Gemeenschappelijke regeling "Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Geldend van 01-01-2004 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling "Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Alkmaar, Andijk, Anna Paulowna, Bergen, Castricum, Den Helder, Drechterland, Enkhuizen, Graft-De Rijp, Harenkarspel, Heerhugowaard, Heiloo, Hoorn, Langedijk, Medemblik, Niedorp, Koggenland, Opmeer, Schagen, Schermer, StedeBroec, Texel, Drechterland, Wervershoof, Wieringen, Wieringermeer en Zijpe, ieder voorzover het hun bevoegdheden betreft;

  • -

    Gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen, Brandweerwet 1985, Wet rampen en zware ongevallen en Wet ambulancevervoer;

b e s l u i t e n :

aan te gaan de navolgende gemeenschappelijke regeling tot vorming van een openbaar lichaam genaamd “Veiligheidsregio Noord-Holland Noord”.

Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a)

    de regeling : deze gemeenschappelijke regeling

  • b)

    het samenwerkingsgebied : het gezamenlijk grondgebied van de aan deze regeling deelnemende gemeenten;

  • c)

    het lichaam : het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als

    bedoeld in artikel 2

  • d)

    deelnemer : een aan deze regeling deelnemende gemeente

  • e)

    gedeputeerde staten : het college van gedeputeerde staten van Noord-

    Holland

  • f)

    de wet : de Wet gemeenschappelijke regelingen

Artikel 2: Rechtsvorm en bestuursorganen

  • 1. Er is een openbaar lichaam met volledige rechtspersoonlijkheid, genaamd Veiligheidsregio Noord-Holland Noord, gevestigd te Alkmaar

  • 2. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit:

    • a.

      het algemeen bestuur

    • b.

      het dagelijks bestuur

    • c.

      de voorzitter

Artikel 3: Doel

Doel van de regeling is het gezamenlijk behartigen van belangen, die de schaal van de individuele gemeenten te boven gaan, ten behoeve van de veiligheid van de bevolking in het samenwerkingsgebied.

Artikel 4: Bevoegdheden

  • 1. het lichaam heeft de bevoegdheid om, in het belang van het in artikel 3 gestelde doel, deel te nemen aan gemeenschappelijke regelingen en privaatrechterlijke rechtspersonen op te richten en hieraan deel te nemen;

  • 2. het lichaam is bevoegd, in het kader van het in artikel 3 gestelde doel, tot het op verzoek en ten behoeve van één of meerdere deelnemers en/of derden verrichten van diensten.

  • 3. een besluit tot dienstverlening als bedoeld in artikel 2 vermeldt tenminste de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden.

Artikel 5: Taken

Het lichaam heeft, met inachtneming van het gestelde in artikel 36, lid 7, tot taak:

  • 1.

    de uitvoering van de werkzaamheden als bedoeld in artikel 3 van de Brandweerwet 1985;

  • 2.

    het instellen, in stand houden en beheren van de centrale post, als bedoeld in de Wet ambulancevervoer, die voor Noord-Holland Noord de ambulancezorg

    coördineert, dirigeert en daarop toezicht houdt;

  • 3.

    de uitvoering van de werkzaamheden als bedoeld in de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen.

Hoofdstuk 2: Samenstelling en werkwijze bestuur

2.1 het Algemeen Bestuur

Artikel 6:

  • 1. Het Algemeen Bestuur bestaat uit zoveel leden als het aantal deelnemers aan deze regeling;

  • 2. De raad van elke deelnemer wijst, in de vergadering in eerste samenstelling, één lid en plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur aan.

  • 3. Tot (plaatsvervangend) lid van het Algemeen Bestuur kan aangewezen worden een lid van de raad of een lid van het college van burgemeester en wethouders

Artikel 7:

  • 1. Een lid van het Algemeen Bestuur wordt aangewezen voor een periode gelijk aan de zittingsperiode van de gemeenteraad. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 2. Hij die ophoudt lid van de raad of het college van burgemeester en wethouders te zijn van de gemeente, waarvan de raad hem als lid van het Algemeen Bestuur heeft aangewezen, houdt daarmee tevens op lid of plaatsvervangend lid van het Algemeen Bestuur te zijn.

