Regeling vervallen per 22-09-2011

Welstandsnota 2004

Geldend van 22-07-2004 t/m 21-09-2011

Intitulé

Welstandsnota 2004

WELSTANDSNOTA 2004 Gemeente Hoorn

Opgesteld in opdracht van de gemeente Hoorn door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland in samenwerking met VVK Architectuur en Stedenbouw BV

Inhoud

WELSTANDSNOTA 2004 Gemeente Hoorn

ARTIKEL A

INLEIDING

HOOFDSTUK 1

Beleidsbepaling, participanten en procedures

1 RUIMTELIJK KWALITEITSBELEID IN HOORN

2 DE GEMEENTERAAD STELT HET WELSTANDSBELEID VAST

3 B & W VOEREN HET WELSTANDSTOEZICHT UIT

4 DE WELSTANDSCOMMISSIE ADVISEERT

5 DE WELSTANDSCOMMISSIE

6 OPENBAARHEID

7 VOOROVERLEG EN PRINCIPEPLANNEN

8 SUPERVISIE EN ONTWERPWEDSTRIJDEN

9 HANDHAVING EN EXCESSENREGELING

HOOFDSTUK 2

Welstandscriteria

1 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

2 GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA

SPECIALE GEBIEDEN

Linten

2.BEHEERSGEBIEDEN

Woongebieden

Bedrijventerreinen

Recreatiegebieden

2.3 WELSTANDSCRITERIA VOOR SPECIFIEKE BOUWWERKEN

Stolpboerderijen

Dakopbouwen

2.4 WELSTANDSCRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE LICHT-VERGUNNINGPLICHTIGE PLANNEN

Bijgebouwen en overkappingen

Dakkapellen

Dakramen en/of zonnecollectoren

Gevelwijzigingen

Erfafscheidingen

Rolhekken, luiken, rolluiken

Antennes

Reclame-uitingen

2.5 WELSTANDSCRITERIA VOOR (HER-)ONTWIKKELINGS- PROJECTEN

ARTIKEL B Overgangsbepaling

BIJLAGE 1

Begrippenlijst

BIJLAGE 2

Register van straatnamen met verwijzing naar welstandsgebieden

COLOFON

ARTIKEL A Beleidsregels

De raad der gemeente Hoorn,

- gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

  10 februari 2004,

- gelet op artikel 12a eerste lid van de Woningwet,

besluit:

een welstandsnota vast te stellen, inhoudende de volgende beleidsregels die burgemeester en wethouders toepassen:

INLEIDING

Redelijke eisen van welstand

Welstandstoezicht werd ooit ingesteld om te voorkomen dat bouwwerken de openbare ruimte zouden ontsieren. Nog steeds wordt bij iedere aanvraag voor een bouwvergunning beoordeeld of het betreffende bouwwerk niet in strijd is met ‘redelijke eisen van welstand’.

De welstandsbeoordeling is volgens artikel 12 van de Woningwet gericht op het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk. Het bouwwerk moet zowel op zichzelf als ook in zijn omgeving worden beoordeeld, waarbij ook verwachte veranderingen van die omgeving een rol kunnen spelen. Artikel 12 maakt duidelijk dat de welstandsbeoordeling een complex gebeuren is, waarbij deskundigheid en kennis van de omgeving vereist is. Door de oneindige hoeveelheid combinaties van bouwwerk en omgeving valt de welstandsbeoordeling onmogelijk te standaardiseren of te objectiveren.

Toch vraagt de samenleving om meer zekerheid en meer openheid rondom de welstandsbeoordeling. De meeste mensen willen best meewerken aan het instandhouden en bevorderen van de schoonheid van hun leefomgeving, mits vroegtijdig duidelijk wordt gemaakt wat dat betekent als zij bouwplannen hebben. Veel irritaties over het welstandstoezicht worden weggenomen als vooraf wordt aangegeven welke zaken een rol spelen bij de welstandsbeoordeling en binnen welke kaders die beoordeling zich afspeelt. Dat zijn politieke keuzes, die moeten worden gebaseerd op inhoudelijk onderzoek en een maatschappelijke discussie.

Modernisering en vermaatschappelijking van het welstandstoezicht is dan ook een belangrijke doelstelling van de gewijzigde Woningwet die in januari 2003 van kracht is geworden. Artikel 12 is uitgebreid met een nieuw artikel 12 A, dat bepaalt dat de welstandsbeoordeling alleen nog maar kan worden gebaseerd op door de gemeenteraad in een welstandsnota vastgestelde welstandscriteria.

Doel en uitgangspunten voor het welstandsbeleid van Hoorn

De gemeente Hoorn geeft met de voor u liggende welstandsnota uitwerking aan artikel 12 A van de Woningwet .

Het welstandsbeleid van Hoorn is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke bebouwde omgeving dient te behartigen. De gevels van gebouwen en andere bouwwerken vormen samen met de openbare ruimte de dagelijkse leefomgeving van de mensen in Hoorn. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt bovendien de waarde van het onroerend goed en versterkt het vestigingsklimaat.

Welstandstoezicht houdt Hoorn mooi

Het doel van het welstandstoezicht is om, in alle openheid, een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de ruimtelijke kwaliteit van Hoorn.

Gebiedsgerichte aanpak

Het welstandsbeleid geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden, die in een bepaald gebied aanwezig zijn te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en de beoordeling van bouwplannen. Door deze gebiedsgerichte aanpak wil de gemeente de kwaliteit van de bebouwing in Hoorn bewaren en stimuleren. Met name voor de historische stad gaat het daarbij om het beschermen van de belangrijke karakteristieken en de zorg dat nieuwe ontwikkelingen daarop voortbouwen. Het gebiedsgerichte welstandsbeleid kan ook een opstapje zijn naar een intensiever ruimtelijk kwaliteitsbeleid, bijvoorbeeld door het opstellen van beeldkwaliteitplannen waarin naast de bebouwing ook het ontwerp en de inrichting van de openbare ruimte aandacht krijgt. Een goede zorg voor de openbare ruimte is de manier om als gemeente het gewenste ambitieniveau aan te geven. Een integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid per gebied is uiteindelijk de doelstelling.

Klantgericht en bespreekbaar

Door het opstellen van welstandsbeleid wil de gemeente een effectief, controleerbaar en klantgericht welstandstoezicht inrichten. Burgers, ondernemers en ontwerpers kunnen in de toekomst in een vroeg stadium worden geïnformeerd over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen. De uitwerking van de algemene beleidsuitgangspunten in gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria en de introductie van loketcriteria voor kleine bouwplannen maken het welstandstoezicht concreter en duidelijker. Bovendien wordt een jaarlijkse evaluatieronde in het beleid opgenomen, waarbij in de gemeenteraad kan worden besproken wat goed en wat fout ging.

De welstandsnota

In december 2000 gaf de gemeente Hoorn de Stichting Welstandszorg Noord-Holland opdracht tot het opstellen van een welstandsnota. Bij het opstellen van de welstandsnota werd de landelijke model welstandsnota als uitgangspunt gebruikt. Het proces werd intensief begeleid door een gemeentelijke werkgroep.

De welstandsnota koppelt inhoudelijke kennis aan juridisch houdbare criteria en efficiënte procedures. Bovendien moet de nota leesbaar, begrijpelijk en opwekkend zijn voor verschillende ‘gebruikers’. Dit levert een gelaagde nota op waarin welstandscriteria in allerlei soorten en maten worden uitgewerkt.

Hoofdstuk 1 begint met een beschrijving van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de huidige werkwijze van de welstandscommissie. Daarna volgen paragrafen over de aangescherpte verantwoordelijkheden van de gemeenteraad en burgemeester en wethouders bij respectievelijk de vaststelling en de uitvoering van het welstandsbeleid. Vervolgens wordt ingegaan op de betekenis en de inhoud van het advies van de welstandscommissie. In een volgende paragraaf komen de taakomschrijving en de samenstelling van de welstandscommissie aan de orde. Tot slot volgen paragrafen over de openbaarheid van de vergaderingen van de welstandscommissie, de mogelijkheden voor vooroverleg met de welstandscommissie, de werkwijze bij projecten waar planbegeleiding door een supervisor plaatsvindt en over de handhaving van het welstandsbeleid en de mogelijkheid om achteraf (repressief) op te treden bij bouwwerken die in ernstige mate in strijd zijn met redelijke eisen van welstand.

Hoofdstuk 2 van de welstandsnota geeft alle criteria die burgemeester en wethouders en de welstandscommissie gebruiken bij het welstandsoordeel. Allereerst worden de algemene welstandscriteria beschreven die gelden als uitgangspunt voor iedere welstandsbeoordeling. Daarna worden de gebiedsgerichte welstandscriteria gegeven. Deze worden bij iedere welstandsbeoordeling gebruikt om te beoordelen hoe het bouwwerk zich gedraagt in zijn omgeving. In Hoorn zijn drie clusters van gebieden onderscheiden die weer zijn onderverdeeld in 22 deelgebieden. De clusters zijn:

  • ·

    speciale gebieden, waaronder de binnenstad en de linten

  • ·

    beheersgebieden, waaronder de woonwijken en de industrieterreinen

  • ·

    dynamische gebieden, waaronder de buitenstad en Bangert-Oosterpolder.

De clusters hebben elk een eigen set van welstandscriteria hebben gekregen.

In de volgende paragraaf van het tweede hoofdstuk worden objectgerichte welstandscriteria gegeven voor specifieke bouwwerken. In Hoorn zijn dat de stolpboerderijen en de dakopbouwen. Daarna volgen de welstandscriteria voor de ambtelijke toets van veel voorkomende lichtvergunningsplichtige bouwplannen: aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, dakkapellen, dakramen en/of zonnecollectoren, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, rolhekken, luiken en rolluiken, antennes en reclame-uitingen. De welstandscriteria voor deze lichtvergunningsplichtige bouwplannen zijn vrijwel objectief zodat een ambtelijke toets mogelijk is. Alleen als zo’n bouwplan van de criteria afwijkt of als in een bijzondere situatie de criteria niet van toepassing kunnen zijn, wordt het plan aan de welstandscommissie voorgelegd. In de laatste paragraaf wordt tot slot de procedure gegeven voor het opstellen van welstandscriteria voor grotere (her-)ontwikkelingsprojecten. De nota wordt afgesloten met een overgangsbepaling en twee bijlagen: een begrippenlijst en een register van straatnamen met een verwijzing naar de betreffende gebiedsbeschrijving(en).

Gebruik van de welstandsnota

In praktijk zal de welstandsnota niet als ‘leesboek’ worden gebruikt. De planindiener die wil weten wat de welstandscriteria voor zijn of haar bouwplan zijn, zal eerst kijken of het bouwplan valt onder de ‘veel voorkomende kleine bouwplannen’. Voor een dakkapel bijvoorbeeld volstaat het om kennis te nemen van de betreffende welstandscriteria, bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht na te vragen of er in de straat een standaardplan is aangewezen en na te gaan of er bij het betreffende gebied nog iets bijzonders over dakkapellen wordt gezegd. Het gebied is gemakkelijk te vinden in het register van straatnamen. Met deze informatie heeft de planindiener voldoende gegevens om een dakkapel te realiseren die voldoet aan redelijke eisen van welstand. Wil de planindiener een andere dakkapel dan kan hij daarover in overleg treden met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Het bouwplan wordt dan, eventueel in de vorm van een principeaanvraag, aan de welstandscommissie voorgelegd, die het beoordeelt op grond van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

Voor de bouwplannen, die niet voorkomen in de lijst van veel voorkomende kleine bouwplannen, gelden de gebiedsgerichte welstandscriteria en, indien van toepassing, de criteria voor specifieke bouwwerken. Deze welstandscriteria zijn minder ‘objectief’ dan de criteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen. Het zijn geen absolute maar relatieve welstandscriteria die ruimte laten voor interpretatie in het licht van het concrete bouwplan. Die interpretatie kan in een vroeg stadium al onderwerp van gesprek zijn met de welstandscommissie, dit wordt zeker aanbevolen bij twijfel of grote afwijkingen van de criteria.

De welstandscriteria in deze nota vormen in de eerste plaats een vangnet en dienen om bouwplannen die het aanzien niet waard zijn, uit Hoorn te weren. Dat is primair de bedoeling van het welstandstoezicht. Maar veel liever zien we in Hoorn bouwplannen waarbij de welstandscriteria worden gebruikt als opstapje, als middel om na te denken over de schoonheid van het bouwwerk in zijn omgeving.

In zo’n geval kan het zelfs voorkomen dat de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn. Daarom kunnen burgemeester en wethouders, na schriftelijk en gemotiveerd advies van de welstandscommissie, afwijken van deze welstandscriteria. In de praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria kan worden beargumenteerd. Daarbij geldt de stelregel: het is redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

HOOFDSTUK 1

Beleidsbepaling, participanten en procedures

1.1 RUIMTELIJK KWALITEITSBELEID IN HOORN

Welstandstoezicht in Hoorn anno 2002

De gemeente Hoorn voert al lange tijd welstandstoezicht uit. Sinds 1992 heeft de gemeente Hoorn, in navolging van de Modelbouwverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, algemene welstandscriteria opgenomen in de bouwverordening: de aanvaardbaarheid van het bouwwerk in relatie tot de karakteristiek van de reeds aanwezige bebouwing, de openbare ruimte en de stedenbouwkundige context; de massa, materiaal, maat, schaal, detaillering en kleurstelling mede in verband met de samenhang in het bouwwerk zelf. Daarnaast kan de gemeente specifiek beleid voeren met betrekking tot de visuele kwaliteit van de gebouwde omgeving. De gemeente Hoorn heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt met de nota ‘Praten over bouwen in de binnenstad’ welke als bijlage is gevoegd bij het globaal bestemmingsplan. Deze nota is inmiddels geëvalueerd en opnieuw vastgesteld door de raad. Voor projectmatige vrije sectorwoningen heeft de gemeente bebouwingsrichtlijnen vastgesteld, die door de welstandscommissie als beoordelingscriteria worden gebruikt. Ook de beeldkwaliteitplannen voor de Linten en Nieuwe Noord bevatten welstandscriteria. De gemeente Hoorn heeft een reclamebeleid vastgesteld. Alle reclameaanvragen worden ambtelijk getoetst, onder meer op welstandsaspecten. Alleen in uitzonderlijke gevallen wordt de welstandscommissie geraadpleegd. De bovengenoemde bestaande welstandscriteria zijn opgenomen in deze nieuwe welstandsnota.

Burgemeester en wethouders laten zich bij de afgifte van bouwvergunningen adviseren door een adviescommissie die bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, de Welstandscommissie West-Friesland Kring Hoorn van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland. Voor de plannen in de binnenstad wordt deze commissie uitgebreid met één lid en drie adviseurs die maatschappelijke geledingen vertegenwoordigen uit de binnenstad, waaronder een lid van de monumentencommissie. Een keer per twee weken houdt de welstandscommissie zitting in het stadhuis van Hoorn. De vergaderingen zijn openbaar. Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan, vaak gebeurt dit voorafgaand aan de vergadering met de architect-secretaris van de commissie. Voor meldingsplichtige plannen wordt geen advies aan de welstandscommissie gevraagd. Voor bouwvergunningsplichtige plannen wordt advies aan de welstandscommissie gevraagd, tenzij het plan al door een supervisor of door de monumentencommissie is goedgekeurd en er geen juridische problemen worden verwacht. Deze werkwijze, die tot op heden niet formeel is vastgelegd, kan onder de gewijzigde Woningwet niet zonder meer worden gecontinueerd. De welstandscommissie wordt niet betrokken bij het opstellen van stedenbouwkundige uitgangspunten of richtlijnen voor bebouwing.

De afdeling Bouw- en Woningtoezicht noemt de volgende knelpunten in het functioneren van de welstandscommissie:

  • ·

    de status van het overleg van de architect-secretaris met planindieners en ontwerpers is niet altijd duidelijk, waardoor betrokken het idee hebben dat er al tijdens dit overleg een definitief welstandsadvies wordt geformuleerd;

  • ·

    er is geen helderheid over de status en de benoemingstermijn van het lid en de adviseurs voor de binnenstad;

  • ·

    het welstandstoezicht raakt soms versnipperd tussen welstandscommissie, ambtenaren, monumentencommissie en supervisoren. Dit doet afbreuk aan de consistentie van het welstandstoezicht.

Ruimtelijk beleid

De toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van Hoorn wordt beschreven in het Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing, de Structuurvisie Buitenstad en het Groenbeleidsplan. Het Ontwikkelingsprogramma Stedelijke vernieuwing geeft een overzicht van de fysieke investeringen in de periode 2000-2005. Het is geen ruimtelijk plan in de zin van de WRO, maar een investeringsprogramma. De in het programma opgenomen bouwplannen zullen op de gebruikelijk wijze onder het welstandstoezicht vallen. De Structuurvisie Buitenstad (februari 2001) onderzoekt de ontwikkelingspotenties in het gebied dat globaal kan worden aangeduid als de stadsentree van Hoorn vanaf de A7. De visie is (nog) niet vastgesteld. Het Groenbeleidsplan bevindt zich nog in het ontwerpstadium. Het bevat een analyse van bestaande groenstructuren en een aanzet voor nieuwe ontwikkelingen. Het plan is nog niet volledig.

Hoorn heeft een groot aantal vigerende bestemmingsplannen die volgens een meerjarenplanning worden geactualiseerd. Tot op heden wordt de welstandscommissie niet om advies gevraagd bij het opstellen van bestemmingsplannen. In de bestemmingsplannen is geen ‘kwaliteitsparagraaf’ opgenomen, hooguit een korte beschrijving van de aanwezige bebouwing in de beschrijving in hoofdlijnen. Overwogen wordt om in nieuwe bestemmingsplannen wel een relatie met de welstandsbeoordeling te leggen omdat het ontbreken daarvan soms tot (zeer) ongewenste situaties voor de vormgeving, esthetiek en architectuur leidt. Het bestemmingsplan geeft immers de ruimte aan waarbinnen welstand kan opereren. Dit kan bijvoorbeeld door de welstandscommissie in het kader van artikel 10 BRO-overleg om advies te vragen.

Stedenbouwkundige plannen worden in Hoorn opgesteld voor nieuwe ontwikkelingen en herontwikkelingsgebieden. De plannen brengen de toekomstige ontwikkeling in beeld en dienen als basis voor de grondexploitatie en de gronduitgifte. De plannen geven de toegelaten bouwmassa’s aan en geven in sommige gevallen ook regels voor de uitwerking van de bebouwing. Stedenbouwkundige plannen worden tot op heden niet of nauwelijks aan de welstandscommissie voorgelegd. Zowel de afdeling stedenbouw als de welstandscommissie geven aan dat er steeds meer behoefte bestaat aan een vroegtijdige informatie-uitwisseling om de overgang van stedenbouw naar architectuur zorgvuldig uit te werken. De welstandsbeoordeling kan dan uiteindelijk een bijdrage leveren aan het realiseren van de stedenbouwkundige doelstellingen van een plan.

Hoorn werkt bij grote nieuwe ontwikkelingen met verschillende vormen van supervisie. In de wijk Kersenboogerd is een prévisor aangesteld die de planvorming begeleidt. In Bangert-Oosterpolder wordt overwogen de stedenbouwkundig supervisor ook een ontwerpende taak te geven. De relatie tussen de pré- of supervisor en de welstandscommissie is niet vastgelegd. In praktijk worden plannen die door de pré- of supervisor zijn goedgekeurd niet meer aan de welstandscommissie voorgelegd, tenzij er problemen worden verwacht. De gemeente Hoorn zal deze werkwijze in de toekomst formaliseren door het benoemen van een aanvullend lid van de welstandscommissie, die vervolgens door de welstandscommissie wordt gemandateerd om welstandsadviezen uit te brengen waarover de mening van de commissie bekend wordt verondersteld (zie ook paragraaf 1.5).

Architectuurbeleid

In 1994 is een gemeentelijke architectuurnota vastgesteld waarin een breed kwaliteitsbegrip wordt gehanteerd. Kwaliteit wordt vertaald in:

  • ·

    gebruikswaarde, waarbij het vooral gaat om de wijze waarop de architect omgaat met de wensen en verwachtingen van mensen;

  • ·

    culturele waarde, waarbij het gaat om de vormgeving en de ontwerpstijl van de architect en de herkenbaarheid die het bouwwerk daardoor krijgt;

  • ·

    en de toekomstwaarde, waarbij het gaat om de vraag of een hedendaags project in de toekomst nog functioneel zal zijn.

Instrumenten in het architectuurbeleid zijn onder een architectuurfonds, het ontwikkelen van voorbeeldprojecten, het inschakelen van jonge ontwerpers, het opstellen van stedenbouwkundige randvoorwaarden bij concrete projecten en formuleren van richtlijnen betreffende de architectenkeuze. Inmiddels is de Stiching Architectuurcentrum Hoorn opgericht, een belangrijk platform voor publieksgerichte informatie en inhoudelijke en politieke discussies over stedenbouw en architectuur in Hoorn.

Het welstandstoezicht krijgt veel aandacht in de architectuurnota. Als knelpunt wordt genoemd de onduidelijke communicatie en het onbegrip dat daardoor ontstaat. Workshops toegespitst naar woonwijken zouden de discussie tussen de welstandscommissie en de bewoners op gang moeten brengen. In de discussies over de architectuurnota werd echter gesteld dat met welstandstoezicht geen architectuurbeleid kan worden gemaakt. Welstand blijft ‘crisisbeheer’. De architectuurnota heeft een toon gezet, maar speelt momenteel als document geen grote rol meer in het gemeentelijk beleid. De uitwerking wordt vooral thematisch ter hand genomen.

Monumenten en monumentenbeleid

Hoorn heeft één door het Rijk aangewezen beschermd stadsgezicht: de binnenstad. Op basis van de beschrijving bij het beschermd stadsgezicht binnenstad Hoorn is een globaal beschermend bestemmingsplan gemaakt, dat nu circa 25 jaar oud is. Het laat veel vrijheid. Hoorn heeft 373 rijksmonumenten en 230 gemeentelijke monumenten op basis van de monumentenverordening. Er zijn in Hoorn geen provinciale monumenten. De gemeente heeft geen beeldbepalende panden of gemeentelijke beschermde gezichten aangewezen. In 1980 heeft de gemeente een monumentenbeleid vastgesteld. Hoorn heeft een eigen monumentencommissie die het monumenten advies uitbrengt over bouwplannen die betrekking hebben op een monument. De monumentencommissie is niet onafhankelijk maar heeft een licht politiek karakter. Om een dubbele beoordeling van plannen te voorkomen, wordt tot op heden voor monumentenplannen geen advies meer aan de welstandscommissie gevraagd, tenzij er juridische problemen worden verwacht. Informeel worden soms ook niet-monumentenplannen aan de monumentencommissie voorgelegd. Onder de gewijzigde Woningwet kan deze werkwijze niet worden gecontinueerd omdat de wettelijke vereisten voor het welstandsadvies (en de welstandscommissie) nauwkeuriger zijn gedefinieerd en het advies wordt ingekaderd door de welstandsnota. Het welstandsadvies zal zich daarmee duidelijker zal onderscheiden van het monumentenadvies, dat immers is gebaseerd op de Monumentenwet. Integratie van beide adviezen wordt daarmee steeds minder voor de hand liggend. De gemeente Hoorn zal in de toekomst dan ook bij bouwplannen voor monumenten over de monumentale aspecten advies vragen aan de monumentencommissie en over de welstandsaspecten aan de welstandscommissie. De afweging tussen beide adviezen moet uiteindelijk door burgemeester en wethouders worden gemaakt bij het besluit omtrent de afgifte van de bouwvergunning.

