Regeling vervallen per 29-12-2017

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gemeente Horst aan de Maas

Geldend van 16-12-2011 t/m 28-12-2017

Intitulé

Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gemeente Horst aan de Maas

raadsbesluit

Bijlage van gemeenteblad 2011, no. 109b.

De raad van de gemeente Horst aan de Maas;

De raad van de gemeente Horst aan de Maas;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 september 2011 , gemeenteblad 2010, no. 109b;

gelet op het bepaalde in artikel 7, lid 10 van de Wet sociale werkvoorziening;

gelet op de samenwerking van de gemeenten Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venray voor de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening in de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningschap NLW, en het belang van genoemde Gemeenschappelijke Regeling bij eensluidende verordeningen met betrekking tot de volgorde van het plaatsingsbeleid Wsw van de deelnemende gemeenten;

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;

b e s l u i t :

onder intrekking van de Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening als vastgesteld in de voormalige gemeenten Horst aan de Maas, Sevenum en Meerlo-Wanssum,

vast te stellen de: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gemeente Horst aan de Maas

waarvan de inhoud als volgt luidt:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas.

De wet: de Wet sociale werkvoorziening (Wsw).

Loonwaardeonderzoek: een methodiek waarbij verminderde arbeidsproductiviteit in relatie tot de verdiencapaciteit wordt vastgesteld.

Voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de Wsw waarop belanghebbende aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Persoonsgebonden budget (PGB): Een persoonsgebonden budget kan bestaan uit een periodieke subsidie aan de werkgever, een vergoeding aan de werkgever voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht, een vergoeding aan de begeleidingsorganisatie voor de noodzakelijke kosten van begeleiding op de werkplek en een vergoeding aan de begeleidingsorganisatie ten behoeve van de totstandkoming van de dienstbetrekking, een en ander als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Overige begrippen: alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wsw en de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Het college stelt elk jaar vóór 31 december de hoogte vast van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten voor elk te verstrekken persoonsgebonden budget voor het daarop volgende kalender jaar.

Artikel 3 De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw

Het college verstrekt op aanvraag aan iedere Wsw-geïndiceerde die recht heeft op plaatsing of een dienstverband in de zin van de Wsw, een persoonsgebonden budget indien de werkgever en de begeleidingsorganisatie er voor zorg dragen dat de arbeidsplaats voor de sw-geïndiceerde adequaat wordt ingevuld.

De werkgever voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    De werkgever is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel, tenzij de werkgever een publiekrechtelijk rechtspersoon is;

  • b.

    De aangeboden arbeidsplaats en de omvang daarvan zijn, gelet op de indicatiestelling en de mogelijkheden van de Sw-geïndiceerde, als passend aan te merken;

  • c.

    De minimale aaneengesloten duur van het dienstverband bedraagt zes maanden;

  • d.

    De minimale omvang van het dienstverband bedraagt 16 uur per week;

  • e.

    De salariëring is gebaseerd op de voor het bedrijf of de betreffende branche geldende CAO of arbeidsvoorwaarden.

De begeleidingsorganisatie voldoet aan de volgende vereisten:

  • a.

    De begeleidingsorganisatie voldoet aan de certificeringeisen die gelden in de re-integratiebranche;

  • b.

    Zij heeft aantoonbare kennis en ervaring in het werkveld en wordt in staat geacht de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen.

Artikel 4 De hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever

  • 1. Het college stelt op verzoek van de Wsw-geindiceerde de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever vast.

  • 2. De te verstrekken loonkostensubsidie wordt bepaald door de hoogte van de loonwaarde van de Wsw-geindiceerde. Het college stelt de loonwaarde vast aan de hand van een loonwaardeonderzoek.

  • 3. Bij verschil van inzicht tussen college en werkgever over de juistheid van de vastgestelde loonwaarde, vindt een onafhankelijk loonwaardeonderzoek plaats.

