Regeling vervallen per 09-12-2014

Commissieverordening 2006

Geldend van 19-04-2006 t/m 08-12-2014

Intitulé

Registratienummer: 06.14868

De Raad van de gemeente Hoorn;

 

gelezen op artikel 82 van de gemeentewet,

gelet op artikel 5 van het Reglement van Orde van de gemeenteraad,

 

besluit:

 

vast te stellen

 COMMISSIEVERORDENING 2006

ARTIKEL 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Gemeentewet.

  • b.

    de commissie: een raadscommissie ex artikel 82 Gemeentewet.

  • c.

    de voorzitter: het raadslid dat benoemd is als voorzitter van de commissie.

  • d.

    het presidium: het presidium van de raad zoals bedoeld in artikel 4 van het Reglement van Orde voor de gemeenteraad.

  • e.

    de agendacommissie: de agendacommissie van de raad zoals bedoeld in artikel 5 van het Reglement van Orde voor de gemeenteraad.

  • f.

    de griffier: de functionaris die de raad bijstaat, zoals bedoeld in de artikelen 100 en 107 t/m 107e van de wet.

  • g.

    de commissiesecretaris: secretaris van een raadscommissie of diens vervanger.

  • h.

    het college: het bestuursorgaan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn.

  • i.

    niet-raadsleden: leden van een commissie namens een in de raad vertegenwoordigde politieke groepering, die geen raadslid zijn.

  • j.

    termijnagenda: lange termijnplanning met onderwerpen die voor een bepaalde datum aangemeld zijn voor een vergadering van een commissie.

 ARTIKEL 2 INSTELLING COMMISSIES EN SUBCOMMISSIES

  • 1.

    Commissies worden ingesteld bij verordening.

  • 2.

    Een commissie is bevoegd, al dan niet onder het stellen van aanvullende randvoorwaarden, subcommissies in te stellen met betrekking tot zaken die het werkterrein en de taken van de commissie betreffen.

  • 3.

    De voorzitter van een commissie stelt de agendacommissie en de voorzitter van de raad onmiddellijk op de hoogte van door de commissie ingestelde subcommissies.

ARTIKEL 3 INSTELLING COMMISSIES; WERKTERREINEN

  • 1.

    De raad stelt de volgende commissies in:

    • a.

      Bestuur en Middelen

    • b.

      Stad en Ruimte

    • c.

      Mens en Maatschappij

  • 2.

    De raadscommissie Bestuur en Middelen adviseert aan de raad over de volgende onderwerpen:

    • a.

      Relatie burger – bestuur en bestuurlijke vernieuwing

    • b.

      Kwaliteit van dienstverlening

    • c.

      Bestuurszaken

    • d.

      Regiozaken

    • e.

      Openbare orde en veiligheid

    • f.

      Burgerzaken

    • g.

      Financiën (exclusief taken van de auditcommissie)

    • h.

      Bedrijfsvoering (facilitaire zaken, personeel en organisatie, automatisering)

  • 3.

    De raadscommissie Stad en Ruimte adviseert aan de raad over de volgende onderwerpen:

    • a.

      Wijkaanpak

    • b.

      Milieu

    • c.

      Ruimtelijke ordening

    • d.

      Volkshuisvesting

    • e.

      Infrastructuur

    • f.

      Verkeer en vervoer

    • g.

      Beheer

    • h.

      Stedelijke ontwikkeling en grote projecten

    • i.

      Ontwikkeling bedrijventerreinen

  • 4.

    De raadscommissie Mens en Maatschappij adviseert aan de raad over de volgende onderwerpen:

    • a.

      Welzijn/WMO

    • b.

      Werk en bijstand

    • c.

      Onderwijs

    • d.

      Sport en recreatie

    • e.

      Kunst, cultuur en monumenten

    • f.

      Economie en werkgelegenheid

    • g.

      Toerisme

    • h.

      Centrummanagement

  • 5.

    Indien een onderwerp meerdere raadscommissies aangaat, wordt het onderwerp in de afzonderlijke raadscommissies besproken, tenzij de voorzitters van de betrokken raadscommissies in overleg beslissen dat een gezamenlijke vergadering van de raadscommissies wordt belegd of dat de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, het onderwerp behandelt.

  • 6.

    Indien een gezamenlijke vergadering van raadscommissies wordt belegd, vervult de voorzitter van de raadscommissie die het onderwerp het meest aangaat, de taken van de voorzitter.

ARTIKEL 4   TAKEN

  • 1.

    Tot de taak van een raadscommissie en van een andere commissie van advies behoort het geven van advies aan de raad over alle zaken die bij de instelling aan haar zijn opgedragen en door de raad daartoe aan haar worden voorgelegd.

  • 2.

    De raadscommissies kunnen ingevolge artikel 82 lid 1 van de wet de besluitvorming van de raad voorbereiden en overleggen met het college en de burgemeester.

  • 3.

    De raadscommissies kunnen aan de raad ongevraagd advies uitbrengen over alle zaken die tot haar werkgebied behoren, of die zij naar haar oordeel in het belang van haar taak nuttig en nodig acht.

ARTIKEL 5 SAMENSTELLING RAADSCOMMISSIES

  • 1.

    Een raadscommissie bestaat uit:

    • a.

      een door de raad uit zijn midden benoemde voorzitter;

    • b.

      een maximum aantal van 2 leden per fractie.

  • 2.

    De voorzitter is technisch voorzitter van de commissie en is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van deze verordening;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

  • 3.

    De raad kan de benoeming van de voorzitter altijd herzien.

  • 4.

    De in het eerste lid genoemde leden worden door de raad op voordracht van de fracties benoemd.

  • 5.

    Een lid kan raadslid of niet-raadslid zijn. De artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing op leden van een raadscommissie niet zijnde raadsleden. Zij ondertekenen daartoe een door de griffier opgestelde verklaring. Het commissielid, niet-raadslid, vertegenwoordigt als lid van de raadscommissie uitdrukkelijk de fractie door wie het lid is voorgedragen.

  • 6.

    Wijziging van het voorzitterschap of het lidmaatschap van een commissie gebeurt bij afzonderlijk raadsbesluit.

ARTIKEL 6 VERVANGING

  • 1.

    De raad benoemt op voordracht van een fractie voor iedere raadscommissie één plaatsvervangend lid per fractie als het gaat om fracties met maximaal 5 zetels in de raad, en maximaal twee plaatsvervangers als het gaat om fracties met 6 en meer zetels in de raad. Ieder plaatsvervangend lid voldoet aan de in artikel 5 lid 5 genoemde vereisten. Per fractie zal maximaal één aanwezig lid of plaatsvervangend lid het woord voeren bij een agendapunt.