  • 3. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen.

  • 4. De raad van elke deelnemer kan een door hem aangewezen lid ontslaan indien dit lid het vertrouwen van de raad niet meer bezit.

  • 5. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stelt het lid de voorzitter van het Algemeen Bestuur alsmede de raad die het lid heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte. Een lid van het Algemeen Bestuur, dat ontslag heeft genomen behoudt zijn lidmaatschap totdat in zijn opvolging is voorzien;

  • 6. Het lidmaatschap van het Algemeen Bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de regeling van de deelnemer die het lid vertegenwoordigt.

Artikel 8:

  • 1. Op het houden en de orde van de vergaderingen van het Algemeen Bestuur is artikel 22 lid 1 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het Algemeen Bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar.

  • 3. De vergaderingen van het Algemeen Bestuur zijn openbaar.

  • 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 5. Het Algemeen Bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 6. Ten aanzien van het verhandelde in een besloten vergadering is artikel 23 van de wet van overeenkomstige toepassing.

  • 7. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

  • a. de vaststelling en/of wijziging van de begroting en de vaststelling van de jaarrekening;

  • b. het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

  • c. het wijzigen en beëindigen van de regeling.

Artikel 9:

Ieder lid van het Algemeen Bestuur heeft een aantal stemmen afhankelijk van het aantal inwoners van de gemeente, welke het vertegenwoordigt.

Hierbij geldt de volgende sleutel: één stem voor gemeenten tot 10.000 inwoners, twee stemmen voor gemeenten tot 20.000 inwoners, drie stemmen voor gemeenten tot 30.000 inwoners en zo voort. Peildatum voor het aantal inwoners is 1 januari van het jaar van nieuwe samenstelling van het Algemeen Bestuur.

Artikel 10:

  • 1.

    Een lid van het Algemeen Bestuur geeft aan de raad die dit lid heeft aangewezen de door één of meer leden van die raad gevraagde inlichtingen.

  • 2.

    Een lid van het Algemeen Bestuur kan door de raad die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid.

  • 3.

    De raad van elke deelnemer regelt de wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in lid 1 en het ter verantwoording roepen als bedoeld in lid 2 plaatsvindt.

  • 4.

    het Algemeen Bestuur geeft aan de raden van de deelnemers de door één of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 5.

    De wijze waarop het verstrekken van inlichtingen als bedoeld in artikel 4 plaatsvindt, wordt nader geregeld in het op grond van artikel 8, lid 1 vast te stellen reglement van orde.

2.2 het dagelijks bestuur

Artikel 11

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit zes leden.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde leden worden door en uit het Algemeen Bestuur aangewezen.

  • 3. Het Algemeen Bestuur kiest het dagelijks bestuur. Twee leden van het dagelijks bestuur zijn afkomstig uit deelnemers liggende in respectievelijk het gebied van Noord-Kennemerland, Samenwerkingsorgaan Westfriesland en de Kop van Noord-Holland.

Artikel 12

  • 1. De in artikel 11, lid 2 bedoelde leden worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

    Zij treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

  • 2. Degene, die ophoudt lid van het Algemeen Bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het Dagelijks Bestuur te zijn.

  • 3. Een lid van het Dagelijks Bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het lid doet hiervan schriftelijk mededeling aan het Algemeen Bestuur.

  • 4. Het aanwijzen van een lid van het dagelijks bestuur ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dat openvallen.

Artikel 13

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op het verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of één der leden gevoerde bestuur.

  • 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in over de wijze waarop het dagelijks bestuur en elk van zijn leden de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4. Het algemeen bestuur kan één of meer leden van het dagelijks bestuur ontslag verlenen, indien het lid of deze leden niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit(ten).