Openbare ruimte

De gemeente heeft een kwaliteitsplan voor de binnenstad vastgesteld. Dit richt zich met name op het ontwerp en de inrichting van de openbare buitenruimtes. De gemeente heeft het voornemen om in de toekomst in de gehele stad meer aandacht te besteden aan het ontwerp en de inrichting van de openbare ruimte. Dat is nu vaak een ondergeschoven gebied. De openbare ruimteplannen worden deels binnenshuis gemaakt en deels uitbesteed. Openbare ruimteplannen worden niet aan de welstandscommissie voorgelegd. Omdat de welstandscommissie een bouwplan altijd in zijn context moet beoordelen, bestaat er bij de welstandscommissie steeds meer behoefte aan vroegtijdige informatie over plannen die de openbare ruimte aangaan.

1.2 DE GEMEENTERAAD STELT HET WELSTANDSBELEID VAST

Met de wijziging van de Woningwet wordt een gemeentelijke welstandsnota een voorwaarde voor het uitvoeren van welstandstoezicht. Na vaststelling van de welstandsnota door de gemeenteraad kan de welstandsbeoordeling alleen nog maar worden gebaseerd op de criteria die in de welstandsnota zijn genoemd. De criteria in de welstandsnota moeten zo concreet mogelijk zijn en zo veel mogelijk zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren (noot). De welstandscriteria zijn niet algemeen verbindend (omdat ze niet meer zijn opgenomen in de bouwverordening) maar vormen een stelsel van beleidsregels waarbinnen burgemeester en wethouders het welstandstoezicht moeten uitvoeren. Dit geeft onder meer de mogelijkheid om de welstandscriteria per gebied op maat te snijden. Het blijft bij het welstandstoezicht gaan om redelijke eisen van welstand, maar de vraag wat precies ‘redelijk’ is wordt per gebied ingevuld. Na vaststelling van de welstandsnota zal de werking ervan jaarlijks in de gemeenteraad worden geëvalueerd, aan de hand van het jaarverslagen van de welstandscommissie en een rapportage van burgemeester en wethouders over de wijze waarop zij uitvoering hebben gegeven aan het welstandstoezicht. Deze evaluatie is wettelijk verplicht. Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is. Ook voor dergelijke aanpassingen is de gemeentelijke inspraakverordening van kracht. Na vaststelling van de welstandsnota zal de gemeenteraad soms ook tussentijds aanvullingen op de welstandsnota vaststellen. Dit is vooral het geval bij de grotere nieuwe projecten waarvoor de welstandscriteria voortaan in het kader van de stedenbouwkundige planvoorbereiding worden opgesteld. Voor dergelijke aanvullingen geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

In het kader van deze welstandsnota is de relatie van tussen bestemmingsplan en welstandscriteria van belang. Het bestemmingsplan regelt onder meer de functie en het ruimtebeslag van bouwwerken ‘voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening’ (artikel 10 WRO). Datgene dat door het bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt kan niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De architectonische vormgeving van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt in de toekomst exclusief door de welstandsnota geregeld. De welstandscriteria kunnen waar nodig de ruimte die het bestemmingsplan biedt invullen ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit. Het welstandsadvies kan zich dan richten op de gekozen invulling binnen de kaders van het bestemmingsplan. In een situatie waarin een bouwplan in overeenstemming is met het bestemmingsplan, maar het bestemmingsplan eveneens ruimte biedt voor alternatieven, kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het betreffende gebied. Uiteraard moet in zo’n geval de welstandsnota daartoe de argumentatie leveren. In de welstandsnota kan worden verwezen naar welstandscriteria die zijn opgenomen in andere beleidsdocumenten . Dergelijke documenten worden daardoor geacht deel uit te maken van de welstandsnota. Uiteraard gelden voor deze documenten dezelfde eisen als voor de welstandsnota: vaststelling in de vorm van beleidsregels door de gemeenteraad, inspraak conform de gemeentelijke inspraakverordening en welstandscriteria die ‘zo veel mogelijk’ zijn toegespitst op het individuele bouwwerk en specifieke aspecten van het bouwwerk normeren.

1.3 B & W VOEREN HET WELSTANDSTOEZICHT UIT

De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de afgifte van de bouwvergunning ligt bij burgemeester en wethouders. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het welstandsoordeel dat tot stand komt aan de hand van de in de welstandsnota opgenomen criteria. In vele gevallen speelt het advies van de onafhankelijke en deskundige welstandscommissie daarbij een belangrijke rol.

Wanneer vragen B & W advies aan de welstandscommissie?

Zolang de Woningwet nog niet is gewijzigd is het wettelijk verplicht bij elke bouwvergunningsaanvraag advies aan de welstandscommissie te vragen.

Na wijziging van de Woningwet vragen burgemeester en wethouders bij elke reguliere bouwvergunningaanvraag advies aan de welstandscommissie, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de bouwvergunning reeds op een andere grond moet worden geweigerd.

De planindiener kan verzoeken om een gefaseerde behandeling van een reguliere bouwvergunningaanvraag. In dat geval vindt de welstandsbeoordeling plaats in de eerste fase. Na de goedkeuring krijgt de indiener de gelegenheid om het plan bouwtechnisch verder uit te werken, waarna in de tweede fase de toetsing aan het Bouwbesluit en op bodemverontreiniging plaatsvindt. Als in deze tweede fase een ingrijpende wijziging in het plan wordt aangebracht, kunnen burgemeester en wethouders de planindiener verzoeken om een gewijzigde aanvraag voor de eerste fase in te dienen. Deze wordt dan opnieuw door de welstandscommissie beoordeeld. Naast de formele gefaseerde bouwvergunningaanvraag blijft ook de mogelijkheid bestaan tot het voeren van vooroverleg met de welstandscommissie door middel van een principeaanvraag (zie paragraaf 1.7).

Bij bouwaanvragen die volgens de gewijzigde Woningwet onder de lichte vergunningprocedure vallen vragen burgemeester en wethouders geen advies aan de welstandscommissie indien het betreffende bouwplan valt onder één van de categorieën veel voorkomende kleine bouwplannen, de ambtelijke toetsingscriteria van toepassing zijn en het bouwplan daaraan zonder twijfel voldoet. De ambtenaar Bouw- en Woningtoezicht wordt door burgemeester en wethouders gemandateerd om in dat geval het positieve welstandsoordeel te geven.

Wanneer kunnen B & W afwijken van het welstandsadvies? Burgemeester en wethouders volgen in hun oordeel in principe het advies van de welstandscommissie. Daarop zijn de volgende uitzonderingsmogelijkheden:

  • ·

    Afwijken op inhoudelijke grond: Burgemeester en wethouders kunnen op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie indien zij tot het oordeel komen dat de welstandscommissie de van toepassing zijnde criteria niet juist heeft geïnterpreteerd, of de commissie naar hun oordeel niet de juiste criteria heeft toegepast. Indien burgemeester en wethouders op inhoudelijke grond afwijken van het advies van de welstandscommissie wordt dit in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie krijgt hiervan een afschrift.

  • ·

    Afwijken om andere redenen: Burgemeester en wethouders krijgen volgens artikel 44 lid 1d Ww de mogelijkheid om bij strijd van een bouwplan met redelijke eisen van welstand, toch de bouwvergunning te verlenen indien zij van oordeel zijn dat daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld van economische of maatschappelijke aard. Deze afwijking wordt in de beslissing op de aanvraag van de bouwvergunning gemotiveerd. De welstandscommissie wordt hiervan op de hoogte gesteld. In Hoorn zullen burgemeester en wethouders uiterst terughoudend zijn met het gebruik van deze mogelijkheid omdat de ruimtelijke kwaliteit niet snel ondergeschikt wordt geacht aan economische of maatschappelijke belangen.

Het indienen van bezwaar

Belanghebbenden kunnen binnen zes weken bezwaar indienen tegen de beslissing van burgemeester en wethouders op de aanvraag voor een bouwvergunning. Belanghebbenden zijn in de regel de planindiener en de direct omwonenden. In de bezwaarschriftprocedure heroverwegen burgemeester en wethouders het besluit. De belanghebbenden, die het met de heroverweging niet eens zijn, kunnen hiertegen in beroep gaan. De afdeling Bouw- en Woningtoezicht kan informatie over de procedure geven. Als een bezwaar te maken heeft met het welstandsoordeel richt de belanghebbende zich dus nadrukkelijk op het oordeel van burgemeester en wethouders en niet op het advies van de welstandscommissie. Dat is immers alleen een advies aan burgemeester en wethouders. De welstandscommissie zelf kent daarom geen bezwaarprocedure voor belanghebbenden.

Jaarlijkse rapportage over de uitvoering van het welstandstoezicht Burgemeester en wethouders stellen, ter uitvoering van artikel 12c Ww, jaarlijks een verslag op voor de gemeenteraad van de wijze waarop zij met hun verantwoordelijkheid voor het uitoefenen van het welstandstoezicht zijn omgegaan. De rapportage over het voorgaande jaar is uiterlijk gereed in maart van het volgende jaar zodat die daarna aan de gemeenteraad kan worden voorgelegd. In de rapportage komen in ieder geval de volgende punten aan de orde:

- de wijze waarop burgemeester en wethouders zijn omgegaan met de   welstandsadviezen;

- in welke categorieën van gevallen zij de aanvraag voor een lichte   bouwvergunning niet aan de welstandscommissie hebben voorgelegd;

- op welke wijze zij in die gevallen zelf toepassing hebben gegeven aan de   welstandscriteria;

- in welke categorieën van gevallen zij tot aanschrijving op grond van   ‘ernstige strijdigheid met redelijke eisen van welstand‘ (artikel 19 Ww) zijn   overgegaan en of zij na die aanschrijving zijn overgegaan tot toepassing   van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom.

1.4 DE WELSTANDSCOMMISSIE ADVISEERT

Het advies van de welstandscommissie geeft aan of het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk of een standplaats, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand. Dit wordt beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen in de welstandsnota.

Het advies van de welstandscommissie wordt altijd schriftelijk vastgelegd in begrijpelijke taal: door middel van een ondertekend akkoordstempel op de geveltekeningen, in de vorm van goedgekeurde vergadernotulen of een brief aan burgemeester en wethouders. Het welstandsadvies (met uitzondering van het akkoordstempel) bevat een korte omschrijving van het ingediende plan, een verwijzing naar de van toepassing zijnde welstandscriteria en een samenvatting van de beoordeling van het plan op die punten, uitmondend in een integraal advies. Steeds moet de motivering, op grond waarvan het advies wordt gegeven, duidelijk zijn. De welstandsadvisering is niet gericht op zaken die geen betrekking hebben op het welstandstoezicht. Het welstandsadvies kan wel suggesties bevatten voor beleid of procedurele zaken die naar de mening van de commissie in acht genomen zouden moeten worden. De welstandsadviezen mogen nooit zodanig zijn geformuleerd dat één der betrokkenen zich daardoor beledigd of in goede naam of eer aangetast kan voelen.

Uitkomst en betekenis van het welstandsadvies

Het welstandsadvies kan de volgende uitkomsten hebben:

  • ·

    Akkoord: als een plan naar de mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria voldoet aan redelijke eisen van welstand wordt een positief advies gegeven aan burgemeester en wethouders. Op initiatief van de welstandscommissie of op verzoek van burgemeester en wethouders of diens vertegenwoordiger, kan een positief advies schriftelijk worden gemotiveerd. Dit gebeurt in ieder geval bij bijzondere situaties waarbij op grond van de hardheidsclausule wordt geadviseerd om een plan, in afwijking van de van toepassing zijnde gebiedsgerichte c.q. objectgerichte welstandscriteria, goed te keuren en in geval van op welstandsgronden gebaseerde bezwaren tegen de afgifte van de bouwvergunning. In een enkel geval zal de welstandscommissie, als het plan akkoord is, de planindiener willen attenderen op zaken die het plan op een (nog) hoger niveau kunnen tillen. Deze suggesties kunnen als vrijblijvende overwegingen worden genoemd en staan los van het welstandsadvies zelf.

  • ·

    Niet akkoord tenzij wordt voldaan aan de opmerkingen: soms voldoet een plan naar mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet aan redelijke eisen van welstand, tenzij het op ondergeschikte punten wordt aangepast. Deze punten worden ondubbelzinnig genotuleerd of op de tekening aangegeven. De welstandscommissie kan in dit geval aan burgemeester en wethouders het advies geven ‘niet akkoord tenzij wordt voldaan aan de opmerkingen’. Burgemeester en wethouders kunnen vervolgens de planindiener de gelegenheid geven het plan aan te passen.

  • ·

    Niet akkoord: als een plan naar de mening van de welstandscommissie volgens de van toepassing zijnde welstandscriteria niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, volgt een negatief advies. Dit betekent dat ingrijpende wijzigingen in het planconcept of de uitwerking van het ontwerp noodzakelijk zijn. Een negatief advies wordt altijd schriftelijk gemotiveerd door de welstandscommissie. Indien een principeplan na drie negatieve adviezen en eventuele gesprekken met de ontwerper en de planindiener, geen noemenswaardige vooruitgang kent zal het plan worden voorgelegd aan burgemeester en wethouders om de (politieke) consequenties hiervan te bespreken. Dit om te voorkomen dat er een eindeloze discussie tussen de welstandscommissie en de ontwerper of de planindiener ontstaat waarbij aan het eind niemand tevreden is.

  • ·

    Aanhouden: Binnen de wettelijke beslistermijnen kan de welstandscommissie het welstandsadvies aanhouden indien meer informatie of een toelichting van de ontwerper wenselijk is. De gemeentelijk toelichter is verantwoordelijk voor het aanleveren van de gevraagde gegevens of het maken van afspraken. Gezien de korte afhandelingtermijn van lichtvergunningplichtige plannen zal het in praktijk nauwelijks mogelijk zijn deze plannen aan te houden.

Mondelinge toelichting op het welstandsadvies

Indien de ontwerper of de planindiener een mondelinge toelichting op het welstandsadvies wenst wordt dit in eerste instantie gegeven door de ambtenaar die verantwoordelijk is voor de uitvoering van het welstandstoezicht en die bij de commissievergadering aanwezig is geweest. Indien betrokkenen vervolgens een nadere toelichting wensen kan via deze ambtenaar een afspraak worden gemaakt met (een lid van de) welstandscommissie; voor, tijdens of na de zitting.

1.5 DE WELSTANDSCOMMISSIE

Taakomschrijving

De wettelijke en openbare taak van de welstandscommissie is het uitbrengen van adviezen aan burgemeester en wethouders op de vraag of het uiterlijk of de plaatsing van een bouwwerk of standplaats, waarvoor een aanvraag om bouwvergunning is ingediend, in strijd is met redelijke eisen van welstand . Dit welstandsadvies is gebaseerd op de in deze welstandsnota genoemde welstandscriteria die zowel stedenbouwkundige als architectonische aspecten omvatten.

De tweede belangrijke wettelijke taak van de welstandscommissie is het opstellen van een jaarlijks verslag van de werkzaamheden voor de gemeenteraad. Volgens artikel 12b lid 3 Ww komt in dit verslag ten minste aan de orde op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit deze nota. De gemeente Hoorn wil daarnaast ook in het verslag lezen hoe de werkwijze van de commissie is geweest en op welke manier zij uitwerking heeft gegeven aan de openbaarheid van vergaderen, wat de aard van de beoordeelde plannen was en hoe de advisering is verlopen bij spraakmakende of beeldbepalende projecten. Voorts kan de welstandscommissie in haar jaarverslag aanbeveling doen voor het ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en aanpassing van de welstandsnota in het bijzonder. Het jaarverslag van de welstandscommissie moet gereed zijn in maart van het volgend jaar.

Om deze twee belangrijke wettelijke taken optimaal te kunnen uitoefenen en de kennis die daarbij wordt vergaard ten goede te laten komen aan het lokale ruimtelijke kwaliteitsbeleid kan de welstandscommissie van de gemeente Hoorn tevens de volgende taken krijgen:

  • ·

    het onder regie van de gemeente voeren van noodzakelijk geacht  overleg met betrokkenen bij de voorbereiding van bouwplannen en  het beoordelen van principeaanvragen voor bouwplannen;

  • ·

    overleg met de betrokken ambtelijke afdelingen en burgemeester  en wethouders over het opstellen van welstandscriteria en  welstandsbeleid;

  • ·

    het op verzoek van burgemeester en wethouders uitbrengen van  adviezen over in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen,  stedenbouwkundige plannen en andere relevante beleidsstukken.  De commissie kan dan worden gevraagd om een advies dat zich  toespitst op de welstandsaspecten van deze plannen en de  consequenties daarvan voor de welstandscriteria;

  • ·

    in overleg met de gemeente leveren van een bijdrage aan de  openbaarheid van en het maatschappelijk draagvlak voor het  welstandstoezicht en het stimuleren van de discussie over  ruimtelijke kwaliteit in de gemeente;

  • ·

    het zorgdragen voor regelmatig overleg met het gemeentebestuur;

  • ·

    het gevraagd en ongevraagd signaleren van stedenbouwkundige en  architectonische ontwikkelingen die van belang zijn voor de  ruimtelijke kwaliteit in de gemeente;

  • ·

    over de concrete invulling van deze taken (inhoud, organisatie,  financiering) worden afspraken gemaakt tussen Bouw- en  Woningtoezicht en de welstandscommissie.

Mandaat

In overleg met de gemeente kan de welstandscommissie één van haar leden schriftelijk mandateren om bepaalde taken uit te voeren. Het lid voert de taak uit namens de commissie, wat moet blijken uit bijvoorbeeld de ondertekening. In Hoorn kan de welstandscommissie één van haar leden mandateren om namens de commissie advies uit te brengen over plannen waarbij de mening van de commissie bekend wordt verondersteld. In juridische zin geldt dit als het advies van de plenaire commissie. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om:

  • ·

    de kleine bouwplannen,

  • ·

    alle plannen die door een supervisor zijn begeleid.

Profielschets voor leden van de welstandscommissie

De welstandscommissie is volgens artikel 1 lid 1r Ww een door de gemeenteraad benoemde onafhankelijke commissie. De leden van de welstandscommissie kunnen door de gemeenteraad worden benoemd voor een periode van drie jaar. Na deze termijn is maximaal eenmaal herbenoeming voor drie jaar mogelijk.

De gemeente Hoorn hanteert voor de commissieleden de volgende profielschetsen. Van álle leden van de welstandscommissie wordt verwacht dat zij geïnteresseerd zijn in Hoorn en de gemeente kennen of willen leren kennen. Bovendien moeten zij communicatief zijn ingesteld en in staat zijn om het welstandsoordeel begrijpelijk te verwoorden. Uit oogpunt van deskundigheid wordt daarbij aan alle leden van de welstandscommissie de eis gesteld dat zij tekeningen kunnen lezen en cultureel besef en kennis van de (geschiedenis van de) bouwkunst hebben. Uit oogpunt van onafhankelijkheid mogen de leden van de welstandscommissie niet ondergeschikt zijn aan burgemeester en wethouders of belangen in Hoorn hebben die gerelateerd zijn aan het welstandstoezicht.

De voorzitter heeft binnen de welstandscommissie een belangrijke rol. Hij of zij is verantwoordelijk voor het functioneren van de commissie en de algemene kwaliteit van de advisering. Dit vereist, naast bovenstaande capaciteiten, zowel bestuurlijke ervaring en inzicht in lokale besluitvormingsprocessen als kennis van de ruimtelijke ontwikkelingen en het beleid van Hoorn. Tijdens de vergadering moet de voorzitter ervoor zorgen dat er een evenwichtige discussie wordt gevoerd waarbij alle commissieleden hun mening voldoende kunnen uiten. De voorzitter integreert de verschillende visies tot een gemeenschappelijk eindadvies en moet dat helder kunnen formuleren. De voorzitter heeft tevens tot taak de commissie, de adviezen en het jaarverslag naar buiten toe te presenteren.

De voorzitter verzorgt de externe contacten van de commissie en is het officiële aanspreekpunt voor het gemeentebestuur en geïnteresseerden.

De twee architectleden zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de vakinhoudelijke kwaliteit van de welstandsadviezen. Eén van de architectleden kan door de welstandsorganisatie worden aangewezen als vakinhoudelijk secretaris van de welstandscommissie.

Het architectlid is een geregistreerde architect die zich door opleiding en ervaring kwalificeert om zitting te nemen in de welstandscommissie. Het architectlid heeft een eigen, actieve beroepspraktijk en heeft ervaring met het beoordelen van ontwerpen van (aanstaande) collega’s in bijvoorbeeld onderwijssituaties of jury’s.

Om de huidige werkwijze bij bouwplannen die onder supervisie zijn ontwikkeld te formaliseren, zal de gemeente Hoorn de bovengenoemde ‘rompcommissie’ van de Stichting Welstandszorg Noord-Holland uitbreiden met een aanvullend lid: een deskundige op het gebied van de stedenbouw en architectuur van uitbreidingsgebieden. De benoeming van het aanvullende lid is gebiedsgericht, dat wil zeggen dat dit lid alleen deel uitmaakt van de welstandscommissie voor die gebieden of bouwplannen waar zijn of haar specifieke deskundigheid van toepassing is, namelijk de nieuw te ontwikkelen uitbreidingsgebieden met (voornamelijk) een woonfunctie, die onder supervisie zijn ontwikkeld. Het aanvullende lid krijgt een beperkt mandaat van de welstandscommissie om namens haar het welstandsadvies uit te brengen voor regulier vergunningsplichtige bouwplannen in dit gebied. Het moet dan gaan om bouwplannen waarvan het lid de mening van de welstandscommissie als bekend veronderstelt. Bij enige vorm van twijfel legt de gemandateerde het betreffende bouwplan voor aan de plenaire commissie.

Zowel de adviezen van de plenaire welstandscommissie als de namens haar door gemandateerde leden uitgebrachte adviezen mogen slechts worden gebaseerd op de door de gemeenteraad in de welstandsnota vastgestelde welstandscriteria.

Het aanvullende lid brengt minstens één keer per maand tijdens een vergadering van de plenaire welstandscommissie mondeling dan wel schriftelijk verslag uit van de onder mandaat verrichte werkzaamheden. In dit verslag wordt onderscheid gemaakt tussen de werkzaamheden die onder de openbaarheid vallen (de beoordeling van bouwaanvragen) en de overige werkzaamheden. Het verslag wordt opgenomen in de notulen en vastgesteld door de plenaire welstandscommissie. Het aanvullende lid levert een eigen schriftelijke bijdrage aan het jaarverslag van de welstandscommissie.

Ondersteuning van de welstandscommissie

De welstandscommissie kan worden ondersteund door:

  • ·

    Adviseurs: Indien de aard van een te beoordelen plan dan wel het beleid daartoe aanleiding geeft kunnen burgemeester en wethouders en de welstandscommissie in overleg treden over de mogelijkheid om op ad hoc of permanente basis specifieke deskundigen als adviseur aan de commissie toe te voegen, bijvoorbeeld een stedenbouwkundige, een architectuurhistoricus, een landschapsarchitect of een kunstenaar. De adviseur informeert de commissie maar heeft geen stem in de eindbeoordeling. In Hoorn is van deze mogelijkheid gebruik gemaakt door adviseurs te benoemen voor de welstandsbeoordeling van plannen in de binnenstad.

