Regeling vervallen per 22-03-2012

Havenverordening Hoorn 2005 (1e wijz)

Geldend van 30-04-2009 t/m 21-03-2012

Intitulé

Havenverordening Hoorn 2005 (1e wijz)

Registratienr.: 05.12633

De Raad van de gemeente Hoorn;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

11 mei 2005;

gelet op artikelen 108, 147 en 149 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Havenverordening Hoorn 2005 (1e wijz)

Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN EN TOEPASSINGSGEBIED

Paragraaf 1.1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: het bestuursorgaan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn;

  • b.

    de havens: het water van de Buitenhaven, de Binnenhaven, de Vluchthaven, de Karperkuil, de Grashaven, de wateren langs de openbare wegen Vollerswaal, Jeudje, Buurtje, Turfhaven en de G.J. Henninkstraat, alsmede de wateren langs de openbare wegen Korenmarkt, Appelhaven, Vismarkt, Bierkade, Venidse, Nieuwendam voor zover anders dan op grond van artikel 54 en 55 van deze verordening niet door de gemeente aan derden privaatrechtelijk in gebruik zijn gegeven. Onder de havens wordt mede begrepen: de aan de havens gelegen gronden zoals kaden, kadeterreinen, en scheepshellingen, de in de havens geplaatste kunstwerken; zoals steigers, bruggen en sluiswerken;

  • c.

    vaartuig: elk voorwerp gebruikt of geschikt om te worden gebruikt als middel van verplaatsing te water, met inbegrip van een watervliegtuig, draagvleugelboot, luchtkussenvaartuig, waterscooter, ponten, en drijvende werktuigen zoals baggerwerktuigen, kranen, bokken, elevators en pontons;

  • d.

    vlot: een drijvend samenstel van stammen, balken, vaten, drums of anderszins als drijvers gebruikt materiaal;

  • e.

    passagiersschip: een binnenvaartschip dat middel van openbaarvervoer is of hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen;

  • f.

    charterschip: een zeilend binnenvaartschip, geen passagierschip zijnde, dat geheel of overwegend met behulp van zeilen wordt voortgestuwd en dat hoofdzakelijk gebezigd wordt voor het vervoer van meer dan twaalf personen;

  • g.

    pleziervaartuig: vaartuig dat hoofdzakelijk wordt gebruikt voor niet-bedrijfsmatige, dat wil zeggen sportieve of recreatieve doeleinden;

  • h.

    sleepboot: een motorvaartuig, dat sleepdiensten verricht;

  • i.

    klein bootje: open vaartuig van maximaal 7 meter lang en 2 meter breed, voor zover in onderhavige verordening niet anders is bepaald;

  • j.

    dekschuit: een vaartuig zonder opbouw met alleen een dek;

  • k.

    terrasboot: een dekschuit die wordt gebruikt als terras. Onder terras wordt verstaan: een buiten de besloten ruimte liggend gedeelte van een horecabedrijf waar dranken of spijzen voor consumptie ter plaatse worden verstrekt en genuttigd;

  • l.

    zeilplank: surfplank, windglider, of ander op een plank gelijkend vaartuig dat zeil voert of kan voeren;

  • m.

    waterscooter: snelle motorboot gebouwd of ingericht om door een of meer personen skiënd door of over het water te worden voortbewogen;

  • n.

    opleggen van een vaartuig: het voor korte of langere tijd uit de vaart nemen van een vaartuig;

  • o.

    schipper: hij, die rechtens dan wel feitelijk aan boord van een vaartuig het gezag uitoefent;

  • p.

    havenmeester: de ambtenaar die als zodanig door burgemeester en wethouders is aangewezen;

  • q.

    havenkantoor: het kantoor van de havenmeesters gelegen aan de westzijde van de keersluis bij het Hoofd, dan wel het als zodanig door de havenmeesters in gebruik zijnde en als zodanig herkenbare gebouw;

  • r.

    BPR: Binnenvaartpolitiereglement;

  • s.

    APV: Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn;

  • t.

    havenatlas: het geheel van kaarten en daarbij behorende voorschriften en aanwijzingen, vastgesteld overeenkomstig artikel 3 van onderhavige verordening.

Paragraaf 1.2 Toepassingsbereik

Artikel 2 Toepassingbereik

Deze verordening is van toepassing op de havens in de gemeente Hoorn.

Hoofdstuk 2 INNAME LIGPLAATSEN

Paragraaf 2.1 Havenatlas

Artikel 3 Havenatlas

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de plaatsen vast waar de verschillende categorieën vaartuigen ligplaatsen in de havens mogen innemen of hebben.

  • 2. De plaatsen worden aangegeven op kaarten per gebied en/of per soort vaartuig

  • 3. Per plaats kunnen voorschriften worden gegeven over:

    • a.

      het maximaal aantal vaartuigen dat een ligplaats mag innemen alsmede het aantal vaartuigen dat maximaal naast elkaar mag liggen;

    • b.

      de maximale breedte van vaartuigen;

    • c.

      de maximale diepte van vaartuigen;

    • d.

      de maximale lengte van vaartuigen;

    • e.

      de maximale hoogte van vaartuigen boven de waterspiegel;

    • f.

      de minimale te hanteren afstand tussen de vaartuigen onderling.