    Artikel 50 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14

  • 1.

    De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of wanneer een lid van het dagelijks bestuur hem dit schriftelijk verzoekt onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3.

    Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.

2.3 De voorzitter

Artikel 15

  • 1. Door het algemeen bestuur wordt uit de leden een voorzitter aangewezen, die voorzitter is van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen.

HOOFDSTUK 3: BEVOEGDHEDEN BESTUURSORGANEN

Artikel 16

  • 1. Met betrekking tot de uitoefening van de in artikel 4 en 5 genoemde taken en bevoegdheden berusten bij het dagelijks bestuur alle bevoegdheden die niet krachtens deze regeling aan het algemeen bestuur of aan de voorzitter zijn opgedragen.

  • 2. Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het algemeen bestuur in elk geval belast met en bevoegd tot:

    • a.

      het vaststellen van de meerjaren- en jaarlijkse beleidsplannen;

    • b.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • c.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • d.

      het opstellen van voorwaarden voor toetreding;

    • e.

      het besluiten over toe- en uittreding van gemeenten;

    • f.

      het doen van voorstellen tot wijziging van de regelingen en opheffing;

    • g.

      het vaststellen van verordeningen;

    • h.

      het deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen en het (mede) oprichten van en deelnemen in privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 17

  • 1. Het algemeen bestuur kan bestuurscommissie en vaste commissies van advies instellen.

  • 2. Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het dagelijks bestuur onderscheidelijk de voorzitter ingesteld.

  • 3. De regeling van hun bevoegdheden en samenstelling alsmede de vaststelling van andere nadere regels met betrekking tot het functioneren, geschieden overeenkomstig het gestelde in de artikelen 24 en 25 van de wet.

Artikel 18

Naast de uitoefening van de taken en bevoegdheden op grond van het elders in deze regeling bepaalde is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter beraadslaging en beslissing moet worden gebracht;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het aangaan van geldleningen voor zover de financiële lasten door de begroting worden gedekt;

  • d.

    het beheer van de activa en passiva;

  • e.

    de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

  • f.

    het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden, instellingen, diensten en personen;

  • g.

    het voeren van rechtsgedingen, het instellen van beroep en het maken van bezwaar.

Artikel 19

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    Alle stukken uitgaande van het algemeen en het dagelijks bestuur worden door de voorzitter ondertekend.

  • 3.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte.

Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij het lichaam betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit.

  • 4

    De voorzitter kan de vertegenwoordiging, als in het vorige lid bedoeld, met instemming van het dagelijks bestuur, opdragen aan een door hem schriftelijk aangewezen gemachtigde.

HOOFDSTUK 4: PERSONEEL EN ORGANISATIE

Artikel 20: Directie en secretaris

  • 1. De directie en de secretaris worden benoemd en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 2. Schorsing van de directie en de secretaris geschiedt door het dagelijks bestuur.

  • 3. De invulling van de taken van de directie en de secretaris van de gemeenschappelijke regeling worden nader geregeld in een door het algemeen bestuur vast te stellen organisatieverordening en directiestatuut.

Artikel 21

  • 1. De secretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de bestuurscommissies en de commissie van advies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2. Alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede ondertekend.

  • 3. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.

  • 4. De secretaris draagt zorg voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur.

Artikel 22: Rechtspositie

Het algemeen bestuur regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet de rechtspositie en de bezoldiging van het personeel.

HOOFDSTUK 5: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 23: Financieel beheer

Het algemeen bestuur stelt bij verordening vast:

  • a.

    de uitgangspunten voor het financiële beleid alsmede de regels voor het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie

  • b.

    regels voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie

De bepalingen van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) van 17 januari 2003 en de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet en de Wet Financiering decentrale overheden zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 24: Boekjaar

  • 1. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regel tot en met 31 december daaropvolgend.