  • 2.

    Niet meer dan twee personen uit de leden en de plaatsvervangende leden nemen permanent deel aan de beraadslagingen van een commissievergadering. Er kan tussentijds wel gewisseld worden, waardoor een plaatsvervanger de plaats inneemt van een aanwezig lid, om vervolgens het woord te kunnen voeren bij een onderwerp of het agendapunt, dat binnen zijn of haar expertise valt. De fractie kan zelf, afhankelijk van het onderwerp en de expertise van de betrokken leden en plaatsvervangende leden, bepalen wie de woordvoerders zijn.

  • 3.

    De raad benoemt een plaatsvervangend voorzitter. De plaatsvervangend voorzitter vervangt de voorzitter bij verhindering of ontstentenis. In geval van gelijktijdige verhindering van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van een raadscommissie. zit een andere commissievoorzitter, zo mogelijk na overleg in de agendacommissie, de vergadering voor.

  • 4.

    Bij langdurige verhindering van de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de raadscommissie wordt door de raad uit zijn midden een waarnemer benoemd.

ARTIKEL 7 ZITTINGSDUUR EN VACATURES

  • 1.

    De zittingsperiode van een lid, de voorzitter en hun plaatsvervangers eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van de raad.

  • 2.

    Een lid en zijn plaatsvervanger houden op lid te zijn van een raadscommissie indien zij niet meer voldoen aan de in artikel 5 lid 5 gestelde eisen.

  • 3.

    Het voorzitterschap en het plaatsvervangend voorzitterschap vervallen op de dag waarop de voorzitter respectievelijk de plaatsvervangend voorzitter ophoudt lid van de raad te zijn.

  • 4.

    De leden benoemd ter vervulling van een opengevallen plaats, ter vervanging van een ontslagen lid of wegens tussentijdse uitbreiding van het aantal leden, treden af op hetzelfde tijdstip als de leden, bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    De voorzitter van een raadscommissie maakt deel uit van de agendacommissie. Bij zijn afwezigheid wordt hij in de agendacommissie vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

ARTIKEL 8 ONTSLAG

  • 1.

    De raad kan de door hem benoemde leden altijd ontslaan. De raad benoemt in dat geval zo snel mogelijk een nieuw lid, tenzij de raad besluit de ontstane vacature niet te vervullen.

  • 2.

    De voorzitter en de leden en hun plaatsvervangers kunnen altijd ontslag nemen. Het verzoek tot het verlenen van ontslag wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad. Het ontslag gaat in op het moment waarop de indiener het ontslag wil laten ingaan. De raad benoemt in dat geval zo snel mogelijk een nieuw lid, tenzij de raad besluit de ontstane vacature niet te vervullen.

  • 3.

    De raad kan een lid van een commissie ontslaan op voorstel van de fractie op wiens voordracht het lid is benoemd. Indien een fractie niet langer vertegenwoordigd is in de raad, blijkens een schriftelijke verklaring van de fractie aan de raad, dan vervalt het lidmaatschap van het lid dat op voordracht van die fractie is benoemd van rechtswege.

ARTIKEL 9 COMMISSIESECRETARIS

  • 1.

    Het secretariaat van een raadscommissie wordt vervuld door de griffier of door een medewerker van de griffie onder de verantwoordelijkheid van de griffier.

  • 2.

    De commissiesecretaris is in iedere vergadering aanwezig. De commissiesecretaris is zijn commissie behulpzaam bij al haar werkzaamheden. Hij draagt zorg voor het maken van een samenvattend verslag van het behandelde in een commissievergadering en vermeldt daarin de uit te brengen adviezen en de door het college gedane toezeggingen. Het verslag wordt als regel in de eerstvolgende vergadering ter vaststelling aangeboden.

  • 3.

    Het verslag wordt toegezonden aan alle leden van de gemeenteraad, aan het college, aan abonnementhouders en het wordt geplaatst op de website van de gemeente. Artikel 15 van deze Verordening is daarbij van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 10 UITNODIGING

  • 1.

    Een commissie vergadert in beginsel één keer per maand. De vergaderingen vangen in beginsel aan om 20.00 uur en worden gehouden in het stadhuis.

  • 2.

    De voorzitter nodigt de leden schriftelijk of digitaal voor de vergadering uit. De uitnodiging, de agenda en de daarbij behorende stukken worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste 10 dagen voor de dag van vergadering aan de leden toegezonden. Een vergadering waar door het vereiste aantal leden op de voorgeschreven wijze om is gevraagd, wordt gehouden binnen 14 dagen na ontvangst van het verzoek.

  • 3.

    De voorzitter draagt ervoor zorg, dat gelijktijdig met het uitnodigen van de leden, op de in de gemeente gebruikelijke wijze, openbaar kennis wordt gegeven van het houden van een openbare vergadering. De openbare bekendmaking vermeldt tenminste plaats, datum, uur en de conceptagenda van de vergaderingen.

  • 4.

    De voorzitter draagt er, ten aanzien van openbare vergaderingen zorg voor, dat gelijktijdig met de leden van de commissie, degenen die direct belanghebbende zijn bij de op de agenda vermelde onderwerpen worden uitgenodigd voor het bijwonen van de vergadering. Voor iedere vergadering zendt hij de conceptagenda toe aan de raadsleden die geen lid zijn van zijn commissie.

ARTIKEL 11 AGENDA EN AGENDACOMMISSIE

  • 1.

    De agendacommissie stelt de conceptagenda van de commissies vast.

  • 2.

    Bij de agendapunten wordt tenminste aangegeven of het gaat om een behandeling in het kader van advisering aan de raad over besluitvorming, een meningvormende of thematische bespreking, dan wel om informatie die ter kennisname wordt aangeboden.

  • 3.

    De door het college voor de termijnagenda van een commissie aangemelde onderwerpen, komen op de conceptagenda van een commissie. Onderwerpen van het college die niet op de termijnagenda staan, komen niet op de conceptagenda van een commissie, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De voorzitter legt in die gevallen de commissie eerst voor of zij het agendapunt wil behandelen.

  • 4.

    De commissie stelt in elke vergadering de termijnagenda vast. De commissie kan, op voorstel van een lid of op voorstel van de voorzitter van de commissie, of een wethouder, of de burgemeester, agendapunten toevoegen aan of verwijderen van haar termijnagenda.

  • 5.

    Artikel 8, 9 en 10 van het Reglement van Orde van de gemeenteraad, zijn van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 12 LIJST VAN AAN- EN AFWEZIGEN

  • 1.

