Regeling vervallen per 22-09-2009

Verordening Waterbeheer Rijnland

Geldend van 30-03-2000 t/m 21-09-2009

Intitulé

Verordening Waterbeheer Rijnland

Provinciaal blad 2000-15

Verordening Waterwet Rijnland

Verordening Waterbeheer Rijnland

Provinciale Staten van Zuid-Holland en van Noord-Holland,

gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en van Noord-Holland,

gelet op de Wet op de waterhuishouding, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Provinciewet en de Algemene wet bestuursrecht

Besluiten:

I In te trekken de Verordening waterkwaliteitsbeheer Rijnland, vastgesteld bij besluit van 20 november 1986,nr. 4b, van Provinciale Staten van Zuid-Holland en van 16 februari 1987, nr. 3 van Provinciale Staten van Noord-Holland, sedertdien gewijzigd, en in te trekken de Verordening Waterhuishouding Rijnland, vastgesteld bij besluit van 21 februari 1991, nr. 3b, van Provinciale Staten van Zuid-Holland en van 10 juni 1991, nr. 39 van Provinciale Staten van Noord-Holland, sedertdien gewijzigd.

II Vast te stellen de navolgende verordening

Hoofdstuk 1

Begripsbepalingen en toepasselijkheid

Begripsbepaling

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

Waterhuishoudingsplan

Het provinciale plan voor de waterhuishouding als bedoeld in artikel 7 van de Wet op de waterhuishouding;

Beheersplan

Een plan als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de waterhuishouding;

Peilbesluit

Een besluit als bedoeld in artikel 16 van de Wet op de waterhuishouding;

Beheersplangebied

Het gebied omvattende de oppervlaktewateren, met betrekking waartoe de beheerder verplicht is tot het maken van een beheersplan;

Commissie

De Commissie milieu en water, als bedoeld in artikel 2.1 van de Provinciale milieuverordening Zuid-Holland en de Provinciale Planologische Commissie als bedoeld in artikel 2.1 van de Provinciale milieuverordening Noord-Holland;

Watersysteem

Een geografisch afgebakend, samenhangend en functionerend geheel van oppervlaktewater, grondwater, waterbodems, oevers en technische infrastructuur, met inbegrip van de daarin voorkomende levensgemeenschappen en alle bijbehorende fysische, chemische en biologische kenmerken en processen;

Kwaliteitsbeheer

De zorg voor watersystemen in kwalitatief opzicht, overeenkomstig de in het waterhuishoudingsplan en beheersplan vastgelegde doelstellingen, het realiseren en exploiteren van zuiveringstechnische werken, alsmede vergunningverlening als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren;

Kwaliteitsbeheerder

Het openbaar gezag, niet zijnde het Rijk, dat belast is met het kwaliteitsbeheer;

Kwantiteitsbeheer

De zorg voor watersystemen in kwantitatief opzicht, overeenkomstig de in het waterhuishoudingsplan enbeheersplan vastgelegde doelstellingen;

Kwantiteitsbeheerder

Het openbaar gezag, niet zijnde het Rijk, dat belast is met het kwantiteitsbeheer;

Lozen

Het door middel van een werk brengen van water in een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij uit een ander oppervlaktewater wordt gehaald;

Onttrekken

Het door middel van een werk halen van water uit een oppervlaktewater, zonder dat het water daarbij in een ander oppervlaktewater wordt gebracht;

Afvoeren

Het door middel van een werk of langs natuurlijke weg brengen of laten stromen van water uit een oppervlaktewater naar een ander oppervlaktewater;

Aanvoeren

Het door middel van een werk of langs natuurlijke weg naar een oppervlaktewater halen of laten stromen van water uit een ander oppervlaktewater;

Waterakkoord

Een akkoord als bedoeld in artikel 17 van de Wet op de waterhuishouding;

Schakelpunt

Locatie op de grens van de beheersgebieden van waterbeheerders, waarbij uitwisseling (aan- en afvoer) van oppervlaktewater plaatsvindt.

