Regeling vervallen per 01-01-2023

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2022

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2020

Zaaknummer: 1731830

  • -

    gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders d.d. 22 oktober 2019

Betreft: nieuwe verordening Wmo om uitvoering te geven aan het resultaat gericht werken en Uitvoeringskader Inkoop Sociaal Domein Westfriesland 2019-2021

De Raad van de gemeente Hoorn besluit:

De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2020 vast te stellen.

Hoorn, 10 december 2019

De griffier,                                        de voorzitter,

Verordening maatschappelijke ondersteuning Hoorn 2020

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, die algemeen verkrijgbaar is en die niet aanzienlijk duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b.

    algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht is op maatschappelijke ondersteuning;

  • c.

    arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning.

  • d.

    budgetplan: een plan met daarin de motivatie van de cliënt waarom een pgb gewenst is. In dit plan maakt cliënt inzichtelijk welke zorg deze wil inkopen voor het beschikbare budget, het bedrag dat per zorgverlener besteed gaat worden, welke resultaten cliënt wil bereiken en hoe de zorg die cliënt wil inkopen hieraan bijdraagt;

  • e.

    doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat.

  • f.

    gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren.

  • g.

    intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteit is gekoppeld aan de ondersteuningsprofiel.

  • h.

    keukentafelgesprek: gesprek dat plaatsvindt in het kader van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

  • i.

    lokale toegang: loket dat het college heeft ingericht om hulp/ondersteuning te bieden aan een inwoner: 1.Hoorn.

  • j.

    maatschappelijke ondersteuning:

  • I.

    bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

  • II.

    ondersteunen van de zelfredzaamheid en bevorderen van de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

  • III.

    bieden van beschermd wonen en opvang;

  • k.

    maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan cliënt toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd, beschikt door het college

  • l.

    ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt, gecategoriseerd in de volgende ondersteuningsprofielen:

  • i.

    Profiel 1 psychosociale problematiek, psychische problematiek (PSY)

  • ii.

    Profiel 2 (licht) verstandelijke beperking ((L)VB)

  • iii.

    Profiel 3 cognitieve achteruitgang/psychogeriatrische problematiek (PG)

  • iv.

    Profiel 4 lichamelijke beperking (LB-HO) lichamelijke beperking – huishoudelijke ondersteuning.

  • v.

    Profiel 5a lichamelijke beperking (LB)

  • vi.

    Profiel 5b lichamelijke beperking (LB-NAH) lichamelijke beperking – niet aangeboren hersenletsel.

  • vii.

    Profiel 6 beschermd thuis (BT)

  • viii.

    Profiel 7 beschermd wonen (BW)

  • m.

    persoonsgebonden budget: bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden ontvangt;

  • n.

    perspectiefplan: ondersteuningsplan zoals bedoeld in de wet, i.e. een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken

  • o.

    pgb: persoonsgebonden budget

  • p.

    resultaat: een directe vertaling van de ondersteuningsbehoefte van inwoner (het ‘wat’) en staat omschreven in een perspectiefplan.

  • q.

    spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt. In deze gevallen treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek;

  • r.

    toezicht: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren uitgevoerd door de toezichthouder.

  • s.

    toezichthouder: ambtenaar bevoegd tot toezicht op de naleving van kwaliteitseisen zoals gesteld in artikel 6.1 van de Wmo 2015. Daarnaast is deze ambtenaar bevoegd om toezicht te houden op rechtmatigheid en fraude (Wmo en Jeugd). In West-Friesland is het toezicht regionaal georganiseerd.

  • t.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar adequaat resultaat wordt bereikt als met een voorziening op grond van de wet. Een voorliggende voorziening houdt in dat er, alvorens er een recht bestaat op een maatwerkvoorziening op basis van de Wmo, de hulpvraag middels een andere regeling kan worden opgelost.

  • u.

    voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

  • v.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo2015).

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, Regeling maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Procedureregels toegang maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening;

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure tot toegang van een maatschappelijke voorziening.

