Regeling vervallen per 16-08-2012

Beleidslijn van de gemeente Hoorn voor de horeca-,prostitutie-en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet BIBOB

Geldend van 25-11-2004 t/m 15-08-2012

Intitulé

Beleidslijn van de gemeente Hoorn voor de horeca-,prostitutie-en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet BIBOB

Registratienummer : 04.12437

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn;

gelezen het ambtelijke advies d.d. 17 juni 2004 inzake de Wet Bevordering Integriteitsbeoordelingen door het Openbaar Bestuur (BIBOB);

gelet op Titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

besluiten:

ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft:

I. vast te stellen de

Beleidslijn van de gemeente Hoorn voor de horeca-, prostitutie- en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet BIBOB.

Deze beleidslijn is een beleidsregel in de zin van Titel 4.3 van de Awb en is als bijlage aan dit besluit gehecht

II. te bepalen dat de beleidslijn in werking treedt met ingang van de dag na de dag waarop de beleidslijn door opname in het Gemeenteblad bekend is gemaakt.

De burgemeester en burgemeester en wethouders van Hoorn, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, maken bekend dat zij op 6 juli 2004 de Beleidslijn van de gemeente Hoorn voor de horeca-, prostitutie- en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet BIBOB hebben vastgesteld. Deze beleidslijn is een beleidsregel als bedoeld in Titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en treedt op 2 december 2004 in werking.

De tekst van de beleidslijn en de bijbehorende vragenformulieren luidt als volgt:

Beleidslijn van de gemeente Hoorn voor de horeca-, prostitutie- en speelautomatenhalbranche in het kader van de Wet BIBOB

1. Inleiding

Heel lang is er van uitgegaan dat de preventie en bestrijding van criminaliteit uitsluitend een taak is van politie en justitie. Pas de laatste jaren is het besef doorgedrongen dat ook het bestuur hierin een rol heeft. Dit besef heeft de landelijke wetgever er toe gebracht de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen Openbaar Bestuur (BIBOB) vast te stellen. Deze wet is op 1 juni 2003 in werking getreden.

De Wet BIBOB geeft bestuursorganen de mogelijkheid zich te beschermen tegen het risico dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd. Bestuursorganen verlenen immers vergunningen en verstrekken subsidies aan burgers en bedrijven. Het kan gebeuren dat deze besluiten worden misbruikt voor criminele activiteiten of worden gebruikt om uit criminele activiteiten verkregen vermogen te benutten. Ook in de rol van contractpartij bij aanbestedingen kan een overheid te maken krijgen met criminele activiteiten doordat de opdrachtnemer criminele activiteiten heeft ontplooid en geld wit wil wassen of met het werk criminele activiteiten wil gaan ontplooien.

De opbouw van deze notitie is als volgt. In de volgende paragraaf wordt het onderwerp van de te ontwikkelen BIBOB-beleidslijn nader afgebakend. Paragraaf drie geeft op hoofdlijnen de inhoud en systematiek van de Wet BIBOB weer. In paragraaf vier wordt nader ingegaan op de noodzaak van het ontwikkelen van een BIBOB-beleidslijn. Een (globale) schets van de situatie van Hoornse horeca en de mogelijke aangrijpingspunten die deze situatie biedt voor het voeren van een BIBOB-beleid is het onderwerp van paragraaf vijf. In paragraaf zes wordt tenslotte de feitelijke BIBOB-beleidslijn weergegeven.

2. Reikwijdte

De reikwijdte van de Wet BIBOB strekt zich – voor zover van belang voor de lokale overheid – uit de vergunningverlening in het kader van de milieuwetgeving, de Woningwet (bouwvergunning) en de Drank- en Horecawet. Ook in verordeningen opgenomen vergunningstelsels voor de exploitatie van horeca-inrichtingen, prostitutiebedrijven en speelautomatenhallen vallen onder het regime van de Wet BIBOB. Hetzelfde geldt voor gemeentelijke aanbestedingen op het gebied van bouw, ICT en milieu en onder bepaalde omstandigheden kunnen ook gemeentelijke subsidieregelingen onder het toepassingsbereik van de Wet BIBOB vallen.

Burgemeester en wethouders van Hoorn hebben er voor gekozen de mogelijkheden van de Wet BIBOB gefaseerd in te voeren en te starten met de vergunningen op het gebied van horeca en seksinrichtingen. Deze beleidslijn beschrijft hoe het gemeentebestuur van Hoorn het BIBOB-instrumentarium zal toepassen met betrekking tot vergunningen voor horeca-inrichtingen (inclusief coffeeshops), seksinrichtingen en speelautomatenhallen.

Concreet gaat het daarbij om:

  • a)

    vergunningen op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

  • b)

    vergunningen op grond van artikel 2 van de Overlastverordening voor het exploiteren van een inrichting (inclusief coffeeshops);

  • c)

    vergunningen op grond van artikel 3.2.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn voor het exploiteren van een seksinrichting of een escortservice;

  • d)

    vergunningen op grond van artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen 1998 voor het exploiteren van een speelautomatenhal.

Deze vergunningen zullen in het vervolg van deze notitie kortheidshalve worden aangeduid als: vergunning.

Voor de toepassing van de Wet BIBOB ten aanzien van de andere beleidsvelden (bouw- en milieuvergunningen, aanbestedingen, subsidies) zullen aparte beleidslijnen worden opgesteld. Deze beleidsvelden blijven in deze notitie dan ook buiten beschouwing.

3. De Wet BIBOB in kort bestek

Artikel 3 van de Wet BIBOB stelt bestuursorganen in staat om vergunningen te weigeren of in te trekken wanneer:

  • a)

    er ernstig gevaar bestaat dat de vergunning gebruikt of mede gebruikt zal worden voor:

    • I.

      het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

    • II.

      het plegen van strafbare feiten;

  • b)

    er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd (zoals bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

3.1 Eigen onderzoek

De bedoeling van de Wet BIBOB is dat bestuursorganen door middel van onderzoek eerst zelf proberen te achterhalen of bovengenoemde situatie zich in een concreet geval daadwerkelijk voordoet. Om dat te kunnen doen zullen aanvragers en vergunninghouders aan het bestuur meer informatie moeten verstrekken. Artikel 30 van de Wet BIBOB maakt het in dit verband mogelijk om bij de formulieren die gehanteerd worden voor het aanvragen van een vergunning extra vragen op te nemen over de financiering en zeggenschapstructuur van de horecaonderneming, seksinrichting of speelautomatenhal. Beantwoording van deze vragen door een vergunninghouder kan door een bestuursorgaan ook worden verlangd indien dit bestuursorgaan overweegt de betreffende vergunning in te trekken. Als een bestuursorgaan zelf voldoende informatie heeft weten te verzamelen waaruit blijkt dat er sprake is van een situatie als omschreven in artikel 3 van de Wet BIBOB kan het bestuursorgaan rechtstreeks overgaan tot weigering of intrekking van de vergunning. Het niet meewerken aan het invullen van het BIBOB-vragenformulier mag door het bestuursorgaan worden uitgelegd als een ernstig gevaar op crimineel misbruik en kan dus direct leiden tot intrekking of weigering van de vergunning.

