Regeling vervallen per 01-07-2009

Beleidsregel 45 : Bijzondere bijstand kosten kinderopvang voor Sociaal medisch geindiceerden

Geldend van 07-04-2005 t/m 30-06-2009 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2005

Intitulé

Beleidsregel 45 : Bijzondere bijstand kosten kinderopvang voor Sociaal medisch geindiceerden

Registratienummer: 05.03718

Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Hoorn;

gelet op het bepaalde in titel 4 3 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de navolgende beleidsregel:

Beleidsregel 45: Bijzondere bijstand kosten kinderopvang voor Sociaal medisch geïndiceerden

Artikel 1. Aanspraak kinderopvang

  • 1. Als er bij de ouder of het kind sprake is van een sociaal-medische indicatie, kan de ouder aanspraak maken op een financiële tegemoetkoming in de vorm van bijzondere bijstand ten behoeve van de kosten voor de noodzakelijke kinderopvang. Dit kan alleen als er geen aanspraak is op een tegemoetkoming in het kader van de Wet Kinderopvang.

Artikel 2. Sociaal-medische indicatie

Indien aanwezig, zal de ouder bij de aanvraag Bijzondere Bijstand een verklaring overleggen waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een sociaal-medische indicatie. Deze verklaring moet minimaal aan de volgende voorwaarden voldoen;

  • a.

    de noodzakelijkheid moet middels indicatieadvisering worden aangetoond;

  • b.

    de sociaal medische indicatie is afgegeven door een erkende instelling;

  • c.

    de geldigheidsduur van de indicatie moet zijn aangegeven;

  • d.

    de omvang van het aantal uren of dagdelen kinderopvang die noodzakelijk worden geacht;

Indien de ouder bij de aanvraag geen of een onvolledige sociaal medische verklaring kan overleggen, zal de gemeente een advies opvragen bij een erkende instelling.

Artikel 3. Te verstrekken gegevens

Een aanvraag tot vaststelling van de noodzaak van kinderopvang op grond van een sociaal-medische indicatie bevat, naast de in artikel 2 genoemde verklaring, in ieder geval de volgende gegevens:

  • a.

    naam en adres van de ouder(s);

  • b.

    indien van toepassing: naam en adres van de partner;

  • c.

    naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • d.

    overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag bijzondere bijstand.

indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 4. Offerte kinderopvang

De ouder zal een offerte of contract van een erkende kinderopvanginstelling overleggen aan de gemeente:

  • a.

    erkende kinderopvanginstellingen zijn die instellingen die worden genoemd in een gemeentelijk register kindercentra en gastouderbureau;

  • b.

    de ouder dient zelf een contract af te sluiten met een erkende kinderopvanginstelling;

  • c.

    de betaling van de bijzondere bijstand zal rechtstreeks plaatsvinden aan de kinderopvanginstelling, de ouder dient hiervoor een machtiging af te geven aan de gemeente Hoorn.

Artikel 5. Financiële tegemoetkoming

De gemeente vergoedt een deel van de kosten van noodzakelijke kinderopvang, de ouder betaalt zelf een eigen bedrage. De hoogte van de financiële tegemoetkoming van de gemeente is afhankelijk van de hoogte van de ouderbijdrage.

  • a.

    de ouderbijdrage voor de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden met een inkomen tot 115 % van de voor hun geldende bijstandsnorm is niet van toepassing;

  • b.

    de ouderbijdrage voor de doelgroep sociaal medisch geïndiceerden met een inkomen boven de 115 % van de voor hun geldende bijstandsnorm zal 6 procent van de totale kosten kinderopvang bedragen.

  • c.

    voor artikel 5 sub b gelden de maximale uurtarieven zoals die zijn bepaald door het Rijk (Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang);

  • d.

    de beoordeling van het eigen vermogen is niet van toepassing;

  • e.

    de bijzondere bijstand wordt om niet verleend;

  • f.

    de tegemoetkoming kan tot 12 maanden na de feitelijke startdatum van de kinderopvang met terugwerkende kracht worden verleend.