Toepasselijkheid verordening

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op de oppervlaktewateren en gebieden waarover het hoogheemraadschap van Rijnland het kwantiteits- en/of kwaliteitsbeheer voert, tenzij de Verordening op de waterhuishouding en waterkeringen Noord-Holland anders bepaalt.

Hoofdstuk 2

Beheersplan

Inhoud

Artikel 3

Het beheersplan omvat ten minste:

a. een beschrijving van de bestaande toestand van de oppervlaktewateren of stelsels van oppervlaktewateren waarover het beheer zich uitstrekt;

b. het resultaat van het beheer dat in de vorige planperiode is gevoerd;

c. de regionale uitwerking van de functies van de oppervlaktewateren;

d. de vastlegging van de doelstellingen inzake het beheer en onderhoud van de oppervlaktewateren, mede in relatie tot de grondwaterstanden en -stromingen;

e. een omschrijving van de maatregelen die moeten worden genomen om de doelstellingen te kunnen bereiken, alsmede de prioriteitenstelling en de fasering van die maatregelen;

f. een raming van de kosten van de maatregelen, voor zover deze gedurende de planperiode tot stand zullen worden gebracht;

g. een raming van het verloop van de op te leggen heffingen en/of omslagen;

h. een omschrijving van het te voeren beheer in gewone en buitengewone omstandigheden;

i. een meetplan met betrekking tot het peilbeheer en de hoeveelheden aan- en af te voeren water, alsmede de waterkwaliteit;

j. een toelichtende kaart en een overzicht die ten minste betrekking hebben op bestaande en geplande waterhuishoudkundige werken en op de waterhuishoudkundige toestand van de in het beheersplangebied gelegen oppervlaktewateren.

Toelichting

Artikel 4

Een beheersplan gaat vergezeld van een toelichting, waarin ten minste is opgenomen:

a. de aan een plan ten grondslag liggende uitgangspunten en de uitkomsten van eventueel verrichte onderzoeken, voor zover deze van belang zijn voor dat plan;

b. een weergave van het bij de voorbereiding van een beheersplan gevoerde overleg en de uitkomsten daarvan.

Voorbereiding

Artikel 5

1. Een beheersplan wordt voorbereid door de kwantiteitsbeheerder of kwaliteitsbeheerder.

2. De kwantiteitsbeheerder of kwaliteitsbeheerder betrekt bij de voorbereiding van een plan de naar zijn oordeel bij de te behandelen onderwerpen meest belanghebbende overheidsorganen, instellingen en organisaties.

In elk geval wordt overleg gevoerd met de:

a. kwantiteits- en kwaliteitsbeheerders van de aangrenzende gebieden;

b. gemeenten wier grondgebied geheel of ten dele in het beheersplangebied zijn gelegen;

c. natuurterreinbeherende instanties.

3. Ingeval de taken betreffende het kwaliteitsbeheer en het kwantiteitsbeheer van een bepaald gebied zijn opgedragen aan twee of meer waterschappen bereiden die waterschappen gemeenschappelijk een beheersplan voor.

Vaststelling plan

Artikel 6

De kwantiteitsbeheerder of kwaliteitsbeheerder stelt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden na verloop van de termijn waarin het ontwerp van het plan ter inzage heeft gelegen, een beheersplan vast.

Goedkeuring plan

Artikel 7

Het beheersplan van het hoogheemraadschap van Rijnland behoeft, gehoord de commissie, de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland; het beheersplan van de overige kwantiteitsbeheerders behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Een beheersplan wordt binnen vier weken na dagtekening van het vaststellingsbesluit, ingevolge artikel 9, derde lid, van de Wet op de waterhuishouding ter goedkeuring toegezonden aan Gedeputeerde Staten, vergezeld van een overzicht van zienswijzen of reacties ingevolge de inspraakverordening, alsmede van de overwegingen daaromtrent.