Artikel 4 Ligplaatsverbod

Onverminderd het bepaalde in het BPR en in de overige artikelen van deze verordening is het zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden een ligplaats te hebben of in te nemen met een vaartuig op een plaats, welke niet voor dat soort vaartuig in de Havenatlas is aangewezen.

Paragraaf 2.2. Verboden ligplaatsen

Artikel 5 Ligplaats bij bunkerschip

Het is verboden om met een vaartuig anders dan voor het inladen van olieproducten of het afgeven van bilge/vuilwater een ligplaats te hebben of in te nemen langszij het bunkerschip in de Buitenhaven.

Artikel 6 Ligplaats havenmeester

Het is zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden om met een vaartuig gebruik te maken van de steiger en/of aanlegplaats bestemd voor het vaartuig van de havenmeester of ligplaats te nemen op zo geringe afstand van of in zodanige positie ten opzichte van die steiger en/of aanlegplaats, dat het aanleggen en afvaren van de vaartuigen van de havenmeester wordt bemoeilijkt.

Artikel 7 Reddingstrap

Het is verboden om met een vaartuig een ligplaats in te nemen ter hoogte van een aan de kade gemonteerde reddingstrap.

Paragraaf 2.3 Meldingsplicht en verblijfsduur

Artikel 8 Melden bij havenmeester

  • 1. De schipper die met zijn vaartuig een ligplaats in de havens wenst in te nemen, is verplicht zich direct na aankomst met dit vaartuig in de havens te melden bij de havenmeester.

  • 2. Valt het aankomsttijdstip, bedoeld in het eerste lid, buiten de openingstijden van het havenkantoor, dan is de schipper verplicht zich te melden zodra het kantoor weer is geopend.

Artikel 9 Verblijfsduur vaartuigen

  • 1. Voor zover in de overige artikelen van deze verordening niet anders is bepaald is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een vaartuig:

  • 2. in de periode van 1 mei tot en met 30 september langer dan zes dagen achtereen in de havens te hebben;

  • 3. in de periode van 1 oktober tot en met 30 april langer dan 213 dagen in de havens te hebben;

  • 4. Indien tussen de periodes, waarin een vaartuig in de havens aanwezig is, minder dan twee etmalen zijn gelegen, worden deze periodes voor de bepaling van de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, als aaneengesloten beschouwd.

  • 5. Het bepaalde in het eerste lid is voorts niet van toepassing op vaartuigen die op grond van de Verordening havengeld 2000 een jaarabonnement hebben voor het innemen van een ligplaats.

Artikel 10 Overschrijding verblijfsduur wegens slechte weersomstandigheden

  • 1. Indien en voor zover de weersomstandigheden het vertrek uit de havens naar het oordeel van de havenmeester onverantwoord doen zijn mag een vaartuig de in artikel 6, eerste lid bedoelde verblijfsduur zonder vergunning overschrijden.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is van overeenkomstige toepassing op vaartuigen die vanwege het verlopen van de geldigheidsduur van een krachtens een ander artikel dan artikel 6 van deze verordening verleende vergunning of ontheffing de havens dienen te verlaten.

Hoofdstuk 3 OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

Paragraaf 3.1 Vaargedrag

Artikel 11 Voorkomen schade en onveilige situaties

  • 6. Het is de schipper verboden met zijn vaartuig in de havens op zodanige wijze te liggen of te varen dat met dat vaartuig of met de meermiddelen daarvan, dan wel door golfslag of zuiging, hinder, schade of een ongeluk wordt veroorzaakt en, in het algemeen, de vrijheid van het verkeer zonder noodzaak wordt belemmerd of de veiligheid in gevaar wordt gebracht of redelijkerwijze is aan te nemen, dat de veiligheid in gevaar kan worden gebracht.

  • 7. Wordt op een vaartuig van de havenmeester een oranje zwaailicht getoond, dan zijn de schippers van de in de nabijheid zijnde vaartuigen verplicht vaart te minderen tot langzame vaart en bijzondere oplettendheid en voorzichtigheid te betrachten.

Artikel 12 Vaarsnelheid

Het is de schipper van een mechanisch voortbewogen vaartuig verboden in de havens te varen met een grotere snelheid dan 6 kilometer per uur (3,2 knopen).

Artikel 13 Zeilen

Het is verboden in de havens met enig vaartuig te zeilen.

Artikel 14 Varen in havens

  • a.

    Het is verboden in de havens te varen anders dan voor het direct meren of vertrekken of het rechtstreeks varen naar een aangrenzend vaarwater.

  • b.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor het water langs de Korenmarkt, Vismarkt, Nieuwendam, Appelhaven, Vollerswaal, Turfhaven, Onder de Boompjes en het ankergebied in de Buitenhaven als bedoeld in artikel 15.