  • 4. De periodieke subsidie aan de werkgever kan niet meer bedragen dan de voor de aanvrager beschikbare rijkssubsidie minus de som van de vastgestelde uitvoeringskosten, de vastgestelde vergoeding voor de begeleidingsorganisatie (incl BTW) en de te verstrekken vergoeding op grond van artikel 8 van deze verordening.

  • 5. De werkgever is gehouden om uit de periodieke subsidie eenmalig een door het college vast te stellen stimuleringspremie uit te betalen aan de werknemer. Het college stelt hiertoe nadere voorwaarden vast in een uitvoeringsbesluit.

Artikel 5 Herziening van de periodieke subsidie

De periodieke subsidie kan ambtshalve of op verzoek van de werkgever worden herzien indien er gerede aanleiding is voor een herbeoordeling van de loonwaarde van de Wsw-geindiceerde.

Artikel 6 Beëindiging van de periodieke subsidie

De verstrekking van subsidie en vergoedingen op grond van deze verordening wordt beëindigd in de bij wet aangegeven gevallen.

Artikel 7 De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

  • 1. Het aantal uren aan begeleiding dat door het college wordt vergoed bedraagt ten hoogste 15% van het aantal door de Wsw-geïndiceerde voor de werkgever gewerkte uren.

  • 2. De kosten die een begeleidingsorganisatie maakt in verband met het zoeken van een begeleid werkenplaats komen voor vergoeding in aanmerking als dit leidt tot het tot stand komen van een arbeidsovereenkomst.

  • 3. De wijze van bepaling van de vergoeding en het vaststellen van nadere voorwaarden worden in een uitvoeringsbesluit door het college nader vastgesteld.

Artikel 8 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

  • 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor de eenmalige kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht als uit een deskundigenrapport blijkt:

    • a.

      dat aanpassingen op de werkplek noodzakelijk zijn,

    • b.

      deze persoonsgerelateerd zijn,

    • c.

      er geen voorliggende voorzieningen zijn,

    • d.

      het niet redelijk is dat deze kosten door de werkgever worden gedragen.

  • 2. Kosten voor aanschaf van apparatuur, kosten voor de werkplek en kosten voortvloeiende uit arbowetgeving, die de werkgever uit hoofde van normaal en goed werkgeverschap voor iedere werknemer zou moeten maken, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

  • 3. Het college stelt nadere voorwaarden voor deze vergoeding door middel van een uitvoeringsbesluit vast.

Artikel 9 Indienen van de aanvraag

  • 1. De aanvraag voor een persoonsgebonden budget dient te zijn ondertekend door de Wsw-geïndiceerde of diens wettelijke vertegenwoordiger en dient te zijn vergezeld van een begeleidingsplan. De aanvraag wordt meeondertekend door werkgever en de begeleidingsorganisatie.

  • 2. Het college kan in een uitvoeringsbesluit nadere eisen stellen betreffende de indiening van de aanvraag en de vorm en inhoud van het begeleidingsplan.

Artikel 10 Beslistermijn

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste 4 weken verdagen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 11 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Het besluit tot verlening van de periodieke subsidie bevat in ieder geval:

  • 1.

    De hoogte van de periodieke subsidie en de wijze waarop deze kan worden aangepast;

  • 2.

    De wijze van bevoorschotting van de subsidie;

  • 3.

    De verplichtingen van de werkgever.

Artikel 12 Het vaststellen van de periodieke subsidie

  • 1. De werkgever verstrekt op een daartoe vastgesteld formulier binnen 4 weken na afloop van het kalenderjaar een opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto-CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten, alsmede een kopie van de loonstroken.

  • 2. Het college stelt de periodieke subsidie binnen 4 weken na ontvangst van de in lid 1 genoemde bescheiden vast.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

De subsidie wordt overeenkomstig de vaststelling binnen 4 weken betaald onder verrekening van reeds betaalde voorschotten.