Artikel 25: Begroting

  • 1. De begroting wordt uiterlijk 1 juli voorafgaand aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 2. Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerp-begroting op, inclusief meerjarenraming en toelichting. Het dagelijks bestuur zendt deze twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemers.

  • 3. Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting, inclusief wijzigingen, opgenomen ramingen alsmede de rekeningsresultaten van het voorlaatste jaar.

  • 4. De raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin deze zienswijze is vervat, bij de ontwerp-begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Voorts is artikel 35, lid 2, van de wet van toepassing.

  • 5. Na vaststelling zendt het dagelijks bestuur binnen twee weken, maar in ieder geval voor 15 juli, de begroting aan gedeputeerde staten en aan de raden van de deelnemers.

  • 6. De meerjarenraming omvat een overzicht van lasten en baten voor de drie jaren, volgende op het begrotingsjaar en wordt van een toelichting voorzien.

  • 7. De in de meerjarenraming op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting, verhoogd met de jaarlijks te verwachten trendmatige verhoging.

  • 8. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de ontwerp-begroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving heeft plaatsgevonden.

Artikel 26: Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur legt aan het algemeen bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording af over het door hem gevoerde bestuur, onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag.

  • 2. Het dagelijks bestuur voegt daarbij de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid, van de Gemeentewet en het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid, van de Gemeentewet.

  • 3. De in het eerste en tweede lid bedoelde stukken liggen, zodra zij aan het algemeen bestuur zijn overlegd, voor een ieder ter inzage en zijn algemeen verkrijgbaar. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaarstelling wordt door het dagelijks bestuur openbaar kennis gegeven. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de jaarrekening en het jaarverslag niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 4. De ontwerp-jaarrekening wordt voorzien van een toelichting en het jaarverslag, als bedoeld in lid 1, vóór 1 april aan de raden van de deelnemers toegezonden.

  • 5. De raden van de deelnemers kunnen binnen zes weken na de datum van toezending van de in het tweede lid bedoelde stukken het dagelijks bestuur hieromtrent van hun zienswijze doen blijken.

  • 6. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerp-jaarrekening.

  • 7. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening zonder uitstel en stelt haar vast vóór 1 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft.

  • 8. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening, vergezeld van de overige in dit artikel bedoelde stukken binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval voor 15 juli, aan gedeputeerde staten en aan de raden van de deelnemers.

Artikel 27

Bij het vaststellen van de jaarrekening neemt het algemeen bestuur een besluit over de bestemming van het exploitatieresultaat. De artikelen 198, tweede lid, tot en met 201 Gemeentewet zijn voor zoveel nodig van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28: Financiering

  • 1.

    Voor het betalen van rente en aflossing van geldleningen en in rekening-courant opgenomen gelden, staan de deelnemers garant voor zover terzake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarin de garantie is verleend. Het bepaalde in artikel 29, lid 2 inzake de vaststelling van het aantal inwoners is hierbij van overeenkomstige toepassing. Indien uit deze bepaling in enig jaar voor de deelnemers betalingsverplichtingen voortvloeien, worden deze aan de met de deelnemers te verrekenen bijdragen toegevoegd.

Artikel 29: Verdeling van baten en lasten

  • 1. De lasten van het lichaam worden gedekt door:

    • a.

      bijdragen van de deelnemers;

    • b.

      inkomensoverdrachten, andere bijdragen dan de onder letter a van dit lid bedoelde en schenkingen;

    • c.

      overige inkomsten.

  • 2. De in het vorige lid onder a bedoelde bijdragen omvatten de jaarlijkse lasten, voor zover deze niet door de opbrengsten uit andere vergoedingen worden bestreden. Voor de vaststelling van deze bijdragen geldt het volgende uitgangspunt:

    de bijdragen van een deelnemer wordt bepaald naar rato van het aantal inwoners van de deelnemer op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor de vaststelling van het aantal inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek bekend gemaakt bevolkingscijfer aangehouden.