  • ·

    Plantoelichter: De ambtenaar van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht, die belast is met de uitvoering van het welstandstoezicht, is als plantoelichter aanwezig bij de vergaderingen van de welstandscommissie. Hij of zij neemt geen deel aan de beraadslaging en de beoordeling maar informeert de commissie over alle relevante aspecten van de bouwaanvraag. De plantoelichter is verantwoordelijk voor het overbrengen van de stedenbouwkundige kwaliteitsdoelstellingen aan de commissie. De plantoelichter ziet toe op de volledigheid van het dossier, is verantwoordelijk voor de archivering van de bouwplandossiers en zorgt dat bouwaanvragen op het juiste moment aan de commissie worden voorgelegd: nadat de planologische aanvaardbaarheid is vastgesteld en uiteraard binnen de wettelijke beslistermijn. Hij of zij is verantwoordelijk voor het maken van afspraken voor (voor)overleg en zorgt dat het welstandsadvies uiteindelijk arriveert bij burgemeester en wethouders. De plantoelichter wordt door burgemeester en wethouders gemandateerd het welstandsoordeel te geven voor lichtvergunningsplichtige plannen waarbij de mening van de welstandscommissie bekend wordt verondersteld. Bij een dergelijke mandaatstelling geldt dat de plantoelichter bij twijfel de welstandscommissie kan raadplegen.

  • ·

    De commissieassistent: Bij de vergaderingen van de welstandscommissie is een commissieassistent aanwezig die wordt benoemd door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland. De commissieassistent neemt geen deel aan de beraadslaging maar ondersteunt de commissie, ontvangt de bezoekers, zorgt voor de notulen van de vergadering, de administratieve verwerking van de welstandsadviezen en het verzamelen van gegevens voor het jaarverslag.

Het aan te leveren materiaal

De kwaliteit van het aangeleverde materiaal (plattegronden, tekeningen, foto’s etc.) moet een goed beeld geven van het bouwplan en de planfilosofie. De welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als tenminste de volgende zaken worden aangeleverd:

  • ·

    situatietekening inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1:1000),

  • ·

    tekeningen van bestaande en nieuwe plattegronden,

  • ·

    doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100),

  • ·

    tekeningen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk,

  • ·

    kleurenschema’s en materiaallijst,

  • ·

    foto’s van de bestaande toestand van het bouwwerk en de omgeving.

Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen. De plantoelichter zorgt indien noodzakelijk voor aanvullende informatie, bijvoorbeeld luchtfoto’s, een digitaal beeldregistratiesysteem, stedenbouwkundige plannen, bestemmingsplannen en eventueel maquettes. De leden van de welstandscommissie gaan, indien noodzakelijk zelf ter plekke kijken.

1.6 OPENBAARHEID

De wettelijke taken van de welstandscommissie worden uitgevoerd in openbaarheid tenzij er zwaarwegende redenen zijn dit niet te doen (zoals gedefinieerd in artikel 10 Wet Openbaarheid van Bestuur). De schriftelijke adviezen over bouwplannen in de bouwvergunningprocedure en het jaarverslag van de welstandscommissie zijn openbaar. De advisering zelf, over bouwplannen in de bouwvergunningprocedure, geschiedt in openbaarheid, dit betreft zowel de beraadslaging als de beoordeling.

Alle belangstellenden kunnen (het openbare gedeelte van) de welstandsvergadering bijwonen als toehoorder. Zij hoeven daarvoor geen afspraak te maken. Belangstellenden hebben geen spreekrecht. In zeer bijzondere situaties kunnen burgemeester en wethouders de welstandscommissie vragen om belangstellenden te horen, voorafgaand aan de planbeoordeling. Een dergelijk verzoek van burgemeester en wethouders is niet vatbaar voor bezwaar en beroep.

Betrokkenen, dat wil zeggen ontwerpers en planindieners, zijn tijdens de behandeling van hun plan welkom ‘aan tafel’ om een mondelinge toelichting te geven. Zij kunnen daarvoor een afspraak maken met de gemeentelijk plantoelichter. Betrokkenen hebben spreekrecht, in die zin dat de commissie hoor- en wederhoor toepast. Daarna vormt de commissie het eindoordeel dat wordt verwoord in het advies aan burgemeester en wethouders.

Verwacht mag worden dat deze openbaarheid bijdraagt aan de gewenste vermaatschappelijking van het welstandstoezicht. Het streven is daarom de huidige passieve openbaarheid op termijn te veranderen in een actieve openbaarheid. Dit door bijvoorbeeld de vergaderdata van de welstandscommissie via de pers en internet bekend te maken en de agenda eerder dan nu gebruikelijk, bekend te maken. Indien dat noodzakelijk blijkt zullen ook de werkwijze van de welstandscommissie en de faciliteiten waarvan de commissie gebruik maakt, moeten worden aangepast aan het openbaar vergaderen.

1.7 VOOROVERLEG EN PRINCIPEPLANNEN

De gemeente Hoorn biedt ontwerpers en planindieners de mogelijkheid om, voorafgaand aan de formele bouwvergunningaanvraag, vooroverleg te plegen met de welstandscommissie over de interpretatie van de welstandscriteria in het concrete geval van hun bouwplan. Hiertoe kan het schetsontwerp als principeplan worden ingediend bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht. Het vooroverleg met de welstandscommissie kan in principe pas starten nadat duidelijkheid bestaat over de planologische aanvaardbaarheid van het plan.

Omdat het vooroverleg diep kan ingrijpen in de planontwikkeling moet het met de nodige waarborgen worden omgeven. De volgende punten zijn daarbij van belang: De kwaliteit van het aangeleverde materiaal moet een goed beeld geven van de bedoelingen en de planfilosofie. De welstandscommissie kan zich een goed oordeel vormen als de volgende zaken worden aangeleverd:

  • ·

    situatieschets inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1:1000),

  • ·

    schetsen van bestaande en nieuwe plattegronden,

  • ·

    doorsneden en gevelaanzichten (bijvoorbeeld schaal 1:100),

  • ·

    indien al aanwezig: schetsen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk,

  • ·

    voorstel voor kleurenschema’s en materiaallijst,

  • ·

    foto’s van de bestaande toestand van het bouwwerk en de omgeving.

Bij grote projecten kan de welstandscommissie een werkmaquette van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om de schaal en massa te kunnen beoordelen.

Het principeplan wordt geregistreerd, gedateerd en krijgt een nummer en een dossier. De welstandscommissie behandelt geen ongeregistreerde plannen. De welstandscommissie draagt uiterste zorg voor goede verslaglegging en consistente beoordelingen in de verschillende planfasen. Bij het welstandsadvies over een principeplan moet de welstandscommissie altijd aangeven in welk stadium het plan werd beoordeeld en, bij een positief advies, of zij het plan bij de definitieve vergunningaanvraag nog in de plenaire commissie wil terug zien of dat het definitieve advies door een gemandateerd lid kan worden gegeven. Voor de welstandsadviezen over deze principeplannen gelden verder dezelfde uitgangspunten als voor de adviezen over bouwvergunningaanvragen.

1.8 SUPERVISIE EN ONTWERPWEDSTRIJDEN

Supervisie

De gemeente kan voor bepaalde (nieuw te ontwikkelen) gebieden een supervisor aanstellen met als taak de ruimtelijke kwaliteit te stimuleren en initiatiefnemers in de vroege planvormingsfasen reeds te informeren en te begeleiden. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tussen de planbegeleiding door de supervisor en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie vooraf schriftelijk vast te leggen.

Hieronder wordt aangegeven welke rol de supervisor kan hebben.

  • ·

    De integrale supervisor of stadsarchitect heeft op alle schaalniveaus adviserende taken en bestrijkt een relatief groot gebied. De integrale supervisor kan een rol spelen als ontwerper bij projecten waar de gemeente zelf opdrachtgever is, of optreden als coördinator van projecten en als intermediair tussen ontwerpers, stadsbestuur, marktpartijen en opdrachtgevers. De integrale supervisor kan vanwege zijn relatie met het gemeentebestuur geen lid zijn van de welstandscommissie, maar kan wel als adviseur van de commissie worden aangewezen. De ontwerpende supervisor is (mede-)verantwoordelijk voor het stedenbouwkundig ontwerp van een gebied en stelt uitgangspunten en randvoorwaarden op voor de architectonische uitwerking daarvan. De ontwerpende supervisor is betrokken bij de architectenkeuze en treedt op als begeleider van de architecten. In sommige gevallen ontwerpt deze supervisor zelf ook een deel van de gebouwen. Ook de vormgeving en inrichting van de openbare ruimte gaan in overleg met de ontwerpende supervisor. De ontwerpende supervisor kan vanwege zijn relatie met het gemeentebestuur geen lid zijn van de welstandscommissie, maar kan wel als adviseur van de commissie worden aangewezen.

  • ·

    De beherende supervisor werkt in een bestaand gebied, waarbij de nadruk ligt op de vele, vaak kleine ingrepen die min of meer passen binnen die bestaande structuur. De taakomschrijving van de beherende supervisor heeft betrekking op het bewaken en begeleiden van een stads- of dorpsbeeld, waarin de relatie tussen de ruimtelijke opzet en de architectuur centraal staat. De beherende supervisor kan betrokken zijn op verschillende niveaus in het planproces. De beherende supervisor kan vanwege zijn relatie met het gemeentebestuur geen lid zijn van de welstandscommissie, maar kan wel als adviseur van de commissie worden aangewezen.

  • ·

    De welstandssupervisor of prévisor kan worden getypeerd als coördinerend en begeleidend architect, wiens opdracht vooral ligt in het bewaken van de samenhang en de kwaliteit van de te ontwikkelen architectuur. De prévisor is te zien als een vooruitgeschoven post van de welstandscommissie, hij of zij begeleidt de architecten en opdrachtgevers als het ware door het planproces naar de uiteindelijke welstandstoets. De prévisor kan een gemandateerd lid zijn van de welstandscommissie.

  • ·

    Bij het aanstellen van een supervisor zullen de afdelingen Ruimtelijke Ordening en Bouw- en Woningtoezicht zorg dragen voor een heldere taakomschrijving en een goede afstemming tussen supervisie en welstandsbeoordeling.

Ontwerpwedstrijden

Sommige bouwprojecten komen tot stand na een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie. Bij deze projecten vindt een deskundige beoordeling van het ontwerp plaats, vaak lang voordat de welstandsbeoordeling aan de orde is. Om misverstanden te voorkomen is het van belang de relatie tussen de planbeoordeling in het kader van de wedstrijd en de uiteindelijke welstandsbeoordeling door de welstandscommissie goed vast te leggen.

Uitgangspunt is dat de gemeente en de leden van de welstandscommissie slechts actief medewerking verlenen aan ontwerpwedstrijden of ontwikkelingscompetities waarvan het wedstrijdprogramma is opgesteld volgens ‘Kompas’ en die gemeld zijn bij het Steunpunt Ontwerpwedstrijden.

De gemeente zal stimuleren dat in het wedstrijdprogramma expliciete welstandscriteria worden opgenomen. Deze kunnen specifiek door de gemeenteraad worden vastgesteld ofwel uit deze welstandsnota worden overgenomen.

De beoordeling van inzendingen voor een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie geschiedt door een speciaal aangewezen jury of beoordelingscommissie. Dit kan nooit de welstandscommissie als zodanig zijn. Een lid van de welstandscommissie kan wel op persoonlijke titel worden aangewezen als lid van een jury of beoordelingscommissie.

Bij een welstandsbeoordeling voor een bouwplan, dat het gevolg is van een ontwerpwedstrijd of een ontwikkelingscompetitie, gelden de in het wedstrijdprogramma genoemde welstandscriteria als (onderdeel van het) beoordelingskader.

1.9 HANDHAVING EN EXCESSENREGELING

De gemeente geeft met deze welstandsnota regels voor het welstandstoezicht en zal zich ook inspannen voor de naleving daarvan. De gemeente Hoorn zal prioriteit geven aan het handhavingsbeleid en illegale bouwwerken of gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan actief opsporen en daartegen optreden.

Als voor een vergunningsplichtig bouwwerk geen bouwvergunning is aangevraagd, dan wel het bouwwerk na realisering afwijkt van de tekeningen waarop de bouwvergunning is afgegeven, krijgt de eigenaar de gelegenheid om (alsnog of opnieuw) een vergunning aan te vragen voor het gerealiseerde bouwwerk. Als deze bouwvergunning moet worden geweigerd, bijvoorbeeld vanwege een negatief welstandsadvies, dan kunnen burgemeester en wethouders degene die tot het opheffen van de situatie bevoegd is, aanschrijven om binnen een door hen te bepalen termijn de strijdigheid op te heffen.

Ook bouwwerken waarvoor geen bouwvergunning hoeft te worden aangevraagd moeten aan minimale welstandseisen voldoen. Volgens artikel 19 Ww kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat ‘in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand’ aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Volgens datzelfde wetsartikel moeten de criteria hiervoor in de welstandsnota zijn opgenomen. De ‘excessenregeling’ is niet bedoeld om de plaatsing van het bouwwerk tegen te gaan.

De gemeente Hoorn hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet een de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:

  • ·

    het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving;

  • ·

    het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden bij aanpassing van een bouwwerk;

  • ·

    armoedig materiaalgebruik;

  • ·

    toepassing van felle of contrasterende kleuren;

  • ·

    te opdringerige reclames, of

  • ·

    een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is (zie daarvoor de gebiedsgerichte welstandscriteria).

Vergunningsvrije bouwwerken die voldoen aan de welstandscriteria voor veel voorkomende kleine bouwplannen zijn in elk geval niet in strijd met redelijke eisen van welstand.

HOOFDSTUK 2

Welstandscriteria

2.1 ALGEMENE WELSTANDSCRITERIA

Toelichting

De algemene welstandscriteria die in deze paragraaf worden genoemd richten zich op de zeggingskracht en het vakmanschap van het architectonisch ontwerp en zijn terug te voeren zijn op vrij universele kwaliteitsprincipes.

De algemene welstandscriteria liggen (haast onzichtbaar) ten grondslag aan elke planbeoordeling omdat ze het uitgangspunt vormen voor de uitwerking van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk zullen die uitwerkingen meestal voldoende houvast bieden voor de planbeoordeling.

In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte welstandscriteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene welstandscriteria.

Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een bouwplan (slaafs) is aangepast aan de gebiedsgerichte welstandscriteria, maar het bouwwerk zelf zo onder de maat blijft dat het op den duur zijn omgeving negatief zal beïnvloeden. Ook wanneer een bouwplan afwijkt van de bestaande of toekomstige omgeving maar door bijzondere schoonheid wél aan redelijke eisen van welstand voldoet, kan worden teruggegrepen op de algemene welstandscriteria. De welstandscommissie kan burgemeester en wethouders in zo’n geval gemotiveerd en schriftelijk adviseren van de hardheidsclausule gebruik te maken en af te wijken van de gebiedsgerichte en objectgerichte welstandscriteria. In praktijk betekent dit dat het betreffende plan alleen op grond van de algemene welstandscriteria wordt beoordeeld en dat de bijzondere schoonheid van het plan met deze criteria overtuigend kan worden aangetoond. Het niveau van ‘redelijke eisen van welstand’ ligt dan uiteraard hoog, het is immers redelijk dat er hogere eisen worden gesteld aan de zeggingskracht en het architectonisch vakmanschap naarmate een bouwwerk zich sterker van zijn omgeving onderscheidt.

Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context, het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan.

Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd. Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang. In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders reeds aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit. Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te ‘begrijpen’ als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan, zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw. Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld. Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk. Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.

Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

Ieder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uitzien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen. Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben. De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door middel van materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot. Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben maar slechts worden gekozen op grond decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan het afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

2.2 GEBIEDSGERICHTE WELSTANDSCRITERIA

Toelichting

Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Hoorn. Deze criteria zijn gebaseerd op de identiteit van Hoorn, het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden aangetroffen. Deze criteria geven aan hoe een bouwwerk ‘zich moet gedragen’ om in zijn omgeving niet teveel uit de toon te vallen, en welke gewaardeerde karakteristieken uit de omgeving in het ontwerp moeten worden gebruikt.

Gebiedsindeling

In de gemeente Hoorn kunnen op basis van overeenkomsten in functionele, stedenbouwkundige en/of architectonische kenmerken 22 deelgebieden worden onderscheiden.

Omdat veel deelgebieden van Hoorn sterke overeenkomst vertonen in verkaveling en architectuur is ten behoeve van het welstandsbeleid besloten het welstandsregime af te stemmen op de te verwachten ontwikkelingen. Zo zijn de verschillende gebieden in de volgende driedeling onderverdeeld:

  • ·

    Speciale gebieden: vanwege de cultuurhistorische waarden van deze gebieden zal nieuwbouw zorgvuldig moeten worden ingepast. De speciale gebieden zijn de binnenstad en de linten.

  • ·

    Beheersgebieden: voltooide gebieden waar voornamelijk kleinere bouwwerken zullen worden gerealiseerd. Onder de beheersgebieden vallen de woonwijken, de bedrijventerreinen en de recreatiegebieden.

  • ·

    Dynamische gebieden: in deze gebieden zullen omvangrijke ontwikkelingen gaan plaatsvinden, waarvoor op dit moment nog geen welstandscriteria kunnen worden geformuleerd. Het betreft hier de in paragraaf 2.5 opgenomen gebieden Bangert/Oosterpolder en Buitenstad.

Per welstandsgebied is een samenhangend beoordelingskader opgesteld, waarin steeds de volgende onderdelen aan de orde komen:

  • ·

    Een korte beschrijving van het gebied, waarbij aandacht wordt besteed aan de ontstaansgeschiedenis, de stedenbouwkundige of landschappelijke omgeving, een typering van de bouwwerken, het materiaal- en kleurgebruik en de detaillering.

  • ·

    Een samenvatting van het beleid, de te verwachten en/of gewenste ontwikkelingen en de waardering voor het gebied op grond van de belevingswaarde en eventuele bijzondere cultuurhistorische, stedenbouwkundige of architectonische werken.

  • ·

    De aanvullende beleidsinstrumenten die de gemeente inzet in het gebied.

  • ·

    Het voor het gebied geldende welstandsregime.

  • ·

    De welstandscriteria, steeds onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de massa, de opbouw en de detaillering.

Welstandsregimes

Het vaststellen van het welstandsregime is cruciaal voor het opstellen van de welstandscriteria. Het welstandsregime moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn vier welstandsregimes mogelijk:

  • ·

    het door het Rijk aangewezen beschermde stads- of dorpsgezicht,

  • ·

    het bijzondere welstandsgebied waar extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is,

  • ·

    het reguliere welstandsgebied waar de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd,

  • ·

    het welstandsvrije gebied.

De gemeente Hoorn kent een door het Rijk aangewezen beschermd stadsgezicht. Dit gebied wordt van algemeen belang geacht wegens de schoonheid, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang dan wel de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde. De gemeente heeft voor dit gebied een bestemmingsplan opgesteld ter bescherming van de cultuurhistorische waarden. De welstandsbeoordeling in het beschermde gezicht is gericht op het handhaven, herstellen en versterken van de ruimtelijke karakteristiek en de samenhang van het gebied, door middel van een gedetailleerd beoordelingskader dat nauw is gerelateerd aan de beschrijving en de toelichting op het beschermd gezicht. Daarbij is rekening gehouden met het feit dat bouwwerken die elders vergunningsvrij zijn, in het beschermde gezicht licht vergunningplichtig zullen zijn.

Voor zes gebieden in Hoorn wordt het bijzondere welstandsregime voorgesteld. Het gaat om de gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht en de gemeente ook aanvullende beleidsinstrumenten inzet. Het welstandstoezicht moet een bijdrage leveren aan het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit.

Voor de overige gebieden wordt een regulier welstandsregime voorgesteld. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De gemeente stelt hier geen aanvullende eisen aan de ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden.

In Hoorn wordt geen welstandsvrij gebied aangewezen.

Welstandsbeleidskaart

De welstandsbeleidskaart geeft een overzicht van de onderscheiden gebieden en de bijbehorende welstandsregimes volgens de onderstaande lijst. (helaas is de kaart momenteel niet digitaal beschikbaar)

SPECIALE GEBIEDEN

Het huidige Hoorn heeft haar bestaansrecht te danken aan de ingebruikname van het land eeuwen geleden. De wijze waarop het land is ontgonnen is vandaag de dag nog af te zien aan de Hoornse binnenstad en de linten in het voormalige buitengebied. Het beschermen en ontwikkelen van de cultuurhistorische waarden in deze gebieden noodzaakt tot het toepassen van een bijzonder welstandsregime.

1a. Binnenstad

De binnenstad van Hoorn wordt begrensd door de wijk Grote Waal in het westen, in het noorden door de Stationsweg/ Spoorsingel / Draafsingel, in het oosten door het Schellinkhouterdijkpark / Julianapark en in het zuiden door het Markermeer . Dit gebied is identiek aan het gebied wat formeel is aangewezen als "beschermd stadsgezicht".

De stad Hoorn is omstreeks 1300 ontstaan aan de uitmonding van een afwateringsstroom, de Gouw, op een plek waar door de geografische situatie een natuurlijke haven was gevormd. Op de dan aanwezige zeedijk werden de oudste straten, het Oost en het West, aangelegd. Het Noord ontstond als verbindingsweg met het binnenland. Het knooppunt van deze wegen, het Rode Steen, vormde het hart van deze nederzetting. De plaats heeft stadsrechten sinds 1356. De omwalling van de stad met haar poorten kwam tot stand in de 17e eeuw. Pas in de eerste decennia van de vorige eeuw ontwikkelde de stad zich buiten de bolwerken. Economische activiteiten van de stad richtten zich op het water: visvangst en later vooral ook commerciële scheepvaart en aanverwante bedrijvigheid. Door de jaren heen heeft Hoorn periodes van ernstig verval en grote bloei gekend. De binnenstadsstructuur, zoals wij die vandaag kennen, is in de grootste bloeiperiode ontstaan vanaf de 16de eeuw tot en met het midden van de 17de eeuw. Door de toen aanwezige materialen, hun beperkingen en mogelijkheden, is de maat en schaal van de gebouwen ontstaan. Veelal is baksteen gebruikt en op de kap liggen pannen. De voorgevels hebben een open karakter, terwijl de zijgevels juist gesloten zijn. De bebouwing staat meestal haaks op de openbare ruimte. Ook de rijke decoratie en detaillering hangen veelal samen met het ambachtelijk verwerken van de aanwezige materialen. Karakteristiek voor de panden in de binnenstad is het 'hebben van een begin en einde'; een nieuwbouw aan de rand van de basement, gootlijsten en een kap. Kenmerkend is de binnenstad individualiteit van de panden, die ondanks dat een grote mate van samenhang in maat, schaal en materiaalgebruik laten zien. Ook de vele bouwkundige monumenten die de binnenstad nog rijk is, stammen uit deze periode van bloei. Momenteel telt de binnenstad ruim 350 rijksmonumenten. De karakteristieke beslotenheid van de historische binnenstad omgeven door wallen met de spoorlijn is herkenbaar bewaard gebleven. Het oorspronkelijk beperkt aantal verbindingen van de stad met de omgeving is niet wezenlijk veranderd. De directe relatie tussen de stad en het open agrarisch gebied is echter niet meer aanwezig. In de loop der geschiedenis is het patroon van straten, havens (op een enkele demping na) en grachten niet wezenlijk gewijzigd. In de middeleeuwse kern heeft de bebouwing zich grotendeels binnen de oorspronkelijk smalle verkaveling en kleine schaal ontwikkeld.

De binnenstad van de eenentwintigste eeuw vormt het koopcentrum en het cultureel hart van de regio West - Friesland, tegelijkertijd is de binnenstad nog steeds een belangrijk woongebied. Het "Kwaliteitsplan Binnenstad Hoorn" schetst de huidige veelzijdigheid van de binnenstad als volgt:

"De eeuwenoude historische binnenstad van Hoorn is voor de attractiviteit van het Hoornse Centrum van onschatbare waarde. De gehele binnenstad is aangewezen als beschermd stadsgezicht. Het oude stratenpatroon, de pleinen en de monumentale bebouwing herbergen al eeuwenlang steeds wisselende activiteiten in functies, afhankelijk van de wensen van de gebruikers. Een andere verworvenheid is de verwevenheid van een groot aantal functies (woningen, winkels, cafés, terrassen, restaurants, culturele voorzieningen, parkeren, haven enz) in de binnenstad Ook in de toekomst staat de verscheidenheid van het aanbod in de binnenstad centraal, zich voegend in de schaal van de historische bebouwingsstructuur”

WAARDEBEPALING

Het patroon van straten en pleinen, in samenhang met de schaal en plaatsing van de bebouwing is in hoge mate kenmerkend voor de binnenstad en vormde aanleiding de binnenstad als beschermd stadsgezicht aan te wijzen. Ook de profilering en inrichting van de openbare ruimte, de verkaveling en de structuur van de bebouwing spelen hierbij een overwegende rol.