Artikel 3 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

  • a.

    het persoonlijk plan;

  • b.

    het perspectiefplan;

  • c.

    het gespreksverslag van het keukentafelgesprek waarin de voor beoordeling van de ondersteuningsbehoefte relevante gegevens zijn opgenomen;

  • d.

    andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door de inwoner zijn ingebracht;

  • 2.

    Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:

  • a.

    wat de ondersteuningsvraag is;

  • b.

    welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving;

  • c.

    welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving;

  • d.

    in hoeverre op eigen kracht, met eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of voorliggende voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden;

  • e.

    of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest;

f. of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waarom de inwoner vraagt.

  • 3.

    Indien een maatwerkvoorziening nodig is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

  • a.

    tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • b.

    tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

  • c.

    als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college maatwerk.

  • 5.

    Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening voor zover de aanvraag betrekking heeft op een al aangeschafte of ingezette maatwerkvoorziening en waarvan niet meer na te gaan is of deze voorziening noodzakelijk was.

  • 6.

    Als vastgesteld kan worden dat een reeds ingezette of aangeschafte maatwerkvoorziening noodzakelijk is wordt niet langer dan drie maanden voorafgaand aan de datum van de melding om ondersteuning vergoed.

  • 7.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 8.

    Een ingezetene kan in aanmerking komen voor (maatschappelijke) opvang indien deze:

  • a.

    feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

  • b.

    beperkt redzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

  • c.

    niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen inzake toelating naar aanleiding van afspraken met andere gemeenten over wederzijdse overdracht van cliënten en inzake prioritering van doelgroepen bij de toegang tot opvang en beschermd wonen.

Artikel 4. Advisering

  • 1.

    Het college kan om deskundigenadvies vragen indien zij dat gewenst vindt. Indien de deskundige niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college is afdeling 3.3 van de Awb van toepassing. Dit betekent dat het college zich moet vergewissen dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Deze zorgvuldigheid heeft zowel betrekking op de totstandkoming, de vorm en de inhoud van het advies. Hiervoor moet het college in ieder geval vaststellen:

  • a.

    of het onderzoek zich naast de eigen mogelijkheden van cliënt heeft uitgestrekt tot anderen, bijvoorbeeld personen van wie gebruikelijke hulp mag worden verwacht;

  • b.

    dat het advies logisch is opgebouwd;

  • c.

    welke de belangrijkste gebruikte onderzoeksdoelen en -methoden zijn geweest;

  • d.

    dat duidelijk is waarom bepaalde zaken juist niet zijn onderzocht, niet onderzocht konden worden of bepaalde methoden niet zijn gebruikt;

  • e.

    dat het advies logischerwijs voortvloeit uit de onderzoeksbevindingen;

  • f.

    dat het advies antwoord geeft op de geformuleerde onderzoeksvragen;

  • g.

    of door cliënt aangedragen vragen en opmerkingen mee zijn genomen in het onderzoek;

  • h.

    of het advies is voorgelegd aan cliënt en zijn zienswijze is toegevoegd aan het advies.

  • 2.

    Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit en de motivering daarvan. Afwijking van de conclusie(s) uit het advies wordt altijd gemotiveerd.

Artikel 5. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

  • a.

    de dagtekening van de beschikking;

  • b.

    tot welke beslissing het college is gekomen;

  • c.

    krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;

  • d.

    wat de motivering van beslissing is;

  • e.

    dat een mondeling toelichting op de beschikking door 1.Hoorn kan worden gegeven.

  • f.

    binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld;

  • 2.

    Indien de beschikking de beslissing tot het geheel of gedeeltelijk verstrekken van de aangevraagde voorziening(en) betreft wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening(en) in natura of als pgb wordt of worden verstrekt.

  • 3.

    Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel uitmakend van de beschikking mits deze is opgesteld.

  • 4.

    De beschikking vermeldt of een eigen bijdrage van toepassing is op de toegekende voorziening.

  • 5.

    Wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan cliënt of zijn vertegenwoordiger zich redelijkerwijs bewust moeten zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte moeten zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij de lokale toegang worden doorgegeven.

  • 6.

    Indien verwacht wordt dat na de in de beschikking genoemde einddatum nog maatschappelijke ondersteuning noodzakelijk is, hiervan uiterlijk zes weken voorafgaand aan genoemde einddatum opnieuw een melding moet worden gedaan.

  • 7.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    wat de ingangsdatum en einddatum van de maatwerkvoorziening is;

  • c.

    indien van toepassing hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

  • d.

    indien van toepassing welke andere maatwerkvoorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

  • 8.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;

  • b.

    welke kwaliteitseisen van toepassing zijn;

  • c.

    wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d.

    wat de start- en einddatum van de maatwerkvoorziening is waarvoor het pgb is bedoeld;

  • e.

    dat de besteding van het pgb verantwoord moet worden;

  • f.

    dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden geleverd of aangevangen dient te zijn;

  • 9.

    Het college van de gemeente Hoorn is door de Westfriese gemeenten gemandateerd om maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen te beschikken en te leveren voor en eventueel binnen een andere Westfriese gemeente.

Artikel 6. Regels voor een pgb en financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 2.3.6 van de Wet.

  • 2.

    In de nadere regels worden door het college criteria opgenomen die een uitwerking vormen van de voorwaarden zoals deze zijn gesteld in de Wet.

  • 3.

    Het college kent een pgb toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:

    • a.

      cliënt -al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk dan wel een door cliënt schriftelijk aangewezen gemachtigde of een door de rechter aangewezen wettelijk vertegenwoordiger (curator, bewindvoerder, mentor, voogd)-, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake en in staat is te achten om de aan een pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. Deze bestaan o.a. uit:

  • 1.

    aanvragen van de ondersteuning, inclusief formuleren ondersteunings-, cq. zorgvraag;

  • 2.

    inkopen en aansturen van de zorg, ook als de ondersteuningsvraag wijzigt;

  • 3.

    goed werkgeverschap;

  • 4.

    coördinatie van zorgverleners;

  • 5.

    coördinatie betrokkenheid sociaal netwerk en mantelzorg;

  • 6.

    het voeren van een administratie;

  • 7.

    verantwoording afleggen en contact onderhouden met de gemeente;

  • 8.

    taal- en ICT-vaardigheid.

  • b.

    is gemotiveerd hoe de inzet van een pgb bijdraagt aan het oplossen van de ondersteuningsvraag waarvoor een cliënt een pgb wenst;

  • c.

    is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het pgb betaald moeten worden veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn conform de kwaliteitseisen zoals genoemd in artikel 9 van deze verordening.

  • 4.

    Het college kent in ieder geval geen pgb toe als:

  • a.

    Een volledig ingevuld en ondertekend budgetplan ontbreekt bij de aanvraag;

  • b.

    in de vier jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

  • c.

    er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

  • d.

    de voorziening langer dan 3 maanden voorafgaand aan de indiening van de melding is aangeschaft;

  • e.

    niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was;

  • f.

    het een voorziening voor opvang of aanvullend (openbaar) vervoer betreft;

  • g.

    voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

  • h.

    voor zover dit is bedoeld voor de betaling van bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;

  • i.

    voor zover dit is bedoeld voor ondersteunings- of administratiekosten in verband met het pgb;

  • j.

    de cliënt (en diens eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb-vaardig is,

  • k.

    de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;

  • l.

    er opzettelijk foutieve informatie is geleverd door de cliënt, zijn (wettelijke) vertegenwoordiger of zorgaanbieder.

  • 5.

    Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb als er sprake is van:

  • a.

    problematische schulden;

  • b.

    ernstige verslavingsproblematiek;

  • c.

    er eerder misbruik is geweest van een pgb;

  • d.

    aangetoonde fraude, begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;

  • e.

    een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

  • f.

    een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

  • g.

    een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis;

  • h.

    het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;

  • i.

    een wettelijke vertegenwoordiger niet in staat is tot een redelijke waardering van de belangen van de cliënt;

  • j.

    registratie van de beoogde zorgaanbieder bij het Informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de verstrekking van een pgb en een financiële tegemoetkoming.