Herziening plan

Artikel 8

1. Een beheersplan wordt ten minste eenmaal in de vier jaren herzien, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.

2. Op verzoek van de kwantiteitsbeheerder of kwaliteitsbeheerder kunnen Gedeputeerde Staten, genoemd in artikel 7, van deze verplichting eenmaal vrijstelling verlenen voor ten hoogste vier jaar.

Hoofdstuk 3

Het peilbesluit

Aanwijzing

Artikel 9

1. De kwantiteitsbeheerder stelt voor de oppervlaktewateren onder zijn beheer één of meer peilbesluiten vast.

Daarin legt deze tevens de grenzen vast ten behoeve van de ingevolge artikel 16 vereiste vergunningen.

2. Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing ten aanzien van oppervlaktewateren gelegen in duingebied.

Procedure en vaststelling

Artikel 10

1. Op de voorbereiding en vaststelling van een peilbesluit is het bepaalde in de artikelen 5, eerste en tweede lid, en 6 van overeenkomstige toepassing.

2. Gedeputeerde Staten, van de provincie binnen wier grenzen het gebied, waarop het peilbesluit van toepassing is, grotendeels is gelegen kunnen richtlijnen geven omtrent de in het vorige lid bedoelde voorbereiding.

Tijdsduur

Artikel 11

Een peilbesluit geldt voor de duur van niet meer dan tien jaren na vaststelling. Op verzoek van de kwantiteitsbeheerder kunnen Gedeputeerde Staten, als bedoeld in artikel 7 juncto artikel 10, de geldigheidsduur van een peilbesluit voor een periode van ten hoogste vijf jaren verlengen.

Hoofdstuk 4

Registratie

Meldplicht

Artikel 12

1. Degene die water afvoert naar, aanvoert uit, loost in of onttrekt aan andere oppervlaktewateren, meldt de wijze daarvan aan de kwantiteitsbeheerder van het betreffende oppervlaktewater indien:

a. op die wijze meer dan 100 m3 water per uur kan worden afgevoerd of geloosd;

b. op die wijze meer dan 20 m3 water per uur kan worden aangevoerd of onttrokken;

c. door veranderingen in een eerder gemelde wijze van afvoer of lozing, dan wel aanvoer of onttrekking ten minste 20% meer of minder water, kan worden afgevoerd of geloosd, dan wel aangevoerd of onttrokken.

2. De meldplicht bedoeld in het vorige lid, geldt niet voor afvoer, aanvoer, lozing of onttrekking waarvoor:

a. ingevolge artikel 15 een vergunning is vereist;

b. ingevolge artikel 16 een vergunning is vereist;

c. ingevolge artikel 20 een waterakkoord is vereist.

Uitbreiding bij verordening

Artikel 13

De kwantiteitsbeheerder kan de meldplicht, bedoeld in artikel 12, eerste lid, bij verordening uitbreiden.

Meting

Artikel 14

1. De kwantiteitsbeheerder kan degene, die ingevolge artikel 12 of 13 verplicht is de wijze van afvoer naar, aanvoer uit, lozing in of onttrekking aan oppervlaktewater te melden tevens verplichten de afgevoerde, aangevoerde, geloosde of onttrokken waterhoeveelheden, te meten, daarvan aantekening te houden en van de verkregen gegevens opgave te doen.

2. De kwantiteitsbeheerder legt de meetplicht slechts op in gevallen waarin nauwkeurige gegevens over de werkelijk verplaatste waterhoeveelheden noodzakelijk zijn voor een oordeel over de invloed van de afvoer, lozing, aanvoer of onttrekking op de peilregeling of waterbeweging en/of over de noodzaak tot het treffen van bijzondere beheersmaatregelen.