Artikel 14 Verplichtingen van de werkgever en begeleidingsorganisatie

De werkgever en begeleidingsorganisatie doen onmiddellijk schriftelijk mededeling van alle feiten en omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de verstrekking van de subsidie en of vergoeding.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening indien onverkorte toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012

Artikel 17 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening persoonsgebonden budget begeleid werken Wet sociale werkvoorziening (Wsw) gemeente Horst aan de Maas.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 oktober 2011
De raad voornoemd,
De voorzitter, De griffier,
ir. C.H.C. van Rooij, mr. R.J.M. Poels,

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2008 is de herziene Wet sociale werkvoorziening (Wsw) in werking getreden. Deze wet bevordert dat Wsw-geïndiceerden meer in een reguliere werkomgeving gaan werken. Om deze doelstelling te verwezenlijken voert de wet enkele belangrijke wijzigingen door. Zo worden regie en sturing op de Wsw nadrukkelijker in handen gelegd van gemeenten. Gemeenten worden hiermee gestimuleerd een visie te ontwikkelen om het doel van de wet, het realiseren van aangepaste arbeid die aansluit bij de capaciteiten en mogelijkheden van de Wsw-geïndiceerde, het beste te kunnen verwezenlijken.

Een tweede verandering heeft betrekking op het geven van meer rechten en keuzemogelijkheden aan Wsw-geïndiceerden, waaronder het recht op een persoonsgebonden budget (PGB) om begeleid werken te realiseren.

De wet verplicht gemeenteraden om bij verordening nadere regels vast te stellen over de wijze waarop het college vormgeeft aan het PGB (artikel 7, tiende lid, Wsw). Gemeenteraden moeten binnen zes maanden na inwerkingtreding van de wet deze verordening hebben vastgesteld.

Twee vormen van begeleid werken

Sinds 1998 kent de Wsw de mogelijkheid van begeleid werken door Wsw-geïndiceerden bij een reguliere werkgever. Het begeleid werken was onder de oude wet geregeld in het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken. Bij deze vorm van begeleid werken worden begeleid werkenplekken tot stand gebracht door gemeente of schap. Deze wijze van tot stand brengen van begeleid werken blijft ook onder de nieuwe wet bestaan.

Naast het begeleid werken dat door gemeente of schap tot stand wordt gebracht, introduceert de nieuwe Wsw het begeleid werken via de figuur van het persoonsgebonden budget (PGB). Dit vanuit de gedachte dat de Wsw als vrijwillige voorziening voor een specifieke groep arbeidsgehandicapten zo goed mogelijk moet aansluiten bij de capaciteiten en mogelijkheden van een Wsw-geïndiceerde.

Daarbij past ook dat Wsw-geïndiceerden de mogelijkheid moeten hebben om zelf te bepalen op welke manier hun arbeidsplaats wordt gerealiseerd. Door de Wsw-geïndiceerde een recht op een PGB te geven wordt hierin voorzien. Tussen beide vormen van begeleid werken, totstandkoming via een PGB dan wel met behulp van gemeente of schap, bestaat een aantal verschillen. Zo is begeleid werken met een PGB als een recht voor elke Wsw-geïndiceerde geformuleerd. Deze heeft recht op begeleid werken met een PGB als de aanvraag aan de wettelijke eisen en de daarop gebaseerde gemeentelijke voorwaarden voldoet. Bovendien ligt bij begeleid werken met een PGB het initiatief bij de Wsw-geïndiceerde zelf. De Wsw-geïndiceerde, of iemand namens hem, zal een PGB bij de gemeente moeten aanvragen en om dit te kunnen doen zal hij zelf een werkgever en een begeleidingsorganisatie moeten aandragen en de wijze van werkplekaanpassing moeten regelen, dan wel daar een voorstel voor doen. Als een Wsw-geïndiceerde (of een door hem ingeschakelde begeleidingsorganisatie) een werkgever vindt die hem een adequate werkplek aanbiedt, de begeleiding op de werkplek adequaat wordt geregeld én de kosten van begeleid werken binnen het beschikbare budget vallen, dan is de gemeente (na de aanvraag te hebben beoordeeld) verplicht de wens van de Wsw-geïndiceerde te honoreren. Iedere Wsw-geïndiceerde komt in beginsel in aanmerking voor begeleid werken met een PGB. Voor personen op de wachtlijst geldt dat zij pas van het PGB gebruik kunnen maken als zij op grond van hun plek op die wachtlijst aan de beurt zijn voor een wsw-plek. Voor het beroep op een PGB is geen begeleid werken-indicatie van het CWI vereist. Hij of zij hoeft daarvoor dus niet een positief advies begeleid werken te hebben gekregen. Een sw-indicatie volstaat. Ook een sw- werknemer met een bestaand dienstverband kan dus een beroep doen op een PGB.