  • 3. Een deelnemer betaalt een vierde gedeelte van de volgens de begroting over enig boekjaar geraamde bijdragen bij wijze van voorschot per medio van de tweede maand van elk kalenderkwartaal.

HOOFDSTUK 6: ARCHIEF

Artikel 30

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig en volgens een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling ingevolge artikel 40 van de Archiefwet 1995;

  • 2. De secretaris van de gemeenschappelijke regeling is belast met de bewaring en het beheer van deze archiefbescheiden.

HOOFDSTUK 7: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 31: Toetreding

  • 1. Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden bij besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de toetredende gemeente, nadat het algemeen bestuur met deze toetreding heeft ingestemd.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin het door gedeputeerde staten goedgekeurde besluit tot toetreding is opgenomen in het provinciaal register als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de wet.

Artikel 32: Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling door een daartoe strekkend besluit van de uittredende raad, het college van burgemeesters en wethouders en de burgemeester.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding.

  • 3. De uittreding vindt eerst plaats met ingang van 1 januari volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is goedgekeurd door gedeputeerde staten en is ingeschreven in het provinciaal register als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de wet.

Artikel 33: Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd indien de raden, de colleges van burgemeesters en wethouders en de burgemeesters van tenminste tweederde van het aantal deelnemers, tenminste vertegenwoordigende tweederde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied, hiertoe besluiten.

  • 2. Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers.

  • 3. Een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot wijziging door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd en is ingeschreven in het provinciaal register als bedoeld in artikel 27, lid 2, van de wet.

Artikel 34: Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste tweederde van het aantal deelnemers, tenminste vertegenwoordigende tweederde van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied, daartoe besluiten.

  • 2. In geval van opheffing besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemers gehoord, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en voorziet tevens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

HOOFDSTUK 8: GESCHILLEN

Artikel 35

  • 1. Geschillen omtrent de toepassing van deze regeling tussen besturen van deelnemende gemeenten of tussen besturen van één of meer gemeenten en het bestuur van de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord worden beslist door een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie onafhankelijke personen, die in onderling overleg tussen partijen worden benoemd.

  • 3. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de benoeming, wordt de bemiddeling ingeroepen van gedeputeerde staten.

  • 4. De wijze van behandeling en de verdeling van de kosten van het geschil worden door de geschillencommissie geregeld.

  • 5. De geschillencommissie doet haar uitspraak in de vorm van een bindend advies.

HOOFDSTUK 9: SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

  • 1. Voor zover van toepassing en na inbreng als bedoeld in lid 7 van dit artikel vervalt het bepaalde in de artikelen 5 onder i, 6 onder c, lid 5 en 6, en d en 13 van de Gemeenschappelijke regeling voor het Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland 1995.

  • 2. Voor zover van toepassing en na inbreng als bedoeld in lid 7 van dit artikel vervalt de Gemeenschappelijke Regeling Regionale Brandweer Westfriesland.

  • 3. Voor zover van toepassing en na inbreng als bedoeld in lid 7 van dit artikel vervalt het bepaalde in de artikelen 4, lid 2 onder h en 4b, lid 1 onder d van de Gemeenschappelijke regeling Gewest Kop van Noord-Holland 1992.

  • 4. Na inbreng als bedoeld in lid 7 van dit artikel, vervalt de gemeenschappelijke regeling Meldkamer Brandweer/CPA Noord-Holland Noord.

  • 5. Het gemeentebestuur van Alkmaar draagt zorg voor de toezending en de bekendmaking van deze regeling en van de besluiten tot wijziging, toe- en uittreding aan gedeputeerde staten.

  • 6. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2004.

  • 7. De taken als genoemd in artikel 5 zullen op nader door of namens de deelnemers te bepalen datum in de regeling worden ingebracht.

  • 8. De regeling kan worden aangehaald als “gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord”.