Artikel 15 Ankeren

  • 1. Het is verboden in de havens:

  • 2. een anker te bezigen om een vaartuig te stoppen;

  • 3. met een krabbend anker te varen;

  • 4. ten anker te komen of ten anker te liggen.

  • 5. De in het eerste lid gestelde verboden gelden niet voor een baggervaartuig, indien de ankers worden gebezigd bij het verrichten van baggerwerk.

  • 6. De ankers en/of de meermiddelen van het baggervaartuig, welke in en/of over het vaarwater uitstaan, moeten tijdig worden opgevierd, losgegooid en/of uitgestoken, zo dikwijls dit voor het veilig passeren van andere vaartuigen nodig is.

  • 7. Het in het eerste lid, onder a gestelde verbod geldt niet indien wordt gehandeld ter voorkoming van een aanvaring.

  • 8. Het in het eerste lid, onder c gestelde verbod geldt niet voor het, op de bij deze verordening behorende kaart aangegeven, ankergebied in de Buitenhaven.

Artikel 16 Verbod steken voorwerpen in bruggen en sluizen

Het is verboden bij het doorvaren van bruggen of sluizen in de metselwerken of de daarvoor niet bestemde hout- of ijzerwerken met enig voorwerp te steken of te haken.

Artikel 17 Vrijhouden doorvaartopening

De schipper is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn vaartuig niet in de doorvaartopening van een brug of in een sluis komt vast te zitten.

Paragraaf 3.2 Toelaatbaarheid vaartuigen

Artikel 18 Beschadigde, zinkende en gevaarlijke vaartuigen

  • 1. Het is de schippers van de hierna bedoelde vaartuigen verboden met zo'n vaartuig in de havens een ligplaats in te nemen of te hebben of de havens binnen te varen zonder ontheffing van burgemeester en wethouders:

  • 1. beschadigde vaartuigen;

  • 2. vaartuigen, in zinkende toestand verkerend;

  • 3. brandende vaartuigen;

  • 4. vaartuigen die een teken voeren als bedoeld in artikel 3.14 jo 3.32 van het BPR of na het vervoer van de in artikel 3.14 van het BPR bedoelde stoffen, nog niet van die stof zijn schoongemaakt;

  • 5. vaartuigen, die door de toestand van hun lading of uit andere oorzaak gevaar voor de veiligheid in de havens, of hinder of gevaar voor de omgeving kunnen opleveren.

Artikel 19 Zeilplanken en waterscooters

Het is verboden om in de havens te varen met een zeilplank of waterscooter/jetski.

Artikel 20 Bemanning en lading

Het is verboden zich in de havens te bevinden met een vaartuig dat te zwaar beladen is of dat onvoldoende is bemand of uitgerust.

Artikel 21 Opgelegde vaartuigen

Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders een vaartuig in de havens op te leggen.

Artikel 22 Dekschuiten

  • 6. Het is verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders met een dekschuit in de havens ligplaats in te nemen of te hebben.

  • 7. De vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt alleen verleend voor een dekschuit welke:

  • 8. wordt gebruikt als terrasboot;

  • 9. noodzakelijk is voor het verrichten van onderhouds- of herstelwerkzaamheden aan de havens of in de havens aanwezige meerpalen, remmingswerken of andere tot de havens behorende kunstwerken;

  • 10. gebruikt wordt bij wedstrijden of evenementen die in de havens plaatsvinden;

  • 11. onderdeel uitmaakt van het bunkerschip als bedoeld in artikel 5.

Paragraaf 3.3 Afmeerregime

Artikel 23 Gebruik stootwillen e.d.

  • 1. De schipper is verplicht door het aanbrengen van stootwillen fenders, kurkenzakken, drijfbalken of op enig andere deugdelijke wijze er zorg voor te dragen, dat tengevolge van het afmeren, gemeerd liggen of ontmeren van zijn vaartuig geen schade aan enig persoon of goed wordt toegebracht.

  • 2. Onverlet het bepaalde in het eerste lid is het gebruik van autobanden bij de doorvaart van kunstwerken, tijdens de vaart en bij het af- en ontmeren in de havens verboden.

Artikel 24 Bijboten en vlotten

  • 12. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders, in de havens roeiboten, rubberboten of andere bij een groter vaartuig behorende bijboten langszij van dit vaartuig te meren, anders dan voor het direct in- of uitladen van personen en/of goederen.

  • 13. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de havens vlotten te brengen of te hebben.

  • 14. Het tweede lid is niet van toepassing op vlotten, slechts in gebruik zijnde om buiten boord van een vaartuig dan wel aan kunstwerken reparatie- of onderhoudswerkzaamheden te verrichten, mits de afmeting niet groter is dan 4,0 meter lang en 1,5 meter breed.