    De commissiesecretaris zorgt voor het bijhouden van een lijst van aan- en afwezigen.

  • 2.

    De commissiesecretaris houdt een lijst bij in verband met de aanwezigheidsvergoeding van niet-raadsleden.

ARTIKEL 13 OPENBAARHEID EN BESLOTENHEID

  • 1.

    De vergaderingen van een commissie zijn behoudens het bepaalde in de Wet en deze verordening, openbaar.

  • 2.

    De deuren worden gesloten indien de voorzitter dat nodig oordeelt of daarom door minimaal één lid wordt gevraagd.

  • 3.

    Na het sluiten van de deuren beslist de vergadering terstond of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 4.

    Over onderwerpen die in een vergadering met gesloten deuren zijn behandeld wordt in dezelfde vergadering beslist of een advies wordt uitgebracht. Met gesloten deuren wordt in ieder geval vergaderd indien onderwerpen aan de orde zijn waarbij personen of functionarissen in persoon zijn betrokken of zaken die in de persoonlijke levenssfeer liggen, dan wel indien het gemeentebelang door openbare behandeling kan worden geschaad.

  • 5.

    Van een vergadering met gesloten deuren wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt, dat niet openbaar wordt gemaakt tenzij de commissie of de raad anders beslist.

  • 6.

    De overige leden van de raad zijn bevoegd de openbare en besloten vergaderingen van de raadscommissies waarvan zij geen lid zijn als toehoorder bij te wonen.

  • 7.

    Op degenen die vergaderingen van deze commissies bijwonen op grond van lid 6, is artikel 15 van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 14 AANWEZIGHEID BURGEMEESTER EN WETHOUDER(S)

  • 1.

    De burgemeester of een wethouder zijn aanwezig bij de vergaderingen waar onderwerpen aan de orde zijn die hun portefeuille betreffen.

  • 2.

    De burgemeester of een wethouder nemen deel aan de beraadslaging indien en voor zover de commissie dit aangeeft.

  • 3.

    Indien de commissie, in afwijking het onder lid 1 en 2 bepaalde, zonder de burgemeester of een wethouder wil vergaderen, dan stelt de voorzitter hen daarvan voorafgaand aan de vergadering in kennis.

  • 4.

    Het onder lid 1 en lid 2 bepaalde geldt ook voor besloten vergaderingen van de commissie. Op de burgemeester of een wethouder die vergaderingen van commissies bijwonen is artikel 15 van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL 15 GEHEIMHOUDING

  • 1.

    Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de commissie overeenkomstig artikel 86, lid 1 en lid 2, van de wet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. De raadscommissie kan besluiten de geheimhouding op te heffen of tot een bepaalde termijn te beperken.

  • 2.

    Indien de raad op grond van artikel 25, derde en vierde lid, van de wet voornemens is de geheimhouding op te heffen wordt daarover, indien de commissie die geheimhouding heeft opgelegd daarom verzoekt, in een besloten vergadering met de commissie overleg gevoerd.

  • 3.

    De commissiesecretaris verleent inzage in originele stukken die voor de leden bij de griffie ter inzage liggen en waarvoor geheimhouding geldt op grond van de wet of op grond van artikel 15 lid 1 van deze verordening.

ARTIKEL 16 QUORUM

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter onder verwijzing naar dit artikel, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, op een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het ontvangen van de schriftelijke of digitale uitnodiging is gelegen.

  • 3.

    Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. De raadscommissie kan echter over andere aangelegenheden alleen beraadslagen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is.

ARTIKEL 17 STEMMING

  • 1.

    De voorzitter van de commissie kan, als een beslissing moet worden genomen die tot de bevoegdheid van de commissie hoort, vragen om een stemming.

  • 2.

    Ieder aanwezig commissielid brengt één stem uit.

  • 3.

    Voor een stemming over personen zijn de artikelen 33, 34 en 35 van het Reglement van Orde van de gemeenteraad van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarna mededeling van het genomen besluit.

ARTIKEL 18 ADVIES AAN DE RAAD

  • 1.

    Behandeling van agendapunten die voorbereiding van besluitvorming door de raad inhouden, mondt uit in een door de voorzitter en de commissiesecretaris ondertekend schriftelijk advies aan de raad. In het advies aan de raad staat een korte samenvatting van het besprokene en de standpunten van de in de commissie vertegenwoordigde fracties.

  • 2.

    Het advies vermeldt indien mogelijk een conclusie, een voorstel voor de wijze van agendering van het onderwerp in de raadsvergadering en de door het college gedane toezeggingen.

  • 3.

    Als er sprake is van een ongevraagd advies aan de raad, dan gebeurt dit eveneens schriftelijk, en wordt melding gemaakt van het feit dat de commissie de raad op eigen initiatief over een onderwerp dat onder haar taakgebied valt adviseert.

ARTIKEL 19 PUBLIEKSRONDVRAAG EN SPREEKRECHT

  • 1.

    Er zijn in een commissie twee mogelijkheden voor burgers om het woord te voeren:

    • a.

      het stellen van een algemene vraag bij de publieksrondvraag aan het begin van de vergadering;

    • b.

      het inspreken bij een agendapunt.

  • 2.

    Aan het begin van de vergadering wordt de mogelijkheid geboden aan het publiek om een vraag te stellen aan de commissie. Het betreft vragen over onderwerpen die niet op de agenda staan. De maximale spreekduur voor de vragensteller is drie minuten. In totaal is maximaal dertig minuten beschikbaar.

  • 3.

    Aanmelden voor de publieksrondvraag kan tot uiterlijk een kwartier voor aanvang van de vergadering, bij de voorzitter of de commissiesecretaris.

  • 4.

    Volgorde van het stellen van vragen door het publiek wordt bepaald door de voorzitter.

  • 5.

    Een inspreker maakt zich, voordat hij het woord neemt, bekend aan de commissie.

  • 6.

    Inspreken tijdens een commissievergadering kan op een onderwerp dat vermeld staat op de agenda. Er kan niet ingesproken worden over een besluit van het gemeentebestuur dat is genomen waartegen nog bezwaar of beroep open staat of heeft opengestaan.

  • 7.

    Insprekers dienen zich uiterlijk voor 17.00 uur op de dag waarop de vergadering wordt gehouden aan te melden bij de griffie. De voorzitter geeft insprekers ten hoogste drie minuten het woord, direct voorafgaand aan de behandeling van het agendapunt. Na de eerste termijn van de commissie wordt de inspreker een tweede termijn van ten hoogste 2 minuten toegestaan, tenzij de commissie anders beslist.

  • 8.