Hoofdstuk 5

Vergunning krachtens de Wet op de waterhuishouding en vergunning ten behoeve van peilafwijkingen

Vergunningplichtige hoeveelheid

Artikel 15

Het is verboden zonder vergunning, als bedoeld in artikel 24 van de Wet op de waterhuishouding, water af te voeren naar, aan te voeren uit, te lozen in of te onttrekken aan oppervlaktewateren indien daarbij:

a. meer dan 500 m3 water per uur kan worden afgevoerd of geloosd;

b. meer dan 100 m3 water per uur kan worden aangevoerd of onttrokken.

Peilafwijkingen

Artikel 16

1 Het is verboden zonder vergunning, de waterstand te brengen op een peil dat afwijkt van het peil dat is vastgesteld in het peilbesluit.

Een verleende vergunning heeft geen langere geldigheidsduur dan het peilbesluit.

2. In de vergunning bedoeld in het eerste lid wordt tenminste aangegeven op welk gebied de vergunning betrekking heeft en binnen welke niveaus het peil in dat gebied moet worden gehouden.

3 De artikelen 24, vierde, vijfde en zevende lid, 25, 26, 29, 30, 31 en 33, 40 en 44 van de Wet op de waterhuishouding zijn van overeenkomstige toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid.

Procedure

Artikel 17

De besluiten tot het verlenen van vergunningen, als bedoeld in de artikelen 15 en 16, komen tot stand met toepassing van afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht.

Uitbreiding bij verordening

Artikel 18

De kwantiteitsbeheerder kan bij verordening gevallen aanwijzen, waarin het verbod van artikel 15 tevens geldt voor waterhoeveelheden, kleiner dan die genoemd in artikel 15.

Tijdelijke onttrekking

Artikel 19

Het bepaalde in de artikelen 15 en 16 is niet van toepassing op strikt tijdelijke afwijkingen van het peil ten behoeve van het normale onderhoudswerk aan watergangen en oevers, alsmede ten behoeve van de bestrijding van muskusratten.

Hoofdstuk 6

Het waterakkoord

Aanwijzing

Artikel 20

1a. Het hoogheemraadschap van Rijnland en het hoogheemraadschap van Delfland stellen een waterakkoord vast ten behoeve van het af- en het aanvoeren van water voor Delfland via Leidschendam;

b. het hoogheemraadschap van Rijnland en de waterschappen De Oude Rijnstromen, Meer en Woude en De Gouwelanden stellen een waterakkoord vast ten behoeve van het aan- en afvoeren van water;

c. het hoogheemraadschap van Rijnland en het waterschap Groot-Haarlemmermeer stellen een waterakkoord vast ten behoeve van het aan- en afvoeren van water;

d. het hoogheemraadschap van Rijnland en het hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden stellen een waterakkoord vast ten behoeve van het afvoeren van water van De Stichtse Rijnlanden;

e. het waterschap De Oude Rijnstromen en het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht stellen een waterakkoord vast ten behoeve van het afvoeren van water van Amstel, Gooi en Vecht.

2. Het waterakkoord bevat tenminste bepalingen omtrent:

a. het op het schakelpunt te handhaven waterpeil;

b. de kwaliteit van het aan- of afgevoerde water;

c. afspraken omtrent de waterverplaatsing;

d. financiële regelingen.

Beroep

Artikel 21

Ten aanzien van het hoogheemraadschap van Rijnland zijn Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland de beroepsinstantie, als bedoeld in artikel 43 van de Wet op de waterhuishouding.

Hoofdstuk 7

Waterkwaliteitsbeheer

Beheerder en taak

Artikel 22

Het hoogheemraadschap van Rijnland is belast met het kwaliteitsbeheer, voor zijn bij reglement omschreven gebied. Het houdt daarbij in ieder geval rekening met de waterhuishoudingsplannen van Zuid-Holland en van Noord-Holland en het eigen beheersplan, alsmede de milieubeleidsplannen van Zuid-Holland en van Noord-Holland, als bedoeld in artikel 4.9 van de Wet milieubeheer.