Hierbij geldt nadrukkelijk dat bestuursorganen aanvragen om vergunningen eerst dienen te toetsen aan de reguliere weigeringsgronden die in de betreffende wettelijke regeling waarop de vergunning rust zijn opgenomen. De Wet BIBOB is door de wetgever vanwege het ingrijpende karakter van deze wet nadrukkelijk bedoeld als ultimum remedium. Sommige wetten en regels, zoals het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet, maken al een (beperkte) toets van de integriteit van de aanvrager mogelijk. Indien reeds op basis van één van deze gronden een vergunning kan worden geweigerd (of kan worden ingetrokken) zal dit uiteraard geschieden. Pas als de reguliere weigerings-/intrekkingsgronden geen soelaas bieden kan toepassing van de Wet BIBOB in beeld komen.

3.2 Advies Bureau BIBOB

Het eigen onderzoek zal niet altijd toereikend zijn om het gepleegd hebben van strafbare feiten of de aanwezigheid van gevaar op crimineel misbruik onomstotelijk vast te stellen. De meeste bestuursorganen beschikken niet over een wettelijke basis om bepaalde informatie (justitieel, financieel) te achterhalen. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) verplicht bestuursorganen echter wel om het intrekken of weigeren van vergunningen grondig te motiveren. Wanneer het eigen onderzoek naar het oordeel van het bestuursorgaan vragen open laat over de integriteit van de aanvrager of diens zakelijke relaties, kan er vervolgens een beroep worden gedaan op het landelijke Bureau BIBOB. De aanvrager of vergunninghouder moet hiervan vooraf in kennis worden gesteld.

Het Bureau BIBOB (hierna: het Bureau), dat ressorteert onder het Ministerie van Justitie, heeft als taak het op verzoek van bestuursorganen het adviseren over de mate van gevaar van misbruik van vergunningen voor criminele doeleinden. De adviezen van het Bureau worden gebaseerd op bronnenonderzoek. Daarbij kan het Bureau naast openbare bronnen (bijvoorbeeld het Kadaster, de Kamer van Koophandel) ook gesloten registraties, zoals die van de politie, justitie en fiscus, raadplegen. Het Bureau beperkt zich niet alleen tot de aanvrager of houder van de vergunning maar onderzoekt ook of deze (rechts)persoon in relatie staat tot anderen die betrokken zijn (geweest) bij strafbare feiten als bedoeld in de Wet BIBOB. Dit betekent dat ook andere (rechts)personen kunnen worden betrokken in het onderzoek.

Het advies van het Bureau kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van gevaar in de zin van artikel 3 van de Wet BIBOB:

  • -

    er is geen sprake van ernstige mate van gevaar;

  • -

    er is sprake van een mindere mate van gevaar, of;

  • -

    er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

Het bestuursorgaan kan het advies al dan niet gebruiken ter motivering van een besluit. Het ligt voor de hand dat de vergunning in het eerste geval zal worden verleend, dan wel niet zal worden ingetrokken. In het tweede geval kan worden overwogen om extra voorschriften te verbinden aan de vergunning gericht op het wegnemen of beperken van het gevaar dat de vergunning voor criminele doeleinden wordt misbruikt (artikel 3, lid 7 Wet BIBOB). In het geval van een ernstige mate van gevaar kan het bestuursorgaan overwegen om een aangevraagde vergunning te weigeren of een verleende vergunning in te trekken.

De beslissing van een bestuursorgaan om een adviesaanvraag bij het Bureau in te dienen is geen besluit ingevolge de Awb. Hiertegen kan daarom geen bezwaar en in een later stadium beroep worden ingediend. Wel is het de aanvrager van een vergunning te allen tijde toegestaan om zich terug te trekken uit de aanvraagprocedure.

Het Bureau dient zijn advies binnen vier weken nadat de adviesaanvraag door het bestuursorgaan is ingediend uit te brengen. Het Bureau kan deze periode eenmaal met maximaal vier weken verlengen. Artikel 31 van de Wet BIBOB bepaalt in dit verband dat de termijn waarbinnen door het bestuursorgaan op de aangevraagde vergunning waarover een “BIBOB-advies” wordt aangevraagd moet worden beslist wordt opgeschort voor de periode die ligt tussen de dag waarop het advies is aangevraagd en dag waarop deze wordt ontvangen.

Voor iedereen die krachtens de Wet BIBOB de beschikking krijgt over gegevens met betrekking tot een derde, geldt een geheimhoudingsplicht. Dit betekent dat een bestuursorgaan een BIBOB-advies niet aan anderen mag doorgeven (behoudens een aantal in de Wet BIBOB genoemde uitzonderingen).

Een bestuursorgaan zal, indien het voornemen bestaat een negatieve beslissing te nemen op grond van een BIBOB-advies, de aanvrager/houder in de gelegen moeten stellen zijn zienswijze over te voornemen naar voren te brengen. Het BIBOB-advies kan dan worden ingezien. Eventuele derden die in dit advies worden genoemd zijn belanghebbenden in de zin van artikel 4:8 Awb en moeten, indien te verwachten is dat zij tegen het voornemen tot weigeren of intrekken van de vergunning bedenkingen hebben, ook in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijze kenbaar te maken. Derden hebben overigens niet het recht om het advies in zijn geheel in te zien, maar alleen dat deel dat betrekking op hen heeft.

4. Ontwikkelen BIBOB-beleid

4.1 Noodzaak

Bij bestuursorganen ligt de beslissing al dan niet een BIBOB-advies aan te vragen. Vanwege deze keuze- of beleidsvrijheid verdient het de voorkeur dat dit gebeurt op basis van een beleid waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen een advies wordt aangevraagd bij het Bureau. Dit schept duidelijkheid naar de burgers en ondernemingen die potentieel aan een BIBOB-onderzoek kunnen worden onderworpen. Bovendien schept het een helder kader voor de toetsing door de democratische controleorganen van de door het bestuur in een concreet geval genomen beslissing. Met name de afweging om tot een BIBOB-onderzoek over te gaan, dient - juist met het oog op het ingrijpende karakter van dit instrument - weloverwogen en met inachtneming van beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol.