    De commissie kan bepalen dat anderen dan de leden, een wethouder of de burgemeester deelnemen aan de beraadslaging over een onderwerp op de agenda.

ARTIKEL 20 ORDE

  • 1.

    De voorzitter handhaaft de orde van de vergadering.

  • 2.

    Hij stelt regels ten aanzien van het interrumperen van sprekers.

  • 3.

    De voorzitter en ieder lid kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 4.

    Over een voorstel van orde beslist de commissie terstond.

ARTIKEL 21 TOEHOORDERS EN PERS

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd, toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken. Toehoorders die bij herhaling de orde in de vergadering verstoren kan hij voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering ontzeggen.

ARTIKEL 22 GELUID- EN BEELDREGISTRATIE

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de raadsvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en volgen zijn aanwijzingen hierover, of die van de commissiesecretaris.

ARTIKEL 23 VERBOD GEBRUIK MOBIELE TELEFOONS

In de vergaderzaal, met inbegrip van de publieke tribune, is tijdens de vergadering het gebruik, alsmede het stand-by houden van mobiele telefoons of andere communicatiemiddelen, die inbreuk kunnen maken op de orde van de vergadering zonder toestemming van de voorzitter niet toegestaan.

ARTIKEL 24 INWERKINGTREDING

Deze verordening treedt in werking op de dag waarop de openbare bekendmaking plaatsvindt.

ARTIKEL 25 UITLEG COMMISSIEVERORDENING

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, of bij twijfel omtrent de toepassing van de verordening, beslist de raad op voorstel van de agendacommissie.

ARTIKEL 26 CITEERARTIKEL

Deze verordening kan worden aangehaald als Commissieverordening 2006.

Toelichting op de commissieverordening 2006

 

In de Gemeentewet wordt onderscheid gemaakt tussen raadscommissies, bestuurscommissies en andere commissies (resp. artikel 82, 83 en 84 Gemeentewet).

 

Raadscommissies adviseren aan de raad op allerlei beleidsvelden. Zij bereiden de besluitvorming in de raad voor, voeren overleg met het college en de burgemeester, vaak met betrokken bewoners en externen.

 

Bestuurscommissies zijn commissies waar bevoegdheden van de raad, het college of de burgemeester aan worden overgedragen.

 

‘Andere commissies’ kunnen alle mogelijke denkbare taken hebben. Er kan gedacht worden aan adviescommissies, ad hoc commissies en wijkraden.

 

Deze verordening heeft alleen betrekking op de raadscommissies. Voor ‘andere commissies van de raad’, zoals de Auditcommissie en de Rekenkamercommissie worden in aparte verordeningen aparte regels gesteld. Het vergaderstelsel is door de oude, zowel als de nieuwe raad tegen het licht gehouden. Dit heeft geleid tot een aantal aanpassingen in het RvO (Reglement van Orde) van de raad, zowel als in de onderhavige commissieverordening.

 

De raad regelt in deze verordening de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de raadscommissies. De Gemeentewet verplicht overigens niet tot het instellen van raadscommissies.

 

Door de samenhang tussen het RvO van de raad en de commissieverordening is ook dit laatste herzien. Het onderwerp ‘spreekrecht burgers’ is in 2005 al veranderd. Andere aanpassingen zijn:

  • -

    vereenvoudiging van aanwezigheid van plaatsvervangende leden in commissies. Plaatsvervangende leden die een specialisme hebben, kunnen eenvoudiger dan in de vorige bestuursperiode het woord voeren in een commissie. Dit komt de kwaliteit van de discussies in de commissies ten goede, is de achterliggende gedachte.

  • -

    Ook is gedacht aan de bezetting van de kleinere fracties in de commissies. Alle raadsfracties kunnen standaard (maximaal) twee leden afvaardigen. Wil een fractie een plaatsvervanger het woord laten voeren, die specialist is op een onderwerp, dan zal één ‘vast’ lid die vergadering niet het woord kunnen voeren. Dit laatste is gedaan om het aantal leden dat het woord kan voeren tijdens een commissievergadering toch enigermate te beperken. Het is uiteraard de fractie die zelf kan bepalen wie op welk moment een vervanger in plaats van een ‘vast’ lid het woord kan voeren bij een bepaald agendapunt in een commissievergadering.

  • -

    De ontslagregeling van leden is eenduidiger weergegeven.

  • -

    Andere wijzigingen betreffen: de introductie van een agendacommissie; enige mate van deregulering door het schrappen van verouderde bepalingen; vereenvoudiging van de regels voor de aanwezigheid van de burgemeester, wethouder en secretaris bij de vergaderingen; aanpassing van de bepalingen over het verslag; het opnemen van plaatsing van stukken op internet als service aan de burger; invoegen van regels die ook voor de raad gelden m.b.t. aanwezigheid van externen, pers, en regels m.b.t. moderne communicatie- en opnameapparatuur.

 Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Om te voorkomen dat de omschrijving van terugkerende begrippen in de verordening moeten worden herhaald, zijn in deze bepaling een aantal begrippen eenmalig gedefinieerd. Nieuw geïntroduceerd is de term ‘termijnagenda’, waarmee dit instrument voor sturing door een commissie een formele status krijgt.

 

Artikel 2 Instelling commissies en subcommissies

In de vorige bestuursperiode is gekozen voor aparte raadsbesluiten voor de instelling van commissies. In 2006 is gekozen om het model van het VNG te volgen en de commissies in te stellen in de verordening die ook taken en bevoegdheden regelt, de commissieverordening. Het onderhavige artikel moet wel blijven bestaan, vanwege een eerste keuze die de raad kan maken: de commissie kunnen al dan niet de bevoegdheid krijgen zelf subcommissie in te stellen. Sub commissies zijn bijvoorbeeld projectgroepen of werkgroepen van een commissie die een bepaald thema of debat voorbereiden of een bepaalde actuele kwestie diepgaand(er) onderzoeken.

 

Het ligt wel voor de hand dat de raad weet wat de eigen commissies onderzoeken of voorbereiden, zodat de raad indien nodig nog sturing kan geven. Tenslotte is de raad eindverantwoordelijk. Lid drie geeft aan dat de voorzitter van de commissie de voorzitter van de raad op de hoogte moet stellen van het instellen van een dergelijke subcommissie.

 

De commissie kan zelf allerlei randvoorwaarden aan een subcommissie meegeven ten behoeve van de werkzaamheden (lid 2). Meestal zal dit een opdracht zijn, opgesteld door de secretaris/griffie en geaccordeerd door (de voorzitter van de) de commissie. Omdat het college ook raadsleden ondersteunt, kan het zijn dat tevens gevraagd wordt om ambtelijke ondersteuning conform de Verordening op de ambtelijke bijstand en op de fractieondersteuning. Dit laatste is afhankelijk van de precieze opdracht van de commissie.