Artikel 25 Dichtgevroren water en ijsgang

Bij ijsgang of toegevroren water in de havens is de schipper van een vaartuig verplicht:

  • 4.

    indien hij met dat vaartuig een ligplaats wenst in te nemen of te verlaten dan wel het bevel daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken;

  • 5.

    zodanige maatregelen te nemen, dat met zijn vaartuig en/of sleepboot geen schade kan worden toegebracht aan andere vaartuigen of aan kunstwerken zoals oeververdedigingen, steigers en remmingswerken.

Artikel 26 Toegankelijkheid afgemeerde vaartuigen

  • 5. Het is verboden de toegang tot een vaartuig te blokkeren.

  • 6. De schipper van een afgemeerd vaartuig is verplicht er zorg voor te dragen dat het vaartuig te allen tijde vlot en veilig kan worden betreden en verlaten.

Artikel 27 Uitstekende delen

De schipper is verplicht in de havens er voor zorg te dragen:

  • 1.

    dat laadbomen, tuig en andere uitstekende delen zo min mogelijk buiten dat vaartuig uitsteken en goed zijn vastgezet;

  • 2.

    dat de ankers zodanig worden gebruikt, dat daardoor andere vaartuigen of kunstwerken niet kunnen worden beschadigd, of zodanig in de kluis hangen, dat zij in geval van aanvaring niet in enig vaartuig nabij of onder de waterlijn kunnen dringen;

  • 3.

    dat kluiverbomen, boegsprieten en raas, indien beweegbaar, tijdens het gemeerd liggen in de havens getopt, ingetrokken of gebrast zijn.

Artikel 28 Langszij gemeerde vaartuigen

De schipper van een vaartuig, dat langszij een ander vaartuig gemeerd ligt, is verplicht het andere vaartuig, indien de schipper daarvan dit wenst, gelegenheid te geven te ontmeren en te vertrekken.

Artikel 29 Verhalen vaartuig

  • 1. De schipper is verplicht zijn schip te verhalen indien burgemeester en wethouders daartoe in het belang van de openbare orde en veiligheid of in het belang van werkzaamheden aan gemeentelijke eigendommen opdracht geven.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een vaartuig te doen verhalen in de gevallen bedoeld in het eerste lid indien:

    • a.

      er sprake is van een zo spoedeisende situatie dat in redelijkheid geen opdracht als bedoeld in het eerste lid meer kan worden gegeven;

    • b.

      de schipper onbekend is.

Paragraaf 3.4 Terrasboten

Artikel 30 Seizoensgebonden ligplaats terrasboot

  • 1. De vergunning als bedoeld in artikel 22 voor een terrasboot wordt uitsluitend verleend voor de periode die ligt tussen 1 april en 1 november.

  • 3. De vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt voorts alleen verleend indien:

  • 4. de terrasboot voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • 5. de aanwezigheid van de terrasboot niet leidt tot een ontoelaatbare aantasting van het woon- en leefklimaat of de openbare orde;

  • 6. de terrasboot voldoet aan door burgemeester en wethouder vastgestelde eisen van veiligheid en (volks)gezondheid;

  • 7. de exploitatie van de terrasboot onderdeel uitmaakt van een horecabedrijf.

Artikel 31 Tijdelijke vergunning terrasboot

  • 8. In afwijking van het bepaalde in artikel 30, eerste lid kunnen burgemeester en wethouders voor een terrasboot een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 22 verlenen waarbij geldt dat:

    • 9.

      de vergunning maximaal kan gelden voor een periode van twee aangesloten dagen;

    • 10.

      de vergunning per aanvrager maximaal één keer per jaar wordt verleend.

  • 2. Artikel 30, tweede lid is overeenkomstige toepassing bij het verlenen van een tijdelijke vergunning als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 3.5 Overige beroepsmatige activiteiten

Artikel 32 Laden en lossen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders, uit hoofde van het uitoefenen van een beroep, een vaartuig te laden en/of te lossen aan de Vollerswaal, de Overslagkade, de Karperkuilkade, het Baatland, de Nieuwendam, de Korenmarkt, de Appelhaven, de Vismarkt, de Bierkade, het Venidse, de Turfhaven, het Buurtje, de Veermanskade, de Oude Doelenkade, het Houten Hoofd, het Hoofd of het Oostereiland.

  • 2. Onverlet het bepaalde in het eerste lid is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders vaartuigen te laden en/of te lossen op zon- en feestdagen en op de overige dagen tussen 0.00 en 6.00 uur en tussen 19.00 en 24.00 uur.

  • 3. Het gestelde in het eerste en tweede lid geldt niet voor het direct in- of uitladen van personen en/of het uitsluitend provianderen van vaartuigen.

Artikel 33 Bedrijfsmatig gebruik vaartuig

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een vaartuig als opslagplaats, bedrijfsruimte, werkplaats of voor handelsdoeleinden te gebruiken.

  • 3. Het is verboden om een vaartuig anders dan een terrasboot waarvoor krachtens artikel 22 juncto artikel 30 of artikel 31 vergunning is verleend te gebruiken voor horecadoeleinden.