Het verschil tussen begeleid werken dat door de gemeente of schap wordt georganiseerd en begeleid werken met een PGB is in beginsel uitsluitend gelegen in de procedurele wijze waarop een begeleid werkenplek tot stand wordt gebracht. Als de begeleid werkenplek eenmaal is gerealiseerd zijn er in principe geen verschillen. Dit betekent dat gemeenten bij het stellen van regels voor begeleid werken met een PGB zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij de wijze waarop zij het begeleid werken op dit moment organiseren. Dit geldt met name voor de eisen die zij aan werkgevers, de werkplek en aan begeleidingsorganisaties stellen.

De regeling van begeleid werken met een PGB

Het begeleid werken met een PGB wordt geregeld in artikel 7 Wsw. De gemeente kan een verzoek van een Wsw-geïndiceerde om voor een PGB in aanmerking te komen niet weigeren, als:

  • 3.

    De betrokkene al een Wsw-dienstbetrekking heeft of recht heeft op plaatsing vanaf de wachtlijst;

  • 4.

    De door de Wsw-geïndiceerde of de door hem aangedragen begeleidingsorganisatie voorgestelde werkplek en begeleiding op de werkplek adequaat zijn;

  • 5.

    De door de gemeente aan de werkgever te verstrekken periodieke subsidie en de aan de begeleidingsorganisatie te verstrekken vergoeding, na aftrek van de voor de gemeente rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten, niet hoger zijn dan het (gemiddelde) budget dat beschikbaar is voor een Wsw-plaats. Komt het bedrag van de periodieke subsidie en de periodieke vergoeding van begeleiding boven het budget uit dat beschikbaar is voor een Wsw plaats, dan is het college niet verplicht om subsidie te verstrekken, maar mag het dat wel doen. (artikel 7, eerste lid, Wsw).

Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Het college heeft de bevoegdheid om op grond van de wet en de voorwaarden in deze verordening te toetsen of het aangevraagde bedrag voor het PGB nodig is om de betreffende Wsw-geïndiceerde op een adequate wijze begeleid te laten werken, dan wel dat zou kunnen worden volstaan met een lager bedrag. Omgekeerd kan het college, hoewel hij de toekenning van een dergelijke hogere aanvraag mag weigeren, ook besluiten een hoger bedrag toe te kennen dan het beschikbare bedrag.

Het PGB bestaat uit drie bestanddelen

  • 1.

    Een periodieke subsidie aan de werkgever waar de Wsw-geïndiceerde in dienst is. Deze subsidie is primair bedoeld als een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit. Ook kan deze subsidie worden gebruikt als een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde.

  • 2.

    Een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie die de begeleiding van de Wsw-geïndiceerde verzorgt en eventueel een eenmalige vergoeding voorzover de begeleidingsorgaisatie is ingeschakeld ten behoeve van de totstandkoming van de dienstbetrekking

  • 3.