Naast juridische en democratische overwegingen pleiten echter ook praktische argumenten voor het vaststellen van een BIBOB-beleidslijn. De Wet BIBOB leidt tot extra werkzaamheden bij het beoordelen van vergunningsaanvragen en bij het intrekken van vergunningen. In theorie is het mogelijk om de Wet BIBOB bij alle aanvragen die “BIBOB-abel” toe te passen. Dit betekent echter een aanzienlijke werkbelasting terwijl toepassing van de Wet BIBOB wellicht lang niet altijd zinvol is omdat op voorhand al duidelijk is dat er nauwelijks of geen kans is op crimineel misbruik. Het is beter om bij de inzet van het BIBOB-instrumentarium strategisch te werk te gaan. Een beleidslijn die helder maakt wanneer de Wet BIBOB wel en wanneer niet wordt toegepast helpt om de beschikbare ambtelijke capaciteit zo gericht mogelijk in te zetten.

4.2 Invalshoeken criminaliteit

Er kunnen in principe drie invalshoeken worden benoemd van waaruit naar (georganiseerde) criminaliteit kan worden gekeken:

  • 1.

    als soorten criminele activiteiten die in georganiseerd verband gepleegd worden en als “branches” van criminaliteit beschouwd kunnen worden. Dit is min of meer het klassieke perspectief.

  • 2.

    als soorten lokale verschijningsvormen van georganiseerde criminaliteit: niet de “werkelijke” aard van het verschijnsel zelf staat centraal, maar de wijze waarop het zich manifesteert in de gemeente.

  • 3.

    als soorten inbreuken op veiligheid, leefbaarheid en integriteit in de gemeente. De negatieve effecten van criminaliteit staan hierbij centraal.

Deze drie verschillende invalshoeken leiden tot verschillende keuzes als het gaat om de eigen aanpak van criminaliteit. Iedere aanpak leidt tot een andere prioritering in aanpak. De eerste invalshoek (welke soorten criminaliteit kunnen worden onderscheiden en op welke wijze kan men als overheid die verschillende soorten aanpakken) is vooral de invalshoek van de politie en het Openbaar Ministerie. Deze invalshoek is minder geschikt als invalshoek voor een bestuurlijke aanpak van criminaliteit. Het lokaal bestuur heeft immers niet als taak criminelen op te sporen en te vervolgen. Het bestuur is primair verantwoordelijk voor het handhaven van de rechtsorde en het bevorderen van de leefbaarheid. Dat betekent dat het voor een bestuurlijke aanpak van criminaliteit vruchtbaarder is om (georganiseerde) criminaliteit niet zozeer te benaderen als verschijnsel op zich maar zich te concentreren op de negatieve effecten van criminaliteit op de leefbaarheid en de rechtsorde (de derde en deels ook de tweede invalshoek). Voor toepassing van de Wet BIBOB heeft dit als consequentie dat het lokale bestuur de Wet BIBOB het beste kan richten op (potentiële) inbreuken op de leefbaarheid en de veiligheid in de wetenschap dat die inbreuken mogelijkerwijze door criminele activiteiten worden veroorzaakt.

Dit betekent dat voor de toepassing van de Wet BIBOB gezocht moet worden naar die locaties of type horeca-inrichtingen die leefbaarheid en veiligheid bedreigen hetgeen mogelijkerwijze een gevolg is criminaliteit in of rondom (die) horeca-inrichtingen.

4.3 Gerichte inzet BIBOB-instrumentarium

Het BIBOB-instrumentarium kan op twee manieren gericht worden ingezet:

  • a)

    geografisch; deze benadering houdt in dat de toepassing van de Wet BIBOB wordt beperkt tot een bepaald deel of bepaalde delen van de gemeente waarbinnen de leefbaarheid en de veiligheid onder druk staat (“hot spots”). In de aldus aangewezen gebieden worden alle inrichtingen waarvoor een vergunning nodig is onder de werkingssfeer van de Wet BIBOB gebracht.

  • b)

    categorisch; deze benadering houdt in dat de Wet BIBOB wordt toegepast bij bepaalde type(n) inrichtingen waarvan aannemelijk is dat daarbij een verhoogde kans bestaat op criminele activiteiten of crimineel misbruik met als gevolg aantasting van de veiligheid en leefbaarheid. Voor de categorieën inrichtingen waarvan duidelijk is dat deze in de regel niet leiden tot veiligheids- of leefbaarheidsproblemen wordt de Wet BIBOB in deze benadering (in beginsel) niet toegepast.

5. De Horeca in Hoorn

5.1 Aantallen en situering inrichtingen

Hoorn telt ongeveer 150 horeca-inrichtingen (niet zijnde sportkantines, verenigingen e.d.). Het aantal café’s in Hoorn bedraagt 5,2 per 10.000 inwoners. Het aantal kwaliteitsrestaurants is in Hoorn hoger dan het landelijk gemiddelde. De horeca is een belangrijke economische functie in de stad. Het aandeel in de werkgelegenheid in hoorn van de horeca en de detailhandel samen bedraagt zo’n 20%.

Een aanzienlijk deel van de Hoornse horeca, ruim 100 inrichtingen, is gesitueerd in de binnenstad dat een functie heeft als regionaal winkel- en uitgaansgebied. Zo’n 45 inrichtingen in de binnenstad beschikken in het weekend (van vrijdag op zaterdag en van zaterdag op zondag) over de zogenaamde vrije sluitingstijden. Het horecabeleid van de gemeente is er op gericht om de zwaardere horeca (de horeca III inrichtingen waaronder cafe’s en discotheken worden begrepen) te concentreren in zogenaamde horecaconcentratiegebieden (Rode Steen, Kerkplein, Dubbele Buurt). De overige 50 horeca-inrichtingen liggen verspreid over de gehele gemeente.

In de binnenstad van Hoorn wordt verder de aanwezigheid van drie coffeeshops gedoogd, zolang deze coffeeshops voldoen aan de AHJOG-criteria. Door de gemeenteraad is in de vergadering van 13 januari 2004 echter uitgesproken dat gestreefd moet worden naar een vermindering van het aantal gedoogde coffeeshops in de binnenstad van drie naar twee.

