Beleidsregels bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP)

Geldend van 23-06-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP)

Zaaknummer: 1583168

  • -

    Gelezen het voorstel van Gegevensmanagement en Belastingen

Beleidsregels bestuurlijke boete Basisregistratie personen (BRP)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn besluit:

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) en titel 5.4 van de Algemene Wet bestuursrecht,

  • -

    gelet op de circulaire bestuurlijke boete van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16-3-2016;

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om burgers aan te zetten tot het nakomen van verplichtingen die de Wet basisregistratie personen aan hen oplegt en fraude rondom die verplichtingen te voorkomen en te bestrijden,

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om de kwaliteit van de gegevens over de ingeschrevenen in de Basisregistratie personen verder te verhogen,

  • -

    overwegende dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen in een beleidsregel vast te leggen,

  • -

    besluit de navolgende beleidsregels bestuurlijke boete basisregistratie personen voor de gemeente Hoorn vast te stellen:

Inleiding

Bij de invoering van de Wet basisregistratie personen (wet BRP) op 6 januari 2014 is de bestuurlijke boete geïntroduceerd als instrument voor de handhaving van de plichten die burgers hebben ten aanzien van de Wet BRP. Het college kan deze boete opleggen aan burgers die een in de wet opgenomen verplichting niet nakomen. Het gaat hier om verplichtingen zoals het doen van aangifte van verblijf en adres, aangifte van adreswijziging, het verschaffen van inlichtingen en overleggen van geschriften die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie.

Overheidsinstanties zijn verplicht persoonsgegevens uit de BRP te gebruiken. De gemeente is verantwoordelijk voor een kwalitatief juiste en actuele basisregistratie. Hierbij is de gemeente afhankelijk van de verstrekking van de juiste gegevens door de inwoners, de wetgever legt de verplichting hiervan daarom bij de inwoners zelf. Over het algemeen voldoen burgers spontaan of op verzoek aan hun verplichtingen. Er zijn echter ook situaties waarin zij niet aan de verplichting voldoen, omdat er een financieel of persoonlijk belang is voor een onjuiste inschrijving in de BRP.

Het is een onvoorwaardelijke sanctie, wat betekent dat de boete niet kan worden ingetrokken of gewijzigd als iemand alsnog aan zijn verplichting uit de Wet BRP voldoet, behoudens bezwaar en beroep. Het heffen van de bestuurlijke boete is geen doel op zich. Het is de bedoeling, dat die burgers aanzet tot het nakomen van verplichtingen die de Wet basisregistratie personen aan hen oplegt.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • de wet: de Wet basisregistratie personen;

  • college: het college van burgemeester en wethouders;

  • toezichthouder: de op grond van het bepaalde in artikel 4.2 van de wet door het college benoemde ambtenaar;

  • boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet;

  • overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a van de wet of zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b van de wet of een valse aangifte heeft gedaan.

Artikel 2: Doel

De bestuurlijke boete is een sanctie die wordt opgelegd met het doel te bestraffen. Daarnaast heeft de boete als doel de burger te bewegen alsnog te voldoen aan zijn verplichtingen, zoals genoemd zoals genoemd in de artikelen 2.38, 2.39, 2.40 lid 5, 2.43 t/m 2.47, 2.50, 2.51 en 2.52 van de wet.

Artikel 3: Uitgangspunten

  • 1.

    Per geconstateerde overtreding kan slechts één bestuurlijke boete worden opgelegd.

  • 2.

    Indien iemand gelijktijdig twee of meer zelfstandige overtredingen pleegt, kan voor alle overtredingen een bestuurlijke boete opgelegd worden.

  • 3.

    Een bestuurlijke boete wordt opgelegd binnen drie jaar nadat het college de overtreding heeft geconstateerd.

  • 4.

    In geval de verplichtingen als bedoeld in de wet moeten worden vervuld door een ander dan de ingeschrevene of de aangifteplichtige zelf, wordt de boete opgelegd aan degene op wie de verplichting volgens de wet rust.

  • 5.

    Als op grond van de wet aan meerdere personen een boete kan worden opgelegd voor dezelfde overtreding en het college besluit de boete ook aan meerdere personen op te leggen, dan zijn deze personen afzonderlijk hoofdelijk voor de gehele boete aansprakelijk.

  • 6.

    Indien de overtreder vóór inning van de opgelegde bestuurlijke boete komt te overlijden, vervalt deze op de datum van overlijden.

Artikel 4: Verwijtbaarheid en bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Voor het opleggen van een boete moet er sprake zijn van verwijtbaarheid.

  • 2.

    Het college kan van het opleggen van een boete afzien of kan een boete matigen indien de overtreder aannemelijk maakt dat op grond van:

    • a.

      de ernst van de overtreding;

    • b.

      de mate van verwijtbaarheid;

    • c.

      de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of

    • d.

      de omstandigheden waarin de overtreder verkeert, het opleggen van de (volledige) boete onevenredig is.

  • 3.

    Omstandigheden die niet leiden tot een vermindering van de mate van verwijtbaarheid zijn in ieder geval:

    • het niet (voldoende) beheersen van de Nederlandse taal;

    • het niet op de hoogte zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

    • het niet in staat te zijn van het behartigen van de belangen, doordat wordt gesteld dat de overtreder tijdelijk niet op het adres heeft gewoond. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;

    • indien wordt gesteld dat er geen post is ontvangen door slechte postbezorging of gebrekenaan of ontbreken van een brievenbus.

Artikel 5: Hoogte van de boete

  • 1.

    De hoogte van de standaardboete bedraagt € 200,00.

  • 2.

    De hoogte van de op te leggen hogere boete bedraagt € 325,00. Deze zal worden opgelegd indien:

    • a.

      Het aannemelijk is dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 2.43 van de wet bewust niet is nagekomen;

    • b.

      Het aannemelijk is dat de verplichting opgenomen in artikel 2.46 van de wet bewust niet wordt nagekomen;

    • c.

      er sprake is van “gelegenheid geven” als bedoeld in artikel 4.17 onder b. van de wet;

    • d.

      de overtreder eerder een overtreding heeft begaan waarvoor de boete opgelegd kan worden;

    • e.

      er sprake is van valsheid in geschrifte.

  • 3.

    De boete als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt alleen opgelegd als de overtreder bij voorbaat schriftelijk is geïnformeerd over de oplegging van een bestuurlijke boete bij het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in de wet.

Artikel 6: Valsheid in geschrifte

  • 1.

    Indien een tot aangifte verplicht persoon een valse of vervalste aangifte doet is er sprake van een overtreding van verplichting als bedoeld in artikelen 2.38, 2.39, 2.43, 2.45 en 2.47 van de Wet.

  • 2.

    De overtreding in de zin van het eerste lid is ook op te vatten als valsheid in geschrifte in de zin van de artikelen 225 en verder van het Wetboek van Strafrecht.

  • 3.

    Namens het college wordt in geval van overtreding van het bepaalde in het eerste lid aangifte gedaan van valsheid in geschrifte bij de politie.

  • 4.

    Een boete wordt niet opgelegd, als de overtreder strafrechtelijk wordt vervolgd voor dit feit.

Artikel 7: Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin de regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 8: Citeertitel

De beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel bestuurlijke boete basisregistratie personen gemeente Hoorn. De beleidsregel kan ook worden aangehaald als “Beleidsregel bestuurlijke boete BRP gemeente Hoorn”.

Artikel 9: Inwerkingtreding

De beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn van 12 juni 2018

Burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn,

gemeentesecretaris,                                      burgemeester,

Ondertekening