Lozingsverordening

Artikel 23

Het hoogheemraadschap, bedoeld in artikel 22, stelt met betrekking tot het verlenen, weigeren, wijzigen of intrekken van een vergunning, als bedoeld in artikel 3, tweede lid van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren een verordening vast.

Aansluitverordening

Artikel 24

Het hoogheemraadschap, bedoeld in artikel 22, stelt met betrekking tot het aansluiten van rioleringen op zuiveringstechnische werken een verordening vast.

Heffingsverordening

Artikel 25

Het hoogheemraadschap, bedoeld in artikel 22, stelt ter bestrijding van de kosten van maatregelen tot het voorkomen en tegengaan van verontreiniging van oppervlaktewateren bij verordening, als bedoeld in artikel 22 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, een heffing in, als bedoeld in artikel 17 van die wet.

Meldplicht zwemwater

Artikel 26

Met betrekking tot oppervlaktewateren, waarvoor in de waterhuishoudingsplannen van Zuid-Holland en van Noord-Holland, de kwaliteitsdoelstelling zwemwater is vastgelegd, dient de kwaliteitsbeheerder de resultaten van de onderzoeken op grond van artikel 4, eerste lid en derde lid van het Besluit kwaliteitsdoelstellingen en metingen oppervlaktewateren aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland over te leggen.

Hoofdstuk 8

Afstemming kwantiteits- en kwaliteitsbeheer

Overleg

Artikel 27

Indien vanuit het kwantiteitsbeheer, respectievelijk het kwaliteitsbeheer maatregelen ten behoeve van de waterhuishouding worden overwogen – vergunningverlening daaronder begrepen –, die van invloed kunnen zijn op het kwaliteitsbeheer respectievelijk kwantiteitsbeheer, voeren de respectieve beheerders hierover overleg.

Hoofdstuk 9

Strafbepaling, toezicht en opsporing

Strafbepaling

Artikel 28

Handelen in strijd met:

a. het in artikel 16 omschreven verbod; of

b. een voorschrift van een krachtens artikel 16 verleende vergunning; wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Toezicht en opsporing

Artikel 29

Met het toezicht op de naleving van het in artikel 16 omschreven verbod en met het opsporen van overtredingen daarvan zijn, naast de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen ambtenaren, belast de ambtenaren die daarvoor zijn aangewezen door de kwantiteitsbeheerder.

Hoofdstuk 10

Overgangs- en slotbepalingen

Kwaliteitsbeheer

Artikel 30

Een verordening van een kwaliteitsbeheerder ter regeling van een onderwerp waarin deze verordening voorziet, wordt binnen een jaar na de dag van inwerkingtreding van deze verordening met de bepalingen daarvan voor zoveel nodig in overeenstemming gebracht.

Artikel 31

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening waterbeheer Rijnland. III Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland en Gedeputeerde Staten van Noord-Holland te machtigen het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit sub II te bepalen, dat voor de onderscheidende onderdelen verschillend kan zijn.

Den Haag, 16 oktober 1998

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

J.M. Leemhuis-Stout, voorzitter.

B. van der Velden, lo. griffier.

Haarlem, 14 december 1998

Provinciale Staten van Noord-Holland,

J.A. van Kemenade, voorzitter.

C.J.N. Versteden, griffier.

Goedgekeurd bij besluit van 14 april 1999, nr. CDJZ/BVW 1999/671, van de Minister van Verkeer en Waterstaat

Uitgegeven op 29 maart 2000.

Datum Inwerkingtreding 30 maart 2000, Pb 2000-16

Afdeling: WNLO

Contactpersoon: P.F. van Haasteren (tel. 023-5144621)

Categorie: algemeen verbindende voorschriften

Titel:Verordening Waterbeheer Rijnland

Datum:14-12-1998

Nummer:2000-15