Voor de ruimtelijke opbouw is de aaneengesloten wijze van bouwen direct aan de straat karakteristiek.

ONTWIKKELINGEN EN BELEID

Op dit moment ondergaat de binnenstad ook een bloeiperiode, hoewel er tekenen zijn van teruggang, zich met name manifesterend in toenemende leegstand van winkels door o.a. afvloeiing van koopkracht. De laatste jaren is veel aandacht besteed aan stadsherstel: renovatie en restauratie en is er sprake van relatief veel bouwactiviteit. Zo is op dit moment de invulling van het gebied Jeudje in volle gang, bestaande uit 90 nieuwbouwwoningen en een parkeerkelder van 200 plaatsen. De bouw van appartementen aan de Karperkuil is vrijwel gereed. De nieuwe schouwburg aan de IJsselmeerdijk is in aanbouw. Van groot belang zijn beleids- en uitvoeringsvoornemens zoals neergelegd in het IIKwaliteitsplan Binnenstad Hoorn“10. Het beleid richt zich op versterking van de kwaliteit van de binnenstad, met name op herinrichting van de openbare buitenruimtes. Genoemd worden de op handen zijnde herinrichting van een aantal belangrijke binnenstadsstraten 11 en pleinen. Ook het ISV programma12 richt zich met een aantal concrete plannen op de binnenstad, zoals de restauratie van gemeentelijke monumenten en het herstel van de historische structuur. De planontwikkeling rond het station en het Pelmolenpad en de hiermee verbandhoudende noodzakelijke aanpassingen in de verkeers- en parkeerstructuur is eveneens een interessante ontwikkeling in de binnenstad. Delen van het beschermd stadsgezicht worden binnenkort - wettelijk verplicht -opgenomen in nieuwe bestemmingsplannen.

WELSTANDSREGIME

De binnenstad is aangewezen als Beschermd Stadsgezicht. Vanwege het speciale karakter van de binnenstad wordt onderscheid gemaakt tussen algemeen welstandsbeleid en specifiek welstandsbeleid voor de binnenstad.

Algemeen:

  • ·

    het beleid is gericht op beheer ;

  • ·

    versterking en behoud van historische kenmerken van de binnenstad;

  • ·

    maximale kwaliteit bij verbouw, vooral in relatie tot belendingen;

  • ·

    nadruk op ambachtelijk bouwen.

Specifiek:

  • ·

    schaalvergroting vermijden;

  • ·

    winkelpuien over de gehele pandbreedte vermijden, door relatie  gevel en maaiveld intact te houden;

  • ·

    variatie in gevelafwerking handhaven.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

  • ·

    Er dient te worden aangesloten op het ritme, de oriëntatie en vormgeving van de bestaande bebouwing in de omgeving.

  • ·

    Naast monumenten zorgvuldig bouwen, met aandacht voor de typische schaal, detaillering en materiaalgebruik.

  • ·

    Zorg voor achter - en zijgevels voor zover zichtbaar vanaf de openbare weg.

Massa en vorm

  • ·

    Gebouwen zijn individueel en afwisselend.

  • ·

    Bij samenvoeging van panden, de oorspronkelijke gevelindelingen handhaven ter voorkoming van schaalvergroting.

  • ·

    Beperking van het aantal bouweenheden tot twee naast elkaar (voorkomen van herhaling).

  • ·

    Bij vervangende nieuwbouw: aansluiting op massa en vorm van belendende bebouwing, zodat de diversiteit niet verloren gaat (verschillende bebouwingshoogtes).

  • ·

    Het bewaren van doorgaande gevelwanden; bij winkelgebieden kunnen hier uitzonderingen op worden gemaakt.

  • ·

    Wanneer een winkel meerdere pandbreedtes beslaat, moeten de panden individueel herkenbaar blijven.

  • ·

    De relatie tussen onderbouwen bovenbouw handhaven.

  • ·

    Bij ontbreken van voorerf, geen erkers en aanbouwen.

  • ·

    Toegangen dienen een directe relatie met de straat te hebben.

Detaillering

  • ·

    De detaillering is gevarieerd en duurzaam.

  • ·

    Bij renovatie / restauratie dient de stijl van detaillering behouden te blijven.

  • ·

    Fijne detaillering van goten en puien.

  • ·

    Zorg voor kleine elementen.

  • ·

    Ramen, deuren in verticale geleding.

  • ·

    Zorgvuldigheid ten aanzien van luifels, rolluiken / markiezen en reclame-uitingen.

  • ·

    Dakkapellen, kroonlijsten, erkers, luifels en dergelijke als zelfstandige elementen, dus geen aaneengesloten lijsten, luifels e.d.

  • ·

    Luifels e.d. moeten in de grootte onderschikt blijven aan het individuele pand.

  • ·

    Grote wandvlakken vermijden.

Materiaal en kleur

  • ·

    Hoofdzakelijk gebruik maken van baksteen, ander materiaalgebruik is beperkt mogelijk.

  • ·

    Gebruik rode of grijze gebakken dakpannen.

  • ·

    Houten kozijnen of materialen met vergelijkbare profileringen.

  • ·

    Grote glasvlakken en glas zonder kozijnen en roeden vermijden.

  • ·

    Toepassing van modern plaatmateriaal alleen in kleine vlakken toegestaan.

  • ·

    Betonelementen / detaillering zoveel mogelijk vermijden.

  • ·

    Kleurstelling aanpassen aan bestaande omgeving. Terughoudende toepassing van kleuraccenten.

  • ·

    Kleur is ondergeschikt aan de architectuur, kleurgebruik niet toepassen om individuele panden eruit te laten springen.

  • ·

    Het zorgvuldig omgaan met het achteraf schilderen of stukadoren van bakstenen gevels.

Linten

1 b. Dorpsstraat

De ontsluiting van de kavels aan de Dorpsstraat, tussen het Keern en de Zwaagmergouw vindt plaats door betonnen of houten bruggetjes in uiteenlopende vormen en maten over de aanwezige wegsloten. De bebouwing in dit deel wordt gedomineerd door gevarieerde vrijstaande woningen op ruime kavels. Het betreft hier voornamelijk stolpboerderijen (zowel traditioneel als modern) en woningen met één of twee lagen met zadeldak, waarbij de kaprichting varieert. De gevels van de woningen zijn overwegend opgetrokken uit baksteen. De kozijnen zijn van hout. In de kern van Zwaag bestaat de bebouwing uit vrijstaande woningen welke aan beide zijden van de weg in de rooilijn verspringen. Tussen de kern van Zwaag en de Noorderdracht wordt de bebouwingsdichtheid weer lager. In dit deel van het lint variëren de woningen in kapvorm- en richting. Naast zadeldaken en stolpen komen mansardekappen en schild kappen geregeld voor.

1 c. Keern

Het bebouwingslint het Keern loopt evenwijdig aan de snelweg A7. Tussen de Provinciale weg en de Dorpsstraat wordt de wandvorming aan de westzijde van het lint gedomineerd door kleinschalige, zeer gevarieerde woonbebouwing, zowel vrijstaand als rijen woningen, direct aan het trottoir. Op dit gedeelte komen diverse kapvormen voor. Kaprichtingen variëren in mindere mate, de meeste woningen hebben een kopgevel aan de straatzijde, maar in enkele gevallen is sprake van langsgevels. De meeste bebouwing is vooroorlogs, wat zich uit in enkele fraai gedetailleerde gevels, doorgaans met een verticale geleding door parcellering en gevelindeling. De bouwhoogtes variëren. De moderne bebouwing in dit gedeelte van het lint is afgestemd op de kleur en de hoogte van de reeds bestaande panden. Tussen de Provinciale weg en Wijzend heeft de oostzijde van het lint een geheel ander bebouwingskarakter. Deze wordt gedomineerd door teruggelegen grootschalige bedrijfsgebouwen en wooncomplexen. Van wandvorming is door de teruggelegenobjecten nauwelijks sprake.

1 d. Koewijzend – Bangert

De bebouwingsdichtheid van het lint is vrij laag. Achter de brede wetering aan de noordzijde staat de bebouwing recht op de kavel. De kavelontsluiting vindt hier plaats door middel van voornamelijk houten bruggetjes. Aan de zuidzijde zijn de kavels direct aan de weg gelegen, met iets terug gelegen bebouwing. De bebouwing bestaat voor het grootste gedeelte uit vrijstaande woningen met één bouwlaag en een zadeldak. De kaprichting varieert, net als kleurgebruik en detaillering. In enkele gevallen is er sprake van een meer statige bebouwing van één bouwlaag met schilddak. Langs het gehele lint is sprake van een continue verspringende voorgevelrooilijn binnen een marge van ongeveer drie meter.

1e. Westerblokker

Het lint kent in hoofdlijnen twee profielen. In het westelijke deel, grofweg tot aan de kruising met het Kloosterhout ligt de bebouwing aan beide zijden iets teruggelegen op de kavel. Het betreft hier veelal vrijstaande woningen met één of twee bouwlagen met zadeldak. De kaprichtingen variëren, net als het kleur- en materiaalgebruik.

In het centrumgebied staat de bebouwing direct aan het trottoir op de kavels. Hier is ook sprake van meer grootschalige bebouwing, met onder andere een supermarkt. Oostelijk van het centrum wordt de bebouwingsdichtheid weer wat lager en komen grotere woningen en voormalige boerderijen voor. Vooral de traditionele stolpboerderijen met een deels rieten dak en deels pannendak komen hier met regelmaat terug.

1f . De Hulk

De dubbele lintstructuur van de Hulk ligt parallel aan de Westfriese Omringdijk, ten zuidwesten van de wijk Grote Waal. Het betreft hier een gebiedje met een vrij grillige waterstructuur, waardoor er weinig rationele verkavelingen hebben plaatsgevonden.

De bebouwing langs de Hulk varieert van statige woonboerderijen tot stolpboerderijen en kleinere woonhuizen met zadeldak. Nagenoeg alle bebouwing is omgeven door hogeerfbeplanting, waardoor deze als het ware verscholen ligt in het groen. Door de lage bebouwingsdichtheid heeft het lint een duidelijk landelijk karakter.

1g. Lageweg

De Lageweg is van oorsprong een ontginningslint waarvandaan de gronden ten noorden ( waar nu de wijk Kersenboogerd is gelegen) van het lint zijn ontgonnen. Tegenwoordig ligt de Provincialeweg gedeeltelijk parallel aan het lint en gedeeltelijk in de plaats van het oorspronkelijke lint. Hierdoor is een deel van het oorspronkelijke karakter van het lint verloren gegaan.

WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID

De ontginning van het land voor de landbouw is begonnen vanaf de linten. Hierdoor is er een sterke relatie tussen de gebezigde bouwstijl en het landschap. De zichtbaarheid van deze relatie bepaalt de cultuurhistorische waarden van de linten. Door de tijd heen hebben toevoegingen aan de linten de waarden van de linten intact gehouden. Om de huidige waarden van de linten te bepalen en vast te leggen is er een beeldkwaliteitsplan voor de linten opgesteld, waaraan nieuwbouw zich dient te conformeren.

WELSTANDSREGIME

De linten vallen onder een bijzonder welstandsregime. De waarden van de linten zijn opgenomen in het beeldkwaliteitsplan De Linten. De welstandscriteria zijn overgenomen uit het beeldkwaliteitsplan.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

  • ·

    Het bouwwerk dient vrijstaand of geschakeld van aard te zijn.

  • ·

    Er dient te worden aangesloten op het ritme van de bestaande vrijliggende bebouwing in de omgeving.

  • ·

    Bij nieuwbouw dient de hoofdbebouwing geënt te zijn op de onderliggende slagenverkaveling, dan wel op de naburige verkaveling. Kavelsplitsing is slechts toegestaan als de bestaande bebouwing wordt gehandhaafd, kavelsplitsing ten behoeve van nieuwbouw is niet toegestaan.

  • ·

    De voorgevel van de bebouwing bij voorkeur haaks op de kavelrichting plaatsen en georiënteerd op de weg van het lint.

  • ·

    Enige mate aan verspringen in rooilijn van bebouwing onderling zijn mogelijk. Voor het Keern, de kern van Zwaag en de kern van Blokker geldt een maximale verspringing van 1/3 van de diepte van de belendende bebouwing of maximaal 2 meter.

  • ·

    Bijgebouwen in de vorm van schuren, garages, tuinhuisjes e.d. moeten bij voorkeur achter de hoofdbebouwing worden geplaatst maar in ieder geval 3 meter achter de voorgevelrooilijn van de hoofd bebouwing.

Massa en vorm

  • ·

    Maximaal 1 bouwlaag met een kap of, in uitzonderlijke gevallen, indien mogelijk 2 lagen met teruggelegen derde laag en plat dak.

  • ·

    Voorkomen van grootschalige panden.

  • ·

    Accentuering in bouwhoogte (maximaal 3 lagen) van hoeken alleen mogelijk indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt beargumenteerd kan worden. Voorkomen van grootschalige panden.

  • ·

    Afstemmen op het bebouwingsritme van de omgeving.

  • ·

    Bij nieuwbouw afstemming op straatniveau op ontsluiting en vormgeving van de omliggende bebouwing.

  • ·

    Indien sprake is van een sloot tussen kavel en rijweg dient de bebouwing door bruggetjes ontsloten te worden.

  • ·

    Bij renovatie of nieuwbouw dient het ontwerp aan te sluiten op de gebruikte traditionele architectuur van het pand of op de bebouwing in de omgeving.

  • ·

    Bij bebouwing die met de rooilijn direct gelegen is aan de openbare ruimte dient extra aandacht te worden besteed aan de vormgeving van de voorgevel, portieken,

  • ·

    raampartijen en erkers. Bij vrijliggende bebouwing dient tevens aandacht te worden besteed aan de verschijningsvorm van de zijgevels.

  • ·

    Over het algemeen geldt dat de functie van het bouwwerk ondergeschikt dient te zijn aan de uitstraling van de bouwstijl.

  • ·

    Omdat er sprake is van een gewenst landschappelijk cq dorpskarakter (lintkernen Zwaag en Blokker) prevaleert de architectonische individuele eenheid met een uitstraling vaneen traditionele bouwstijl boven de herkenbaarheid van de functie van het bouwwerk.

  • ·

    Door de diversiteit aan functies langs het Keern is de afleesbaarheid van de functie afhankelijk van de situatie ter plaatse.

Detaillering

  • ·

    Visuele toegankelijkheid door transparante vormgeving is wenselijk. Dichte gevels (muren) op voetgangersniveau moeten worden voorkomen.

  • ·

    Bij nieuwbouw is afstemming met de gevelopbouw van bebouwing in de omgeving wenselijk.

  • ·

    Bij renovatie dient de oorspronkelijke gevelopbouw te worden gerespecteerd.

  • ·

    Vormgeving en detaillering van dak afstemmen op de aanwezige bebouwing of de stijl van het betreffende pand (over het algemeen: zadeldak, schilddak of mansardedak), met behoud van dakoverstekken en diversiteit aan bijzondere kapvormen.

  • ·

    Ornamentiek dient afgestemd te zijn op het oorspronkelijke karakter van de hoofd bebouwing.

  • ·

    Bij nieuwbouw dient in het ontwerp te worden gezocht naar dezelfde mate aan ornamentiek als bij de aanwezige traditionele bebouwing.

  • ·

    Indien sprake is van een sloot tussen kavel en rijweg dient de bebouwing door bruggetjes ontsloten te worden.

Materiaal en kleur

  • ·

    Behoud van bakstenen detaillering zoals is toegepast in dorpels, lateien en vensterbanken.

  • ·

    Materiaal en kleur benutten als hulpmiddel om nieuwbouw in te passen of op zijn minst niet te laten domineren.

  • ·

    Bij voorkeur bakstenen in donkere aardtinten. Deuren en kozijnen uitgevoerd in hout, dakbedekking van pannen of riet. Geen gebruik van kunststof materialen of sterk contrasterende kleuren met de omgeving.

2. BEHEERSGEBIEDEN

Onder beheersgebieden vallen de gebieden die als voltooid beschouwd worden. Het zijn gebieden waar geen drastische wijzigingen worden verwacht ten aanzien van de bebouwingsstructuur. Onder de beheersgebieden is een nadere onderverdeling gemaakt in woongebieden, bedrijventerreinen en recreatiegebieden.

Woongebieden

2a. Hoorn Noord / Hoorn Zuid

Hoorn Noord/Hoorn Zuid ligt ten noorden en noordoosten van de binnenstad en wordt aan de noord- en oostzijde begrensd door de Provincialeweg. De structuur van de wijk wordt bepaald door een aantal linten. Aan deze linten zijn de eerste stadsuitbreidingen gerealiseerd buiten de omwalling. De gronden tussen deze oude uitbreidingslinten zijn vanaf 1930 langzaam planmatig opgevuld. De lange ontwikkelingsduur van het gebied heeft er voor gezorgd dat er een grote diversiteit in woningtypen aanwezig is. Zo staan 'rijk' detailleerde woningen uit 1900 op korte afstand van 'kale' jaren 50 woningen.

Kenmerkende woningtypen in de wijk zijn:

  • ·

    rijenwoningen van 1 laag met een zadel- of mansardedak, bedekt met rode pannen, liggend langs de oude oost-west lopende wegen. Veel van deze woningen hebben een dakkapel aan de voorzijde.

  • ·

    jaren ' 50 woningen met gevels van rode baksteen en een zadeldak. Typerend is de aanwezigheid van een Frans balkon bij een deel van deze woningen.

  • ·

    woningen uit eind jaren '60 opgebouwd uit twee lagen en een plat dak. Op vrij veel van deze woningen is inmiddels een vrijwel gelijke dakopbouw gerealiseerd, bedekt met shingles.

2b. Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer

Zwaag en Blokker waren tot 1979 zelfstandige gemeenten, met een eigen woningbouwprogramma. Deze achtergrond is bepalend voor het gebied Dorpsstraat Zuid/ Kloosterhout / Blokweer. De ontwikkeling van het gebied is tot stand gekomen doordat in de jaren '50, in de linten geen ruimte meer voorhanden was om aan de woningvraag te voldoen. Het bouwen 'achter' de linten en verbindingswegen kreeg als eerste gestalte in de omgeving van de Krijterslaan. Eind jaren '70 begin jaren '80 is de wijk Kloosterhout ontwikkeld. De combinatie van de individueel gebouwde woningen langs de 'oude' wegen en de planmatige ontwikkelingen daar achter, hebben een woongebied opgeleverd met een totaal ander karakter dan de overige woongebieden in Hoorn. Er is een grote diversiteit aan woningtypen in de wijk, waarbij het opvallend is dat de rijenwoningen in de planmatige uitbreidingen toch enkele overeenkomstige kenmerken hebben. In het algemeen zijn de woningen opgebouwd uit twee lagen met een kap. Aan de voorgevel zijn in het ontwerp meestal geen elementen toegevoegd, is een portiek, luifel of erker. Vaak bestaat de gevel ter hoogte van de eerste verdieping uit een nagenoeg schoorsteen markeert de woning gevelbreed venster. Het zadeldak, met een helling tussen 40° en 50° is bedekt met donkere pannen. Op de nok van het doorlopende dakvlak staan gemetselde schoorstenen op de woningscheiding, die de individuele woning markeren.

2c. Grote Waal

Grote Waal ligt ten westen van de binnenstad met als begrenzingen: aan de noordzijde de rijksweg A 7 en de spoorlijn Hoorn-Amsterdam en aan de zuidzijde het Markermeer. De wijk is van oost naar west onder te verdelen in een aantal buurten. Het oostelijke deel grenzend aan de binnenstad is gebouwd in de begin jaren '60. Een orthogonale structuur en brede straatprofielen zijn kenmerkend voor dit deel van Grote Waal. Naast de rijen eengezinswoningen staat er aan de noord rand een rij portieketageflats. Aan de zuidzijde van dit deel is eveneens hoogbouw gecombineerd met laagbouw. Dit deel, liggend langs de dijk vormt een voor Hoorn unieke stedenbouwkundige en architectonische eenheid. Vanwege het geringe eigen woningbezit in dit deel komen toevoegingen aan de woning weinig voor. Het meest westelijke deel van de wijk heeft een ruimtelijke opbouw die vergelijkbaar is met Risdam. Opvallend voor dit deel van Grote Waal is de veelvuldige toepassing van opritten en carports voor de woningen. De gevels zijn opgetrokken uit baksteen, hierin is hout in verschillende manieren opgenomen, onder andere in: borstweringen, als opvulling tussen gevelopeningen op verschillende verdiepingen en in daklijsten. In het uiterste westen van Grote Waal ligt een belangrijk recreatiegebied: het Dwaalpark.

2d. Risdam

Risdam ligt in het noordwestelijke deel van Hoorn, ten oosten van het Keern. De wijk wordt in tweeën gedeeld door de Dorpsstraat (Risdam Noord en Risdam Zuid). De realisatie heeft plaatsgevonden van begin jaren '70 tot eind jaren '80. De oorspronkelijke polderverkaveling is ingezet om de wijk te structureren. In een deel van de wijk zijn zelfs de elzensingels - die de kavelsloten flankeren - als structuurbepalende elementen in de groenstructuur opgenomen. De wijk wordt door de ontsluitingswegen en de waterlopen opgedeeld in buurten. In Risdam Zuid liggen centraal in de wijk openbare voorzieningen zoals scholen, sporthal en winkelvoorzieningen. Het merendeel van de wijkvoorzieningen is geclusterd in De Huesmolen. De Huesmolen bestaat zowel uit voorzieningen als woningen. Winkels bevinden zich op de begane grond, daarboven bevinden zich woningen in meerdere lagen. Het complex is het resultaat van een prijsvraag en daardoor ook door één architectenbureau ontworpen. De Huesmolen wordt hierdoor gekenmerkt door een eenheid in architectuur.

De buurten direct aan het centrale deel van Risdam Zuid hebben een orthogonale noord-zuid georiënteerde structuur. Eenheid in deze buurten is versterkt door opvallend kleurgebruik. Eén buurt in dit centrale deel bestaat uit drive-in woningen, opgebouwd uit drie lagen met een plat dak. Deze woningen staan in een rij met een sterke horizontale geleding, waarbij de begane grond iets terug ligt. In de overige buurten is een eerste aanzet zichtbaar waarbij de orthogonale structuur losgelaten wordt door de rijenwoningen ten opzichte van elkaar te laten verspringen. Het overgrote deel van de woningen is opgebouwd uit twee lagen met een zadeldak.

Risdam Noord wordt gekenmerkt door een sterkere verspringing en verdraaiing van rijen woningen ten opzichte van elkaar dan in Risdam Zuid. Woningen liggen hierdoor niet aan een straat maar meer aan een woonerf. Binnen een cluster staan woningen met overeenkomstige architectuur, ontworpen door één of enkele architecten. De hoofdvorm van de woningen is vrijwel in de gehele wijk hetzelfde: rijenwoning, twee lagen en een zadeldak. De woningen bevatten weinig ornamentiek. De gevels zijn hoofdzakelijk opgetrokken uit baksteen in donkere tinten. De daken zijn bedekt met overwegend grijze betonpannen. Hout in de gevel is veelvuldig toegepast als opvulling tussen gevelopeningen.