Artikel 6. Beslistermijn

  • 1. het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit;

  • 2. het college kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Het college stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 7. Ingangsdatum

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang feitelijk zal plaatsvinden;

  • 2. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van één kalenderjaar;

  • 3. In afwijking van lid 1 kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 8. Weigeringgrond

Het college weigert de tegemoetkoming;

  • 1.

    indien er geen sprake is van een sociaal-medische indicatie of deze onvoldoende is aangetoond;

  • 2.

    indien de ouder aanspraak kan maken op een tegemoetkoming in het kader van de Wet Kinderopvang.

Artikel 9 Inlichtingenplicht

De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijke mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere of hogere tegemoetkoming of van invloed kunnen zijn op het recht van bijzondere bijstand.

Artikel 10. Uitvoering

In gevallen waar deze beleidsregel niet of niet naar redelijkheid voorziet, beslist het college.

Artikel 11. Beëindiging beleidsregel

Op het moment dat de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden alsnog aan de doelgroepen in de Wet kinderopvang wordt toegevoegd, zal deze beleidsregel komen te vervallen.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie en werkt terug tot 1 januari 2005.

Toelichting

Het Rijk heeft op 18 augustus 2004 besloten de artikelen van de Wet kinderopvang die gaan over de sociaal-medisch geïndiceerden in het jaar 2005 niet in werking te laten treden. Vanwege budgettaire en efficiency redenen wil het Rijk een organisatie aanwijzen voor de indicatieadvisering voor sociaal-medische problematiek.

Het besluit van het Rijk betekent dus dat huishoudens met sociaal-medische problematiek in 2005 niet onder de doelgroepen van de Wet kinderopvang vallen. Deze huishoudens ontvangen dus geen tegemoetkoming van de overheid op grond van de Wet kinderopvang. Gemeenten kunnen zelf bepalen op welke manier zij financieel gezien huishoudens met sociaal-medische problematiek willen ondersteunen voor kinderopvanggebruik.

Tevens heeft dit besluit tot gevolg dat het bedrag van de kosten voor de inkomensafhankelijke tegemoetkoming voor deze doelgroep aan het gemeentefonds wordt toegevoegd. In 2005 is er circa 22 miljoen voorzien in het gemeentefonds voor kinderopvanggebruik ten behoeve van de sociaal-medisch geïndiceerden. Met het vaststellen van de notitie Wet Kinderopvang is besloten deze middelen over te hevelen naar het budget Bijzondere Bijstand.

Deze wijziging betreft voorlopig alleen het jaar 2005. In dat jaar zal worden bezien of de financiering van kinderopvanggebruik voor sociaal-medische geïndiceerden alsnog onder Wet kinderopvang gaat plaatsvinden. Dit hangt af van de mogelijkheid een indicatieorgaan aan te wijzen en van discussies over de voorstellen voor een Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Zoals reeds is beschreven heeft het Rijk besloten om de artikelen in de Wet Kinderopvang die betrekking hebben op de doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden in 2005 nog niet in werking te laten treden. Om deze groep te behoeden dat zij niet tussen wal en schip vallen, is gekozen voor een financiële tegemoetkoming vanuit het budget bijzondere bijstand.

De tegemoetkoming kinderopvang vanuit het budget bijzondere bijstand zal alleen plaatsvinden indien er geen aanspraak gemaakt kan worden op een vergoeding op grond van de Wet Kinderopvang.

De tegemoetkoming kinderopvang kan binnen een periode van 12 maanden na de feitelijke startdatum kinderopvang alsnog ingediend worden.

Artikel 2

De noodzakelijkheid voor kinderopvang is gebaseerd op een sociaal-medische indicatie, van ouder, partner of kind.