Artikel 7. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

  • a.

    wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden tenzij het een zaak betreft;

  • b.

    wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

  • c.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie in de regio beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van een pgb voor een zaak wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijvingen alsmede de onderhouds- en verzekeringskosten (6% marktconform) indien noodzakelijk;

  • 3.

    De hoogte van een pgb voor maatwerkvoorziening bedraagt:

  • a.

    maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

  • b.

    maximaal 85 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZPer, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

  • c.

    maximaal 75% van het toepasselijke tarief per arrangement indien uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning, met een maximum tarief zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de regeling langdurige zorg.

  • d.

    indien met een pgb zorg wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van zorg door een professionele zorgverlener en ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling):

  • i.

    levert het college maatwerk met een passend tarief;

  • ii.

    wordt ervoor gekozen het gangbare tarief voor een persoon uit het sociaal netwerk te hanteren zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

  • e.

    indien een arrangement wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders:

  • i.

    levert het college maatwerk met een passend tarief,

  • ii.

    wordt bij de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk als maximum het gangbare tarief gehanteerd zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

  • f.

    Lid 3 sub e geldt enkel voor de groep cliënten die vóór 1 januari 2020 over een Wmo-maatwerk indicatie beschikt met samenloop van de verstrekkingsvormen ZIN en pgb.

  • 4.

    Het uurtarief voor Huishoudelijke Ondersteuning, geleverd door iemand uit het sociaal netwerk bedraagt maximaal 80% van het tarief zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

  • 5.

    taxi- en rolstoelvervoer: stelt het college vast in op basis van een reëel tarief via het financieel besluit Wmo.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent indexering van pgb-tarieven.

  • 7.

    Het college stelt jaarlijks de pgb-tarieven voor Wmo maatwerkvoorzieningen, forfaitaire vergoedingen en financiële tegemoetkomingen vast via het ‘financieel besluit Wmo’.

Artikel 8. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een cliënt kan een bijdrage verschuldigd zijn voor:

  • a.

    het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning, en,

  • b.

    een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De eigen bijdrage in de kosten van de maatwerkvoorziening(en), met een maximum van de kostprijs, bedraagt ten hoogste het bedrag zoals genoemd in artikel 2.1.4 lid 4 en 2.1.4a lid 4 van de wet.

  • 3.

    De beschikking bevat een vermelding of een eigen bijdrage van toepassing is.

  • 4.

    De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen conform de wet abonnementstarief geldt voor:

  • a.

    zorgarrangementen gebaseerd op ondersteuningsprofielen 1 t/m 5b

  • b.

    zorgarrangement gebaseerd op ondersteuningsprofielen 6

  • c.

    zorgarrangement gebaseerd op ondersteuningsprofielen 7

  • d.

    maatwerkvoorzieningen woningaanpassingen, hulpmiddelen (met uitzondering van een rolstoelvoorziening), rolstoelvervoer van / naar maatwerkvoorzieningen.

  • 5.

    De omvang van de eigen bijdrage uit:

  • a.

    lid 1 sub a + c is gebaseerd op de wet Wmo2015, artikel 2.1.4 lid 4

  • b.

    lid 1 sub b is gebaseerd op het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, hoofdstuk 3, paragraaf 3

  • c.

    lid 1 sub d is gebaseerd op de wet artikel 2.1.4 of de kostprijs.

  • 6.

    Bovenstaande bijdragen uit de wet abonnementstarief worden namens het college geïnd door het CAK.

  • 7.

    De inning van de eigen bijdrage voor maatschappelijke opvang wordt namens het college verricht door de instellingen die hiervoor door het college worden gefinancierd.

  • 8.