Artikel 34 Verhuren of verhandelen vaartuig

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een ieder die er zijn bedrijf of nevenberoep dan wel een gewoonte van maakt vaartuigen te verhuren of te verhandelen, verboden met een of meer vaartuigen een ligplaats in te nemen met het oogmerk deze te verhuren of te verhandelen.

Artikel 35 Rondvaarten

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een ligplaats in de havens in te nemen teneinde, in of vanuit de havens met enig vaartuig tegen betaling rondvaarten en/of toertochten te maken of te doen maken.

Paragraaf 3.6 Gedrag in havens

Artikel 36 Ordeverstoring

Het is verboden om in de havens de orde te verstoren.

Artikel 37 Gebruik reddingsmiddelen

Het is verboden de zich op de wal bevindende reddingsmiddelen te gebruiken anders dan bij onmiddellijk gevaar voor verdrinking.

Artikel 38 Zwemmen

Het is verboden om in de havens te zwemmen.

Artikel 39 Gebruik voortstuwingsinstallatie

Het is de schipper verboden een voortstuwinginstallatie en/of schroef van zijn vaartuig te gebruiken anders dan om te varen, te meren of te ontmeren.

Artikel 40 Onbevoegd gebruik vaartuig

Het is een ieder, die niet behoort tot de bemanning of passagiers van een vaartuig verboden, zonder toestemming van de schipper en zonder redelijk doel:

  • 1.

    zich aan dat vaartuig vast te houden;

  • 2.

    zich door dat vaartuig te laten voorttrekken;

  • 3.

    op dat vaartuig te klimmen en/of zich daarop of daarin te begeven of te bevinden.

Artikel 41 Te water laten en aan wal trekken vaartuigen

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders, in de havens vaartuigen te water te laten of uit het water te halen met behulp van kranen en/of andere mechanische hulpmiddelen, kanteltrailers daaronder begrepen.

Artikel 42 Aanbrengen voorwerpen of inrichtingen

  • 1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders meerpalen, meerboeien, steigers, buizen, kabels, hijsbalken, hijskranen, laadbruggen of dergelijke voorwerpen of inrichtingen in of boven de havens te hebben, aan te brengen, te leggen of te plaatsen.

  • 2. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, palen, balken, planken, trossen, draden, kettingen of andere dergelijke voorwerpen in of boven een der havens of andere bevaarbare wateren te hebben, aan te brengen, te leggen of te plaatsen.

  • 3. Het verbod in het tweede lid geldt niet voor toegangsmiddelen tot een vaartuig en voor trossen, draden of kettingen welke dienen voor het afmeren of slepen van vaartuigen of tot het gebruik door een baggervaartuig bedoeld in het tweede lid van artikel 15.

Artikel 43 Verboden gebruik meerpalen remmingswerken en andere kunstwerken

Het is verboden wederrechtelijk in meerpalen, remmingswerken of andere tot de havens behorende kunstwerken te klimmen, daarop te lopen of zich daarop te bevinden.

Artikel 44 Onbevoegd gebruik brug, sluisdeur e.d.

Het is een ieder die daartoe niet bevoegd is, verboden een brug, een sluisdeur of de daarbij behorende schuif, of de schuif van het bij een sluis behorende riool, of schuiven van afzonderlijke duikers te openen of te sluiten.

Artikel 45 Dreggen en zoeken naar voorwerpen onder water

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders met enigerlei middel naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

Paragraaf 3.7 Tekens en ontzegging toegang havens

Artikel 46 Ontzegging toegang haven

Indien na overtreding van een verbod als bedoeld in de artikelen 11, 12, 13, 14, 18, 19, 32, 33, 34, 35, 36, 49, 51, 54 en 56 naar het oordeel van burgemeester en wethouders ernstige vrees bestaat dat de veiligheid in de havens door de overtreders(s) opnieuw zou kunnen worden verstoord, kunnen zij deze overtreder(s) met zijn (hun) vaartuig, respectievelijk de schipper met het vaartuig waarop de overtreding plaatsvond voor maximaal drie maanden de toegang tot de havens of een deel van de havens ontzeggen.

Artikel 47 Tekens en voorschriften

  • a.

    Burgemeester en wethouders kunnen in de havens om reden van ordening en/of in het belang van de openbare orde en veiligheid nadere regels stellen bestaande uit het plaatsen van één van de tekens, al of niet in samenhang met bijkomende tekens, die zijn opgenomen in bijlage 7 A tot en met F van het BPR.

  • b.

    Burgemeester en wethouders maken van de bevoegdheid van het eerste lid geen gebruik indien het besluit tot plaatsing van een teken gebaseerd kan worden op grond van één van de in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet genoemde belangen.

  • c.

    Burgemeester en wethouders kunnen het plaatsen van een teken als bedoeld in het eerste lid achterwege laten indien het plaatsen van een teken niet doelmatig is; in plaats daarvan of in combinatie met het plaatsen van een teken kunnen zij een verbod, gebod, aanbeveling of inlichting in een voorschrift opnemen.

