Regeling vervallen per 01-01-2011

Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2009

Geldend van 15-01-2009 t/m 31-12-2010

Intitulé

Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2009

Het hoofd van de afdeling Belastingen van het hoogheemraadschap van Rijnland:

gelet op het bepaalde in:

  • afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

  • artikel 123, derde lid, onderdeel b van de Waterschapswet;

  • het Aanwijzingsbesluit van het hoofd van de afdeling Belastingen;

Besluit:

vast te stellen de volgende beleidsregels voor het opleggen van aanslagen in de waterschapsbelastingen.

Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2009

Artikel 1. Reikwijdte

Deze beleidsregels gelden bij de heffing van waterschapsbelastingen als bedoeld in artikel 113 van de Waterschapswet.

Artikel 2. Algemeen

  • 2.1. Termijn indienen bezwaarschrift na pro-forma bezwaar

  •  Voor het indienen van de motivering van het bezwaarschrift bij een pro-forma bezwaar wordt een redelijke termijn gesteld. Deze termijn kan worden verlengd als de belastingplichtige de noodzaak van een langere termijn aannemelijk maakt.

     2.2. Elektronisch ingediende verzoek- en bezwaarschriften

  • Elektronisch ingediende verzoek- en bezwaarschriften worden in alle gevallen in behandeling genomen. Uitsluitend in het geval het verzoek- of bezwaarschrift wordt afgewezen, wordt belanghebbende verzocht het vormverzuim (ontbreken schriftelijke handtekening in het geval een elektronische handtekening nog niet is ingevoerd) te herstellen door het alsnog indienen van een schriftelijk en ondertekend verzoek- of bezwaarschrift.

Artikel 3. Watersysteemheffing gebouwd/ongebouwd

  • 3.1 Schatting kadastrale grootte

  • 1. Als bij een overdracht van een deelperceel in de akte van levering door de notaris geen grootte wordt vermeld, wordt deze ambtshalve geschat.

  • 2. Bij de overdracht van een appartementsrecht wordt de kadastrale grootte ambtshalve vastgesteld door de totale grootte van het complex te delen door het aantal appartementen.

Artikel 4. Zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing woningen en ingezetenenheffing

  • 4.1 Toepassing Gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA)

    De GBA is de basis voor de belastingadministratie. Afwijken van de informatie uit de GBA kan uitsluitend als een belastingplichtige voldoende bewijs levert.

    Bewijsstukken kunnen zijn:

    • huurcontract of koopakte woning elders;

    • verklaring verpleeghuis bij verblijf langer dan 1 maand;

    • bevestiging afsluiten door nutsbedrijf;

    • poststukken (bijv. bank- of girobescheiden) met een adressering van een adres elders en voorzien van verschillende data die de betreffende periode weergeven;

    • nota verhuisbedrijf

  • 4.2 Geen of weinig afvoer of lozing vanuit de woning

  • Uitsluitend indien kan worden aangetoond - d.m.v. informatie van het waterleidingbedrijf - dat er in het geheel niet is afgevoerd of geloosd, kan de aanslag zuiveringsheffing of verontreinigingsheffing worden verminderd.

  • 4.3 Gebruik vragenformulier

  • Voor de vaststelling van de heffingsplicht wordt, indien nodig, bij wijziging van de woonsituatie gebruik gemaakt van een vragenformulier. Als het formulier niet binnen de gestelde termijn ingevuld wordt geretourneerd. wordt er een aanslag opgelegd aan de nieuwe gebruiker van de woning. De belanghebbende wordt in het vragenformulier hierop gewezen.

  • 4.4 Opleggen aanslagen voor oudere jaren n.a.v. leegstandscontrole

    Als bij een leegstandscontrole blijkt dat een belastingplichtige kan worden aangewezen, wordt as het ontbreken van een aanslag:

    • veroorzaakt is door Rijnland, uitsluitend voor het lopende jaar nog een aanslag opgelegd;

    • het gevolg is van het handelen of nalaten door de belastingplichtige, voor het lopende jaar en de twee voorafgaande jaren een aanslag opgelegd.

  • 4.5 Vertrek naar een inrichting

  • Als een belastingplichtige als gevolg van een GBA-mutatie vertrekt naar een psychiatrische inrichting, verpleeghuis e.d. en er is een aanslag opgelegd voor 3 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van het volgende jaar. Zo nodig wordt tevens de aanslag voor de resterende periode verminderd tot 1 v.e.

  • Als er een aanslag is opgelegd voor 1 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van de maand volgend op de vertrekdatum.

  • 4.6 Einde heffingsplicht door overlijden

  • 1. Als de heffingsplichtige overlijdt in de maand januari vóór het opleggen van de aanslag, wordt de heffingsplicht beëindigd per 1 januari van het lopende jaar. Aan één van de eventuele achterblijvende bewoners wordt vervolgens een aanslag opgelegd voor het gehele jaar.

  • 2. Als de heffingplichtige overlijdt na het opleggen van de aanslag en er een aanslag is opgelegd van 3 v.e., wordt de heffingsplicht beëindigd met ingang van het volgende jaar. Zo nodig wordt tevens de aanslag voor de resterende periode verminderd tot 1 v.e.