    Een cliënt is een niet van het inkomen afhankelijke ritbijdrage verschuldigd voor de kosten van het gebruik van collectief vervoer (regio-taxi). Deze betaalt cliënt rechtstreeks aan de vervoerder. Het college stelt de tarieven vast bij nadere regeling in een financieel besluit.

  • 9.

    De eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 10.

    Startmoment eigen bijdrage

  • a.

    Datum van beschikking vormt start eigen bijdrage bij pgb en financiële tegemoetkoming

  • b.

    Datum van levering ondersteuning door zorgaanbieder vormt start eigen bijdrage bij gecontracteerde zorgaanbieders

  • c.

    Datum van levering van het hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatwerkvoorziening

  • d.

    De eigen bijdrage wordt geheven vanaf de maand waarin het startmoment valt.

  • 11.

    Stopmoment eigen bijdrage

  • a.

    Datum van aflopen indicatie vormt het stopmoment van eigen bijdrage

  • b.

    Datum dat kostprijs is afbetaald is stopmoment eigen bijdrage

  • c.

    In geval van een doorlopend servicecontract of verzekering via de gemeente kan het stopmoment van de eigen bijdrage wordt verlengd

  • d.

    In geval van een doorlopend servicecontract of verzekering bedraagt de jaarlijkse eigen bijdrage de kostprijs hiervan

  • e.

    De eigen bijdrage is verschuldigd tot en met de maand waarin het stopmoment valt.

Artikel 9. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2.

    Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

  • a.

    de voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b.

    de voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn;

  • c.

    beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3.

    Onverminderd de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke toezicht en handhavingsbevoegdheden handhaaft het college deze nadere regels door periodieke overleggen met de aanbieder(s) en de cliëntenra(a)den, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4.

    Indien een zorgaanbieder diensten aanbiedt via een pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg.

  • 5.

    Indien het een maatwerkvoorziening via een pgb betreft toetst het college het budgetplan van de cliënt en beoordeelt of de kwaliteit door de gewenste zorgleverancier geboden kan worden.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 10. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking en uitvoering van een maatwerkvoorziening door een aanbieder en verwijst hierbij naar de toezichthoudend ambtenaar.

  • 2.

    Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 11. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de cliënt of zijn (wettelijke) vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c.

    de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de cliënt langer dan 2 maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

  • e.

    de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

  • f.

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet, of voor een ander doel gebruikt.

  • g.

    de zorgverlener onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.

  • 8.

    Zorgaanbieders bij wie de afgelopen drie jaar het contract is ontbonden of niet verlengd is op basis van het resultaat van een onderzoek door de toezichthouder of de inspectie komen niet in aanmerking voor het aanbieden van maatschappelijke ondersteuning op basis van pgb.

  • 9.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent terug- en invordering.

Artikel 12. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt cliënt en zijn budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 13. Toezichthouder

  • 1.

    Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de wet personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 2.

    Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3.

    Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 4.

    De regionale toezichthouder adviseert aan de colleges WF7, die gezamenlijk besluiten over vervolgacties.

  • 5.

    De toezichthouder informeert de raad via een jaarverslag.

Artikel 14. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 15. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

  • a.

    een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

  • b.

    een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

  • i.

    een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

  • ii.

    de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

  • a.

    overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet, en

  • b.

    rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

  • a.

    de kosten van de beroepskracht;

  • b.

    redelijke overheadkosten;

  • c.

    kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

  • d.

    reis en opleidingskosten;

  • e.

    indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

  • f.

    overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6.

    Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten rekening houden met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 7.

    Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige maatwerkvoorzieningen, rekening met:

  • a.

    de marktprijs van de voorziening;

  • b.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

  • i.

    aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

  • ii.

    instructie over het gebruik van de voorziening;

  • iii.

    onderhoud van de voorziening

  • iv.

    verzekering van de voorziening.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 16. Klachtregeling en medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klacht- en medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 17. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan overleg en bijeenkomsten, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 18. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt 2 jaar na invoering geëvalueerd. Onderdeel van deze evaluatie is een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 19. Overgangsbepalingen

De Verordening Wmo 2020 gemeente Hoorn is van toepassing op alle aanvragen die vanaf 1 januari 2020 worden ingediend.