    Een vergoeding voor de eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht (artikel 7, derde lid, Wsw). Hieronder worden bijvoorbeeld kosten verstaan die gemaakt worden voor technische aanpassingen in de werkplek. Gemeenten kunnen deze vergoedingen verstrekken, ze zijn daartoe niet verplicht. Het PGB is geen rugzakje: de Wsw-geïndiceerde krijgt geen budget mee. In feite moet het PGB als hier bedoeld dan ook eerder worden gezien als een persoonsvolgend budget. Het PGB wordt aangevraagd door de Wsw-geïndiceerde, maar de subsidie en vergoeding worden door de gemeente verstrekt aan de werkgever respectievelijk de begeleidingsorganisatie. De Wsw-geïndiceerde heeft echter geen recht op een bepaald budget. Het uitgangspunt van de wet is dat een Wsw-geïndiceerde recht heeft op begeleid werken met een PGB. Enerzijds bestaat er dus een recht op een PGB, anderzijds heeft het college de verantwoordelijkheid voor het zo efficiënt en effectief inzetten van publieke middelen en het realiseren van de jaarlijkse (rijks)taakstelling voor het realiseren van wsw-plekken. Het bestaan van een PGB ontslaat het college ook niet van de zorgplicht zoals die is geformuleerd in art. 1 lid 3 van de wet

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

In artikel 1 is een beperkt aantal begrippen opgenomen, omdat de wet voldoende duidelijk is over gehanteerde termen en begrippen. Een uitgebreide(re) begrippenlijst is derhalve overbodig.

Artikel 2 De hoogte van de rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten

Artikel 7, tiende lid, onderdeel b, Wsw bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de hoogte van de voor het college rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden uitvoeringskosten omgerekend op jaarbasis. Artikel 2 van deze verordening vormt de uitwerking van deze verplichting. In dit artikel wordt bepaald dat het college elk jaar de hoogte van de gemeentelijke uitvoeringskosten van begeleid werken met een PGB vaststelt. De gemeente zal zelf moeten bepalen welke uitvoeringskosten het toekennen van een PGB aan een Wsw-geïndiceerde voor de gemeente met zich meebrengt. De wet geeft niet aan wat precies onder uitvoeringskosten moet worden verstaan. Het moet in ieder geval gaan om kosten die rechtstreeks aan de subsidieverlening verbonden zijn (artikel 7, tweede lid, onderdeel b, Wsw). Daarbij kan worden gedacht aan kosten in verband met de volgende activiteiten:

  • a.

    het beoordelen van aanvragen voor een PGB;

  • b.

    de administratieve handelingen in verband met het verstrekken van subsidies en vergoedingen in het kader van het PGB;

  • c.

    het monitoren van het begeleid werken met een PGB;

  • d.

    het tussentijds bepalen van loonwaarde;

  • e.

    het voeren van (tussentijdse) gesprekken met begeleidingsorganisatie en werkgever.

De uitvoeringskosten worden afgetrokken van het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt, waarbij ook rekening wordt gehouden met de mate van

arbeidshandicap. Het bedrag dat de gemeente (gemiddeld) per Wsw-geïndiceerde van het rijk ontvangt minus de (gemiddelde) uitvoeringskosten per Wsw-geïndiceerde levert vervolgens het bedrag op dat de gemeente in beginsel beschikbaar heeft voor een PGB.

Artikel 3 De voorwaarden om in aanmerking te komen voor een persoonsgebonden budget begeleid werken Wsw

Het college zal bij elke aanvraag van een PGB moeten beoordelen of de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek adequaat door de werkgever wordt verzorgd (artikel 7, eerste lid, Wsw). In verband hiermee heeft de gemeente eisen gesteld aan de werkgever en de door hem aangeboden werkplek.

In artikel 7, tiende lid, Wsw dient de gemeenteraad in zijn verordening de voorwaarden te regelen waaronder het college een begeleidingsorganisatie inschakelt die door de Wsw-geïndiceerde is aangewezen.

Het 5e lid regelt dat de werkgever vanuit de aan hem verstrekte periodieke subsidie aan de werknemer een eenmalige stimuleringspremie dient te betalen. De werknemer heeft immers zelf ook de nodige inspanningen geleverd om de dienstbetrekking tot stand te laten komen.

Artikel 4 De hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever

De gemeenteraad dient bij verordening nadere regels te stellen met betrekking tot de wijze waarop de hoogte van de periodieke subsidie aan de werkgever dient te worden vastgesteld (artikel 7, tiende lid, onderdeel a, Wsw). De periodieke subsidie bestaat uit een loonkostensubsidie en eventueel ook uit een vergoeding voor structurele kosten van de werkgever die verband houden met het in dienst hebben van een Wsw-geïndiceerde.