Ten aanzien van de seksinrichtingen geldt dat na de landelijke opheffing van het bordeelverbod in de Hoornse APV is opgenomen dat er in Hoorn onder bepaalde voorwaarden maximaal vier seksinrichtingen aanwezig mogen zijn. Er zijn thans in Hoorn geen legale seksinrichtingen aanwezig.

De speelautomatenhalverordening laat tenslotte de vestiging van één speelautomatenhal toe. Deze speelautomatenhal is in de binnenstad gevestigd.

5.2 Overlast en leefbaarheid

Lang leegstaande horecapanden, horecabedrijven met zeer beperkte openingstijden, onduidelijke eigendomsverhoudingen, en snelle wisselingen van ondernemers in bepaald horecapanden kunnen volgens de ervaringsgegevens van de politie aanwijzingen zijn dat er sprake is van criminele activiteiten of crimineel misbruik. Hetzelfde geldt voor de concentratie van horecapanden in de handen van één verhuurder waardoor in een straat of wijk in feite een verhuurmonopolie ontstaat.

Tot op zekere hoogte doen dergelijke situaties zich ook in Hoorn voor. Sommige horecapanden in de binnenstad lijken snel van exploitant te wisselen. Bij de beoordeling van aanvragen van drank- en horecavergunningen wordt af en toe gestuit op onduidelijke rechtsvormen of onbegrijpelijke wijzigingen daarin. Soms blijkt ook de levenswandel van (toekomstige) exploitanten niet helemaal onbesproken. In een enkel geval heeft dat geleid tot weigering van de aangevraagde drank- en horecavergunning wegens slecht levensgedrag.

Tevens is een aanzienlijk gedeelte van de panden in de Hoornse binnenstad waarin cafe’s zijn gevestigd eigendom van één bedrijf.

Daarnaast doen zich af en toe concrete (overlast)problemen voor met betrekking tot de horeca. Het gaat dan met name om horeca III-inrichtingen (cafe’s). Zo bezorgden in de binnenstad de afgelopen paar jaar bar-dancing Celebration aan de Dubbele Buurt en Jay’s Place aan het West door slecht ondernemerschap veel overlast. Verder is in 2002 overgegaan tot (tijdelijke) sluiting van het Sneeker Veerhuys omdat de toenmalige exploitant weigerde een drank- en horecavergunning aan te vragen. Veiligheidsonderzoeken van de politie en de Leefbaarheidsmonitor van de gemeente wijzen uit dat de meeste aan horeca te relateren overlast wordt ondervonden in de binnenstad. Bewoners van de binnenstad zijn ook vaker het slachtoffer van criminaliteit dan de bewoners van andere wijken. Zoals aangegeven zijn de meeste inrichtingen met een vergunning in Hoorn ook in de binnenstad gesitueerd.

Dat neemt echter niet weg dat aan horeca te relateren aantastingen van de leefbaarheid en veiligheid zich ook elders in Hoorn wel voorkomen. In dit verband is in 2002 een sluitingstraject ingezet voor de horeca-inrichting aan het Betje Wolffplein omdat de politie over aanwijzingen beschikte dat deze inrichting gebruikt werd als dekmantel voor de handel in (hard)drugs. Omdat de rechter het verzamelde bewijsmateriaal onvoldoende vond is de sluiting uiteindelijk niet doorgezet.

Ten aanzien van de verenigingen, clubs, stichtingen en buurthuizen met een “beperkte” drank- en horeca-vergunning, de niet-commerciële of paracommerciële inrichtingen, doen zich bij de vergunningverlening in Hoorn over het algemeen minder problemen voor. Omdat deze organisaties en instellingen zonder winstoogmerk operen is de exploitatie van deze inrichtingen voor de georganiseerde criminaliteit normaliter niet interessant.

Alcoholvrije inrichtingen leveren in Hoorn tot dusver niet of nauwelijks overlast op, met uitzondering van de coffeeshops. Over de drie coffeeshops komen bij de gemeente wel regelmatig klachten binnen over overlast. Hoewel lang niet al deze klachten terecht blijken te zijn, omdat de overlast die wordt ondervonden vaak helemaal niet aan de coffeeshops kan worden toegeschreven, kan niet worden ontkend dat er in de binnenstad op sommige plaatsen sprake is rondhangende groepen jongeren die op straat softdrugs gebruiken. Verondersteld mag worden dat daarbij ook sprake is van het verhandelen van softdrugs. De intensiteit en locaties van dit hinderlijke gedrag zijn wisselend.

Verder is de handel in softdrugs in Nederland uiteraard illegaal en een branche die vanwege de hoge verdiensten voor criminelen interessant is. In Hoorn worden door de politie regelmatig hennepkwekerijen of weedplantages opgerold. Op basis hiervan kan worden verondersteld dat er in Hoorn een illegale toeleveringsindustrie voor de coffeeshops actief is.

Ten aanzien van prostitutie doen zich in Hoorn geen noemenswaardige openbare orde problemen voor. In 2002 is de enige bekende illegale seksinrichting op last van burgemeester en wethouders gesloten. Met enige regelmaat wordt er bij de Afdeling Juridische Zaken informatie opgevraagd over het prostitutiebeleid door personen die voornemens zijn een seksinrichting te beginnen. Er bestaan wel vermoedens dat er in een massagesalon in Hoorn onder de noemer van “massages” illegaal prostitutie wordt bedreven. Ook is bekend dat er in Hoorn de nodige escortbureaus actief zijn zonder dat deze beschikken over de vereiste exploitatievergunning. Geconstateerd moet derhalve worden dat voor zover er in Hoorn prostitutie plaatsvindt dit een illegaal karakter heeft.

5.3 Aangrijpingspunten voor beleid

Geconcludeerd kan worden dat aantastingen van de leefbaarheid en de veiligheid zich in Hoorn voornamelijk voordoen bij commerciële inrichtingen waar alcoholhoudende drank wordt geschonken. Alcoholvrije inrichtingen leggen over het algemeen minder druk op het woon- en leefklimaat, met uitzondering van de coffeeshops. Het te voeren BIBOB-beleid kan dus worden toegespitst op bepaalde type inrichtingen en bedrijven.

Hoewel de binnenstad - omdat daar ook de meeste horeca-inrichtingen zijn gevestigd - het meeste met deze problematiek te maken heeft, kan niet op voorhand worden uitgesloten dat crimineel misbruik van horecabedrijven zich ook elders in Hoorn voordoet. Een gebiedsgerichte BIBOB-benadering is voor Hoorn daarom minder zinvol. Een dergelijke aanpak veronachtzaamt de (eventuele) aanwezigheid van criminele gevaren buiten de aangewezen gebieden en zou er toe kunnen leiden dat criminaliteit zich verplaatst naar locaties die niet onder het BIBOB-regime vallen.