 

Artikel 3 Instelling commissies; werkterreinen

In deze modelverordening is gekozen voor een stelsel van drie raadscommissies conform de adviezen van de raadsbrede commissie van 21 maart 2006.

 

Het vijfde en zesde lid zijn coördinatiebepalingen. Als een onderwerp meerdere commissies aangaat, zal moeten worden vastgesteld in welke raadscommissie(s) het onderwerp besproken zal worden.

In dit model is ervoor gekozen om de voorzitters van de betrokken raadscommissies hierover zeggenschap te geven. Indien er een agendacommissie is ingesteld bestaande uit de (plaatsvervangende) voorzitters van de raadscommissies en de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad, ligt het voor de hand dat de agendacommissie hierover beslist. Het is ook denkbaar dat het presidium hierin een rol vervult, vooral als het gaat om politiek zeer zware of gevoelige onderwerpen. Het ligt voor de hand dat een agendacommissie in die gevallen het presidium met haar klankbordfunctie in zal schakelen, ofwel door advies te vragen, ofwel door een besluit te laten nemen.

 

In geval van een gezamenlijke vergadering vervult de voorzitter van de commissie die het onderwerp het meest aangaat, de rol van voorzitter. Het spreekt voor zich dat dan ook de commissiesecretaris van die commissie de functie van secretaris vervult.

 

Artikel 4 Taken

De taken van de raadscommissies zijn vastgelegd in artikel 82, eerste lid, van de Gemeentewet. De raadscommissies bereiden de besluitvorming van de raad voor en overleggen met het college of de burgemeester.

Voor wat betreft de invulling van de taken van de raadscommissies zijn meerdere mogelijkheden te onderscheiden.

 

In de eerste plaats is een raadscommissie vooral gericht op informatievoorziening en informatie-uitwisseling. Hieraan gekoppeld wordt een agendapunt aangemeld als: ter informatie.

 

In de tweede plaats gaat het om meningvorming, opinievorming, uitwisseling van standpunten die nog niet definitief zijn, en overleg met externe partijen en burgers. Het politieke debat heeft nog niet plaats, maar wordt wel voorbereid. Agendapunten worden aangemeld als: meningvormende bespreking.

 

Vaak vindt daarna het politieke debat plaats in de raad, of komt in een volgende vergadering van de commissie een concept raadsbesluit terug, met daarin verwerkt de uitkomsten van de meningvormende discussie.

 

De derde taak, om de besluitvorming van de raad voor te bereiden, komt tot uitdrukking in de taak advies uit te brengen over een voorstel of onderwerp dat in de vorm van een conceptraadsbesluit wordt aangeleverd. Bij agendering staat dan: voorbereiding raadsbesluit.

 

De raadscommissie kan ook zelfstandig advies aan de raad uitbrengen, zonder dat enig stuk wordt voorgelegd. Leden van commissies kunnen zelf agendapunten opvoeren, en vragen aan de commissie om zich uit te spreken over een onderwerp. Dit kan uiteindelijk leiden tot een advies aan de raad om een bepaald besluit te nemen of om een onderwerp te agenderen. Dit advies kan aanleiding zijn voor besluitvorming in de raad.

 

De raadscommissie bepaalt evenals de raad zijn eigen agenda. Dit betekent dat niet het college maar (de gezamenlijke voorzitters van) de raadscommissies bepalen of een voorstel aan de raadscommissie wordt voorgelegd alvorens het in de raad wordt besproken. De agendacommissie stelt de conceptagenda’s van de diverse commissies vast, aan de hand van de termijnagenda’s. Dit zijn de lange termijnplanningen met onderwerpen voor een commissie. De voorzitters van de commissies zitten in de agendacommissie. Die zijn goed op de hoogte van de mening van de commissie(leden) over een bepaald onderwerp, kennen ook de discussies uit het verleden, en kunnen dus een goede inschatting maken van welke agendapunten op welk moment en op welke wijze aan de orde moeten komen.

De agendacommissie mag geen inhoudelijke discussies hebben over de onderwerpen die op een agenda opgevoerd dienen te worden, maar zij beoordeelt wel of een onderwerp op de juiste wijze wordt aangeboden, en of het ‘rijp’ is voor besluitvorming.

 

Artikel 5 Samenstelling raadscommissies

De raad bepaalt de samenstelling van de raadscommissies. Wel schrijft artikel 82, derde lid, van de Gemeentewet voor dat de raad moet zorgen voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen. De verhoudingen in de raadscommissies hoeven blijkens jurisprudentie niet exact overeen te komen met de verhoudingen in zetels van de fracties in de raad. Om tot een evenwichtige verdeling te komen is gekozen voor een maximum aantal leden. Hoorn kiest voor een maximum van twee leden per fractie, en maximaal twee plaatsvervangende leden (dit laatste wel afhankelijk van de grootte van de fractie). Fracties kunnen wel kiezen om minder (of zelfs geen) leden af te vaardigen, maar niet meer dan het genoemde aantal.

 

Zoals ook uit het vijfde lid blijkt, hoeven de leden en plaatsvervangende leden van een raadscommissie geen raadslid te zijn. Wel is er in deze bepaling vanuit gegaan dat de fracties de in het eerste lid bedoelde leden voordragen (lid 4). De in het eerste lid bedoelde leden moeten wel een bepaalde binding met de fractie hebben. Dit is tot uitdrukking gebracht in de laatste zin van lid 5. 

Op grond van het vijfde lid moeten leden en plaatsvervangende leden, net als raadsleden, voldoen aan hetgeen is bepaald in de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Gemeentewet. Dit betekent onder andere dat zij achttien jaar moeten zijn, over een geldige verblijfstitel moeten beschikken, hun nevenfuncties openbaar moeten maken, geen functie als bedoeld in artikel 13 mogen vervullen en niet in strijd mogen handelen met artikel 15 (verboden handelingen en de gedragscode).

 

Artikel 82, vierde lid, van de Gemeentewet schrijft voor dat de voorzitter van een raadscommissie raadslid moet zijn. Om die reden bepaalt artikel 5, eerste lid, dat de raad de voorzitters en hun plaatsvervangers "uit zijn midden" benoemt.

In deze bepaling is er voor gekozen om de voorzitters van de raadscommissies door de raad te laten benoemen.