Toelichting bij de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord-Holland Noord

Inleiding

Met de totstandkoming van de gemeenschappelijke regeling Meldkamer Brandweer/CPA Noord-Holland Noord hebben de gemeenten in Noord-Holland Noord in 1998 een traject ingezet om te komen tot één hulpverleningsorganisatie voor de gehele regio.

Mede onder impuls van de landelijke projecten versterking brandweer en versterking geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en in de wetenschap dat kwaliteitsverbetering (Wet kwaliteitsbevordering rampenbestrijding) en kostenbeheersing dringend noodzakelijk zijn, is gewerkt aan de fusie van de regionale brandweren in GGD’en van Noord-Kennemerland, Westfriesland en de Kop van Noord-Holland en het daarna, tezamen met de meldkamer brandweer/cpa, onderbrengen in één organisatie.

De gemeenschappelijke regeling

In het belang van de kwaliteitsverbetering, de bestuurlijke efficiency en een adequate integratie, afstemming en coördinatie is gekozen voor het onderbrengen van de taken in één gemeenschappelijke regeling.

De basis voor deze regeling ligt in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het levert het bestuurlijk-juridisch frame op voor de samenwerking tussen de betrokken gemeenten. In de gemeenschappelijke regeling wordt uitdrukkelijk niet voorzien in het vastleggen van de volledige organisatie ter uitvoering van de ingebrachte samenwerkingstaken.

Hiertoe dient een te maken organisatieverordening.

De bepalingen van hoofdstuk 4 van deze regeling inzake personeel en organisatie vormen daarbij een basis.

Naam

In de naam komt het karakter van de organisatie tot uitdrukking. Voorts wordt aangesloten bij landelijk gangbare naamgeving.

Plaats van vestiging

De organisatie wordt gevestigd in Alkmaar en zal worden ondergebracht in de brandweerkazerne aan het Nollenoor. Aldaar wordt tevens gevestigd het bureau crisisbeheersing zodat daarmee de regie van de rampenbestrijding onder één dak komt.

Taken

Bij de omschrijving van de taken is aansluiting gezocht bij de Brandweerwet 1985, de Wet rampen en zware ongevallen, de Wet ambulancevervoer en de Wet geneeskundige hulpverlening bij rampen.

???

Algemeen bestuur

In het algemeen bestuur hebben vertegenwoordigers zitting uit alle deelnemende gemeenten. In de wet is hiervoor gekozen om de gemeentelijke betrokkenheid te benadrukken en een goede informatievoorziening naar alle deelnemers te waarborgen. Er is sprake van een gewogen stemverhouding gerelateerd aan het inwonertal van de deelnemende gemeenten.

De wet laat niet toe dwingende bepaling op te nemen omtrent de persoon van de afgevaardigden van de deelnemende gemeenten. Gelet echter op de aard van de regeling wordt primair gedacht aan de burgemeester. Hiermee wordt een algemeen bestuur gevormd met dezelfde samenstelling als het regionaal college, zodat een verbinding naar ‘blauw’ is gelegd. Een dergelijke ‘personele unie’ kan een belangrijke bijdrage leveren aan de kwaliteitsverbetering van de rampenbestrijding.

Gekozen is voor een algemeen bestuur waarin alle gemeenten één afgevaardigde hebben.

Dagelijks bestuur

Voor een evenwichtige verdeling van de zetels, vindt kandidaatstelling plaats vanuit Noord-Kennemerland, Westfriesland en de Kop van Noord-Holland. Leden van het dagelijks bestuur worden gekozen door en uit het algemeen bestuur. Gekozen is voor een bestuur van zes leden. Bij de kandidaatstelling wordt gestreefd naar een vertegenwoordiging van twee leden per regio.

Voorzitter

De voorzitter wordt eveneens door en uit het algemeen bestuur gekozen. De voorzitter is zowel voorzitter van het algemeen als van het dagelijks bestuur.

Ook hier geldt dat de wet geen dwingende bepalingen toelaat met betrekking tot de keuze van de voorzitter. Door de gewestbesturen wordt echter geadviseerd de burgemeester van Den Helder…???