Ook op praktische gronden is er geen reden om niet te kiezen voor een gemeentebrede aanpak. Voor de omvang van de werkzaamheden die de uitvoering van de Wet BIBOB met zich meebrengt maakt het, vanwege de concentratie van de horecabedrijven in de binnenstad, niet veel verschil of de wet van toepassing wordt verklaard voor de hele gemeente of alleen voor de binnenstad.

6. Beleidslijn

6.1 Afbakening toepassing Wet BIBOB

Dit alles leidt tot de navolgende keuze van het BIBOB-instrumentarium:

  • 1.

    Coffeeshops: bij alle aanvragen om een overlastvergunning voor een coffeeshop zal een BIBOB-intake worden toegepast;

  • 2.

    Speelautomatenhallen: bij alle aanvragen om een speelautomatenhalvergunning zal een BIBOB-intake worden toegepast;

  • 3.

    Seksinrichtingen en escortservices: bij alle aanvragen om een exploitatievergunning voor een seksinrichting of een escortservice zal een BIBOB-intake worden toegepast;

  • 4.

    Horeca-inrichtingen: bij alle aanvragen om een drank- en horecavergunningen voor horeca-inrichtingen zal een BIBOB-intake worden toegepast met uitzondering van:

    • aanvragen voor inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en Horecawet;

    • aanvragen door rechtspersonen voor inrichtingen waarvoor al eerder een BIBOB-intake is toegepast en de wijziging ten opzichte van de eerdere aanvraag uitsluitend bestaat uit het toevoegen of verwijderen van leidinggevenden die als werknemer in dienst zijn bij de betreffende rechtspersoon.

  • 5.

    Tip van de BIBOB-Officier van Justitie: in gevallen waarin de Officier van Justitie conform artikel 26 van de Wet BIBOB adviseert om bij het Bureau een advies aan te vragen zal een BIBOB-intake worden toegepast.

Met de term BIBOB-intake wordt gedoeld op het aan de hand van een vragenformulier stellen van extra vragen aan de aanvrager of vergunninghouder. Deze vragen hebben onder meer betrekking op de financiering van de inrichting en eventuele schulden die de aanvrager/vergunninghouder kan hebben. Deze vragen zijn vervat in een formulier (BIBOB-vragenformulier) dat als bijlage bij deze beleidslijn is opgenomen.

Let wel: de hiervoor beschreven beleidslijn betekent geenszins dat het gemeentebestuur van Hoorn zich verplicht de toepassing van het BIBOB-instrumentarium tot de in deze beleidslijn benoemde gevallen te beperken. Voor vergunningen waarbij op grond van de beleidslijn niet direct tot een BIBOB-intake wordt overgegaan geldt dat het gemeentebestuur lopende de behandeling van de aanvraag om de vergunning altijd alsnog kan overgaan tot het toepassen van een BIBOB-intake indien het bestuur aanwijzingen verkrijgt dat er sprake kan zijn van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB mits deze wet dit toelaat. Daarnaast kan de Wet BIBOB in een concreet geval worden ingezet wanneer een vergunning reeds is verleend.

6.2 Onderzoek door de gemeente Hoorn

Bij de BIBOB-intake wordt om praktische redenen een onderscheid gemaakt tussen een “lichte toets” en een “diepgaande toets”. Met een lichte toets wordt een globaal onderzoek van de antwoorden op de vragen en van de overgelegde bescheiden bedoeld. Komt daaruit iets opvallends naar voren, bijvoorbeeld een “merkwaardige” financiering, dan kunnen de bescheiden nauwkeuriger gecheckt worden. Het ingevulde BIBOB-vragenformulier en de daarbij overlegde bescheiden zullen daartoe worden gescreend aan de hand van een lijst (checklist) met indicatoren die kunnen duiden op het gevaar van crimineel misbruik en/of strafbare feiten. Dit is de diepgaande toets. Hierbij geldt dat in het geval van een:

  • a)

    aanvraag om een overlastvergunning voor een coffeeshop;

  • b)

    exploitatievergunning voor een seksinrichtingen of een escortservice, en;

  • c)

    tip van de BIBOB-Officier van Justitie;

standaard wordt uitgegaan van de diepgaande toets.

De gemeente Hoorn begint een onderzoek altijd bij de reeds bestaande weigeringsgronden, die te maken hebben met de integriteit van de aanvrager. Indien reeds op grond van één van deze gronden de vergunningen geweigerd/ingetrokken dient te worden, zal dit gebeuren.

Het door het gemeentebestuur van Hoorn naar aanleiding van de BIBOB-intake uit te voeren onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:

  • de door de aanvrager/ houder van de vergunning beantwoorde vragen die zijn opgenomen in het standaard aanvraagformulier, inclusief de vragen van de bijlage;

  • de door hem/ haar aangeleverde documenten die moeten worden meegestuurd op grond van het standaard aanvraagformulier;

  • eventuele extra (op verzoek van het gemeentebestuur) overgelegde documenten of informatie;

  • open bronnen onderzoek (Kamer van Koophandel, Kadaster enz.).

Indien een diepgaande toets wordt uitgevoerd en het gemeentebestuur van Hoorn op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet BIBOB genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van “ernstig gevaar” als bedoeld in de Wet BIBOB, dan wordt de vergunning door het bevoegde bestuursorgaan geweigerd of ingetrokken.

Indien een exploitant weigert om het BIBOB-vragenformulier in te vullen zal dit door het gemeentebestuur van Hoorn ingevolge artikel 4 van de Wet BIBOB worden aangemerkt als “ernstig gevaar” in de zin van artikel 3 van deze wet en zal de vergunning worden geweigerd of ingetrokken.

6.3 Adviesaanvraag aan Bureau BIBOB

Er zijn twee aanleidingen te noemen, die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau:

  • 1.

    De BIBOB-Officier van Justitie geeft een tip om in het kader van een aanvraag van een vergunning of om over een reeds verleende vergunning een advies aan het Bureau te vragen;

  • 2.

    Na de BIBOB-intake en de diepgaande toets door het gemeentebestuur vragen blijven bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur, of de activiteiten in en/of de directe omgeving van de onderneming;

    • b.

      de financiering van het bedrijf;

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd en/of de inventaris van de inrichting.