 

Op basis van het eerste lid, is de voorzitter geen lid van de raadscommissie. Dit is een bewuste keuze, op deze wijze kan de voorzitter zich concentreren op zijn taak als (technisch) voorzitter en zijn tijd en energie aanwenden voor het bewaken van de werkzaamheden van de raadscommissie. Hij hoeft zich niet te bekommeren om de inbreng van zijn fractie in de raadscommissie.

Een andere keuze is op zich ook mogelijk, de Gemeentewet verzet zich er niet tegen dat de (plaatsvervangend) voorzitter tevens lid van een raadscommissie is. In Hoorn is hier niet voor gekozen omdat in de praktijk gebleken is dat het voorzitten van een commissie op zich al geen eenvoudige zaak is.

 

Het ligt voor de hand dat de (plaatsvervangend) voorzitters, evenals de leden, van de raadscommissies in een van de eerste vergaderingen van de raad in nieuwe samenstelling worden benoemd, aangezien de zittingsperiode van de voorzitters en de leden aan het einde van de zittingsperiode van de raad eindigt (artikel 7, eerste lid).

 

Artikel 6 Vervanging

In dit artikel wordt de vervanging geregeld.

 Alle raadsfracties kunnen standaard (maximaal) twee leden afvaardigen. Wil een fractie bij een bepaald agendapunt een plaatsvervanger het woord laten voeren, die specialist is op een bepaald onderwerp, dan kan dat. Eén lid moet dan tijdelijk plaatsmaken voor een plaatsvervanger. Is één lid niet aanwezig, dan kan een plaatsvervanger uiteraard vanaf het begin van de vergadering aan alle beraadslagingen deelnemen. Er blijft echter gelden dat niet meer dan één persoon het woord voert bij één agendapunt. Dit laatste is gedaan om het aantal leden dat het woord kan voeren tijdens een commissievergadering toch enigermate te beperken. Mocht er sprake zijn van een speciale themabijeenkomst, waar vrij gediscussieerde moet worden, dan gelden bovenstaande regels uiteraard niet. De voorzitter zal dit normaalgesproken voorafgaand aan een vergadering in de uitnodiging aangeven, zodat de fracties zich hierop kunnen voorbereiden.

Het is uiteraard de fractie die zelf kan bepalen op welk moment welke plaats vervanger in plaats van een lid het woord kan voeren in een commissievergadering.

 

In verband met de vergoedingen aan niet-raadsleden is van belang dat vergoeding gebaseerd wordt op het voeren van het woord, niet op het aanwezig zijn als toehoorder. Alleen als een plaatsvervangend lid (zijnde een niet-raadslid) ook feitelijk het woord heeft gevoerd bij een agendapunt, dan zal de vergoeding uitbetaald kunnen worden.

 

Nieuw in de regeling is het standaard aantal van twee vaste leden (omdat er geen besluiten worden genomen in een commissie, is het niet nodig een gewogen afvaardiging gelijk aan de zetelverdeling in de raad te regelen). Ook nieuw is dat de vervangers eenvoudiger het woord kunnen voeren, niet alleen bij verhindering of afwezigheid wegens ziekte van het vaste lid. Dit geeft leden en fracties meer speelruimte bij het bepalen wie het woord voert. Fracties kunnen kijken naar deskundigheid, afhankelijk van het onderwerp op de voorliggende agenda, of kunnen bijvoorbeeld rekening houden met belasting van leden. Die overwegingen zijn geheel aan de fracties zelf. Er zijn gemeenten die geen leden meer benoemen, maar die geheel openlaten welke fractieleden de fracties op een bepaalde avond afvaardigen. In Hoorn wil men niet zover gaan, maar de raad wil wel meer inspelen op de aanwezige deskundigheid binnen de diverse fracties. De gemeenteraad heeft verder aangegeven het nieuwe systeem van de commissie-indeling niet als vast te willen beschouwen, maar als een onderwerp dat blijvend aandacht en indien nodig aanpassing verdient. Andere systemen, zoals een vrij commissiestelsel, zullen gedurende de bestuursperiode onderzocht worden.

 

Artikel 7 Zittingsduur en vacatures

De zittingsperiode van de leden, de voorzitters en hun plaatsvervangers is even lang als de zittingsperiode van de raadsleden, in principe vier jaar. De benoeming eindigt dus van rechtswege, de raad hoeft hen niet te ontslaan.

In dit artikel wordt in lid 5 bepaald dat de voorzitters van de commissies zitting hebben in de agendacommissies, en bij afwezigheid de plaatsvervangend voorzitters.

Artikel 8 Ontslag

De raad kan een lid van een raadscommissie op voorstel van de fractie die het lid heeft voorgedragen, ontslaan. Deze situatie kan zich voordoen in geval van een splitsing van een fractie. De ontstane nieuwe fractie heeft dan overigens op grond van artikel 5 recht op een eigen lid.

Er wordt opengelaten of de raad een ontstane vacature (nog) wil vervullen. Het vervullen kan afhangen van het moment waarop de vacature ontstaat.

 

Op grond van het tweede lid eindigt het lidmaatschap van een raadscommissie eveneens van rechtswege indien een lid niet meer voldoet aan de in artikel 5, vijfde lid, gestelde eisen en indien een lid is benoemd op voordracht van een fractie die blijkens een schriftelijke verklaring aan de voorzitter van de raad niet meer vertegenwoordigd is in de raad (artikel 8 lid 3).

 

Artikel 9 Commissiesecretaris

Iedere raadscommissie wordt ondersteund door een commissiesecretaris. Dit is een medewerker van de griffie, tevens raadsadviseur.

De vervanging wordt overgelaten aan de griffier, onder wiens verantwoordelijkheid het uitvoeren van deze taken plaatsvindt.

 

De commissiesecretaris is altijd bij de vergaderingen van de raadscommissie aanwezig. In principe neemt hij geen deel aan de beraadslagingen, maar uit hoofde van zijn functie ligt het wel voor de hand dat procedurele of procesmatige kwesties door de secretaris (namens de voorzitter) kunnen worden toegelicht. Hij kan deelnemen aan de beraadslagingen op grond van artikel 19 lid 8. De secretaris is in de gemeente Hoorn tevens aangesteld als raadsadviseur en kan uit dien hoofde gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan de raad.

 

Of de griffier tevens aanwezig is in de vergaderingen van raadscommissies, zal afhangen van de onderwerpen. Als onderwerpen de griffie of de raadsondersteuning direct aangaan, kan het zijn dat de aanwezigheid van een griffier in b.v. een commissie Bestuur en Middelen, gewenst is.