Artikel 48 Overtreden tekens en voorschriften

Het is verboden te handelen in strijd met een teken en de daarbij behorende nadere aanduidingen als bedoeld in artikel 47, eerste lid en met een voorschrift als bedoeld in artikel 47, derde lid.

Hoofdstuk 4 BEPALINGEN BETREFFENDE MILIEUHINDER

Paragraaf 4.1 Slopen, herstellen, verbouwen

Artikel 49 Slopen, herstellen verbouwen vaartuigen

  • 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders in de havens aan of op een vaartuig herstel-, sloop- of verbouwingswerkzaamheden te (laten) verrichten.

  • 2. burgemeester en wethouders weigeren de vergunning als bedoeld in het eerste lid als door het stellen van voorwaarden niet tegemoet gekomen kan worden aan te verwachten gevaar, schade of hinder.

  • 3. Het verbod bedoeld in het eerste lid geldt niet voor het in eigen beheer uitvoeren van geringe reparaties.

  • 4. Het is verboden in de havens vaartuigen te grit- of te zandstralen.

Paragraaf 4.2 Lozingen en afvalstoffen

Artikel 50 Afvalstoffen

Onverlet het bepaalde in de APV is het verboden zich van huishoudelijke afvalstoffen en grof huisvuil afkomstig van een in de havens liggend vaartuig te ontdoen anders dan door gebruikmaking van de daartoe bij de havens geplaatste en als zodanig aangegeven afvalstoffencontainers.

Artikel 51 Lozen stoffen

  • a.

    Onverlet het bepaalde in de APV is het verboden vloeistoffen, uitgezonderd water en huishoudelijk afvalwater, en voorwerpen of zelfstandigheden welke dan ook, over boord of van de wal in het water te werpen, te laten vallen, te pompen of te laten vloeien.

  • b.

    Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op lozingen waarvoor een vergunning als bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is verstrekt.

  • c.

    Van het lid 1 genoemde huishoudelijk afvalwater moet uitgesloten worden de faeces van onderwatertoiletten. Onderwatertoiletten mogen dus niet gebruikt worden.

  • d.

    De schipper van een vaartuig zowel als de exploitant van een aan de havens gelegen terrein is verplicht:

    • a.

      zodanige maatregelen te nemen, dat het te water geraken van de in het eerste en derde lid genoemde vloeistoffen, voorwerpen of zelfstandigheden, wordt voorkomen;

    • b.

      onmiddellijk na het te water geraken van de in het eerste en derde lid genoemde vloeistoffen, voorwerpen of zelfstandigheden daarvan kennis te geven aan de havenmeester en er zorg voor te dragen, dat deze vloeistoffen, voorwerpen of zelfstandigheden onmiddellijk of, bij gebreke van dien, binnen de door burgemeester en wethouders te bepalen tijd uit de havens worden verwijderd.

  • e.

    Het is verboden rook, dampen, gassen, stoom of heet water op zodanige plaats of op zodanige wijze uit een vaartuig te laten ontsnappen, dat daardoor gevaar, hinder of schade kan ontstaan voor personen, dieren, goederen of vaartuigen.

  • f.

    Het is verboden aan boord van een vaartuig roet te blazen.

  • g.

    De schipper is verplicht bij het laden en lossen van zijn vaartuig zodanige voorzieningen te treffen, dat schade of overlast door stof, stank of anderszins jegens personen, dieren, goederen of vaartuigen wordt voorkomen.

Artikel 52 Stookinstallatie

De schipper of bij diens ontstentenis de reder of de eigenaar van een vaartuig, is verplicht er zorg voor te dragen dat elke stookinstallatie zodanig is ingericht, wordt onderhouden en bediend, dat een nagenoeg rookloze verbranding wordt verkregen.

Paragraaf 4.3 Brandveiligheid

Artikel 53 Gasflessen en brandblusapparatuur

  • a.

    Aan boord van pleziervaartuigen mogen niet zich niet meer dan twee gasflessen bevinden, welke zijn goedgekeurd door een daartoe bevoegde instantie en erkende instantie of deskundige en zijn aangesloten door middel van deugdelijke slangen en klemmen. De gasfles of gasflessen dient of dienen deugdelijk te zijn geplaatst, in een ruimte die voldoende geventileerd is, zo mogelijk buiten het woonverblijf en motorruimte.

  • b.

    Aan boord van een vaartuig met motor dient een goedwerkend brandblusapparaat, geschikt voor het bestrijden van benzine- en oliebrand aanwezig te zijn.

Artikel 54 Verbod open vuur

In afwijking van artikel 5.6.1 van de APV is het verboden om in de havens aan boord van een vaartuig op open vuur aan dek op open vuur gerechten te roosteren of te bereiden, of op enigerlei andere wijze aan dek open vuur te bezigen.

Artikel 55 Inname brandstof

  • 1. Het is verboden om met een vaartuig in de havens brandstof in te nemen behoudens bij het bunkerschip als bedoeld in artikel 5.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is bunkering door middel van een tankwagen toegestaan indien bij het bunkerschip door ijsgang geen ligplaats kan worden ingenomen.