2e. Kersenboogerd

Kersenboogerd is de meest recente en de grootste wijk van Hoorn en ligt in het oosten van Hoorn, ten noorden van het bedrijventerrein Hoorn 80. De wijk is qua verschijningsvorm in tweeën op te delen. Het westelijk deel, dat vóór 1990 werd gerealiseerd is vergelijkbaar met Risdam, zowel qua stedenbouwkundige opzet als qua woningtypen. Het merendeel van de woningen in dit deel van Kersenboogerd bestaat uit rijen woningen van twee lagen en een zadeldak opgebouwd uit baksteen in verschillende lichtere tinten en donkere betonnen dakpannen. In het oostelijke deel is de ruimtelijke structuur minder bepaald door het onderliggende polderlandschap maar meer door de vormgeving van de ontwerpers. In de bebouwing is sprake van een grote diversiteit aan vormen, kleur en materiaal. Een buurt bestaat hierdoor uit een aantal woningtypen die qua verschijningsvorm erg van elkaar verschillen. Kenmerkend voor dit deel van Hoorn is de grote verscheidenheid aan kapvormen (lessenaar, schild, zadel, plat). Als dakbedekking is meestal gebruik gemaakt van betonnen dakpannen. De kleur van de in de wijk gebruikte pannen verschilt. De wijk bestaat grotendeels uit ruime koopwoningen. De maat van de vrije kavels in de wijk is klein in relatie tot de woningen die er op staan.

2f . Nieuwe Steen

Centraal in Hoorn ligt de buurt Nieuwe Steen, omringd door de ontsluitingswegen: Zwaagmergouw, Blokmergouw, Oostergouwen en Provincialeweg. De buurt wordt in tweeën gedeeld door de spoorlijn Hoorn-Medemblik. Het deel ten westen van de spoorlijn bestaat uit kantoren, met onder andere het politiebureau en het stadhuis. De kantoorarchitectuur is hier gevarieerd en eigentijds van aard. De kapvorm is overwegend plat maar er staan ook kantoren waarbij de gevel wordt afgerond met een naar binnen hellend gevelvlak, dat enigszins een kap suggereert. Het oostelijk deel is een woonwijk gebouwd begin jaren negentig. Opvallend aan deze wijk is dat alle woningen opgetrokken zijn uit een lichte kleur baksteen met rode, dan wel donker grijze dakpannen. Voor het overgrote deel bestaat de wijk uit twee-onder-één kapwoningen en vrijstaande woningen. Toevoegingen aan de voorzijde van de woning komen in de wijk weinig voor.

2g. Buitenstad

De buitenstad vormt in feite de entree naar de binnenstad vanaf de aansluiting van de A7 met de provinciale weg. Het gebied vormt in zekere zin (nog) geen ruimtelijke eenheid, het wordt immers doorsneden door de Provincialeweg en het Keern. Kenmerkend zijn vooral een aantal voor Hoornse begrippen grootschalige elementen, zoals het Runshopping Center, het ziekenhuis complex, kantoorbebouwing in de omgeving van het ziekenhuis en onderwijsvoorzieningen aan het Dampten, de Mealsonstraat en in het zuidelijk deel van recreatiegebied de Blauwe Berg. In het Blauwe Berg gebied komt als bijzonder element het Missiehuis voor, waar vanuit Hoorn haar contacten met gelovigen uit de hele wereld onderhield en waar nu onder meer de GGD is gehuisvest. Woningbouw komt voor aan het Keern tussen de Provinciale¬weg en de spoorlijn. Ook liggen er in het gebied twee begraafplaatsen en een crematorium. Het gebied is aangeduid met de benaming "Buitenstad" en vormde onderwerp van een speciale studie die heeft geleid tot de gelijknamige structuurvisie 16. De besluitvorming rond deze structuurvisie zijn nog in een dusdanig fase dat het gebied qua welstand ondér de beheersgebieden valt. Het invulling geven aan de structuurvisie zal er toe leiden dat de ruimtelijke structuur van het gebied drastisch wijzigt. Het herontwikkelen van het gebied zal dan betekenen dat voor het Buitenstad gebied andere welstandscriteria zullen gaan geleden. Hiervoor zal dan de procedure zoals beschreven in paragraaf 2.5 moeten worden gevolgd.

WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID

De kwaliteit van de leefomgeving wordt door een aantal factoren bepaald. Een belangrijke factor is de uitstraling van de bebouwing met daarin herkenbare structuren en patronen. Het beleid voor de beheersgebieden is er opgericht om de herkenbaarheid van de stedenbouwkundige opzet en de toegepaste woningtypologieën in tact te houden. De in de beheersgebieden te verwachten toevoegingen aan de bestaande bebouwing dienen zich dan ook te voegen binnen deze aanwezige structuren en patronen. zodat de karakteristieken van de bebouwing zichtbaar blijven.

Het beleid voor deze gebieden is gericht op het beheer van zowel de bebouwing als de openbare ruimte.

WELSTANDSREGIME

Regulier welstandsgebied.

Welstand is gericht op het handhaven van de in de wijken aanwezige basiskwaliteit. Veel bouwplannen zullen vallen onder paragraaf 2.4 Kleine bouwwerken. Speciale aandacht gaat uit voor gebouwen met een openbare- dan wel publieke functie.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

Er dient te worden aangesloten op het ritme, de oriëntatie, ontsluiting en vormgeving van de bestaande bebouwing in de omgeving.

Massa en vorm

  • ·

    Bij vervangende nieuwbouw aansluiten op massa en vorm van belendende bebouwing.

  • ·

    Eventuele symmetrie van een pand of een bouwblok dient te worden gerespecteerd.

  • ·

    Bij renovatie of nieuwbouw dient het ontwerp aan te sluiten op de gebruikte architectuur van het pand of op de bebouwing in de omgeving.

  • .

    Bij verbouwing of renovatie dient de kapvorm te worden gehandhaafd.

  • .

    Aanbouwen in maatvoering en architectuur ondergeschikt houden aan de hoofdbebouwing.

Detaillering

  • ·

    Visuele toegankelijkheid door transparante vormgeving is wenselijk.

  • ·

    Dichte gevels (muren) op voetgangersniveau moeten worden voorkomen.

  • ·

    Vormgeving van gevels en dak afstemmen op de in de omgeving aanwezige bebouwing of de stijl van het betreffende pand.

  • ·

    Ingetogen toepassing van kleuren afgestemd op het aanwezige palet.

  • ·

    Bij nieuwbouw is afstemming met de gevelopbouw van bebouwing in de omgeving wenselijk.

  • ·

    Bij verbouwing of renovatie dienen de oorspronkelijke gevelopbouw en het oorspronkelijk materiaal- en kleurgebruik te worden gerespecteerd.

  • ·

    Bij rijenwoningen is de samenhang belangrijker dan de individuele expressie.

  • ·

    Schoorstenen op de woningscheiding respecteren.

Materiaal en kleur

  • ·

    Materialisering van gevels en dak afstemmen op de in de omgeving aanwezige bebouwing of de stijl van het betreffende pand.

  • ·

    Hoofdzakelijk gebruik maken van baksteen, ander materiaalgebruik is beperkt mogelijk.

  • ·

    Kleurstelling aanpassen aan bestaande omgeving.

Bedrijventerreinen

Voor bedrijfsgebouwen geldt dat de functie vaak de verschijningsvorm van het gebouw bepaalt. Het gebouwen de plek van het gebouw zijn het verlengde van de bedrijfsvoering. Hoewel representatieve bedrijven zich vaak in elkaars nabijheid vestigen is het voor elk bedrijf van belang om in een kwalitatief goede omgeving te zijn gelegen. Het bewaken van de kwaliteit van de bedrijventerreinen als geheel dient te worden gewaarborgd door het formuleren van welstandscriteria voor bedrijventerreinen. In Hoorn liggen vijf bedrijventerreinen.

2h. Gildenweg

Dit terrein ligt aan de zuidzijde van de spoorlijn Hoorn - Enkhuizen, gedeeltelijk op het gebied van de aangrenzende gemeente Drechterland. Het terrein is hoofdzakelijk in gebruik door vervoersbedrijven en bedrijven die een relatie hebben met de agrarische sector. Grote en kleine gebouwen wisselen elkaar op dit terrein af. De gevels van de bedrijfshallen op dit terrein zijn opgetrokken uit plaatmateriaal.

2i. Oude Veiling

Dit voormalige veilingterrein is gelegen tussen de Dorpsstraat, Oostergouw, Blokmergouw en de spoorlijn Hoorn - Medemblik. Dit terrein wordt gekenmerkt door veelal kleinere bedrijven die gehuisvest zijn in zogeheten bedrijfsverzamelgebouwen. De hoogte van deze gebouwen is beperkt. Op het gehele terrein staan geen gebouwen hoger dan circa 7 meter.

2j. Hoorn 80/Schelphoek

Het terrein ligt ten zuiden van de Provincialeweg tegen de gemeentegrens van Venhuizen. Op dit bedrijventerrein is een onderscheid waar te nemen tussen de bedrijven langs de hoofdontsluitingsweg en de bedrijven achter deze hoofdontsluiting. De hoofdontsluiting wordt geflankeerd door meer representatieve bedrijven, die veel bezoekers ontvangen. De voorgevel vormt bij deze bedrijven het visitekaartje van het bedrijf.

accentuering van de entree

2k. Holenweg

Het terrein ligt ten westen van de Provincialeweg en ten zuiden van de spoorlijn Hoorn - Enkhuizen. Een groot deel van dit terrein is in gebruik door één bedrijf. Daarnaast vormt het kantoorgebouw van het Waterschap West-Friesland een accent langs de Provincialeweg.

2l. Westfrisia

Dit terrein is het meest recente bedrijventerrein van Hoorn en ligt ten oosten van de spoorlijn Hoorn - Medemblik, tussen de Westfrisiaweg en de Dorpsstraat. Het oostelijk deel van het terrein vormt het enige nog uitgeefbare terrein in de gemeente. De Westfrisiaweg vormt de belangrijkste regionale ontsluiting. De bedrijfsbebouwing welke langs deze weg is gelegen, vormt het "gezicht" van commercieel Hoorn.

WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID

Gelet op de schaarste van bedrijventerreinen is het beleid gericht op intensivering van het grondgebruik. Dit kan op verschillende manieren tot stand komen: door efficiëntere terreininrichting en door bepaalde bedrijfsfuncties naar de verdieping te verplaatsen (intensief en duurzaam ruimtegebruik). Verder kan met vervoersmanagement het parkeerareaal worden teruggedrongen.

Aan vormgeving, kleur en architectonische detaillering zal op zichtlocaties extra aandacht worden gegeven.

WELSTANDSREGIME

De bedrijventerreinen vallen onder het reguliere welstandsregime.

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

  • ·

    De bebouwing is georiënteerd op de straat .

  • ·

    Publieke en representatieve functies zoals kantoren zijn gericht op de (belangrijkste) straat.

  • ·

    Blinde straatwanden vermijden.

  • ·

    De voorgevel loopt evenwijdig aan de straat

  • ·

    Er dient te worden aangesloten op de oriëntatie en vormgeving van de aanliggende bebouwing.

Massa en vorm

  • ·

    Gebouwen hebben een eenvoudige hoofdvorm

  • ·

    Bij grote loodsen, verticale geleding en /of accenten toepassen

  • ·

    Het dak van bedrijfsgebouwen is flauw hellend of plat.

Detaillering

  • ·

    Onderscheiden functies in gevels tot uitdrukking brengen.

  • ·

    Representatieve functies en kantoren zijn ingezet als verbijzondering van gevels.

  • ·

    Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijke is eenvoudig maar zorgvuldig.

Materiaal en kleur

  • ·

    Het doorbreken van zeer grote lengtes door geleding van de wand (in materiaal en vorm).

  • ·

    Materialen hebben een structuur of bestaand uit kleine delen, zoals baksteen, houten betimmering of gevouwen staalplaat.

  • ·

    Kleuren zijn aangepast aan die van belendingen.

  • ·

    Geen signaalkleuren op grote vlakken aanbrengen.

Recreatiegebieden

2m. Blauwe berg Noord

Blauwe berg Noord ligt ten oosten van de rijksweg A7 en voor een deel ten zuiden van de Westfrisiaweg. Vanwege de beperkte bebouwingsmogelijkheden binnen de geluidscontour van een rijksweg bestaat het gebied hoofdzakelijk uit recreatieve voorzieningen en grasland. De wettelijke beperkingen hebben geleid tot een minimaal gebruik van het gebied. De aanwezige functies zijn: een woonwagenkamp, een gemeentewerf en een radiostation. Ook het gebruik van het gebied ten zuiden van de Westfrisiaweg als sportterrein, is mede het gevolg van het aanwezige verkeerslawaai.

2n. Schellinkhouterdijk

Aan het Markermeer ligt een van de grootste recreatiegebieden van Hoorn. Het gebied bestaat uit een park, sportvelden en mogelijkheden voor waterrecreatie. Bebouwing in het gebied is beperkt en puur ondersteunend voor de recreatieve functie. Een uitzondering hierop is de onlangs gerealiseerde brandweerkazerne. Deze ligt aan de westelijke entree van het gebied. Het gebouw werkt door zijn opvallende kleur en ligging als een markeerpunt tussen de binnenstad en het recreatiegebied.

WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID

Vooral het gebied van de Blauwe Berg staat voor toekomstige ontwikkeling ter discussie.

WELSTANDSREGIME

Regulier welstandsgebied

WELSTANDSCRITERIA

Ligging in de omgeving

  • ·

    Aansluiting op bestaande bebouwing en zorgvuldige - op de toekomst gerichte - inpassing

  • ·

    De voorzijde van de hoofdmassa is gericht naar de belangrijkste openbare ruimte

Massa en vorm

  • ·

    Per kavel één hoofdmassa

  • ·

    Bij vervangende nieuwbouw aansluiten op massa en vorm van belendende bebouwing

  • ·

    Aanbouwen in maatvoering en architectuur afstemmen op massa en vorm van hoofdgebouw

Detaillering

  • ·

    Detaillering van kozijnen, daklijsten, regenpijpen en dergelijke is eenvoudig en zorgvuldig

  • ·

    De entree van publieke gebouwen krijgt nadruk in de compositie

Materiaal en kleur

  • ·

    Kleuren zijn natuurlijk en gedekt

  • ·

    Grote vlakken bestaan uit kleine elementen of hebben een duidelijke textuur

  • ·

    Geen signaalkleuren op grote vlakken

  • ·

    Nadruk op kwaliteit en duurzaamheid

2.3 WELSTANDSCRITERIA VOOR SPECIFIEKE BOUWWERKEN

Toelichting

In deze paragraaf worden de objectgerichte welstandscriteria genoemd voor de bouwwerken die bijzonder specifiek en beeldbepalend zijn voor Hoorn.

Bouwwerken

In Hoorn zijn de stolpboerderijen en de dakopbouwen benoemd als bouwwerken waarvoor een beoordelingskader met 'eigen' welstandscriteria kan worden opgesteld. De opzet van deze objectgerichte beoordelingskaders is vergelijkbaar met de gebiedsgerichte beoordelingskaders.

Welstandsregimes

Ook voor de specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsregime van belang. Het moet aansluiten bij het gehanteerde ruimtelijk kwaliteitsbeleid en de gewenste ontwikkelingen. In theorie zijn voor de specifieke bouwwerken vier welstandsregimes mogelijk:

  • ·

    door het Rijk, de provincie of de gemeente aangewezen monumenten,

  • ·

    de bijzondere welstandsobjecten waarbij extra inspanning ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit gewenst is,

  • ·

    de reguliere welstandsobjecten waarbij de basiskwaliteit moet worden gehandhaafd,

  • ·

    de welstandsvrije objecten.

De aangewezen monumenten zijn erkend als bouwwerken van groot algemeen belang en genieten een wettelijke bescherming. Alle ingrepen aan monumenten zijn bouwvergunningsplichtig, dus ook de zaken die elders vergunningsvrij zijn. De welstandsbeoordeling is gericht op het op hoog kwaliteitsniveau handhaven, herstellen en versterken van de historische karakteristieken van de gevel en de samenhang van het monument met zijn omgeving. Het is niet noodzakelijk gebleken om voor alle monumenten expliciete welstandscriteria op te stellen omdat de algemene, gebiedsgerichte- en objectgerichte welstandscriteria kunnen worden gebruikt.

Voor de stolpboerderijen die niet zijn aangewezen als monument en alle overige in de bestemmingsplannen aangewezen karakteristieke panden buiten het beschermde gezicht, wordt een bijzonder welstands¬regime voorgesteld. Het welstandstoezicht kan dan gericht worden op het voorkomen van aantasting van de karakteristieken en het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit. Het kwaliteitsniveau van ingrepen aan deze bouwwerken moet hoog zijn.

Voor de dakopbouwen wordt het welstandsregime van het gebied waarin zij worden geplaatst aangehouden. Meestal zal dit het reguliere welstandsregime zijn. De gemeente stelt geen bijzondere eisen aan de ruimtelijke kwaliteit maar heeft wel toegesneden welstandscriteria opgesteld omdat de gebiedsgerichte welstandscriteria niet altijd bruikbaar zijn. Het welstandstoezicht is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van deze bouwwerken.

Het aanwijzen van welstandsvrije bouwwerken of objecten wordt in Hoorn niet wenselijk geacht.

STOLPBOERDERIJEN

Beschrijving

In de gemeente Hoorn staan 74 stolpboerderijen (stolpachtige nieuw¬bouw is hierbij niet inbegrepen). Dit pyramidevormige boerderijtype is specifiek Noordhollands en komt vanaf de 169 eeuw in dit deel van Nederland voor. Tot in de 209 eeuw is dit type gebouwd. Hij dankt zijn kenmerkende vorm aan het hooihuis (de 'tas') in het midden, met vier stijlen op de hoeken (het "vierkant") die het piramidevormige dak, met lage dakgoot, dragen. Om de tas heen liggen de stallen en de deel (= de ruimte waar de wagens ingereden konden worden en het vee werd binnengevoerd). Het woonhuis is vaak als een apart volume tegen de stolp aangeschoven. De deeldeur (grote schuurdeur) is geplaatst in een insnijding in het volume waardoor een verhoging van het schuine dak ontstaat. In de gemetselde buitenwanden van de stolp zitten ter plaatse van de deel en de stallen kleine(re) vensters. Het woonhuis heeft soms een topgevel, baksteen al dan niet in combinatie met hout, die representatief en rijk bewerkt is. Ook de ingangspartij en de vensters van het woonhuis zijn vaak fraai bewerkt. Het dak is bedekt met dakpannen, al dan niet in combinatie met riet. Soms heeft het dak een 'spiegel', wanneer ter plaatse van het naar de weg gekeerde dakvlak het riet als decoratieve uitsparing is weggelaten, en is ingevuld met dakpannen.

De stolp is, althans visueel, een zeer compact boerderijtype. Alle functies zitten in principe onder een dak. Uitbouwen, ook van het woonhuis, komen echter vaak voor. Op dit punt vertoont de stolp veel variatie. Ook de ornamentiek en de vorm van de ramen en topgevels variëren sterk.

WAARDEBEPALING, ONTWIKKELING EN BELEID

Stolpboerderijen zijn typisch voor Noord-Holland en komen buiten deze provincie nergens anders voor, uitgezonderd in enkele streken in Noord-Duitsland en Denemarken. Zij zijn verbonden aan de agrarische geschiedenis van deze streek en zijn daarom van grote cultuurhistorische waarde.

Omdat veel stolpboerderijen hun oorspronkelijke functie hebben verloren komen bouwaanvragen voor aanpassing van deze gebouwen veel voor. Omvorming tot woonhuis is gebruikelijk. Hierbij gaan vaak waardevolle elementen van de boerderij verloren of wordt het karakter sterk aangetast. Van het aantal stolpboerderijen in Hoorn kan circa 10% worden aangemerkt als authentiek, dat wil zeggen; zonder eigentijdse aanpassingen. De kwaliteit van het overgrote deel van de stolpen is matig tot slecht. Uitzondering hierop is de "Barmhartige Samaritaan", aan de Wester Blokker. Deze stolp is heel oud, authentiek en in perfecte staat van onderhoud. Deze stolp is als enige stolp in Hoorn aangemerkt als rijksmonument.

Inzet van het beleid is het behoud van de structuur en de hoofdkarakteristieken van het gebouwtype. Dit geldt ook bij sloop en vervangende nieuwbouw. Onder de hoofdkarakteristieken wordt in ieder geval verstaan de hoofdvorm, het representatieve verschil tussen het woonhuisgedeelte en de stallen/tas en die elementen die verwijzen naar de agrarische geschiedenis van het bouwwerk, zoals de deeldeur en stal/deelvensters. Ook de inrichting van het erf en het behoud van de solitaire positie van de stolp is belangrijk.

WELSTANDSREGIME

Bijzonder.

WELSTANDSCRITERIA

Gebouw en omgeving

  • ·

    Een heldere ordening van verschillende gebouwen op het erf is belangrijk. Schuren, stallen of bijgebouwen worden zo ver mogelijk van de stolpboerderij, aan de achterkant van het erf geplaatst.

  • ·

    Andere bouwwerken op het erf hebben een ingetogen uitdrukking ten opzichte van de stolpboerderij.

Ontsluiting en oriëntatie

  • ·

    De gevel met de hoofdentree is gekeerd naar de belangrijkste weg.

  • ·

    De rooilijnen van de boerderijen liggen niet in een lijn.

Massa en gevelopbouw

  • ·

    De hoofdvorm, een lage begane grondlaag plus piramidevormig dak, bewaren.

  • ·

    Bij nieuwbouw is het huidige grondvlak maatgevend, of een grondvlak met een minimale afmeting van 12 x 12 meter . volume meer dan 800 kubieke meter

  • ·

    De tegenstelling tussen open muurwerk en gesloten, massieve dak behouden.

  • ·

    Eventuele zijvleugels en aan- of uitbouwen zijn in maatvoering ondergeschikt aan het hoofdvolume.

  • ·

    Bij verbouw dienen de toe te voegen of te vervangen onderdelen of bouwwerken wat betreft afmetingen, architectuurstijl en verfijndheid van detaillering zich zorgvuldig te verhouden tot de architectuur/detaillering van de stolp.

  • ·

    Het ouder maken van de stolp, dat wil zeggen, het toevoegen van bouwkundige elementen of details die horen bij een voorbije stijlperiode en nooit onderdeel van het gebouw geweest zijn, is ongewenst.

  • ·

    Grote ingrepen zoveel mogelijk concentreren op één punt . dakkapel optrekken vanuit de goot

Materiaal en kleur gebruik

  • ·

    Baksteen, al dan niet in combinatie met houten delen, is het hoofdmateriaal van de gevel, andere materialen zijn hieraan ondergeschikt.

  • ·

    Dakbedekking: dakpannen en/of echt riet.

  • ·

    Niet gewenst zijn: wit/grijze betonsteen/kalkzandsteen, beton, kunststof of aluminium beplating, kunststof kozijnen, kunststof deuren, rolluiken, spiegelend glas, vlakke plaatdeuren.

  • ·

    De kleur van de baksteen: aardtinten of geel/oranje

  • ·

    De kleur van de houten onderdelen: donkere tinten of crème/wit

  • ·

    Signaalkleuren zijn niet toegestaan

Detaillering

  • ·

    Ontwerpaandacht voor alle details.

  • ·

    Extra ontwerpkwaliteit is vereist voor: voordeuren, schuurdeuren, gootbakken, boeiboorden, windveren, dakkapellen, kozijnen, hekwerk.

  • ·

    Elementen of hoofdvormen die verwijzen naar de agrarische geschiedenis van het gebouw zo veel mogelijk behouden.

