanslag vastgesteld op basis van het debiet vermenigvuldigd met de coëfficiënt van klasse 8.

  • Als heffingsplichtige wordt aangemerkt degene die de vergunning heeft aangevraagd dan wel opdrachtgever is.

5.9 Bedrijfsverzamelgebouw

Er is sprake van een bedrijfsverzamelgebouw indien meerdere ondernemingen in één object gehuisvest zijn en gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen (toiletten, keuken e.d.).

De verontreinigingsheffing wordt bij een bedrijfsverzamelgebouw ingevolge art. 3, lid 3 letter b van de verordening geheven van de exploitant en/of verhuurder van het object.

5.10 Rekenregels waterverbruik

Bij het hanteren van de gegevens uit de Waterbank voor de berekening van de definitieve aanslag verontreinigingsheffing, gelden de volgende rekenregels:

  • het heffingsjaar wordt op 365 dagen gesteld;

  • het aantal verbruiksdagen in het heffingsjaar is minimaal 183 dagen;

  • bij een gedeeltelijk heffingsjaar is het aantal verbruiksdagen minimaal 50% van het aantal heffingsdagen;

  • het verbruik in m3 water wordt herleid tot 365 dagen, behalve als de heffingsplichtige periode korter dan 365 dagen is.

Indien door een belastingplichtige aannemelijk wordt gemaakt dat de berekening van het verbruik niet representatief is en daardoor tot een te hoge aanslag leidt, wordt de aanslag ambtshalve verminderd.

5.11 Aftrek waterverbruik

Indien wordt voldaan aan één of meer van de onderstaande voorwaarden vindt aftrek op de hoeveelheid ingenomen water plaats:

  • Minimaal 25% van de hoeveelheid ingenomen water wordt niet geloosd.

  • Er moet een tussenmeter zijn.

  • Er moet een controleerbare berekening zijn.

  • Er moet informatie van producenten van technische installaties zijn.

1. Indien er sprake is van sproeiwater wordt rekening gehouden met aftrek bij de volgende heffingsplichtigen:

  • Tenniscomplexen                  

  • Voetbalvelden.                                  

  • Volkstuinen.                          

  • Bedrijventuinen (groot).         

  • Bedrijven vijvers.                  

  • Waterspeelplaats Lineaushof.

2. Bij gebruik van koelwater door middel van een koeltoren wordt rekening gehouden met de werkelijke verdamping indien deze meer bedraagt dan 25%.

3. Manege´s:

  • 60 liter per paard.

  • 40 liter per pony.

4. Bij gebruik van zgn. airco-systemen gebaseerd op water wordt rekening gehouden met de werkelijke verdamping indien deze meer bedraagt dan 25%.

5. Indien bij een produktieproces sprake is van enige verdamping wordt daar rekening mee gehouden indien deze meer bedraagt dan 25%.

6. De aftrek voor een zgn. warme bakkerij wordt bepaald op 30 liter per baal meel, anders 25%.

7. De aftrek bij ijsmachines voor scherfijs bedraagt de werkelijke hoeveelheid water die benodigd is voor het produceren van het ijs.

8.  De aftrek bij skibanen bedraagt het niet geloosde gedeelte.

9. De aftrek bij kunstijsbanen bedraagt het niet geloosde gedeelte.

10. Bij jachthavens wordt het niet geloosde gedeelte van de hoeveelheid ingenomen water als volgt berekend: 50% van 50% van het ingenomen water wordt als niet geloosd beschouwd.

11. Campings gedurende gedeelte jaar.

12. Strandtenten gedurende gedeelte jaar.

13. Overige situaties (lekkages) voorzover de aftrek wordt aangetoond vergezeld van een berekening, dan wel aannemelijk wordt gemaakt.

De klasse wordt vastgesteld met in achtneming van de aftrekpost.

5.12 Bedrijfsmatig exploiteren

Er is sprake van bedrijfsmatig exploiteren (en niet meer als hobby dieren houden) indien vanuit een ruimte afvalstoffen worden geloosd afkomstig van meer dan 2 stuks groot vee (koeien, varkens, paarden) of meer dan 5 schapen.

Paragraaf 6 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de eerste dag na de datum van bekendmaking en hebben betrekking op belastingaanslagen die worden opgelegd terzake van belastbare feiten die zich met ingang van 1 januari 2005 voordoen.

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als “Beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2005”.

Leiden, 11 januari 2005.  

Toelichting

2.3 Diplomatieke en internationale vrijstellingen

In artikel 133 waterschapswet is bepaald:

“In de gevallen waarin het volkenrecht dan wel, naar het oordeel van Onze Ministers van verkeer en Waterstaat en van Financiën, het internationale gebruik daartoe noodzaakt, wordt vrijstelling van waterschapsbelastingen verleend. Onze genoemde Ministers kunnen gezamenlijk ter zake nadere regels stellen”.

In verband met het ontbreken van dergelijke regels zijn door Rijnland zelf op deze wijze regels vastgesteld. Bij de tekst van paragraaf 2.3 is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de tekst van de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen (Stcrt. 249 d.d. 20-12-1996).

De vrijstellingen voor de diplomatieke en consulaire missies gelden voor de volgende personen *):

  • Diplomatieke zendingen en hoofden van diplomatieke zendingen: o.b.v. art. 23, lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961);

  • Diplomatieke ambtenaren (en hun inwonende gezinsleden): o.b.v. art. 34 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961);

  • Administratief en technisch personeel van diplomatieke zendingen (en hun inwonende gezinsleden): o.b.v. art. 37, lid 2 jo 34 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer (1961);

  • Consulaire zendingen en hoofden van consulaire zendingen: o.b.v. art. 32, lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963);

  • Consulaire ambtenaren en consulaire beambten (en hun inwonende gezinsleden): o.b.v. art. 49, lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen (1963).

*) bron: Toelichting op Protocol Guide voor Ambassades en Consulaten  van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.