Paragraaf 4.4 Geluidshinder

Artikel 56 Geluidshinder

  • 1. Het is verboden om aan boord van een vaartuig voortstuwingsinstallaties, motoren, aggregaten, geluidsapparatuur of andere toestellen of installaties in werking te hebben of werkzaamheden of activiteiten te verrichten in strijd met de geluids- en trillingsvoorschriften van Paragraaf 1.1 Geluid en trilling van de Bijlage van het Besluit jachthavens.

  • 2. Het in het tweede lid bepaalde is niet van toepassing op geluidsversterkers, voor zover deze gebruikt worden voor het veilig manoeuvreren van vaartuigen.

Artikel 57 Verbod gebruik vuurwapens en vuurwerk

  • a.

    Het is verboden in de havens met een vuurwapen, waaronder begrepen startpistolen en startkanonnen, te schieten of vuurwerk af te steken.

  • b.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 429 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 2.6.3 van de APV van toepassing is.

Hoofdstuk 5 LIGPLAATSEN VOOR KLEINE BOOTJES

Artikel 58 Ligplaatsen kleine bootjes

  • a.

    Burgemeester en wethouders kunnen ligplaatsen toewijzen voor kleine bootjes in de Vollerswaal en aan de dijk van Achter op het Zand in de Grashaven. De locaties voor deze ligplaatsen zijn gelegen langs:

    • 1.

      de openbare weg Achter op ‘t Zand tegenover de huisnummers 1 tot en met 63;

    • 2.

      de openbare weg Appelhaven tegenover de huisnummers 1 tot en met 26;

    • 3.

      de openbare weg Nieuwendam tegenover de huisnummers 4 tot en met 31;

    • 4.

      de openbare weg Vollerswaal tegenover de huisnummers 5 tot en met 22 en 34 tot en met 57;

    • 5.

      de openbare weg Overslagkade tegenover de huisnummers 13 tot en met 59;

    • 6.

      de openbare weg Zon tegenover de huisnummers 2 tot en met 24;

  • b.

    De aan de ligplaatsen als bedoeld in het eerste lid, sub b tot en met f af te meren kleine bootjes dienen in de lengte langs de kademuur te worden afgemeerd op de door burgemeester en wethouders aangegeven ligplaatsen.

  • c.

    De in de ligplaatsen in de Grashaven aan het Achter op ‘t Zand af te meren kleine bootjes mogen in afwijking van artikel 1, sub i niet langer dan 6 meter zijn en dienen op de door de burgemeester en wethouders aangegeven ligplaatsen aangelegd te worden.

  • d.

    De artikelen 3, 8 en 9 zijn op de ligplaatsen als bedoeld in het eerste lid niet van toepassing.

Artikel 59 Uitgifte ligplaats

De uitgifte van ligplaatsen als bedoeld in artikel 58 geschiedt door het opmaken van een huurovereenkomst voor het gebruik van het water en voor zover van toepassing tevens voor het aanmeren aan een gemeentelijke steiger.

Bij het afsluiten van de overeenkomst als bedoeld in het eerste lid ontvangt de rechthebbende van het kleine bootje van burgemeester en wethouders een vignet met daarop het jaartal van het afsluiten van de overeenkomst en kadecode en het nummer van de toegewezen ligplaats.

Het vignet als bedoeld in het tweede lid dient duidelijk zichtbaar op de voorsteven of de voorruit van het kleine bootje te zijn aangebracht.

Verlies van het vignet als bedoeld in het tweede lid dient door de rechthebbende van het kleine bootje onmiddellijk te worden gemeld aan de havenmeester.

Artikel 60 Toewijzing ligplaats en wachtlijst

Burgemeester en wethouders wijzen de ligplaatsen als bedoeld in artikel 58, eerste lid uitsluitend toe aan direct aanwonenden. Onder direct aanwonenden worden verstaan:

voor de ligplaatsen als bedoeld in artikel 58, eerste lid, sub d tot en met f: bewoners die woonachtig zijn op huisadressen gelegen in de navolgende straten:

  • -

    Vollerswaal

  • -

    Overslagkade

  • -

    Buurtje

  • -

    Jeudje

  • -

    Oosterplantsoen

  • -

    Watertje

  • -

    Schotland

  • -

    Schellink Houtersteeg

  • -

    Kleine Oost

  • -

    Zon

Voor de ligplaatsen als bedoeld in artikel 58, eerste lid, sub a tot en met c: bewoners die woonachtig zijn op huisadressen gelegen in de navolgende straten:

  • -

    Achter ’t Zand

  • -

    Italiaanse Zeedijk

  • -

    Visserseiland

  • -

    Hoofd

  • -

    Veermanskade

  • -

    Nieuwendam

  • -

    Brouwerijsteeg

  • -

    Vijzelstraat

  • -

    Jan Haringsteeg

  • -

    Pompsteeg

  • -

    Melknapsteeg

  • -

    West, voorzover gelegen tussen Achter op ’t Zand en Paardensteeg

  • -

    Korenmarkt

  • -

    Appelhaven

  • -

    Bierkade

  • -

    Venidse

  • -

    Nieuwendam

  • -

    Vijzelstraat

  • -

    Brouwerijsteeg

  • -

    Foreestensteeg

Toewijzing van ligplaatsen als bedoeld in artikel 58 geschiedt in volgorde van binnenkomst. Per huisadres wordt maximaal voor één klein bootje een ligplaats toegewezen. Indien meer ligplaatsen worden aangevraagd dan er beschikbaar zijn, wordt door burgemeester en wethouders een wachtlijst bijgehouden.