  • ·

    Dakkapellen alleen toevoegen ter vervanging van een eerder exemplaar. In principe komt een dakkapel alleen voor aan de voorzijde, klein van afmeting en in symmetrie met de gevel. Dakopbouwen zijn niet toegestaan;

  • ·

    Dakramen en zonnecollectoren zo min mogelijk toepassen. Aan gietijzeren vensters verwante ramen hebben de voorkeur boven 'Velux'-achtige exemplaren. Alleen staande dakramen toepassen.

  • ·

    Dakloggia's alleen aan de achterkant

  • ·

    Oorspronkelijke 'open-dicht verhoudingen' van de gevel zoveel mogelijk behouden

  • ·

    Een subtiel, maar duidelijk waarneembaar reliëf in de gevel door middel van neggen, kozijnhout, onderdorpels, gootlijst etc, is gewenst.

  • ·

    Vensters uitvoeren met stijlen en regels.

DAKOPBOUWEN

Beschrijving

Een dakopbouw is een toevoeging aan het dak van de bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Een dakopbouw past het silhouet van het oorspronkelijke dak aan en heeft een ingrijpende invloed op het straatbeeld. Een dakopbouw kan worden aangebracht op een plat dak of in een zadeldak of een asymmetrische kap. Bij dakopbouwen streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.

WELSTANDSREGIME

Overeenkomstig het gebied waarin de dakopbouw wordt gerealiseerd.

WELSTANDSCRITERIA VOOR EEN DAKOPBOUW

Dakopbouwen zijn nooit vergunningsvrij. Vanwege de grote invloed op de omgeving zijn er geen sneltoetscriteria voor opgesteld. Een aanvraag voor een dakopbouw wordt, na de toets aan het bestemmingsplan, dus altijd aan de welstandscommissie voorgelegd. De welstandscommissie beoordeelt het bouwplan in eerste instantie op grond van onderstaande objectgerichte criteria.

Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een eerder voor het betreffende bouwblok of straat door de welstandscommissie goedgekeurde en als zodanig aangewezen trendsetter. Informatie over de trendsetters is verkrijgbaar bij de afdeling bouw- en woningtoezicht.

Als er geen trendsetter is, wordt een dakopbouw beoordeeld op grond van de volgende welstandscriteria:

Dakopbouw uit de eerste bouwlaag

  • ·

    Bij huizen met een asymmetrische kap kan de opbouw worden opgetrokken vanuit de laagste gevel tot maximaal de goothoogte van de hoogste gevel of de in het bestemmingsplan vastgestelde goothoogte.

  • ·

    Eén volledige verdiepingshoogte.

  • ·

    Materiaal, kleurgebruik, detaillering en vormgeving identiek aan of reagerend op het oorspronkelijke bouwwerk.

  • ·

    Plat afgedekt of indien het bestemmingsplan het toestaat schuine kap met verhoogde noklijn en dakhelling identiek aan het oorspronkelijke dak.

  • ·

    Dichte zijwanden.

  • ·

    Invulling van het kozijn zo transparant mogelijk.

  • ·

    Hoogte boeiboord maximaal 0,25 meter.

  • ·

    Bij meerdere exemplaren op een doorgaand dakvlak een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.

  • ·

    De dakopbouw moet voldoen aan eventuele specifieke criteria uit het gebiedsgerichte beoordelingskader.

Dakopbouw op een plat dak

  • ·

    Vloeroppervlak maximaal 50 % van de dakvloer.

  • ·

    Afstand tot achtergevel en voorgevellijn minimaal 1,00 meter.

  • ·

    Hoogte niet meer dan 2,70 meter.

  • ·

    Materiaal, kleurgebruik, detaillering en vormgeving identiek aan of reagerend op het oorspronkelijke bouwwerk.

  • ·

    Plat afgedekt en dichte zijwanden.

  • ·

    Invulling van het kozijn zo transparant mogelijk

  • ·

    Hoogte boeiboord maximaal 0,25 meter

  • ·

    De dakopbouw moet voldoen aan eventuele specifieke criteria uit het gebiedsgerichte beoordelingskader

Dakopbouw over de nok

  • ·

    Alleen toegestaan als het dak minder steil is dan 35 graden omdat de dakopbouw anders te dominant is vanaf de weg.

  • ·

    Bij tussenwoningen moet de dakopbouw in principe van bouwmuur tot bouwmuur lopen.

  • ·

    Bij een dakopbouw op een kopwoning dient in principe een minimale afstand van 1,50 meter tot de kopgevel aangehouden te worden, bij een schoorsteen moet minimaal 1,00 meter vrijblijven.

  • ·

    Bij twee- of drie-onder-een-kap woningen voldoet een dakopbouw over de nok alleen aan redelijke eisen van welstand indien deze als eenheid en gelijktijdig op alle woningen wordt gebouwd. Dit omdat deze blokjes als eenheid ontworpen zijn en een enkele dakopbouw zo'n blok geheel uit balans zou brengen.

  • ·

    De inwendige hoogte van de zolderkamer bij het raam, de zogenaamde 'glaslijn' (onderkant bovendorpel kozijn) mag niet meer zijn dan 1.80 meter boven de vloer van de tweede verdieping c.q. van de nieuwe zolderruimte.

  • ·

    Onder de nokbalk dient een maximale vrije hoogte van 2,15 m aanwezig te zijn.

  • ·

    Materiaal, kleurgebruik, detaillering en vormgeving identiek aan of reagerend op het oorspronkelijke bouwwerk.

  • ·

    Tussen de oorspronkelijke goot en de onderdorpel van de dakopbouw bij voorkeur minimaal vijf keramische pannen of vier betonpannen vrijhouden, dan wel een vergelijkbare maat.

  • ·

    De hellingshoek van de dakopbouw moet gelijk zijn aan die van het oorspronkelijke dak.

  • ·

    Dichte zijwanden.

  • ·

    Invulling van het kozijn zo transparant mogelijk.

  • ·

    Hoogte boei boord maximaal 0,25 meter.

  • ·

    De dakopbouw moet voldoen aan eventuele specifieke criteria uit het gebiedsgerichte beoordelingskader.

2.4 WELSTANDSCRITERIA VOOR VEEL VOORKOMENDE LICHT-      VERGUNNINGSPLICHTIGE PLANNEN

Toelichting

In deze paragraaf worden de welstandscriteria gegeven voor de ambtelijke toets van enkele veel voorkomende lichtvergunningsplichtige bouwplannen. In tegenstelling tot alle eerder beschreven relatieve welstandscriteria gaat het in deze paragraaf om vrijwel absolute, objectieve criteria die de planindiener vooraf maximale duidelijkheid geven.

Lichtvergunningplichtige plannen die aan deze criteria voldoen worden in principe niet aan de welstandscommissie voorgelegd maar beoordeeld door een ambtenaar, die daartoe door burgemeester en wethouders is gemandateerd. Alleen als zo’n bouwplan niet aan de ambtelijke toetsingscriteria voldoet of wanneer er sprake is van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria, wordt het plan aan de welstandscommissie voorgelegd. De welstandscommissie maakt in dergelijke gevallen tevens gebruik van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

In deze paragraaf zijn welstandscriteria gegeven voor aan- en/of uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, dakkapellen, dakramen en/of zonnecollectoren, gevelwijzigingen, erfafscheidingen, rolhekken etc. en antennes.

AAN- EN/OF UITBOUWEN

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Een aan- of uitbouw is een grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw. Aan- en uitbouwen worden in grote hoeveelheden gerealiseerd. Als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, zijn ze voor het straatbeeld zeer bepalend. Daarom streeft de gemeente in gebieden met een eenvormige bouwstijl naar een herhaling van uniforme exemplaren die passen bij het karakter van de gebouwen en de straat. Belangrijk is dat de contouren en het silhouet van het oorspronkelijke gebouw of bouwblok zichtbaar blijven en dat de aan- of uitbouw qua uitstraling en volume ondergeschikt is aan het oorspronkelijke gebouw.

Een kleine aan- of uitbouw op het achtererf of zijerf is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat zo’n aan- of uitbouw niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrije aan- of uitbouw achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevolen.

Bij een vergunningsplichtige aan- of uitbouw treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een aan- of uitbouw die volgens het bestemmingsplan is toegestaan en waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

Standaardplan

Een aan- of uitbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Aan- of uitbouw op het achtererf

Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw op het achtererf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Oppervlakte: niet meer dan de helft van het oorspronkelijk achtererf mag bebouwd zijn (met het oorspronkelijk erf wordt bedoeld de ruimte vanaf de perceelsgrenzen tot de gevellijn van het hoofdgebouw, zonder gelijktijdig met het hoofdgebouw of later gerealiseerde aan- of uitbouwen).

  • ·

    Hoogte: niet hoger dan a) 4.00 meter gemeten vanaf aansluitend terrein, b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping, en c) het gebouw zelf

  • ·

    Diepte (afmeting haaks op de oorspronkelijke gevel): maximaal 3.50 meter haaks op de oorspronkelijke gevel.

  • ·

    Breedte (afmeting langs de gevel): niet breder dan oorspronkelijke gevel, eventueel te combineren met aan- of uitbouw op het zijerf.

Vorm

  • ·

    Rechthoekig.

  • ·

    Gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw.

  • ·

    Plat dak of een flauw hellend dak en niet meer dan 0.10 meter overstek.

  • ·

    Geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw.

  • ·

    Geen secundaire aan- en/of uitbouw (bijv. uitbouw aan uitbouw of bijgebouw).

Materiaal en kleur

Materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen overeenkomstig het hoofdgebouw.

Overige

De aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor aan- en uitbouwen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

Aan- of uitbouw op het zijerf

Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw op het zijerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Oppervlakte: niet meer dan de helft van het oorspronkelijke zijerf mag bebouwd zijn (met het oorspronkelijk erf wordt bedoeld de ruimte vanaf de perceelsgrenzen tot de gevellijn van het hoofdgebouw, zonder gelijktijdig met het hoofdgebouw of later gerealiseerde aan- of uitbouwen).

  • ·

    Hoogte: niet hoger dan a) 4.00 meter gemeten vanaf aansluitend terrein, b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping, en c) het gebouw zelf.

  • ·

    Diepte (de afmeting haaks op de gevel): maximaal 3.50 meter haaks op de oorspronkelijke gevel

  • ·

    In de Binnenstad bij monumenten wordt per bouwaanvraag een beoordeling gemaakt.

  • ·

    Breedte (de afmeting langs de gevel): een zijaanbouw moet minstens 1.00 meter terugliggen vanaf de voorgevellijn en mag de achtergevellijn niet overschrijden, tenzij deze wordt gecombineerd met een aan- of uitbouw op het achtererf.

  • ·

    Een erker op het zijerf, gecombineerd met een erker op het voorerf: diepte maximaal 1.00 meter en lengte maximaal 2.50 meter.

Vorm

  • .

    Rechthoekig.

  • .

    Gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw.

  • .

    Plat dak of een flauw hellend dak en niet meer dan 0.10 meter overstek.

  • .

    Geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw.

  • .

    Geen secundaire aan- en/of uitbouw (bijv. uitbouw aan uitbouw of bijgebouw).

Erkers: rechthoekig en met een lage gemetselde opbouw met kozijnen.

Materiaal en kleur

Materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen overeenkomstig het hoofdgebouw.

Bij een erker: lichte en transparante uitstraling.

Overige

de aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor aan- en uitbouwen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

Aan- of uitbouw op het voorerf

Als er geen standaardplan is, voldoet een aan- of uitbouw op het voorerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Oppervlakte: niet meer dan de helft van het oorspronkelijk voorerf mag bebouwd zijn (met het oorspronkelijk erf wordt bedoeld de ruimte vanaf de perceelsgrenzen tot de gevellijn van het hoofdgebouw, zonder gelijktijdig met het hoofdgebouw of later gerealiseerde aan- of uitbouwen).

  • ·

    Hoogte: 3.00 meter gemeten vanaf aansluitend terrein (afgezien van een eventuele flauwe kap).

  • ·

    Diepte (de afmeting haaks op de gevel): maximaal 1.50 meter haaks op de oorspronkelijke gevel.

  • ·

    Breedte (de afmeting langs de gevel): niet breder dan de breedte van het kozijn waaraan de aan- of uitbouw wordt geplaatst of niet meer dan 85 % van de woningbreedte.

  • ·

    Een ‘erker om de hoek’: diepte maximaal 1.00 meter en lengte maximaal 2.50 meter.

Vorm

  • ·

    Rechthoekig, eventueel met afgeschuinde hoeken

  • ·

    Vormgegeven als erker met een lage gemetselde opbouw met kozijnen.

  • ·

    Gevelgeleding afgestemd op de gevelgeleding van het hoofdgebouw

  • ·

    Plat dak of flauw hellend dak en niet meer dan 0.10 meter overstek

  • ·

    Geen doorgetrokken dakvlakken vanaf de kap van het hoofdgebouw

  • ·

    Geen secundaire aan- en/of uitbouw (bijv. uitbouw aan uitbouw of bijgebouw), ook indien er in het oorspronkelijke woningontwerp een uitbouw is opgenomen

  • ·

    Zijgevel op perceelsgrens dusdanig vormgeven dat een aan- of uitbouw op naastgelegen perceel kan worden aangebouwd

Materiaal en kleur

  • ·

    Materiaal- en kleurgebruik van de zichtbare delen overeenkomstig het hoofdgebouw

  • ·

    Bij een erker: lichte en transparante uitstraling

Overige

De aan- of uitbouw voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor aan- en uitbouwen in het gebiedsgerichte beoordelingskader

BIJGEBOUWEN EN OVERKAPPINGEN

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Een bijgebouw is een grondgebonden gebouw van één bouwlaag. Het bijgebouw staat los op het erf van het hoofdgebouw en is meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage. Een overkapping is een grondgebonden overkapping van één bouwlaag. De overkapping staat los op het erf of tegen het hoofdgebouw aan en is meestal bedoeld als carport. De gemeente streeft in principe naar een bescheiden uiterlijk van de bijgebouwen en overkappingen: gevels en dakvlakken in donkere gedekte kleuren, eenvoudige kapvorm en geen onnodig grote dakoverstekken of versieringen. Bijgebouwen en overkappingen moeten qua uitstraling en volume ondergeschikt zijn aan het oorspronkelijke gebouw.

Een klein bijgebouw of kleine overkapping op het achtererf of zijerf is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat zo’n bijgebouw of overkapping niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrij(e) bijgebouw of overkapping achteraf ingrijpen als het in ernstige mate in strijd is met redelijk eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevolen.

Bij een vergunningsplichtige(e) bijgebouw of overkapping treedt het bestemmingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. De bestemmingsplannen in Hoorn staan geen bijgebouwen toe op het voorerf.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een bijgebouw dat of overkapping die volgens het bestemmingsplan is toegestaan en waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

Standaardplan

Een bijgebouw of overkapping voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als dit identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Bijgebouw of overkapping op het achtererf of het zijerf, meer dan 1.00 meter terugliggend van het voorerf

Als er geen standaardplan is, voldoet een bijgebouw op het achtererf of het zijerf, meer dan 1.00 meter terugliggend van het voorerf in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Oppervlakte: maximaal 75 m2

  • ·

    Goothoogte: maximaal 3.00 meter gemeten vanaf aansluitend terrein

  • ·

    Nokhoogte: maximaal 5.00 meter

Vorm

  • ·

    Duidelijk rechthoekig en geen opvallende details.

  • ·

    Licht hellend of plat dak en niet meer dan 0.10 meter overstek.

  • ·

    Bij licht hellend dak: vorm en richting van het dak afgestemd op het hoofdgebouw.

  • ·

    Hoogte boeiboord maximaal 0.25 meter.

Materiaal en kleur

  • ·

    Materiaal overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout (bijvoorkeur rabatdelen).

  • ·

    Kleur overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, geen opvallend kleurgebruik.

Overige

  • ·

    Voor de situering van het bijgebouw wordt verwezen naar de UVE of het vigerende bestemmingsplan.

  • ·

    Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor bijgebouwen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

DAKKAPELLEN

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Voor dakkapellen worden zeer veel aanvragen ingediend. Tegelijkertijd zijn ze als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het plaatsen van een dakkapel mag nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Meestal heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn.

·Een dakkapel op het achterdakvlak of het zijdakvlak is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat de dakkapel niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrije dakkapel achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd is met redelijk eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevolen.

Bij een vergunningsplichtige dakkapel geeft het bestemmingsplan soms regels ten aanzien van de doorsnede. De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een dakkapel waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar een positief welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria. Van zo’n bijzondere situatie is in ieder geval sprake bij complexere samengestelde dakvormen (mansardekap, schildkap, e.d.).

Standaardplan

Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Dakkapel op achterdakvlak, of het zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan gevel of erf niet direct grenst aan de weg of openbaar groen

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het achterdakvlak of het zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan de gevel of het erf niet direct grenst aan de weg of openbaar groen, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Niet meer dan de helft van het dakvlak waarop de dakkapel wordt gebouwd mag in beslag worden genomen door dakkapellen, zonnecollectoren of dakramen.

  • ·

    Bij meerdere dakkapellen op doorgaand dakvlak (rijenwoningen e.d.) regelmatige rangschikking op horizontale lijn met minimale tussenruimte van 1.00 meter.

  • ·

    Dakkapellen niet boven elkaar rangschikken.

  • ·

    Breedte: zijkanten meer dan 0.50 meter van de zijkanten van het dakvlak.

  • ·

    Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1.50 meter vanaf de voet van de dakkapel.

  • ·

    De hoogte van de glasmaat is kleiner of gelijk aan de glasmaat van de onderliggende kozijnen.

  • ·

    De dakkapel heeft een relatie met de onderliggende kozijnindeling.

  • ·

    Dakkapel op zijdakvlak: afstand tot voorgevel niet minder dan 1,00 meter.

  • ·

    Dakkapel op achterdakvlak: afstand tot zijgevel, indien de zijgevel ligt aan een zijerf dat direct grenst aan de weg of openbaar groen, niet minder dan 3,00 meter.

  • ·

    Afstand van dakkapel tot overige zijkanten van het dakvlak of hart bouwmuur: niet minder dan 0.50 meter.

  • ·

    Afstand van dakkapel tot noklijn: niet minder dan 0,50 meter.

  • ·

    Afstand van dakkapel tot goot: niet minder dan 0.50 en niet meer dan 1.00 meter.

  • ·

    Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van piramide- of schilddak): niet minder dan 1.00 meter.

Vorm

  • .

    Plat dak of, bij een dakhelling groter dan 45° desgewenst een aangekapte dakkapel.

  • .

    Niet meer dan 0.10 meter overstek.

  • .

    Boeiboord maximaal 0.25 meter.

Materiaal en kleur

  • .

    Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw.

  • .

    Zijwanden dakkapel ondoorzichtig, in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.

Overige

Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor dakkapellen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

Dakkapel op voordakvlak, of zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan gevel of erf direct grenst aan de weg of openbaar groen

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakkapel op het voordakvlak of het zijdakvlak aan een zijde van het gebouw waarvan de gevel of het erf direct grenst aan de weg of openbaar groen, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

    • ·

      Niet meer dan één dakkapel per dakvlak.

    • ·

      Bij meerdere dakkapellen op een horizontale doorgaand dakvlak ( bij rijenwoningen e.d.) regelmatige rangschikking op horizontale lijn met een minimale tussenruimte van 1.00 meter.

    • ·

      Breedte: niet meer dan 50 % van de breedte van het dakvlak (hart bouwmuur tot hart bouwmuur) en niet meer dan 2.00 meter.

    • ·

      Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1.50 meter vanaf de voet van de dakkapel.

    • ·

      Dakkapel op zijdakvlak: afstand tot voorgevel niet minder dan 3,00 meter.

    • ·

      Afstand van dakkapel tot overige zijkanten van het dakvlak of hart bouwmuur: niet minder dan 0.90 meter.

    • ·

      Afstand van dakkapel tot noklijn: niet minder dan 0,50 meter.

    • ·

      Afstand vanaf goot: niet minder dan 0.50 meter en niet meer dan 1.00 meter.

    • ·

      Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van piramide- of schilddak): niet minder dan 1.00 meter.

Vorm

  • ·

    Plat dak of bij een dakhelling groter dan 45° desgewenst een aangekapte dakkapel.

  • ·

    Niet meer dan 0.10 0.15 meter overstek.

  • ·

    Boeiboord maximaal 0.25 meter.

Materiaal en kleur

  • ·

    Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw.

  • ·

    Zijwanden dakkapel ondoorzichtig en in donkere kleur of afgewerkt in kleur van het dakvlak.

Overige

Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor dakkapellen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

DAKRAMEN EN/OF ZONNECOLLECTOREN

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Een dakraam of zonnecollector is een vlak aangebracht in het dakvlak, waarbij de hoofdvorm van het dakvlak behouden blijft en rondom dakpannen of andere dakbedekking aanwezig is. Dakramen en zonnecollectoren beïnvloeden het ruimtelijk profiel van het straatbeeld niet overmatig.

Het aanbrengen van dakramen of zonnecollectoren op alle dakvlakken is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat het aanbrengen van dergelijke dakramen of zonnecollectoren niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrije dakramen of zonnecollectoren achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd zijn met redelijk eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevolen.

De welstandscriteria voor dakramen en zonnecollectoren gelden met name bij het aanbrengen van hiervan op aangewezen beschermde monumenten en op panden in het beschermde stadsgezicht. In de overige gebieden zijn de welstandscriteria voor dakramen en zonnecollectoren slechts richtinggevend. In deze gebieden geldt dat een dakraam of zonnecollector die niet binnen de randvoorwaarden voor het vergunningsvrij aanbrengen van hiervan past, zeker niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Standaardplan

Een dakraam of zonnecollector voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als dit identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder door de welstandscommissie goedgekeurde en als zodanig aangewezen standaardplan of als zodanig aan te merken plan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Welstandscriteria voor een dakraam of zonnecollector

Als er geen standaardplan is, voldoet een dakraam of zonnecollector in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Niet meer dan de helft van het dakvlak waarin het dakraam of de zonnecollector wordt aangebracht mag in beslag worden genomen door dakkapellen, dakramen of zonnecollectoren.

  • ·

    Bij meerdere dakramen of zonnecollectoren op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op horizontale lijn met een minimale tussenruimte van 1.00 meter.

  • ·

    Dakraam of zonnecollector in zijdakvlak of achterdakvlak: breedte niet meer dan 3,00 meter.

  • ·

    Dakraam of zonnecollector in voordakvlak: breedte niet meer dan eenderde van de breedte van het dakvlak (hart bouwmuur tot hart bouwmuur) en niet meer dan 2.00 meter.

  • ·

    Hoogte: verticaal gemeten niet meer dan 1.00 meter.

  • ·

    Dakraam of zonnecollector in zijdakvlak: afstand tot voorgevellijn niet minder dan 3,00 meter.

  • ·

    Dakraam of zonnecollector in achterdakvlak: afstand tot zijgevellijn, indien de zijgevel ligt aan een zijerf dat direct grenst aan de weg of openbaar groen, niet minder dan 3,00 meter

  • ·

    Afstand van dakraam of zonnecollector tot overige zijkanten van het dakvlak of hart bouwmuur: niet minder dan 0.50 meter.

  • ·

    Afstand van dakraam of zonnecollector tot noklijn: niet minder dan 0,50 meter.

  • ·

    Afstand van dakraam of zonnecollector tot goot: niet minder dan 0.50 meter.

  • ·

    Afstand tot de hoekkepers en kilkepers (in geval van piramide- of schilddak): niet minder dan 1.00 meter.

Vorm

  • ·

    Rechthoekig.

  • ·

    Verzonken in het dakvlak.

Materiaal en kleur

Materiaal, kleur en detaillering afgestemd op het hoofdgebouw.