Commissies

Op grond van de artikelen 24 en 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan het algemeen bestuur commissies van advies en bestuurscommissies instellen. Daarnaast kunnen de voorzitter en het dagelijks bestuur andere commissies van advies instellen. Bevoegdheden en samenstelling worden vastgelegd in nader op te stellen reglementen. Aangezien wellicht tot het instellen van bestuurscommissies wordt overgegaan, wordt de mogelijkheid hiertoe geopend. Consequentie van het ontbreken van een dergelijke bepaling is dat, alvorens tot het instellen van een bestuurscommissie kan worden overgegaan, eerst de gemeenschappelijke regeling dient te worden gewijzigd.

Management

Het algemeen bestuur wijst de secretaris en de directie van de gemeenschappelijke regeling aan.

De nadere invulling en aanwijzing van de directie wordt geregeld in een vast te stellen organisatieverordening.

Financiën

De kosten worden vooralsnog omgeslagen over de deelnemende gemeenten naar rato van het inwonertal.

Als alternatief kan ook aansluiting worden gezocht bij de uitkering van het Gemeentefonds teneinde aldus een verfijning van deze omslag te verkrijgen.

Probleem daarbij is dat in deze fase de consequenties moeilijk zichtbaar kunnen worden gemaakt.

In verband hiermee wordt voorgesteld de eerste twee jaar te werken met het ‘klassieke’ systeem. Alsdan kan bezien worden of en, zo ja, hoe de verdeelsleutel dient te worden aangepast.

Artikel 25 geeft de procedure aan welke gevolgd moet worden bij het vaststellen van de begroting. De wet schrijft voor dat gedurende zes weken de raden van de deelnemende gemeenten in de gelegenheid worden gesteld, hun zienswijze naar voren te brengen bij het dagelijks bestuur. In de onderhavige regeling is gekozen voor een termijn van twaalf weken tussen indienen bij het algemeen bestuur en raden en het vaststellen door het algemeen bestuur. Na de verplichte zesweken periode (naar voren brengen van de zienswijze), verzamelt het dagelijks bestuur de binnengekomen reacties, en stuurt deze door naar het algemeen bestuur. Tussen het binnenkomen, verwerken, standpuntbepaling in bestuursvergadering en verzending naar algemeen bestuur en de vergadering van het algemeen bestuur zal een periode van vijf weken zitten. Vaststelling van de begroting dient uiterlijk 1 juli plaats te vinden, zodat verzending van de concept begroting aan raden en algemeen bestuur voor 1 april moet plaatsvinden.

Geschillen

In principe biedt artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de mogelijkheid geschillen ter beslechting voor te leggen aan gedeputeerde staten.

Gedeputeerde staten is, terecht, voorstanden van het zoveel als mogelijk oplossen van geschillen in eigen kring en wil slechts dienen als laatste remedie.

De opgenomen geschillenregeling gaat nog een stap verder en sluit de tussenkomst van gedeputeerde staten als vredesrechter uit. Daarvoor in de plaats komt de geschillencommissie. Onder omstandigheden kan gedeputeerde staten nog wel een bemiddelende rol spelen bij de samenstelling van deze commissie.

Datum ingang

Deze is bepaald op 1 januari 2004. Op die datum is tevens de fusie regionale brandweer afgerond en wordt de desbetreffende taak gelijktijdig ingebracht. De datum van inbreng van de overige taken is telkenmale onderwerp van separate besluitvorming.

Tot slot

Deze regeling heeft consequenties voor diverse vigerende gemeenschappelijke regelingen, waarin de activiteiten thans zijn ondergebracht.

Dit geldt voor de regeling van het SNK, het SOW en het Gewest Kop van Noord-Holland, alsmede voor de GR Meldkamer Brandweer/CPA Noord-Holland Noord.

Met de slotbepalingen wordt in deze consequenties voorzien.