  • 4.7 Gebruik tweede woningen

  • 1. Een persoon die alleenwonend is en daarvoor aangeslagen wordt voor 1 v.e. en een tweede woning in eigendom heeft en ook daar het alleengebruik over heeft, wordt voor die tweede woning aangeslagen voor 3 v.e.

  • 2. Als betrokkene alleengebruiker van de tweede woning is, kan hij een aanvraag doen voor vermindering van de aanslag tot 1 v.e.

  • 4.8. Diplomatieke- en internationale vrijstellingen

    1. Vrijstelling van waterschapsbelasting ten behoeve van een diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, wordt uitsluitend verleend voor zover die belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de officiële werkzaamheden van die diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging.

    2. Onder de officiële werkzaamheden van de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, bedoeld in het eerste lid, wordt mede verstaan het huisvesten van haar leden.

    3. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend in de gevallen waarin vast is komen te staan dat ter zake van die vrijstelling de wederkerigheid niet is gewaarborgd.

    4. Van de waterschapsbelastingen zijn vrijgesteld:

    • de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van andere mogendheden en hun hoofden, met uitzondering van de honoraire consuls;

    • de leden van de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen met uitzondering van de honoraire consulaire ambtenaren;

    • allen verder genoemd in artikel 5 van de Regeling diplomatieke en internationale vrijstellingen gemeentelijke belastingen 1997 (Stcrt. 249 d.d. 20-12-1996) met betrekking tot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie;

    5. Een vrijstelling van waterschapsbelasting ten aanzien van de in het vierde lid bedoelde leden, wordt mede toegepast ten aanzien van de bij hen inwonende gezinsleden en particuliere bedienden.

    6. Personen die Nederlander zijn, en personen die in Nederland duurzaam verblijf houden, zijn van de vrijstelling van waterschapsbelasting uitgezonderd.

    7. Een vrijstelling van waterschapsbelasting wordt niet verleend voor zover de belasting betrekking heeft op belastbare feiten die zich voordoen in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep.

Artikel 5 Zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing bedrijven

  • 5.1 Berekening en afrondingswijze aantal vervuilingseenheden

    1. Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van 5 v.e. en hoger op 2 decimalen berekend zonder afronding en vervolgens rekenkundig afgerond op gehele vervuilingseenheden (tot 0,50 wordt naar beneden en vanaf 0,50 wordt naar boven afgerond).

    2. Bij het berekenen van het aantal vervuilingseenheden wordt het aantal v.e. bij een vervuilingswaarde van minder dan 5 v.e. op 2 decimalen berekend zonder afronding en wordt bepaald of de aanslag op 1 v.e. of 3 v.e. moet worden vastgesteld.

    3. De aanslag wordt minimaal op 1 v.e. gesteld; met uitzondering van nieuwe bedrijven met een waterverbruik van minder dan 0,5 v.e. in het eerste jaar. In dat geval wordt de ingangsdatum van de heffingsplicht uitgesteld tot 31 december van het eerste jaar.

    4. De aanslag wordt vastgesteld op 3 v.e. als de berekening van het aantal vervuilingseenheden uitkomt op meer dan 1,00 v.e. en minder dan 5,00 v.e.

    Voorbeeld berekening volgens klasse 8 (in het geval het bedrijf het gehele jaar heffingsplichtig is):

    Voorbeeld berekening volgens klasse 8

    Eenheden m3 

    Coëfficiënt 

    Berekende v.e. 

    Aanslag v.e. 

     43

    0,023 

     0.98

     1

     44

    0,023 

     1.01

     3

     217

    0,023 

     4.99

     3

     218

    0,023 

     5.01

     5

  • 5.2 Berekening met mandagen

  • Als een watermeter ontbreekt wordt het waterverbruik ten behoeve van de persoonlijke verzorging van de personen die gebruik maken van de bedrijfsruimte gesteld op 50 liter per persoon per dag.

  • 5.3 Glastuinbouwbedrijven

    1. Een schuur met een glazen dak als onderdeel van een glastuinbouwbedrijf wordt voor de berekening van het aantal hectaren met een kas gelijkgesteld.

    2. Als kas wordt onder andere aangemerkt een:

    • a.

      opkweekkas;

    • b.

      stekkas;

    • c.

      cabrio-kas;

    • d.

      tunnelkas;

    • e.

      rovero-kas;

    • f.

      ondersteunend glas;

    • g.

      overwinterkas.

  • 5.4 Kamerverhuur/bedrijfsruimte

  • 1. Als een woonruimte wordt gebruikt door een huishouden tezamen met een of twee kamerbewoners of kostgangers wordt geen bedrijfsaanslag maar een woningaanslag opgelegd.

  • 2. Als er 3 of meer kamerbewoners samen met de eigenaar/exploitant en/of zijn huishouden gebruik maken van dezelfde voorzieningen wordt het object aangemerkt als een bedrijfsruimte.

  • 3. Als een watermeter ontbreekt, wordt bij kamerverhuur het waterverbruik geraamd op 121 liter per persoon per dag.