Overige

Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor dakramen of zonnecollectoren in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

GEVELWIJZIGINGEN

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Van een gevelwijziging is sprake bij het veranderen of verplaatsen van een kozijn, venster, raam, deur of gevelpaneel. Omdat de opbouw van de gevel een belangrijk onderdeel is van de architectonische vormgeving van het gebouw en/of de straatwand moeten ook de gevelwijzigingen zorgvuldig worden ontworpen. In principe mag de samenhang en de ritmiek in straatwanden niet worden verstoord door incidentele gevelwijzigingen.

Een gevelwijziging in de achtergevel of een zijgevel van een gebouw is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat de gevelwijziging niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrije gevelwijziging achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd is met redelijk eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevolen.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een gevelwijziging waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

Standaardplan

Een gevelwijziging voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Gevelwijziging in de achtergevel of een zijgevel die niet direct grenst aan de weg of openbaar groen en niet is gelegen aan een direct aan de weg of openbaar groen grenzend zijerf

Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging in de achtergevel of een zijgevel die niet direct grenst aan de weg of openbaar groen en niet is gelegen aan een direct aan de weg of openbaar groen grenzend zijerf, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Maximaal één gevelelement per gevel verandert.

  • ·

    Maatvoering afgestemd op hoofdgebouw.

Materiaal en kleur

Kleur- en materiaalgebruik afgestemd op oorspronkelijke gevel.

Overige

Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor kozijn- of gevelwijzigingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

Gevelwijziging in de voorgevel of een zijgevel die direct grenst aan de weg of openbaar groen of is gelegen aan een direct aan de weg of openbaar groen grenzend zijerf

Als er geen standaardplan is, voldoet een gevelwijziging in de voorgevel of een zijgevel die direct grenst aan de weg of openbaar groen of is gelegen aan een direct aan de weg of openbaar groen grenzend zijerf, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

  • ·

    Maximaal één gevelelement per gevel verandert.

  • ·

    De gevelwijziging mag niet leiden tot een wijziging van de draagconstructie van het gebouw.

  • ·

    De gevelwijziging mag niet leiden tot wijziging van een bestaande gevelopening.

Vorm

  • ·

    De gevelwijziging moet als zelfstandig element zijn vormgegeven en harmoniëren met de oorspronkelijke gevel.

  • ·

    Samenhang en ritmiek van de straatwand mag niet worden niet verstoord.

Kleur- en materiaalgebruik

  • ·

    Materiaal overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in hout.

  • ·

    Kleur overeenkomstig het hoofdgebouw, geen opvallend kleurgebruik.

Overige

Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor kozijn- of gevelwijzigingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

ERFAFSCHEIDINGEN

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Een erfafscheiding is een bouwwerk, bedoeld om het erf af te bakenen van een buurerf of van de openbare weg. Een erfafscheiding tussen buren moet in de eerste plaats door beide kanten worden gewaardeerd. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan zal de gemeente zich terughoudend opstellen.

Erfafscheidingen aan de openbare weg zijn van grote invloed op de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente streeft ernaar een rommelige indruk door een te grote verscheidenheid aan erfafscheidingen te voorkomen. Vooral in nieuwbouwwijken is dit een belangrijk punt, omdat het groen hier de eerste jaren nog niet volgroeid is. Erfafscheidingen moeten passen bij het karakter van de omgeving. Het buitengebied vraagt bijvoorbeeld om andere erfafscheidingen dan de woongebieden. Erfafscheidingen moeten op een zorgvuldige en professionele manier worden geplaatst en moeten worden gemaakt van duurzame materialen. Een lange, gesloten, slecht onderhouden schutting wekt bij velen het gevoel op van verloedering en sociale onveiligheid. Begroeide hekwerken en beplantingen hebben een open en vriendelijke uitstraling, daarom gaat de eerste voorkeur altijd uit naar een erfafscheiding van haagplanten zoals liguster of haagbeuken of volledig te begroeien gazen hekwerken.

Een het plaatsen van een erfafscheiding is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat de erfafscheiding niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente bij een vergunningsvrije erfafscheiding achteraf ingrijpen als deze in ernstige mate in strijd is met redelijk eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevolen.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor een erfafscheiding waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

In de praktijk zal blijken dat de welstandscriteria voor erfafscheidingen op het voorerf met name zullen worden gebruikt in het beschermd stadsgezicht, de linten en bij aangewezen monumenten. In de overige gebieden zijn de welstandscriteria voor erfafscheidingen op het voorerf slechts richtinggevend. In deze gebieden geldt dat een erfafscheiding op het voorerf die niet binnen de randvoorwaarden voor vergunningsvrij bouwen past, zeker niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Standaardplan

Een erfafscheiding voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd standaardplan. Informatie over standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Erfafscheiding op het achtererf of zijerf, meer dan 1.00 meter terug-liggend vanaf de voorgevel

Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op het achtererf of zijerf, meer dan 1.00 meter terugliggend vanaf de voorgevel, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

Hoogte niet meer dan 2.00 meter.

Materiaal en kleur

  • ·

    Bij voorkeur een erfafscheiding bestaande uit haagplanten zoals liguster of haagbeuken of een volledig te begroeien gazen hekwerk.

  • ·

    In andere gevallen: materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal.

  • ·

    Geen toepassing van beton, kunststof, staal, rietmatten of vlechtschermen

  • ·

    Kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, geen opvallend kleurgebruik.

Overige

Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

Erfafscheiding op het voorerf of zijerf, minder dan 1.00 meter terugliggend vanaf de voorgevel

Als er geen standaardplan is, voldoet een erfafscheiding op het voorerf of zijerf, minder dan 1.00 meter terugliggend van de voorgevellijn, in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Maatvoering

Hoogte niet meer dan 1.00 meter.

Materiaal en kleur

  • ·

    Bij voorkeur een erfafscheiding bestaande uit haagplanten zoals liguster of haagbeuken of een volledig te begroeien gazen hekwerk.

  • ·

    In andere gevallen: materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstige het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal.

  • ·

    Geen toepassing van beton, kunststof, staal, rietmatten of vlechtschermen.

  • ·

    Kleur afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten, geen opvallend kleurgebruik.

Overige

Deze voldoet aan de eventuele aanvullende criteria voor erfafscheidingen in het gebiedsgerichte beoordelingskader.

ROLHEKKEN, LUIKEN, ROLLUIKEN

Beschrijving en uitgangspunten voor welstandsbeleid

Rolhekken, luiken en rolluiken zijn voorzieningen om ruiten van gebouwen tegen inbraak en vandalisme te beschermen. Deze voorzieningen kunnen de omgeving een doods aanzien geven en criminaliteit bevorderen, daarom stimuleert de gemeente in de eerste plaats het toepassen van alternatieve oplossingen zoals geweldbestendig glas en/of elektronische beveiligingssystemen. Het plaatsen van een rolhek, luik of rolluik is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat het rolhek, luik of rolluik niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente achteraf ingrijpen als het rolhek, luik of rolluik in ernstige mate in strijd is met redelijk eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevolen.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor rolhekken, luiken of rolluiken waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

In de praktijk zal blijken dat de welstandscriteria voor rolhekken, luiken en rolluiken met name zullen worden gebruikt in het beschermd stadsgezicht, de linten en bij aangewezen monumenten. In de overige gebieden zijn de welstandscriteria voor rolhekken, luiken en rolluiken slechts richtinggevend. In deze gebieden geldt dat een rolhek, luik of rolluik die niet binnen de randvoorwaarden voor vergunningsvrij bouwen past, zeker niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Standaardplan

Een rolhek, luik of rolluik voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een eerder voor het betreffende bouwblok of straat door de welstandscommissie goedgekeurd en als zodanig aangewezen standaardplan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Welstandscriteria voor rolhekken, luiken en rolluiken

Als er geen standaardplan is, voldoet een rolhek, luik of rolluik in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • ·

    rolhekken,luiken, rolluiken in een gesloten of deels gesloten uitvoering buiten de gevel zijn niet toegestaan;

  • ·

    een gesloten luik of rolluik is alleen toegestaan als dit wordt aangebracht aan de binnenzijde op een afstand van minimaal 2,00 meter van de winkel pui waarbij na sluitingtijd verlichting aanwezig is tussen de pui en het luik of rolluik;

  • ·

    indien dit niet tot de mogelijkheden behoort, moet de voorziening een open structuur hebben (voor minimaal 70% bestaande uit glasheldere doorkijkopeningen);

  • ·

    rolhekken, luiken of rolluiken moeten op een architectonisch verantwoorde manier in de gevel worden opgenomen (bij getoogde ramen de bovenzones op een verantwoorde manier dichten);

  • ·

    kleuren moeten harmoniëren met de gevel, ongeverfde materialen zijn niet toegestaan;

  • ·

    rolkasten, geleidingen en rolhekken moeten zo goed mogelijk in de gevel worden ingepast, uitstekende kasten op plaatsen waar inbouw mogelijk is zijn niet aanvaardbaar.

ANTENNES

Beschrijving en uitgangspunten voor welstandsbeleid

De explosieve groei van satelliettelevisie en de mobiele telefonie hebben geleid tot een sterke toename van antenne-installaties in de vorm van spriet-, staaf- of schotelantennes. De aanbieders van mobiele telefonie in Nederland werken ieder voor zich aan een dekkend netwerk, maar kunnen krachtens de Telecommunicatiewet worden gedwongen hu apparatuur zoveel mogelijk gezamenlijk op één mast of gebouw te combineren. Antennes kunnen vrijstaand worden geplaatst of op of aan een bouwwerk worden aangebracht. Vaak worden daarvoor monumentale (kerk)torens uitgekozen, wat zeer verstorend kan zijn voor het silhouet van het gebouw.

Het plaatsen van een antenne is binnen bepaalde randvoorwaarden vergunningsvrij. Dat heeft onder meer tot gevolg dat de antenne niet preventief, dus vooraf, wordt beoordeeld op redelijke eisen van welstand. Wel kan de gemeente achteraf ingrijpen als de antenne in ernstige mate in strijd is met redelijk eisen van welstand (dit gebeurt op grond van de excessenregeling, zie paragraaf 1.9). Bij twijfel wordt vooroverleg met de afdeling Bouw- en Woningtoezicht aanbevo-len.

De hieronder genoemde welstandscriteria zijn bruikbaar voor antennes waarvoor een lichte bouwvergunning moet worden aangevraagd. Voldoet het plan aan deze criteria dan kan een gemandateerde ambtenaar het positieve welstandsoordeel geven. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van deze criteria dan wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandscriteria.

In de praktijk zal blijken dat de welstandscriteria voor antennes met name zullen worden gebruikt in de beschermde gezichten en bij aangewezen monumenten. In de overige gebieden zijn de welstandscriteria voor antennes vooral richtinggevend. In deze gebieden geldt dat een antenne die niet binnen de randvoorwaarden voor vergunningsvrij bouwen past, meestal niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

Welstandscriteria voor antennes

Een antenne voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:

  • ·

    niet aangebracht nabij, op of aan monumenten of beeldbepalende panden;

  • ·

    niet in het karakteristieke kleinschalige buitengebied;

  • ·

    niet in open groen landschap;

  • ·

    gesitueerd bij verkeersknooppunten, benzinestations, parkeerplaatsen etc, of bij bedrijfs- en fabrieksterreinen;

  • ·

    aangebracht op of aan reclamezuilen, (hoog)spanningsmasten of verkeersportalen etc.;

  • ·

    materiaal, kleur, detaillering onopvallend en aanvaardbaar in relatie tot de omgeving, reclame-uitingen en felle kleuren zijn niet toegestaan;

  • ·

    schotelantennes niet aan de voorzijde, niet groter dan 2,00 m diameter en situering en kleurstelling aangepast aan de omgeving;

  • ·

    bij plaatsing op bestaande bebouwing dient de antenne-installatie zoveel mogelijk onzichtbaar te zijn vanaf de openbare weg.

RECLAME-UITINGEN

Beschrijving en uitgangspunten voor het welstandsbeleid

Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalende element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is. In andere gebieden zijn (bepaalde) reclame-uitingen ongewenst. De gemeente heeft beleid geformuleerd voor het aanbrengen van reclame-uitingen. Criteria betrekking hebbende op welstand zijn hieronder opgenomen. Naast algemene criteria zijn er specifieke criteria geformuleerd voor de binnenstad, de bedrijventerreinen, de woongebieden en de linten en voor de winkelcentra.

Standaardplan

Een reclame-uiting voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een eerder voor het betreffende bouwblok of straat door de welstandscommissie goedgekeurd en als zodanig aangewezen standaardplan. Informatie over de standaardplannen is verkrijgbaar bij de afdeling Bouw- en Woningtoezicht.

Welstandscriteria reclame-uitingen

Als er geen standaardplan is, voldoet een reclame-uiting in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan.

Algemene criteria

  • ·

    Loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan, de gevel.

  • ·

    Geen reclame-uitingen die het uitzicht op de openbare ruimte ernstig belemmeren.

Criteria voor de binnenstad

  • ·

    Reclame-uitingen dienen tegen de gevel te worden aangebracht.

  • ·

    Reclame-uitingen waarvan de bevestigingsconstructie in verhouding tot de aan te brengen. reclame en het gebouw te ver uit het gevelvlak steekt zijn niet toe-gestaan.

  • ·

    Reclame-uitingen dienen loodrecht op of evenwijdig aan en vlak tegen de gevel te zijn geplaatst.

  • ·

    Reclame-uitingen met verticaal aangebrachte belettering zijn in principe niet toegestaan.

  • ·

    Bevestigingsconstructies, waaronder toevoerleidingen en hulptoestellen dienen aan het oog te zijn onttrokken.

  • ·

    Ten behoeve van het aanbrengen van reclames op gebouwen worden drie zones onderscheiden (zie figuur).

afbeelding binnen de regeling

Zone 1, reclame plat op de gevel of op een zonnescherm of markies

Zone 2, reclame plat op de gevel:

    • -

      hoogte: maximaal 60% van de bandbreedte (bovenkant begane grond pui tot onderkant verdiepingskozijn) met een maximum van 0,6 m;

    • -

      lengte van een lichtbak maximaal 60% van de gevelbreedte.

Zone 2, reclame haaks op de gevel:

  • -

    maximaal één reclame-uiting per pand;

  • -

    hoogte: maximaal 1 meter;

  • -

    bij straten van minder dan 5 meter breed een maximale uitsteekmaat van 0,5 meter;

  • -

    bij straten van meer dan 5 meter breed een maximale uitsteekmaat van een tiende van de straatbreedte met een maximum van 1 meter.

Zone 3: geen reclame-uitingen toegestaan.

Het totaal aan reclame-uitingen dient niet meer te zijn dan 15 % van het geveloppervlak dat op grond van de hierboven staande zonering in aanmerking komt voor het aanbrengen van reclame-uitingen.

Op monumenten is het aanbrengen van verlichte reclames uitsluitend toegestaan indien deze zijn uitgevoerd in losse letters in neon en beperkt blijven tot maximaal 60 % van de gevelbreedte.

Het aanbrengen van (reclame)lantaarns bij horecapanden is toegestaan aan weerszijden van de entree en overigens met een minimale afstand van 5 meter tot elkaar.

Criteria voor bedrijventerreinen

  • ·

    Situering tegen de gevel tot maximaal 10% van het gevelvlak.

  • ·

    Per perceel maximaal.

  • ·

    1 reclamemast met een hoogte van 5 meter, met daaraan ten hoogste 3 lichtbakken waarvan de afmeting per bak maximaal 1 x 1 meter bedraagt, of;

  • ·

    1 reclamezuil met een hoogte van maximaal 7 meter met daaraan aan de bovenzijde bevestigd één object van drie of vier zijden, waarvan de afmeting per zijde niet meer mag bedragen dan 2,75 x 1,50 meter; de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens van de onder dit punt bedoelde objecten dient tenminste 5 meter te bedragen of;

  • ·

    1 monosign met een hoogte van maximaal 5 meter en een breedte van maximaal 2 meter, of;

  • ·

    1 bill-board waarvan de afmeting maximaal 1,50 meter hoog en 3,00 meter breed is, indien het desbetreffende perceel minimaal 30 meter breed is. Het billboard dient op palen geplaatst te worden waarbij de onderzijde van het bord tenminste 1 meter en de bovenzijde maximaal 3 meter boven het maaiveld dient te staan en ten minste 10 uit de zijdelingse perceelgrens.

Criteria voor woongebieden en linten

  • ·

    Reclames aan de gevel van panden met een woonbestemming, zijn niet toegestaan.

  • ·

    Reclame-uitingen op gronden met een woonbestemming dienen los van de gevel in de voortuin geplaatst te worden, de maximale afmeting bedraagt 2 meter lang en 0,5 meter hoog, geplaatst op palen met een hoogte van maximaal 1 meter en in principe onverlicht.

  • ·

    Bewegende reclames (lichtcouranten e.d.) zijn niet toegestaan.

Criteria voor winkelcentra

  • ·

    Reclame-uitingen dienen beperkt te blijven tot de onderpui.

  • ·

    Het totaal aan reclame-uitingen dient beperkt te blijven tot 15% van het geveloppervlak dat in aanmerking komt van het aanbrengen van reclame-uitingen.

  • ·

    Bewegende reclames (lichtcouranten e.d.) zijn niet toegestaan.

2.5 WELSTANDSCRITERIA VOOR (HER-)ONTWIKKELINGS- PROJECTEN

Toelichting

De welstandsnota bevat geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dergelijke welstandscriteria kunnen namelijk niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan aan ten grondslag ligt.

Procedure

Zodra zo’n (her)ontwikkelingsproject aan de orde is zal de gemeenteraad de welstandscriteria daarvoor vast moeten stellen, als aanvulling op de welstandsnota.

Het opstellen van deze welstandscriteria wordt voortaan een vast onderdeel van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden opgesteld door de stedenbouwkundige of de supervisor, in overleg met de welstandscommissie. Tegelijk kunnen afspraken over de werkwijze bij eventuele planbegeleiding en bij de welstandsbeoordeling worden vastgelegd.

Voor dergelijke aanvullingen op de welstandsnota geldt dat de inspraak wordt gekoppeld aan de reguliere inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding.

De welstandscriteria voor de grote (her-)ontwikkelingsprojecten moeten zijn vastgesteld voordat de planvorming van de eerste bouwplannen start en worden bekend gemaakt aan alle potentiële opdrachtgevers in het gebied.

Projecten

Deze procedure zal in elk geval worden gevolgd bij de volgende projecten:

Bangert/Oosterpolder

Dit gebied wordt gevormd door de nog voor woningbouw bestemde restgebieden binnen de gemeentegrenzen van Hoorn. Het gebied wordt door de Noorderdracht aan de oostzijde begrensd en aan de westzijde door de bestaande bebouwing van respectievelijk de Dorpsstraat en Kloosterhout en ligt vervolgens tussen de linten van de Dorpsstraat en de Westerblokker. Het lint Koewijzend/Bangert ligt binnen het gebied. Voor het gebied is een structuurvisie opgesteld.

Buitenstad

Zoals reeds in paragraaf 2.2. onder de gebiedsbeschrijving van de beheersgebieden staat zal dit gebied worden herontwikkeld. Herontwikkeling van het gebied zal er toe leiden dat er de aankomende jaren een aanzienlijke hoeveelheid nieuwbouw zal worden gebouwd. Nabij het NS-station zal met name een grote hoeveelheid kantoorvloeroppervlak komen. Ten Noorden van de Provincialeweg zal er een toenemend aantal detailhandelsfunctie worden gerealiseerd. Daar-naast zal er in het Buitenstad het nodige aantal voorzieningen worden gerealiseerd.

ARTIKEL B Overgangsbepaling

Op een aanvraag om bouwvergunning, vrijstelling of toestemming anderszins, die is ingediend vóór het tijdstip waarop deze beleidsregels van kracht worden en waarop op genoemd tijdstip nog niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals deze luidden vóór de vaststelling van de onderhavige beleidsregels, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft dat de onderhavige beleidsregels worden toegepast.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad der gemeente Hoorn, d.d. 6 april 2004.

BIJLAGE 1

BEGRIPPENLIJST

Aanbouw : grondgebonden toevoeging van één bouwlaag aan een gevel van een gebouw

Achterkant : de achtergevel, het achtererf en het dakvlak aan de achterzijde van een gebouw

Afdak : dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen

Agrarische bedrijfswoning : een woning liggend op het erf van een agrarisch bedrijf, kennelijk slechts bestemd voor de huisvesting van één of meer personen werkzaam bij het betrokken agrarisch bedrijf

Asymmetrische kap : zadeldak waarbij het dakvlak aan 1 zijde doorloopt tot aan de gevel van de daaronder gelegen bouwlaag

Band : horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuursteen of baksteen

Bebouwingsvak : een op de kaart aangegeven aaneengesloten gebied, geheel of gedeeltelijk door bebouwingsgrenzen omgeven, waarmee gronden zijn aangegeven waarop gebouwen zijn toegestaan

Bedrijfsgebouw : een gebouw dat blijkens zijn aard en indeling een voor bedrijven bruikbare ruimte(n) omvat

Beschot : afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen

Bestrating : verharding in de vorm van straatstenen of tegels

Bijgebouw : een bij een woning of woonschip behorend gebouw, dat geen woonruimte(n) bevat en zich visueel onderscheidt van een woning of een woonschip

Blinde muur of gevel : gevel of wand zonder raam, deur of andere opening

Boeibord : opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal

Borstwering : lage dichte muur tot borsthoogte

Bouwlaag : een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke – of bij benadering gelijke – hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, een dakopbouw, een kap en een kaplaag

Bovenbouw : het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels

Bungalow : meestal vrijstaande woning waarvan alle vetrekken op de begane grond zijn gesitueerd

Carport : afdak om de auto onder te stallen

Dak : afdekking van een gebouw, vlak of hellend dak, waarop dakbedekking is aangebracht

Dakhelling : de hoek van het dak

Dakkapel : uitbouw op een hellend vlak

Dakopbouw : een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, waarmee het silhouet van het oorspronkelijke dak veranderd

Dakraam : raam in een hellend dak

Detail : ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam

Drager en invulling : de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tussen drager en invulling werd ge bruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)

Ensemble : architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden

Erf : onbebouwd stuk grond behorende bij een boerderij of huis

Erker : aanbouw van ten hoogste één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in metselwerk, hout en/of glas

Flat : woongebouw met meerdere verdiepingen

Galerij : gang aan de buitenkant van een flat(gebouw) die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen

Geleding : verticale, horizontale of figuratieve indeling van de gevel door middel van gevelopeningen, metselwerk, inspringen of andere gevelkenmerken en –detailleringen

Gepotdekseld : gedeeltelijk elkaar overlappende gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan

Gevel : buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor- zij- of achtergevel)

Gootklos : in of aan de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot

Individueel gebouw : zelfstandig, op zichzelf staand gebouw

Industriebebouwing : gebouwen met een industriële bestemming

Kavel : grondstuk, kadastrale eenheid

Klossen : uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten

Kop : in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw

Lak : afwerklaag van schilderwerk

Latei : draagbalk boven gevelopening

Lessenaarsdak : dak bestaand uit één hellend dakvlak

Lichtkoepel : raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel

Lijst : een meestal versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel

Lint : lange weg met daarlangs - meestal oudere – bebouwing

Luifel : een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur of raam

Maaiveld : bovenzijde van het terrein dan een bouwwerk omgeeft, de grens tussen grond en lucht

Mansardedak : dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat

Massa : volume van een gebouw of bouwdeel

Metselverband : het zichtbare patroon van metselwerk

Middenstijl : verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn

Nok : horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak

Onderbouw : het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak

Ondergeschikt : voert niet de boventoon

Ontsluiting : de toegang tot een gebied

Oriëntatie : de richting van een gebouw ten aanzien van de noordpijl

Overstek : bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel

Paneel : rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting

Plaatmateriaal : bouwmateriaal dat in plaatvorm, zoals hout (triplex en multiplex) kunststof (onder andere trespa) of metaal (vlak of met profiel)