De sociaal-medische indicatie dient te worden afgegeven door een erkende instelling. Hierbij kan gedacht worden aan instellingen die reeds adviezen als kerntaak beheersen, bijvoorbeeld: Riagg, GGD en Jeugdzorg. Indien er geen verklaring wordt overlegd, respectievelijk de verklaring voldoet niet aan de gestelde eisen, dan zal de gemeente een advies opvragen bij een erkende instelling. Indien er nog geen enkele informatie over de aanvrager bekend is bij de gemeente zal advies opgevraagd worden bij de GGD. Aan deze adviesaanvraag zijn voor de ouder geen kosten verbonden.

Daarnaast dient de geldigheidsduur van de indicatie in overeenstemming te zijn met de aanvraag periode. De afweging van de omvang is tevens gerelateerd aan de sociaal-medische indicatie.

De beoordeling van de omvang vindt plaats door een erkende instelling.

Artikel 3

De tegemoetkoming wordt door de ouder aangevraagd bij het college. Het moet dan gaan om het college van de gemeente waar de ouder woont. De aanvraag moet schriftelijke gebeuren.

Omdat een tegemoetkoming voor de duur van een kalenderjaar wordt verstrekt moet deze elk jaar opnieuw worden aangevraagd. Vooralsnog gaan wij er vanuit dat deze beleidsregel alleen in 2005 van toepassing zal zijn.

Een verhoging of verlaging van de tegemoetkoming in verband met een verhoging van het aantal uren of dagdelen kinderopvang, zal ook moeten worden aangevraagd. De ouder moet hiervan wel onmiddellijk mededeling doen aan het college.

Artikel 4

Bij een aanvraag zal een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moeten worden toegevoegd. Dit betekent dat de aanvraag voor een tegemoetkoming pas bij de gemeente kan worden ingediend als de ouder over een offerte of contract beschikt.

Onder de oude regeling gesubsidieerde kinderopvang sloot de gemeente een contract af met de kinderopvanginstelling. Dit is nu niet meer het geval. De ouder moet zelf het contract afsluiten met de instelling. Dit sluit aan bij de systematiek van de Wet Kinderopvang.

Het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen moet ingeschreven staan in een gemeentelijk register.

De tegemoetkoming zal door middel van een machtiging direct worden betaald aan de kinderopvanginstelling of gastouderbureau. Deze werkwijze vindt in vele gevallen ook plaats onder de Wet Kinderopvang. Voor een eenvoud van procedures wordt dan ook aansluiting gezocht bij de gang van zaken onder de Wet Kinderopvang.

Artikel 5

Naast de financiële tegemoetkoming van de gemeente heeft betrokkene een eigen bijdrage.

Waarom een ouderbijdrage voor de sociaal medische doelgroep? Onder de Wet Kinderopvang betalen ouders die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang een inkomensafhankelijke bijdrage op basis van het Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang.

Er zijn diverse redenen om ouders een bijdrage voor kinderopvang in rekening te brengen. De belangrijkste zijn het besparingsbeginsel en het profijtbeginsel. Het besparingsbeginsel houdt kort gezegd in dat ouders besparen op de kosten van levensonderhoud voor hun kinderen gedurende de tijd dat hun kinderen in de kinderopvang doorbrengen en daarom geacht worden bij te dragen aan de kosten kinderopvang. Het profijtbeginsel houdt in dat burgers in het algemeen geacht worden om een eigen bijdrage te betalen voor diensten omdat zij er, in meer of mindere mate, profijt van hebben. Ook wordt op deze wijze een “economische” prikkel ingebouwd om het gebruik van een dienst te beperken en zo de kosten van de dienst te kunnen beheersen.

Hoe de ouderbijdrage vast te stellen?

De VNG adviseert gemeenten om op relatief eenvoudige wijze de ouderbijdrage vast te stellen door voor alle ouders een bijdrage van 6 procent van de kosten kinderopvang in rekening te brengen. Dit advies is overgenomen met uitzondering van diegene met een inkomen tot 115 procent van de voor hun geldende bijstandsnorm. Voor hun geld geen eigen ouderbijdrage. De reden hiervan is dat zij in het kader van de bijzondere bijstand geen draagkracht hebben.