Het gemeentebestuur van Hoorn zal advies bij het Bureau aanvragen en op basis dit advies vervolgens tot besluitvorming over gaan op de wijze zoals beschreven in paragraaf 3.2.

BIBOB-vragenformulier gemeente Hoorn Natuurlijke personen

I. Algemene vragen op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB

  • 1.

    Dit formulier betreft een vergunning inzake: (vakje aankruisen)

    • O

      Artikel 40 Woningwet (bouwvergunning)

    • O

      Artikel 3 Drank- en Horecawet

    • O

      exploitatie van een coffeeshop of een andere alcoholvrije horeca-inrichting

    • O

      (Artikel 2 Overlastverordening)

    • O

      exploitatie van een speelautomatenhal (Artikel 2 Verordening Speelautomatenhallen 1998)

    • O

      Artikel 8.1 Wet milieubeheer

    • O

      exploitatie van een seksinrichting (Artikel 3.2.1 Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn)

    • O

      exploitatie van een escortservice (Artikel 3.2.1 Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn)

  • 2.

    Adresgegevens aanvrager:

    Achternaam (indien gehuwd, meisjesnaam invullen):

    Voornamen (volledig):

    Woonadres:

    Postcode:

    Plaats:

  • 3.

    Gegevens van de onderneming die de vergunningplichtige activiteiten gaat uitvoeren:

    Naam onderneming:

    Adres:

    Postcode:

    Vestigingsplaats:

    Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister):

  • 4.

    Wijze van financiering

  • Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd?

    • O

      Met eigen vermogen

    • O

      Met vreemd vermogen, via een bankinstelling

    • O

      Anders dan via een bankinstelling (zie hieronder)

    Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financier vermelden:

    Achternaam (gehuwde vrouw, meisjesnaam invullen):

    Voornamen:

    Woonadres:

    Postcode:

    Plaats:

    of:

    Naam onderneming:

    Correspondentieadres:

    Postcode:

    Plaats:

    U wordt verzocht de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken, waaronder de getekende financieringsovereenkomst, hiervan bij dit formulier te voegen. In het geval dat de onderneming (mede) met eigen vermogen wordt gefinancierd dient u over de laatste 24 maanden (door het overleggen van afschriften van loonstroken, bank- of spaarrekeningen en belastingaangiften) aan te geven wat de hoogte van uw inkomen was en van wie u dat ontving. U dient hierbij aan te geven dat deze bewijsstukken dienen als bijlage bij vraag 4 van dit vragenformulier.

  • 5.

    Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld:

    Heeft u als aanvrager dit formulier zelf ingevuld?

    O Ja O Nee

    Zo nee, hieronder vermelden wie dit formulier heeft ingevuld?

    Achternaam (indien gehuwd, meisjesnaam invullen):

    Voornamen:

    Postcode:

    Woonadres:

    Plaats:

    Functie en/of relatie tot de aanvrager:

I I. Aanvullende vragen

  • 6.

    Gegevens aanvrager:

    Geboortedatum:

    Geboorteplaats:

    Geboorteland:

    Sofinummer:

    Legitimatienummer en soort legitimatiedocument:

  • 7.

    Arbeidsverleden :

    Bent u in de laatste drie jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier in loondienst werkzaam geweest?

    O ja O Nee

    Zo ja, vul dan bijlage 1 “Opgave voorgaande werkgevers en loondienstverhoudingen” in.

    Zo nee, op welke manier heeft u dan in uw levensbehoeften voorzien?

    O Als zelfstandig ondernemer

    O Via een uitkering, namelijk

    O Anders, namelijk

  • 8.

    Schulden / faillissementen /uitstel van betaling

    • a)

      Heeft u schulden aan de belastingdienst?

    • O Ja O Nee

    • b)

      Heeft één van de ondernemingen genoemd in vraag 6 schulden aan de belastingdienst?

    • O Ja O Nee O Niet bekend

    • c)

      Heeft één van de ondernemingen genoemd in vraag 6, waarin u een functie vervult of vervulde, in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier uitstel van betaling gehad of werd een van die ondernemingen in staat van faillissement verklaard?

    • O Ja O Nee O Niet bekend

    Zo ja, dan de gegevens van de rechtbank en de datum waarop de uitspraak werd gedaan vermelden op bijlage 2 “Opgave uitstel van betaling of faillissementen”.

  • d)

    Heeft u in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken of te maken gehad met een of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is:

    • O

      Uitstel van betaling

    • O

      Staat van faillissement

    • O

      Schuldsaneringsregeling

    • O

      Geen van voorgaande mogelijkheden zijn van toepassing

    Zo ja, dan de vestigingsplaats van de rechtbank en datum waarop de uitspraak werd gedaan hier vermelden:

    Rechtbank te: Datum:

  • 9.

    Andere vergunningen

    • a)

      Heeft de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier bij enige overheidsinstantie één of meerdere van de volgende vergunningen aangevraagd:

      • 1)

        één of meerdere van de vergunningen vermeld onder vraag 1;

      • 2)

        een vergunning inzake artikel 5 Wet goederenvervoer;

      • 3)

        een vergunning inzake artikel 5 Wet personenvervoer 2000;

      • 4)

        een ontheffing inzake artikel 6 Opiumwet?

      • O Ja O Nee

      • Zo ja, om wat voor soort vergunning(en) ging het toen?

      • Bij welke instantie(s) aangevraagd:

      • Instantie

      • Datum

      • Instantie

      • Datum

      • Graag een kopie van deze verleende vergunning(en) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 9a.

    • b)

      Heeft de aanvrager m.b.t. een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals vermeld bij a) in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met de volgende situaties?

    Aankruisen wat van toepassing is:

    • O

      Weigering van de aanvraag

    • O

      Intrekking van de vergunning

    • O

      Verstrekking onder beperkende voorwaarden

    • O

      Aanvraag, die nog in behandeling is

    • O

      Oplegging van een bestuurlijke boete

      Bij/door welke overheidsinstantie

      Instantie

      Datum

      Instantie

      Datum

      Indien van toepassing, graag een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/ boete(s) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 9b.

      Verklaring:

      De ondergetekende verklaart dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, dan wel dat degene die dit formulier namens hem of haar heeft ingevuld, dit op instructie van de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende/aanvrager weet dat hij/zij volledig verantwoordelijk is voor de inhoud van de gegeven antwoorden.