 

Artikel 10 Uitnodiging

Veelal zullen de vergaderingen van de raadscommissies plaatsvinden op een vaste dag en plaats, voorafgaand aan de vergaderingen van de raad.

Een raadscommissie kan vaker vergaderen als de voorzitter of de commissie het nodig oordeelt, of de agendacommissie een extra vergadering inlast. De regeling in artikel één was in het verleden strakker, maar in samenhang met het RvO is er nu sprake van een jaaroverzicht van vergaderdata (het vergaderschema van de raad) dat voorafgaand aan het jaar eenmalig door het presidium wordt vastgesteld. De agendacommissie kan tussentijds, lopende het jaar, aanpassingen in dit vergaderschema doorvoeren. Dit gebeurt afhankelijk van de actualiteit. In deze constructie kan de commissie, de voorzitter van de commissie, of individuele leden van die commissie zelf op elk moment initiatief nemen tot een extra vergadering.

In de praktijk is gebleken dat een strengere regeling niet gebruikt wordt. Die is in deze nieuwe versie van de verordening dan ook geschrapt. Het systeem zoals dat nu is beschreven, is afdoende en zal in de praktijk zelden leiden tot ‘oververgaderen’. Bovendien stemt de agendacommissie alle raads- en commissievergaderingen af op elkaar, zodat ook die onderlinge verbinding ondervangen is.

 

De mogelijkheid tot digitaal uitnodigen voor een vergadering wordt in deze verordening voor het eerst geïntroduceerd.

 

Artikel 11 Agenda en Agendacommissie

Het eerste lid van dit artikel is aan de verordening toegevoegd omdat door de nieuwe raad een agendacommissie zal worden ingesteld. Dit instellen gebeurt in het RvO van de raad. De agendacommissie vervult een coördinerende rol bij de agendering van zaken in raad en commissies.

De agendacommissie stelt de agenda’s van de raad en raadscommissies voorlopig vast.

De definitieve vaststelling van de agenda van een raadscommissie geschiedt door de betreffende commissie bij de aanvang van de vergadering. Dit is in overeenstemming met het bepaalde in het RvO. Bijzondere omstandigheden kunnen de reden zijn voor agenderen van onderwerpen aangemeld door het college, die niet op de termijnagenda voorkomen. Raadsleden hebben sowieso de mogelijkheid agendapunten toe te voegen aan de eigen raadsagenda (artikel 10 lid 3 RvO). Dat artikel wordt hier voor de commissie eveneens toegepast.

 

Nieuw is de toevoeging van het instrument van de termijnagenda, waarop alle te behandelen onderwerpen voor de komende commissievergaderingen staan aangeven (gebruikelijk is een tweetal kwartalen vooruit te plannen).

 

Artikel 12 Lijst van aan- en afwezigen

De in dit artikel genoemde taken zijn al eerder gewijzigd en behoeven geen uitleg. In een commissie hoeft niet, analoog aan de raad, een door leden zelf getekende presentielijst te worden bijgehouden vanwege het feit dat geen hoofdelijke stemmingen plaatsvinden omdat geen feitelijke besluiten worden genomen. Het quorum wordt vastgesteld aan de hand van de lijst die de secretaris bijhoudt, en is gebaseerd op het aantal vaste leden (maximaal 2) dat per vergadering het woord mag voeren.

 

Artikel 13 Openbaarheid en beslotenheid

Van belang is dat onderscheid wordt gemaakt tussen beslotenheid en geheimhouding. Een commissie kan op grond van artikel 25 lid 2 Gw ook zelf geheimhouding opleggen (zie artikel 15). Stukken behandeld in een besloten vergadering waarin m.b.t. die inhoudelijk behandelde stukken geen geheimhouding is afgesproken, worden direct na de vergadering openbaar. Wel is in dit artikel bepaald dat van het verslag van een besloten gedeelte een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt. Het ligt voor de hand dat de commissie bij behandeling (vaststelling) van dit afzonderlijke gedeelte, ook aangeeft of het verslag vertrouwelijk blijft, of openbaar wordt.

Artikel 14 Aanwezigheid burgmeester en wethouder(s)

Het zal in de commissie feitelijk vrijwel elke bijeenkomst gewenst zijn dat een lid van het college en/of de burgemeester deelneemt aan de vergadering als het gaat om de agendapunten die diens portefeuille betreffen.

De commissie kan eventueel beslissen dat de aanwezigheid in een specifiek geval niet gewenst is. Is dit het geval dan wordt –uiteraard alleen indien mogelijk- voorafgaand aan de vergadering het betreffende lid van het college of de burgemeester hiervan in kennis gesteld. De voorzitter zal die taak op zich nemen. Wordt een beslissing hieromtrent door de commissie pas tijdens de vergadering, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de agenda genomen, dan kan dat op grond van artikel 20 lid 3 (voorstel van orde).

 

De commissie bepaalt zelf of de wethouder of de burgemeester ook feitelijk deel mag nemen aan de beraadslagingen (o.g.v. artikel 19 lid 8). Aanwezig zijn, houdt in principe in dat de wethouders en de burgemeester ook mogen deelnemen aan de discussie, maar de commissie bepaalt zelf de orde van de vergadering en kan dit vrij invullen al naar gelang de behoefte bestaat, identiek aan de inbreng van derden (niet zijnde insprekers of deelnemers aan de publieksrondvraag).

 

Artikel 15 Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 86 van de Gemeentewet nodig. Niet alleen een raadscommissie kan geheimhouding opleggen, ook de voorzitter van een raadscommissie, het college en de burgemeester kunnen geheimhouding aan een raadscommissie opleggen. Overigens kan een raadscommissie ook geheimhouding opleggen aan de raad of het college ten aanzien van stukken die zij aan de raad of het college overlegt (artikel 25, tweede lid, en artikel 55, tweede lid, van de Gemeentewet). De geheimhouding geldt ten aanzien van een ieder die aanwezig is bij een besloten vergadering of die kennis draagt van stukken ten aanzien waarvan geheimhouding geldt. De geheimhouding geldt totdat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, of de raad, haar opheft.

 

Artikel 16 Quorum

Artikel 20 van de Gemeentewet regelt het vergaderquorum van de raad. Voor de raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet. Artikel 16 voorziet hierin. Indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden aanwezig is, kan worden vergaderd.

De presentielijst hoeft niet te worden getekend, de commissiesecretaris houdt een lijst bij van aan- en afwezigen, en stelt de voorzitter op de hoogte van het quorum.