Een tegemoetkoming bijzondere bijstand wordt enerzijds bepaald door toetsing van het eigen vermogen en anderzijds door de draagkrachtbepaling.

Aangezien het hier slechts een overbruggingsjaar betreft worden deze toetsingen voor de doelgroep sociaal medisch geïndiceerden met betrekking tot aanvraag kinderopvang buiten beschouwing genomen.

Artikel 6

Bij het bepalen van de beslistermijn dient rekening te worden gehouden met de tijd die gemoeid is met het uitbrengen van advies door een onafhankelijke organisatie die beschikt over adequate deskundigheid.

Artikel 7

De ingangsdatum van de tegemoetkoming heeft betrekking op het moment dat de feitelijke kinderopvang plaatsvindt. De uitbetaling van de tegemoetkoming vindt pas plaats vanaf het moment dat het besluit tot verlening van de tegemoetkoming is genomen. De betaling vindt dan met terugwerkende kracht plaats tot het moment waarop feitelijk de kinderopvang startte. De ingangsdatum van verstrekking van de tegemoetkoming is ook van toepassing op wijziging van het aantal uren.

De tegemoetkoming wordt in principe voor een heel kalenderjaar verleend. Voor aanvragen die in de loop van het jaar worden toegekend, geldt dat de tegemoetkoming wordt verstrekt tot 31 december van het betreffende jaar. Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Door de periode van verstrekking van de tegemoetkoming te koppelen aan de duur van de sociaal medische indicatie, hoeft de betrokkene geen actie te ondernemen om de verstrekking van de tegemoetkoming stop te zetten of hoeft de gemeente geen eventueel onterecht uitgekeerde bedragen terug te vorderen.

Artikel 8

De weigeringsgrond geeft aan dat een gemeentelijke tegemoetkoming op grond van een sociaal-medische indicatie een vangnetvoorziening is. Alleen ouders die niet op grond van een andere bepaling in de Wet kinderopvang aanspraak kunnen doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, kunnen aanspraak doen op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang wegens een sociaal-medische noodzaak.

Artikel 9

Er kunnen twee vormen van schending van de inlichtingenplicht worden onderscheiden:

  • 1.

    het betreffende kind maakt geen gebruik van kinderopvang,

  • 2.

    er wordt wel gebruik gemaakt van de kinderopvang, maar de ouder heeft geen recht op een tegemoetkoming.

Als een ouder de inlichtingenplicht schendt en als gevolg hier van ten onrechte een tegemoetkoming heeft ontvangen of een te hoog bedrag, kan het college de beschikking tot het verlenen of tot het vaststellen van de tegemoetkoming intrekken of wijzigen en het teveel betaalde bedrag terugvorderen.

Artikel 10 t/m 12

Deze spreken voor zich.

B. Een mededeling van deze bekendmaking zal worden geplaatst:

  • in de gemeentelijke publicatie "openbare bekendmakingen" op pagina vier in het Westfries Weekblad;

  • op de website van de gemeente Hoorn www.hoorn.nl

C. De prijs van de afschriften van het gemeenteblad of abonnementen daarop is aangegeven in de Legesverordening (EUR 0,25 per bladzijde).

D. Het onder A. genoemde besluit:

  • -

    behoefde niet te worden goedgekeurd

  • -

    is bekend gemaakt op 6 april 2005;

  • -

    treedt in werking op 7 april 2005 en werkt terug vanaf 1 januari 2005.

E. Het besluit ter inzage ligt op de afdeling Juridische Zaken in het stadhuis, Nieuwe Steen 1, te Hoorn. De gemeentebladen kunnen ook worden geraadpleegd in de Openbare Bibliotheek Hoorn, Wisselstraat 8 te Hoorn. .