      Datum: ………………………………… Plaats: ………………………………………

      Handtekening en naam aanvrager:

Aanwezige bijlagen:

Bijlagen bij vraag

4

O

Ja

O

Nee

Aantal:

7

O

Ja

O

Nee

Aantal:

8c

O

Ja

O

Nee

Aantal:

9a

O

Ja

O

Nee

Aantal:

9b

O

Ja

O

Nee

Aantal:

Bijlage 1 behorende bij vragenformulier Natuurlijke Personen, vraag 6:

OPGAVE VOORGAANDE WERKGEVERS en LOONDIENSTVERHOUDINGEN

  • 1.

    Van: …………….….…. (dag-maand-jaar) tot: …………….….…. (dag-maand-jaar)

    Naam bedrijf: ……………………………………………………………………………

    Adres: …………………………………………………………………………………...

    Postcode: ………………………………………………………………………………..

    Plaats: …………………………………………………………………………………...

  • In welke functie was u bij deze onderneming betrokken?

    • O

      Werknemer

    • O

      Bedrijfsleider

    • O

      Bestuurder

    • O

      Houder van 5% of meer van de aandelen

    • O

      Commissaris

    • O

      Ge(vol)machtigde

    • O

      Procuratiehouder

    • O

      Beheerder

    • O

      Anders, namelijk

  • 2.

    Van: …………….….…. (dag-maand-jaar) tot: …………….….…. (dag-maand-jaar)\

    Naam bedrijf: ……………………………………………………………………………

    Adres: …………………………………………………………………………………..

    Postcode: ………………………………………………………………………………..

    Plaats: …………………………………………………………………………………...

    In welke functie was u bij deze onderneming betrokken?

    • O

      Werknemer

    • O

      Bedrijfsleider

    • O

      Bestuurder

    • O

      Houder van 5% of meer van de aandelen

    • O

      Commissaris

    • O

      Ge(vol)machtigde

    • O

      Procuratiehouder

    • O

      Beheerder

    • O

      Anders, namelijk

  • 3.

    Van: …………….….…. (dag-maand-jaar) tot: …………….….…. (dag-maand-jaar)\

    Naam bedrijf: ……………………………………………………………………………

    Adres: …………………………………………………………………………………..

    Postcode: ………………………………………………………………………………..

    Plaats: …………………………………………………………………………………...

    In welke functie was u bij deze onderneming betrokken?

    • O

      Werknemer

    • O

      Bedrijfsleider

    • O

      Bestuurder

    • O

      Houder van 5% of meer van de aandelen

    • O

      Commissaris

    • O

      Ge(vol)machtigde

    • O

      Procuratiehouder

    • O

      Beheerder

    • O

      Anders, namelijk

Bijlage 2 behorend bij vragenformulier Model Natuurlijke Personen, vraag 8C:

OPGAVE UITSTEL VAN BETALING OF FAILLISSEMENTEN

  • 1.

    1.Naam van de onderneming:

    • Vestigingsplaats:

    • Bij faillissement of surséance van betaling:

    • Vestigingsplaats rechtbank:

    • Datum uitspraak:

  • 2.

    Naam van de onderneming:

  • 3.

    Vestigingsplaats:

  • 4.
    • Bij faillissement of surséance van betaling:

    • Vestigingsplaats rechtbank:

    • Datum uitspraak:

  • 5.

    Naam van de onderneming:

  • 6.

    Vestigingsplaats:

    • Bij faillissement of surséance van betaling:

    • Vestigingsplaats rechtbank:

    • Datum uitspraak:

BIBOB-vragenformulier gemeente Hoorn Rechtspersonen

I. Algemene vragen op grond van artikel 30 van de Wet BIBOB

  • 1.

    Dit formulier betreft een vergunning inzake: (vakje aankruisen)

    • O

      Artikel 40 Woningwet (bouwvergunning)

    • O

      Artikel 3 Drank- en Horecawet

    • O

      exploitatie van een coffeeshop of een andere alcoholvrije horeca-inrichting

    • O

      (Artikel 2 Overlastverordening)

    • O

      exploitatie van een speelautomatenhal (Artikel 2 Verordening Speelautomatenhallen 1998)

    • O

      Artikel 8.1 Wet milieubeheer

    • O

      exploitatie van een seksinrichting (Artikel 3.2.1 Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn)

    • O

      exploitatie van een escortservice (Artikel 3.2.1 Algemene Plaatselijke Verordening Hoorn)

  • 2.

    Gegevens aanvragende rechtspersoon: (hierna aanvrager)

    • Is de aanvrager een:

    • O

      B.V.

    • O

      N.V.

    • O

      Stichting

    • O

      Coöperatieve Vereniging

    • O

      Rechtspersoon naar buitenlands recht,

      Zo ja, welk land?

      En met welke rechtsvorm?

    • O

      Anders, namelijk

      Statutaire naam van de aanvrager:

      Statutaire vestigingsplaats van de aanvrager

      Feitelijk vestigingsadres:

      Straat:

      Huisnummer:

      Postcode:

      Plaats:

      Nummer van inschrijving Kamer van Koophandel (Handelsregister)

      De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager gebruikt maakt:

      De handelsnaam of handelsnamen waarvan de aanvrager de laatste vijf jaar gebruik heeft gemaakt:

  • 3.

    Leidinggevenden

    Wie geven momenteel leiding en wie hebben in de afgelopen drie jaar leiding gegeven aan de aanvrager?

    Voeg in ieder geval bij een lijst met leidinggevende personen (bestuurders, commissarissen, procuratiehouders, gevolmachtigden) waarop de namen, geboortedata, functie en periode staan vermeld. U dient hierbij aan te geven dat deze lijst dient als bijlage bij vraag 3 van dit vragenformulier.

  • 4.

    Zeggenschap

    Wie hebben momenteel zeggenschap over en wie hebben in de afgelopen drie jaar zeggenschap gehad over de aanvrager?

    Voeg in ieder geval bij een lijst waarop voor de natuurlijke personen (aandeelhouders) de namen en geboortedata en voor de rechtspersonen de statutaire naam en het inschrijvingsnummer van de Kamer van Koophandel, staan vermeld. U dient hierbij aan te geven dat deze lijst dient als bijlage bij vraag 4 van dit vragenformulier.

  • 5.

    Financiers

    Wie verschaffen momenteel vermogen en wie hebben in de afgelopen drie jaar vermogen verschaft aan de aanvrager?

  • 6.

    Wijze van financiering

    Hoe worden de activiteiten van de onderneming, waarvoor de vergunning wordt gevraagd, gefinancierd?