  • 1.

    Een aanvraag die is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening wordt afgehandeld conform de verordening Verordening maatschappelijke ondersteuning Hoorn 2018.

  • 2.

    Beschikkingen van cliënten die doorlopen tot na 31-12-2020, worden herbeoordeeld conform deze verordening, het Besluit en Beleidsregels van de gemeente Hoorn. Op grondslag van deze herbeoordeling geeft het college een beschikking af.

  • a.

    Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van 1 aanbieder voor enkelvoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel.

  • b.

    Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van 1 aanbieder voor meervoudige zorg worden administratief omgezet naar het arrangementenmodel / opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

  • c.

    Indicaties van inwoners in bezit van een Wmo-indicatie geldig na 31-12-2020 en zorg ontvangen van meer dan 1 zorgaanbieder worden in de loop van 2020 opgeroepen voor een herindicatie voor een passende omzetting naar het arrangementenmodel.

  • d.

    Herbeoordelingen inzake het overgangsrecht Beschermd Wonen zullen conform artikel 8.4 Wmo plaatsvinden.

  • 3.

    Indien de beschikking na herbeoordeling conform deze verordening, het Besluit en de Beleidsregels van de gemeente Hoorn inbreuk maakt op de beschikking die afgegeven is, wordt een overgangstermijn van minimaal drie maanden gehanteerd binnen welke termijn de beschikkingen doorlopen.

  • 4.

    In aanvulling op lid 2 en 3 ontvangen cliënten aan wie een pgb is toegekend, voor de periode dat de afgegeven beschikking in 2020 nog doorloopt of tot aan de nieuwe beschikking na een herbeoordeling, een budget conform de afgegeven beschikking.

Artikel 20. Hardheidsclausule:

Het college kan indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van cliënt afwijken van de bepalingen uit in deze verordening, als toepassing van deze verordening leidt tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen.

Artikel 21 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Hoorn 2020.

  • 3.

    De Verordening maatschappelijke ondersteuning Hoorn 2018 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad.

Toelichting bij de verordening

Algemene toelichting:

Landelijke en lokale ontwikkelingen leiden regelmatig tot aanpassingen van gemeentelijke regelgeving. Voor de onderhavige verordening zijn dit:

  • Jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep alsmede de hierop volgende kamerbrieven van het Ministerie van VWS gericht op verbeterde rechtszekerheid voor de burger.

  • Invoering van de Wet Abonnementstarief welke voorziet in een eigen bijdrage op basis van een abonnementstarief, gericht op een vereenvoudiging voor de burger.

  • Invoering van een nieuw landelijk Pgb-portaal (Pgb 2.0), gericht op gebruiksvriendelijke ICT.

  • Invoering resultaat gestuurd werken door de Westfriese gemeenten per 1 januari 2020, resultaatgericht indiceren middels een perspectiefplan biedt meer duidelijkheid over rechten en plichten voor inwoners en zorgprofessional.

  • Samenwerking binnen de Westfriese gemeente gericht op eenduidig beleid: een uniforme rompverordening voor de WF7, met ruimte voor de couleur locale van elke gemeente (toegang, toekenningscriteria Pgb, eigen bijdrage, mantelzorgers, tegemoetkomingen, participatieplatform, evaluatie)

  • Invoering van een arrangementenmodel met toepassing van overgangsrecht: de huidige beschikkingen blijven geldig.

Daarnaast heeft de gemeenteraad van Hoorn op 9 juli 2019 het meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein 2019-2023 vastgesteld.

Artikelsgewijze toelichting:

Artikel 1 lid 1 sub r: Het toezicht in deze definitie omvat niet het zorginhoudelijke toezicht zoals zorgaanbieders dit aanbieden bij de voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en beschermd wonen.