Plint : een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw

Portiek : gemeenschappelijk trappenhuis

Rijtjeshuis : huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwd, gelijkende woningen

Rollaag : horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand

Rooilijn : lijn die de grens aangeeft waarlangs maximaal gebouwd mag worden

Schilddak : dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken

Schuur : bijgebouw ten behoeve van opslag

Situering : plaats van het bouwwerk in zijn omgeving

Stolp : boerderijtype met wonen, werken en stallen onder één groot dak

Textuur : de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de oneffenheden van de steen en het voegwerk)

Uitbouw : aan het hoofdgebouw vastzittend bouwwerk dat rechtsreeks vanuit het gebouw toegankelijk is

Voorgevellijn : denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk

Voorkant : de voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw

Windveer : plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de buitenste rij pannen

Zadeldak : dak met tweeoverliggende dakvlakken die bij de nok samenkomen

Zijgevellijn : denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk

Zijkant : de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een ge- bouw

BIJLAGE 2

Register van straatnamen met verwijzing naar welstandsgebieden

A

Aagje Dekenplein

Kersenboogerd [W]

Aanweg

Kersenboogerd [W]

Abbingstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

ABC

Binnenstad

Abdij

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Acacia

Kersenboogerd [W]

Achter de Vest

Binnenstad

Achter op 't Zand

Binnenstad

Achterom

Binnenstad

Achterstraat

Binnenstad

Adriaen Boomstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Akkerwinde

Risdam [W]

Aletta Jacobsstraat

Kersenboogerd [W]

Alexanderstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Amethyst

Nieuwe Steen [W+B]

Amstelweg

Kersenboogerd [W]

Andriessenhof, Mari

Kersenboogerd [W]

Anjerhof

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Anodeweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Appelgaard

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Appelhaven

Binnenstad

Ark

Risdam [W]

Arminiaanse Glop

Binnenstad

Assumburggracht

Kersenboogerd [W]

Astronautenweg

Grote Waal [W]

Atoomweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

B

Baanstraat

Binnenstad

Baatland

Binnenstad

Bagijnensteeg

Binnenstad

Baljuw

Risdam [W]

Bandstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Bangert

Koewijzend-Bangert

Barnsteen

Nieuwe Steen [W+B]

Bastion

Kersenboogerd [W]

Bazillehof

Kersenboogerd [W]

Beatrixlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Beatrixtraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Bellefleurlaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Benonilaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Berkhouterweg

Buitenstad [W+B]

Berkmergouw

Risdam [W]

Bernard de Vriesstraat

Buitenstad [W+B]

Bertus Aafjeshof

Kersenboogerd [W]

Besegaard

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Betje Wolffplein

Kersenboogerd [W]

Betsyperk

Kersenboogerd [W]

Beurtschip

Risdam [W]

Bierkade

Binnenstad

Binneblijfstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Binnenluiendijk

Binnenstad

Binnenplaats

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Blokmergauw

Risdam [W]

Blokmergouw

Nieuwe Steen [W+B]

Bobeldijkerweg

Blauwe berg Noord [R]

Boedijnhof

Kersenboogerd [W]

Boeier

Risdam [W]

Boekerij

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Boekert

Kersenboogerd [W]

Boelisstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Boerenwagen

Risdam [W]

Bolwerk

Kersenboogerd [W]

Bontekoestraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Boogschutter

Grote Waal [W]

Boomgaarden

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Borstwering

Kersenboogerd [W]

Boterbloem

Risdam [W]

Bottelsteeg

Binnenstad

Botter

Risdam [W]

Bottersteeg

Binnenstad

Bouwsteen

Nieuwe Steen [W+B]

Bramleylaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Brandnetel

Risdam [W]

Brandwachter

Risdam [W]

Brederodegracht

Kersenboogerd [W]

Breed

Binnenstad

Breestraat

Binnenstad

Breeuwer

Risdam [W]

Breitnerhof

Kersenboogerd [W]

Brik

Risdam [W]

Bronnerhof, Jan

Kersenboogerd [W]

Brouwerijsteeg

Binnenstad

Brouwhuis

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Bullepad

Nieuwe Steen [W+B]

Buttersteeg

Binnenstad

Butterwoud

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Buurtje

Binnenstad

C

Ceder

Kersenboogerd [W]

Cees Buddinghhof

Kersenboogerd [W]

Cezannehof

Kersenboogerd [W]

Chrysantenhof

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Claas-Vale Hen

Binnenstad

Claes Molenaersgang

Binnenstad

Clement Maertenszstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Cole Porterhof

Kersenboogerd [W]

Commandeur Ravenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Coxlaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Crabstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Cypres

Kersenboogerd [W]

D

Dal

Binnenstad

Dampten

Buitenstad [W+B]

Dars

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

De Blauwe Berg

Buitenstad [W+B]

De Compagnie

Westfrisia [B]

De Corantijn

Westfrisia [B]

De Factorij

Westfrisia [B]

De Huesmolen

Risdam [W]

De Hulk

Grote Waal [W]

De Hulk

De Hulk

De Keijzerstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

De Lange Akker

Risdam [W]

De Molengang

Grote Waal [W]

De Opgang

Risdam [W]

De Oude Veiling

Oude Veiling [B]

De Roskam

Blauwe berg Noord [R]

De Uitspanning

Kersenboogerd [W]

De Vang

Grote Waal [W]

De Vicqstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

De Weel

Buitenstad [W+B]

De Weel

Grote Waal [W]

De Wieken

Grote Waal [W]

Diamantplein

Nieuwe Steen [W+B]

Dibbitsstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Diepenbrockhof

Kersenboogerd [W]

Diezeweg

Kersenboogerd [W]

Dillenburglaan, Nassau

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Dinkelweg

Kersenboogerd [W]

Diodeweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Distel

Risdam [W]

Doelenplein

Binnenstad

Dorpel

Kersenboogerd [W]

Dorpsstraat

Dorpsstraat

Dovenetel

Risdam [W]

Dr. C.J.K. van Aalstweg

Buitenstad [W+B]

Draafsingel

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Drieboomlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Driestal, de

Binnenstad

Druckerstraat, Wilhelmina

Kersenboogerd [W]

Druivenhof

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Dubbele Buurt

Binnenstad

Dubloen

Kersenboogerd [W]

Duinsteeg

Binnenstad

Dukaat

Kersenboogerd [W]

Duke Ellingtonhof

Kersenboogerd [W]

Dvorakhof

Kersenboogerd [W]

E

Ed Hoornikweg

Kersenboogerd [W]

Eenhuizenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Eikstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Ekster

Kersenboogerd [W]

Electronplein

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Electronplein

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Electronweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Emmalaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Enigenburggracht

Kersenboogerd [W]

Ermgardlaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

F

Florastraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Florijn

Kersenboogerd [W]

Foreestensteeg

Binnenstad

Frans Halslaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Frederik Hendrikstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Fruitlaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

G

Galerij

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Galjoen

Risdam [W]

Gasfrabriekstraat

Binnenstad

Gedempte AppelhavenSlapershaven

Binnenstad

Gedempte Turfhaven

Binnenstad

Geldelozeweg

Buitenstad [W+B]

Geldelozeweg

Geldelozeweg

Geldersesteeg

Binnenstad

Gerard den Brabanderhof

Kersenboogerd [W]

Gerberahof

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Gerrit Achterberghof

Kersenboogerd [W]

Gerritsland

Binnenstad

Geulweg

Kersenboogerd [W]

Gildeplein

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Gildeweg

Gildenweg [B]

Glazenwagen

Risdam [W]

Glop

Binnenstad

Goghhof, van

Kersenboogerd [W]

Golden Deliciouslaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Gording

Kersenboogerd [W]

Gortsteeg

Binnenstad

Goudreinetlaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Goudsmidsstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Gouw

Binnenstad

Gravenstraat

Binnenstad

Grevelingenweg

Kersenboogerd [W]

Groef

Kersenboogerd [W]

Groene Steen

Kersenboogerd [W]

Groenelaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Groenewoud

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Grote Beer

Grote Waal [W]

Grote Havensteeg

Binnenstad

Grote Kerk

Binnenstad

Grote Noord

Binnenstad

Grote Oost

Binnenstad

Grutto

Kersenboogerd [W]

H

Han Hoekstrahof

Kersenboogerd [W]

Hanebalk

Kersenboogerd [W]

Haneekampsteeg

Binnenstad

Henninkstraat

Binnenstad

Het Erf

Risdam [W]

Het Gangwerk

Grote Waal [W]

Het Kruiwerk

Grote Waal [W]

Het Oude Ambacht

Risdam [W]

Hoefblad

Risdam [W]

Hoefijzer

Risdam [W]

Hoeker

Risdam [W]

Hoge Vest

Binnenstad

Hogerbeetsstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Holenweg

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Holenweg

Holenweg [B]

Hondsdraf

Risdam [W]

Hoofd

Binnenstad

Hoogesteeg

Binnenstad

Hoogewoud

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Hooiklamp

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Hoornbloem

Risdam [W]

Houtduif

Kersenboogerd [W]

Houtzaagmolen

Grote Waal [W]

Hunzeweg

Kersenboogerd [W]

I

IJsselmeerdijk

De Hulk

IJsselweg

Kersenboogerd [W]

Irishof

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Italiaanse Zeedijk

Binnenstad

J

J.D. Pollstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

J.P. Coenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Jacques Bloemhof

Kersenboogerd [W]

James Grievelaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Jan Campertstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Jan Haring steeg

Binnenstad

Jan Mayenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Jan Molenwerfstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Jan van Necksteeg

Binnenstad

Jan Willemszstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Jeroenensteeg

Binnenstad

Jeudje

Binnenstad

Johan Messchaertstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Johannes Poststraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Jonathanlaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Juliana van Stolberglaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Julianalaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Julianapark

Binnenstad

Julianaplein

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Juniusstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Jupiterhof

Grote Waal [W]

K

Kaarder

Risdam [W]

Kamille

Risdam [W]

Kap

Kersenboogerd [W]

Kapberg

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Karos

Risdam [W]

Karperkuilkade

Binnenstad

Karperkuilweg

Binnenstad

Karveel

Risdam [W]

Kasteellaan

Kersenboogerd [W]

Kathodeweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Kazerneplein

Binnenstad

Keern

Keern

Keern

Buitenstad [W+B]

Kentonhof, Stan

Kersenboogerd [W]

Kerkelaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Kerketuin

Risdam [W]

Kerkewagen

Risdam [W]

Kerkplein

Binnenstad

Kerkstraat

Binnenstad

Kernweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Ketellapper

Risdam [W]

Kieftentuin

Risdam [W]

Kievit

Kersenboogerd [W]

Kinderbalk

Kersenboogerd [W]

Klagerstuin

Risdam [W]

Klaproos

Risdam [W]

Klaverwoud

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Kleine Havensteeg

Binnenstad

Kleine Noord

Binnenstad

Kleine Oost

Binnenstad

Klipper

Risdam [W]

Klokketuin

Risdam [W]

Kloosterhout

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Kloosterpoort

Binnenstad

Kluut

Kersenboogerd [W]

Koegang

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Koepoortsplein

Binnenstad

Koepoortsweg

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Koewijzend

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Koewijzend

Koewijzend-Bangert

Kolenbergstraat

Koewijzend-Bangert

Kolenbergstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Kometenstraat

Grote Waal [W]

Koolmees

Kersenboogerd [W]

Koopvaarder

Risdam [W]

Koperslager

Risdam [W]

Koppesstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Korenbloem

Risdam [W]

Korenmarkt

Binnenstad

Korenmolen

Grote Waal [W]

Korte Achterstraat

Binnenstad

Kosterstuin

Risdam [W]

Krijterslaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Krommewoud

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Kruisstraat

Binnenstad

Kruitmolenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Kuil

Binnenstad

L

Lageweg

Kersenboogerd [W]

Lageweg

Holenweg [B]

Lambert Meliszweg

Buitenstad [W+B]

Lange Kerkstraat

Binnenstad

Langetuin

Risdam [W]

Larix

Kersenboogerd [W]

Leisteen

Nieuwe Steen [W+B]

Leliestraat

Binnenstad

Lepelaar

Kersenboogerd [W]

Liedtsstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Lijndraaier

Risdam [W]

Lijster

Kersenboogerd [W]

Lindestraat

Binnenstad

Lingeweg

Kersenboogerd [W]

Liornestraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Loniusstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Louise de Colignylaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Luifel

Kersenboogerd [W]

M

Maasweg

Kersenboogerd [W]

Maelsonstraat

Buitenstad [W+B]

Mallegomsteeg

Binnenstad

Marketenster

Risdam [W]

Marquettegracht

Kersenboogerd [W]

Marskramer

Risdam [W]

Mathilde Wibautstraat

Kersenboogerd [W]

Matissehof

Kersenboogerd [W]

Mauritsstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Mecklenburgstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Melknapsteeg

Binnenstad

Melkweg

Grote Waal [W]

Mercuriushof

Grote Waal [W]

Merensstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Messing

Kersenboogerd [W]

Metselaarsstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Middelweg

Buitenstad [W+B]

Middenweg

Grote Waal [W]

Millerhof, Glenn

Kersenboogerd [W]

Mina Krusemanstraat

Kersenboogerd [W]

Moerbalk

Kersenboogerd [W]

Molsteeg

Binnenstad

Monethof

Kersenboogerd [W]

Mosterdsteeg

Binnenstad

Munnickenveld

Binnenstad

Munnikenwoud

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Muntstraat

Binnenstad

N

Nachtegaal

Kersenboogerd [W]

Nachtwachter

Risdam [W]

Nasaustraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Nassau Dillenburgstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Neptunushof

Grote Waal [W]

Neutronweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Nieuwe Noord

Binnenstad

Nieuwe Steen

Nieuwe Steen [W+B]

Nieuwendam

Binnenstad

Nieuwendoorngracht

Kersenboogerd [W]

Nieuwewal

Schellinkhouterdijk [R]

Nieuwland

Binnenstad

Nieuwlicht

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Nieuwsteeg

Binnenstad

Nieuwstraat

Binnenstad

Nok

Kersenboogerd [W]

Noorder Veemarkt

Buitenstad [W+B]

Noorderhout

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Noorderkerksteeg

Binnenstad

Noorderplantsoen

Binnenstad

Noorderstraat

Binnenstad

O

Oliemolen

Grote Waal [W]

Onder de Boompjes

Binnenstad

Oosteinde

Buitenstad [W+B]

Ooster Plantsoen

Binnenstad

Ooster St. Janssteeg

Binnenstad

Oostereiland

Binnenstad

Oostergouw

Westfrisia [B]

Oostergouw

Nieuwe Steen [W+B]

Oostergouw

Kersenboogerd [W]

Oosterkade

Binnenstad

Oosterkerksteeg

Binnenstad

Oosterpoort

Binnenstad

Oosterscheldeweg

Kersenboogerd [W]

Opkamer

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Opperdijk

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Oranjestraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Orionstraat

Grote Waal [W]

Ossenweide

Risdam [W]

Oude Doelenkade

Binnenstad

Oude Sluisje, ´t

Binnenstad

P

Paardebloem

Risdam [W]

Paardensteeg

Binnenstad

Paardenweide

Risdam [W]

Pakhuisstraat

Binnenstad

Palissade

Kersenboogerd [W]

Pallandhof, Charlote van

Kersenboogerd [W]

Papiermolen

Grote Waal [W]

Pastoor Nuyenstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Pater Bleysstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Patio

Kersenboogerd [W]

Pelmolenpad

Buitenstad [W+B]

Peperstraat

Binnenstad

Peregaard

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Pergola

Kersenboogerd [W]

Pieter Florisstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Pieterseliestraat

Binnenstad

Pinksterbloem

Risdam [W]

Pinxterstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Pissarrohof

Kersenboogerd [W]

Plantage

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Plevier

Kersenboogerd [W]

Plutohof

Grote Waal [W]

Poldermolen

Grote Waal [W]

Pompsteeg

Binnenstad

Poolster

Grote Waal [W]

Poortwachter

Risdam [W]

Porder

Risdam [W]

Postiljon

Risdam [W]

Prieel

Kersenboogerd [W]

Prins Bernhardstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Prins Willem-Alexanderstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Proostensteeg

Binnenstad

Protonweg

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Provincialeweg S9

Buitenstad [W+B]

Provincialeweg S9

Risdam [W]

Provincialeweg S9

Nieuwe Steen [W+B]

Provincialeweg S9

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Provincialeweg S9

Kersenboogerd [W]

Provincialeweg S9

Holenweg [B]

Pruimegaard

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

R

Radboudgracht

Kersenboogerd [W]

Raedeckerhof, John

Kersenboogerd [W]

Ramen

Binnenstad

Reaal

Kersenboogerd [W]

Refter

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Reiger

Kersenboogerd [W]

Reinettenhof

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Rembrandtlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Renoirhof

Kersenboogerd [W]

Ridderspoor

Risdam [W]

Rietzanger

Kersenboogerd [W]

Rijnweg

Kersenboogerd [W]

Rijnweg

Holenweg [B]

Robert Stolzhof

Kersenboogerd [W]

Robijn

Nieuwe Steen [W+B]

Rode Steen

Binnenstad

Roerdomp

Kersenboogerd [W]

Rondeelstraat

Kersenboogerd [W]

Roodborstje

Kersenboogerd [W]

Rotiusstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Rozenhof

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

S

Saffier

Nieuwe Steen [W+B]

Sapmastraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Saturnushof

Grote Waal [W]

Scharloo

Binnenstad

Scheldeweg

Kersenboogerd [W]

Schellinkhouterdijk

Schellinkhouterdijk [R]

Schellinkhoutersteeg

Binnenstad

Schelphoek

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Schepenen

Risdam [W]

Schoener

Risdam [W]

Schoolsteeg

Binnenstad

Schoolstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Schotland

Binnenstad

Schout

Risdam [W]

Schout

Risdam [W]

Schoutenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

's-Hof

Binnenstad

Sint Chrispijnstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Sint Eloystraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Sint Jozefstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Siriusstraat

Grote Waal [W]

Sjees

Risdam [W]

Slapershaven

Binnenstad

Sleutelbloem

Risdam [W]

Slijksteeg

Binnenstad

Slotenmaker

Risdam [W]

Sluiswachter

Risdam [W]

Smaragd

Nieuwe Steen [W+B]

Smelterssteeg

Binnenstad

Smetanahof

Kersenboogerd [W]

Sonckstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Sophie Itringastraat

Kersenboogerd [W]

Spaarneweg

Kersenboogerd [W]

Spant

Kersenboogerd [W]

Speelwagen

Risdam [W]

Spinner

Risdam [W]

Spitsbergenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Spoorsingel

Binnenstad

Spoorstraat

Binnenstad

Sportlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

St. Josephpark

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

St. Martinusstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

St. Matthijsstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Stapel

Binnenstad

Stationsplein

Buitenstad [W+B]

Stationsweg

Buitenstad [W+B]

Steenbokstraat

Grote Waal [W]

Sterappellaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Sterrenweg

Grote Waal [W]

Stijgbeugel

Risdam [W]

Stijl

Kersenboogerd [W]

Stoelenmatter

Risdam [W]

Stolphoeve

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

T

't Bon

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

't Grachtje Over

Risdam [W]

Tempelsteeg

Binnenstad

Timmerwerf

Binnenstad

Tinnegieter

Risdam [W]

Tjalk

Risdam [W]

Topaas

Nieuwe Steen [W+B]

Torenwachter

Risdam [W]

Tortelduif

Kersenboogerd [W]

Trommelstraat

Binnenstad

Turfhaven

Binnenstad

Turfschip

Risdam [W]

Turfsteeg

Binnenstad

Tweeboomlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Tyrasstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

V

Van Akerlakenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Van Beijerenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Van de Blocqueriestraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Van Dedemstraat

Buitenstad [W+B]

Van den Bosstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Van Goyenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Van Oostzanenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Van Teylingenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Veemarkt

Binnenstad

Veermanskade

Binnenstad

Veilingweg

Gildenweg [B]

Venenlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Venidse

Binnenstad

Venneweg

De Hulk

Veranda

Kersenboogerd [W]

Verfmolen

Grote Waal [W]

Verlengde Lageweg

Holenweg [B]

Vermeerlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Vicqstraat, de

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Vierkant

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Vijandstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Vijzelmolen

Grote Waal [W]

Vijzelstraat

Binnenstad

Vismarkt

Binnenstad

Visserseiland

Binnenstad

Vitringastraat, Sophie

Kersenboogerd [W]

Volder

Risdam [W]

Volkerakweg

Kersenboogerd [W]

Vollerswaal

Binnenstad

Vredehofstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

W

Wabenstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Wagenaarstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Warmoesstraat

Binnenstad

Waterkers

Risdam [W]

Waterman

Grote Waal [W]

Watermolen

Grote Waal [W]

Waterpoort

Kersenboogerd [W]

Watersnip

Kersenboogerd [W]

Watertje

Binnenstad

Weegbree

Risdam [W]

Weeshuistuin

Binnenstad

Weidemolen

Grote Waal [W]

West

Binnenstad

Wester Sint Jansteeg

Binnenstad

Westerblokker

Westerblokker

Westerdijk

Buitenstad [W+B]

Westerdijk

Binnenstad

Westerdijk

Grote Waal [W]

Westersingel

Buitenstad [W+B]

Westfriese Hof

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Westfrisiaweg

Westfrisia [B]

Wever

Risdam [W]

Wieringstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Wijdebrugsteeg

Binnenstad

Wijdesteeg

Binnenstad

Wijtemastraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Wilhelminalaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Wilhelminastraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Willem Alexanderstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Willem Barentszstraat

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Willem de Zwijgerlaan

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Willemsweg

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

Willemsweg

Holenweg [B]

Windmolen

Grote Waal [W]

Winterkoninkje

Kersenboogerd [W]

Wisselstraat

Binnenstad

Wogmergouw

Risdam [W]

Y

Yellowlaan

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Z

Zaanweg

Kersenboogerd [W]

Zesstedenweg

De Hulk

Zon

Binnenstad

Zuideezeedijk

De Hulk

Zuider Plantsoen

Binnenstad

Zuiderdijk

Holenweg [B]

Zuiderdijk

Hoorn 80 / Schelphoek [B]

Zuiderdracht

Kersenboogerd [W]

Zuiderhout

Kersenboogerd [W]

Zuiderkruisstraat

Grote Waal [W]

Zuiderstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Zuiderstraat

Dorpsstraat Zuid / Kloosterhout / Blokweer [W]

Zwaagdijk

Keern

Zwaagmergouw

Risdam [W]

Zwanebloem

Risdam [W]

Zwarte Pad

Hoorn Noord / Hoorn Zuid [W]

COLOFON

De welstandsnota Hoorn werd opgesteld in opdracht van de gemeente Hoorn door de Stichting Welstandszorg Noord-Holland in samenwerking met VVK architectuur en stedenbouw BV.

Begeleiding

G.van der Meer, voormalig wethouder RO gemeente Hoorn, voorzitter werkgroep Welstandsnota Hoorn’

S.J. de Jong, coördinator bouw- en woningtoezicht gemeente Hoorn

K. Pit, stedenbouwkundig gemeente Hoorn

A. Boezaard, afdeling monumentenzorg gemeente Hoorn

T. Salman, architect, lid van de welstandscommissie West-Friesland, Kring Hoorn

Samenstelling

José van Campen en Marijke Beek, Stichting Welstandszorg Noord-Holland Peter Kwantes en Kevin Welling, VVK Architectuur en Stedenbouw BV

Uitgave Gemeente Hoorn, 2003

Copyrightsopdrachtgever en samenstellers