Artikel 61 Verbod inname ligplaats kleine bootjes

Het is verboden om zonder vignet als bedoeld artikel 59, tweede lid of in afwijking van artikel 58 en 60 met een vaartuig een ligplaats in te nemen bij de ligplaatsen als bedoeld in artikel 58, eerste lid in te nemen.

Hoofdstuk 6 VERGUNNINGEN EN ONTHEFFINGEN

Artikel 62 Vergunning, ontheffing of ontzegging

Een vergunning, ontheffing of ontzegging in het kader van deze verordening is gebonden aan de natuurlijke of de rechtspersoon waar aan zij is verleend.

Artikel 63 Duur vergunning of ontheffing

Een vergunning of ontheffing kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

Een aanvraag om verlenging na afloop van de geldigheidsduur van een vergunning of ontheffing geldt als een nieuwe aanvraag om een vergunning of ontheffing.

Artikel 64 Beslissingtermijn

Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 65 Voorschriften en beperkingen

Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en/of beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen die ten grondslag liggen aan de betreffende bepalingen.

De aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en/of beperkingen kunnen worden gewijzigd indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing moet worden aangenomen dat wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing vereist is.

Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen na te komen.

Artikel 66 Weigering

Een vergunning of ontheffing wordt geweigerd in het geval van:

  • -

    strijdigheid met de havenatlas;

  • -

    strijdigheid met het bestemmingsplan;

  • -

    strijdigheid met belangen die ten grondslag liggen aan de betrokken bepalingen;

  • -

    indien de gestelde voorschriften en/of beperkingen aan de voorafgaande vergunning of ontheffing niet of niet volledig zijn nagekomen.

Artikel 67 Intrekking

Een vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken in het geval dat:

  • -

    ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • -

    zich na het verlenen van de vergunning of ontheffing zodanige feiten en/of omstandigheden hebben voorgedaan danwel een verandering van inzichten is opgetreden op grond waarvan moet worden aangenomen dat intrekking van de vergunning of ontheffing wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • -

    de gestelde voorschriften en/of beperkingen aan de vergunning of ontheffing niet of niet volledig worden nagekomen;

  • -

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daartoe gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

  • -

    de houder van de vergunning of ontheffing dit verzoekt.

Hoofdstuk 7 STRAFBEPALINGEN, TOEZICHT EN OPSPORING

Artikel 68 Toezicht

  • 1. Met toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) zijn belast de (senior) integraal toezichthouders en coördinatoren werkzaam bij bureau Stadstoezicht.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening en het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) zijn belast de door het college dan wel de burgemeester voor deze taak aangewezen personen werkzaam bij bureau Stadstoezicht.

Artikel 69 Binnentreden woning

Zij die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften zijn, indien de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, bevoegd om het als woning ingerichte gedeelte van een vaartuig te betreden zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 70 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Hoofdstuk 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 71 Inwerkingtreding

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop de verordening op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Havenverordening Hoorn 1997 ingetrokken.

  • 3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor artikel 58, eerste lid, sub b tot en met f en tweede lid. Deze bepalingen treden in werking op een door burgemeester en wethouders te bepalen tijdstip.

Artikel 72 Overgangsbepalingen

Vergunningen, ontzeggingen en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de Havenverordening 1997 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van de onderhavige verordening worden aangemerkt als vergunningen, ontzeggingen en ontheffingen krachtens onderhavige verordening.

Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van onderhavige verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing van de Havenverordening Hoorn 1997 is ingediend waarop nog niet is beslist wordt daarop conform de onderhavige verordening beslist.

Huurovereenkomsten voor kleine bootjes gesloten op grond van artikel 49 van de Havenverordening Hoorn 1997 die rechtsgeldig waren op het moment van inwerkingtreding van deze verordening blijven van kracht met dien verstande dat artikel 54, tweede tot en met het vierde lid op deze overeenkomsten van overeenkomstige toepassing is.

Personen die op het moment van inwerkingtreding van onderhavige verordening op de wachtlijst als bedoeld in artikel 50 van de Havenverordening 1997 stonden en die voldoen aan de bepalingen van artikel 60, eerste lid worden op het moment van inwerkingtreding met behoud van hun positie geplaatst op de wachtlijst als bedoeld in artikel 60, tweede lid.

Artikel 73 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Havenverordening Hoorn 2005.