  • 5.5 Heffing afvoer of lozingen bij bodemsanering en bronneringswater

  • 1. Afvoer of lozing tot 2.500 m3 wordt belast met het forfait van 3 v.e.. Als er sprake is van een verdachte locatie, is meting en bemonstering verplicht.

  • 2. Bij afvoer of lozing vanaf 2.500 m3 is meting en bemonstering verplicht. Hiervoor wordt een beschikking verleend.

  • 3. Als meting - ondanks de verplichting - achterwege blijft, wordt de aanslag vastgesteld met behulp van de parameters die vastgesteld kunnen worden aan de hand van analyses van de zgn. peilbuizen. Is dit niet mogelijk dan wordt de aanslag vastgesteld op basis van het debiet vermenigvuldigd met de coëfficiënt van klasse 8.

  • 4. Als heffingsplichtige wordt aangemerkt degene die de vergunning heeft aangevraagd dan wel opdrachtgever is.

  • 5.6 Rekenregels waterverbruik

    Bij het hanteren van de gegevens uit de Waterbank voor de berekening van de definitieve aanslag zuiveringsheffing of verontreinigingsheffing, gelden de volgende rekenregels:

    • het heffingsjaar wordt op 365 dagen gesteld;

    • het aantal verbruiksdagen in het heffingsjaar is minimaal 183 dagen;

    • bij een gedeeltelijk heffingsjaar is het aantal verbruiksdagen minimaal 50% van het aantal heffingsdagen;

    • het verbruik in m3 water wordt herleid tot 365 dagen, behalve als de heffingsplichtige periode korter dan 365 dagen is.

  • 5.7 Aftrek waterverbruik woning in bedrijfscomplex

  • De aftrek voor het waterverbruik van een woonruimte (zonder eigen watermeter) in een bedrijfscomplex is 44 m3 per persoon.

  • 5.8 Aftrek waterverbruik

    1. Als wordt voldaan aan één of meer van de onderstaande voorwaarden vindt aftrek op de hoeveelheid ingenomen water plaats:

    • minimaal 25% van de hoeveelheid ingenomen water wordt niet geloosd.

    • er moet een tussenmeter zijn.

    • er moet een controleerbare berekening zijn.

    • er moet informatie van producenten van technische installaties zijn.

    2. Als er sprake is van sproeiwater wordt rekening gehouden met aftrek bij de volgende heffingsplichtigen:

    • tenniscomplexen;

    • voetbalvelden;

    • volkstuinen;

    • bedrijventuinen;

    • bedrijvenvijvers;

    • waterspeelplaats Lineaushof.

    4. Bij gebruik van koelwater door middel van een koeltoren wordt rekening gehouden met de werkelijke verdamping als deze meer bedraagt dan 25%.

    5. Voor maneges wordt de niet afgevoerde of geloosde hoeveelheid door het verbruik van de aanwezige dieren als volgt bepaald:

    • 60 liter per paard;

    • 40 liter per pony.

    6. Bij gebruik van zgn. airco-systemen gebaseerd op water wordt rekening gehouden met de werkelijke verdamping als deze meer bedraagt dan 25%.

    7. Als bij een productieproces sprake is van enige verdamping wordt daar rekening mee gehouden als deze meer bedraagt dan 25%.

    8. De aftrek voor een zgn. warme bakkerij wordt bepaald op 30 liter per baal meel, anders 25% van de hoeveelheid m³ ingenomen water.

    9. De aftrek bij ijsmachines voor scherfijs bedraagt de werkelijke hoeveelheid water die benodigd is voor het produceren van het ijs.

    10. De aftrek bij skibanen bedraagt het niet geloosde gedeelte.

    11. De aftrek bij kunstijsbanen bedraagt het niet geloosde gedeelte

    12. Bij jachthavens wordt het niet geloosde gedeelte van de hoeveelheid ingenomen water als volgt berekend: 50% van 50% van het ingenomen water wordt als niet geloosd beschouwd.

    13. Camping gedurende gedeelte van het jaar.

    14. Strandtenten gedurende gedeelte van het jaar.

    15. Overige situaties (lekkages) voor zover de aftrek wordt aangetoond vergezeld van een berekening, dan wel aannemelijk wordt gemaakt.

    16. De klasse wordt vastgesteld met inachtneming van de aftrekpost.

  • 5.9 Bedrijfsmatig exploiteren

  • Er is sprake van bedrijfsmatig exploiteren (en niet meer als hobby dieren houden) als vanuit een ruimte afvalstoffen worden geloosd afkomstig van meer dan 2 stuks groot vee (koeien, varkens, paarden) of meer dan 5 schapen.

  • Artikel 6 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 6.1 Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking en heeft betrekking op belastingaanslagen die worden opgelegd ter zake van belastbare feiten die zich met ingang van het jaar 2009 voordoen.

  • 6.2 De Beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2005 worden ingetrokken met ingang van de in het eerste lid genoemde datum.

  • 6.3 Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit overige beleidsregels heffing waterschapsbelastingen Rijnland 2009”.

  • Leiden, 30 december 2008,

  • Het hoofd van de afdeling Belastingen