 

Het derde lid voorziet in een regeling voor een nieuwe vergadering indien het quorum niet aanwezig is, anders zou de afwezigheid van leden van een raadscommissie de voortgang van werkzaamheden kunnen belemmeren. Uiteraard staat op het moment dat de voorzitter bepaalt op welke datum en tijdstip de vergadering gepand zal worden, nog niet exact vast op welk moment de nieuwe schriftelijke of digitale uitnodiging ontvangen zal worden. Dit tijdstip van ontvangst kan echter ongeveer ingeschat worden, en dan wordt uitgegaan van een (minimale) extra 24 uur in verband met de benodigde voorbereidingen van de leden, de fracties en andere betrokkenen.

 

Overigens ligt het in sommige gevallen, afhankelijk van de situatie zoals die zich voordoet, ook in de rede dat de voorzitter overlegt met de agendacommissie over de datum van een nieuwe vergadering.

 

Lid drie regelt dat bij een zodanige verplaatste vergadering de regeling m.b.t. het quorum niet opnieuw in werking kan treden, tenzij het gaat om nieuw aan de agenda toegevoegde onderwerpen.

 

Artikel 17 Stemming

Stemming in een commissie zal alleen gaan over procedurele aangelegenheden zoals het sluiten van de deuren, geheimhouding, vaststellen van nieuwe agendapunten, etc.

Over inhoudelijke onderwerpen zoals wel in een raadsvergadering gebeurt, wordt niet gestemd.

Indien een inschatting moet worden gemaakt m.b.t. het uit te brengen advies aan de raad, dan wordt de zetelverdeling in de raad –met alle voorbehouden die daarbij moeten gelden omdat het niet de definitieve raadsbehandeling betreft- gewogen.

In de adviezen kan dan melding gemaakt worden van een ‘verdeeld’ advies onder vermelding van de naar voren gebrachte standpunten van de aanwezige vertegenwoordigers van de fracties.

 

De commissie is ook niet gemachtigd om zelfstandig onderwerpen terug te sturen naar het college of een derde partij (door te stemmen of door een verwachte c.q. mogelijke stemverhouding in de raad in te schatten). Dit zal door en in de raad zelf moeten gebeuren. (Tenzij het uiteraard meningvormende of informatieve besprekingen betreft die nog niet bedoeld waren voor doorgeleiding naar de raad maar die specifiek voor de commissiebehandeling dienden.)

Doet zich een geval voor, waarbij een commissie breed negatief adviseert, en het college wil een onderwerp dientengevolge niet zonder nader overleg en/of aanpassingen voorleggen aan de raad, dan ligt het gezien het RvO van de raad voor de hand dat de agendacommissie hieromtrent wordt gevraagd het onderwerp terug te sturen naar het college voor nadere uitwerking.

 

 

Artikel 18 Advies aan de raad

Besprekingen van voorbereidende raadsbesluiten leiden tot een advies aan de raad dat wordt gevoegd bij de stukken die naar de raad worden opgestuurd. Het advies betreft een korte samenvatting van het besprokene, bevat de weergegeven standpunten van de fracties en de kern van de discussie en het advies aan de raad. Het kan zijn dat een advies verdeeld is. In die gevallen worden de partijen met name genoemd die voor of tegen een besluit of onderdelen daarvan zijn, zodat de raad hiervan kennis kan nemen.

De adviezen maken ook melding van toezeggingen van de wethouder t.a.v. de te nemen besluiten of t.a.v. de nog te volgen procedures of processen.

 

Artikel 19 Publieksrondvraag en spreekrecht

Dit artikel heeft in 2005 al een aanpassing ondergaan waarbij de mogelijkheden voor insprekers zijn verruimd. Ook is er onderscheid gemaakt tussen inspreken bij een agendapunten en het stellen van een vraag bij de publieksrondvraag.

Voor de duidelijkheid is de tweedeling in lid 1 expliciet uitgeschreven.

 

Lid 8 geeft de regeling weer met betrekking tot het uitnodigen van derden aan de beraadslagingen. Vanwege de brede taak van de commissie als orgaan waar discussies worden gevoerd met college, burgemeester, bewoners en andere betrokkenen, is dit artikel ruim gesteld. De commissie heeft hier de vrijheid om zelf beslissingen in te nemen.

Artikel 20 Orde

Het artikel m.b.t. het laten verwijderden door de voorzitter van toehoorders die de orde verstoren, is verplaatst naar artikel 21.

Verder is ieder lid gerechtigd om een voorstel van orde te doen. Dit kan bijvoorbeeld betreffen het schorsen van de vergadering, het vroeger op de avond behandelen van een agendapunt omdat er veel publiek op is afgekomen, en voorstellen m.b.t. de bijdrage van een portefeuillehouder.

Het kan ook een voorstel betreffen m.b.t. het bespreken van onderwerpen zonder spreektermijnen. De commissie kan in de wijze waarop onderwerpen besproken worden in ruime mate vrij opereren om te voorkomen dat de behandeling al te zeer vastloopt in procedurediscussies of technische belemmeringen die hiermee verband houden. De voorzitter of de leden kunnen hierin zelf een initiatiefrol vervullen.

Over een voorstel van orde wordt direct, al dan niet na korte beraadslaging, besloten door een raadscommissie. Het is niet de bedoeling dat een voorstel van orde vooruitgeschoven wordt. Er kan wel enige beraadslaging zijn m.b.t. de consequenties van een voorstel.

 

Artikel 21 Toehoorders en pers

Het artikel m.b.t. het laten verwijderden door de voorzitter van toehoorders die de orde verstoren, is verplaatst van artikel 20.

Artikel 26, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet regelen dat de voorzitter van de raad toehoorders die de orde verstoren, kan doen vertrekken en bij volharding in hun gedrag de toezegging kan ontzeggen. Voor raadscommissies ontbreekt een dergelijke bepaling in de Gemeentewet, het derde lid voorziet hierin.

 

Artikel 22 Geluid- en beeldregistraties

Aangezien de vergaderingen van een raadscommissie in principe openbaar zijn, kunnen radio- en tv-stations geluid- en beeldregistraties maken. Dit is uiteraard niet het geval als het een besloten vergadering betreft.

 

Artikel 23 Verbod gebruik mobiele telefoons

Dit artikel heeft betrekking op het mobiele telefoonverkeer. Het afgaan van mobiele telefoons werkt verstorend tijdens de vergadering. Dit laat echter onverlet, dat indien zwaarwegende redenen dit noodzakelijk maken, de voorzitter aanwezigen toestemming kan geven hun mobiele telefoon wel stand-by te laten staan.

 

Artikel 24, 25 en 26 Inwerkingtreding, uitleg commissieverordening en citeerartikel.

Deze artikelen behoeven geen toelichting.