    • O

      Met eigen vermogen

    • O

      Met vreemd vermogen, bijvoorbeeld via een bankinstelling

    • O

      Anders (zie hieronder)

    Indien anders, dan hieronder de gegevens van de financier vermelden:

    Achternaam (indien gehuwd, meisjesnaam invullen):

    Voornamen:

    Woonadres:

    Postcode:

    Plaats:

    of:

    Naam onderneming:

    Correspondentieadres:

    Postcode:

    Plaats:

    U wordt verzocht de financiering aan te tonen en alle relevante bewijsstukken, waaronder de getekende financieringsovereenkomst, hiervan bij dit formulier te voegen. In geval van financiering door eigen geld dienen als bewijsstukken in elk geval afschriften van bank- of spaarrekeningen en door een accountant gecontroleerde jaarstukken te worden overlegd alsmede de belastingaangifte over het voorgaande belastingjaar. U dient hierbij aan te geven dat deze bewijsstukken dienen als bijlage bij vraag 6 van dit vragenformulier.

  • 7.

    Gegevens van degene die het formulier heeft ingevuld:

    Achternaam (indien gehuwd, meisjesnaam invullen):

    Voornamen:

    Woonadres:

    Postcode:

    Plaats:

    Functie en/of relatie tot de aanvrager:

    II. Aanvullende vragen

  • 8.

    Gegevens aanvrager:

    Fiscaalnummer:

    Indien B.V. of N.V.:

    Onder welk nummer is destijds de verklaring van geen bezwaar verleend?

  • 9.

    Betrokkenheid bij andere ondernemingen

    Geef aan op welke manier de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier hier te lande betrokken is of is geweest bij andere ondernemingen, bijvoorbeeld NV/BV, Stichting, Coöperatieve Vereniging, Vennootschap onder Firma, of een rechtspersoon naar buitenlands recht. En welke functie (bestuurder, aandeelhouder, vennoot) heeft/had de aanvrager in deze rechtspersoon.

    Geef nadere gegevens hiervan aan op bijlage 1 “Opgave functies in andere ondernemingen”.

  • 10.

    Schulden/faillissementen/uitstel van betalingen

    • a)

      Heeft de aanvrager nu of in de laatste drie jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken of te maken gehad met een of meer van de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is:

      • O

        Uitstel van betaling

      • O

        Staat van faillissement

      • O

        Geen van voorgaande mogelijkheden zijn van toepassing

        Zo ja, dan de vestigingsplaats van de rechtbank en de datum waarop de uitspraak werd gedaan hier vermelden:

        Rechtbank te:

        Datum:

        Naam curator:

        Huidige status:

    • b)

      Heeft de aanvrager schulden aan de belastingdienst?

      O Ja O Nee

      Zo ja, wat voor schulden?

  • 11.

    Andere vergunningen

    • b)

      Heeft de aanvrager in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier bij enige overheidsinstantie één of meerdere van de volgende vergunningen aangevraagd:

      • 5)

        één of meerdere van de vergunningen vermeld onder vraag 1;

      • 6)

        een vergunning inzake artikel 5 Wet goederenvervoer;

      • 7)

        een vergunning inzake artikel 5 Wet personenvervoer 2000;

      • 8)

        een ontheffing inzake artikel 6 Opiumwet?

      • 9)

        een vergunning inzake artikel 61a Woningwet?

        O Ja O Nee

        Zo ja, om wat voor soort vergunning(en) ging het toen?

        Bij welke instantie(s) aangevraagd:

        Instantie

        Datum

        Instantie

        Datum

        Graag een kopie van deze verleende vergunning(en) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 11A.

    • c)

      Heeft de aanvrager m.b.t. een (of meerdere) van de vergunning(en) zoals vermeld bij a) in de laatste vijf jaar voorafgaand aan de datum van ondertekening van dit formulier te maken gehad met de volgende situaties? Aankruisen wat van toepassing is:

      • O

        Weigering van de aanvraag

      • O

        Intrekking van de vergunning

      • O

        Verstrekking onder beperkende voorwaarden

      • O

        Aanvraag, die nog in behandeling is

      • O

        Oplegging van een bestuurlijke boete

        Bij/door welke overheidsinstantie(s):

        Instantie

        Datum

        Instantie

        Datum

        Indien van toepassing, graag een kopie van deze beslissing(en)/vergunning(en)/ boete(s) bijvoegen en daarop vermelden dat het gaat om bijlage(n) bij vraag 11B.

        Verklaring:

        De ondergetekende(n) verklaart/verklaren in hun hoedanigheid van bestuurder(s) van de aanvrager dat dit formulier naar waarheid is ingevuld, danwel dat degene die dit formulier namens de aanvrager heeft ingevuld, dit op instructie van de bestuurders en namens de aanvrager heeft gedaan en dat ondergetekende(n) weet/weten volledig verantwoordelijk te zijn voor de inhoud van de gegeven antwoorden.

        Datum: ……………………………… Plaats: ……………………………………

        Handtekening(en) en namen van de bestuurders van de aanvrager:

Aanwezige bijlagen:

Bijlagen bij vraag

3

O

Ja

O

Nee

Aantal:

4

O

Ja

O

Nee

Aantal:

6

O

Ja

O

Nee

Aantal:

9

O

Ja

O

Nee

Aantal:

11A

O

Ja

O

Nee

Aantal:

11B

O

Ja

O

Nee

Aantal:

Bijlage 1 behorend bij vragenformulier Rechtspersonen, vraag 9:

OPGAVE FUNCTIES IN ANDERE ONDERNEMINGEN

  • 1.

    Van: ………………………(dag-maand-jaar) tot: ……………………….(dag-maand-jaar)

    Statutaire naam van de onderneming:

    Statutaire vestigingsplaats:

    Feitelijk adres:

    Straat:

    Huisnummer:

    Postcode:

    Plaats:

    Onder nummer:

    Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te:

    In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken?

  • 2.

    Van: ………………………(dag-maand-jaar) tot: ……………………….(dag-maand-jaar)

    Statutaire naam van de onderneming:

    Statutaire vestigingsplaats:

    Feitelijk adres:

    Straat:

    Huisnummer:

    Postcode:

    Plaats:

    Onder nummer:

    Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te:

    In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken?

  • 3.

    Van: ………………………(dag-maand-jaar) tot: ……………………….(dag-maand-jaar)

  • Statutaire naam van de onderneming:

  • Statutaire vestigingsplaats:

  • Feitelijk adres:

  • Straat:

  • Huisnummer:

  • Postcode:

  • Plaats:

  • Onder nummer:

  • Ingeschreven in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel te:

  • In welke functie is of was de aanvrager bij deze onderneming betrokken?