Artikel 3 lid 4: Maatwerk is het uitgangspunt, conform het wettelijke criterium ‘veilig, doeltreffend en cliëntgericht’. Vaste jurisprudentie heeft geleid tot de uitspraak dat het college ‘het goedkoopst adequaat’ alternatief’ mag aanbieden. Denk hierbij aan een zaak, zoals een minder kostbare scootmobiel, die wel aan alle wettelijke eisen voldoet. Door het inzetten van maatwerk wil het college ‘goedkoop is duurkoop’ voorkomen.

Artikel 5 lid 8 sub f: indien cliënt is aangemeld bij een zorgverlener maar heeft de zorg nog niet kunnen aanvangen vanwege een wachtlijst dan wordt er voldoen aan dit criterium. Wel wordt van cliënt verwacht dat deze aan 1.Hoorn de wachttijd meldt.

Artikel 6 lid 5: de onderdeken a t/m h vallen onder de bevoegdheid van het onderzoeken en wegen van de ‘redelijke waardering van belangen’ door het college.

Artikel 7: voor tarieven wordt verwezen naar het ‘financieel besluit Wmo’ dat het college jaarlijks vaststelt.

Artikel 7 lid 1 sub a: het betreft hier een door het college verstrekt budgetplan.

Artikel 7 lid 1 sub c: ook bij de afweging van het pgb de toelichting bij artikel 3 lid 4.

Artikel 7 lid 2: Voor een zaak geldt dat het tarief dat de gemeente betaalt bij herverstrekking toereikend is als deze optie voor cliënt open staat en voor dat bedrag kan worden ingekocht.

Artikel 7 lid 3: in dit artikel wordt verwezen naar een arrangementsprijs. Dit arrangementsprijs is een gemiddelde van meer en minder ondersteuning die binnen de kaders van het arrangement wordt geboden.

In het ‘financieel besluit Wmo’ zijn de tarieven van de arrangement per uur, dagdeel en etmaal vastgelegd.

Bij Pgb kan In individuele gevallen van een gemiddeld tarief worden afgeweken indien voor dit bedrag de noodzakelijke, adequate ondersteuning aantoonbaar door meerdere offertes niet kan worden ingekocht en het redelijk en billijk is om een hogere vergoeding toe te staan. (ECLI:NL:CRVB:2018:2829).

Toekenning van het formele of informele tarief bij inzet van het sociaal netwerk is mede afhankelijk van inschrijving in de KvK, bezit relevante diploma's, werkervaring en het praktisch in staat passende hulp te kunnen bieden. (ECLI:NL:RBOVE:2017:2773).

De ondergrens van de pgp-tarieven zoals vastgelegd in het ‘financieel besluit Wmo’ is gebaseerd op het minimumloon + vakantiegeld de ondergrens. De feitelijke ondergrens kan worden gevonden op de website van de SVB.

Voor een zaak geldt dat het tarief dat de gemeente betaalt bij herverstrekking toereikend is als deze optie voor cliënt open staat en voor dat bedrag kan worden ingekocht.

Artikel 7 lid 3 sub f: Dit artikel dient te worden geïnterpreteerd als een vorm van overgangsrecht.

Artikel 8 lid 4 sub b en c: eigen bijdrage beschermd wonen

Er wordt door de wetgever vanaf 2020 een onderscheid gemaakt in de eigen bijdrage voor Beschermd Wonen:

  • Voor inwoners van Westfriesland die per 2020 thuis wonen met begeleiding en toezicht is het ondersteuningsprofiel Beschermd Thuis zonder wooncomponent bedoeld (profiel 6). Voor dit profiel geldt het abonnementstarief uit de Wmo.

  • Inwoners die gebruik maken van beschermd wonen met een wooncomponent (profiel 7) betalen daarom de eigen bijdrage voor zorg in een instelling. De berekening van deze bijdrage is dezelfde als voor de Wet langdurige zorg (Wlz).

Artikel 8 lid 5.

Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 voor 2020 en later van de Rijksoverheid is bij het schrijven van deze verordening nog niet gepubliceerd. Het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 kan een aanvullende nadere uitwerking bevatten.

Ondertekening