Het doel van de loonkostensubsidie is het verstrekken van een tegemoetkoming in de loonkosten in verband met de geringere arbeidsproductiviteit van de Wsw-geïndiceerde. Om te kunnen bepalen wat de hoogte van de loonkostensubsidie moet zijn, is inzicht nodig in de verdiencapaciteit (loonwaarde) van de betrokken Wsw-geïndiceerde. In de praktijk wordt hierbij in alle gevallen gebruik gemaakt van bestaande methodieken voor inschatting van de loonwaarde. Ook het functieprofiel van de te vervullen functie en het daarbij behorende (CAO-)loon maken vaak deel uit van dit proces.

Bij verschil van inzicht over de vastgestelde loonwaarde zal een nieuwe opdracht tot onafhankelijke vaststelling van de loonwaarde door het college worden verstrekt.

Artikel 5 Herziening van de periodieke subsidie

De productiviteit van een sw-geïndiceerde kan wijzigen, als deze persoon langer op een begeleid werkenplek werkzaam is. Als dat het geval is, kan de loonkostensubsidie worden aangepast. De werkgever kan dan, als de productiviteit, c.q. verdiencapaciteit van de werknemer minder wordt, na overleg en met instemming van de werknemer, een verzoek indienen om de loonkostensubsidie te herzien. De werkgever moet zijn verzoek om herziening met redenen omkleden.

Ook ambtshalve kan het college, als er een gerede aanleiding is voor een (tussentijds) aanpassing van het subsidie, een hernieuwde beoordeling voor de hoogte van het subsidie doen. Bijvoorbeeld als er sprake is van kennelijke onredelijkheid bij handhaving van een bestaande situatie.

In de subsidiebeschikking aan de werkgever wordt opgenomen: hoe, en op welke wijze, (tussentijdse) herbeoordelingen van loonwaarde zullen plaatsvinden (art. 4 lid 2 en art. 11) .

De herbeoordeling van de loonwaarde vindt plaats op basis van een loonwaardeonderzoek.

Artikel 6 Beëindiging van de periodieke subsidie

Voor de criteria voor het beëindigen van de periodieke subsidies en vergoeding wordt verwezen naar de wet, artikel 7, 5e en 6e lid.

Artikel 7 De hoogte van de vergoeding aan de begeleidingsorganisatie

Het percentage onder lid 1 genoemd is:

  • 1.

    afgeleid van het percentage dat geldt voor de indicatie begeleid werken. Boven 15% begeleiding betekent GEEN indicatie begeleid werken;

  • 2.

    de begeleidingsintensiteit die ook geldt voor het UWV en is vastgelegd in het protocol jobcoach. Geeft aan de maximale hoeveelheid begeleiding die aan een cliënt kan worden toegekend.

Artikel 8 Vergoeding voor eenmalige noodzakelijke kosten van aanpassing van de omstandigheden waaronder de arbeid wordt verricht

Dit artikel bevat regels die betrekking hebben op de voorwaarden waaronder het college aan de werkgever een vergoeding (subsidie) verstrekt voor de eenmalige noodzakelijke kosten

van aanpassing van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht (artikel 7, tiende lid, Wsw).

Artikel 9 Indienen van de aanvraag

De Wsw-geïndiceerde zal het PGB moeten aanvragen. Omdat begeleid werken met een PGB leidt tot een subsidierelatie met de werkgever (in verband met het verstrekken van een periodieke subsidie) en een contractrelatie met de begeleidingsorganisatie (in verband met het verstrekken van een periodieke vergoeding), zullen ook de werkgever en de begeleidingsorganisatie van de Wsw-geïndiceerde de aanvraag moeten ondertekenen.

Op basis van de aanvraag beslist het college vervolgens of een periodieke subsidie aan de werkgever en een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie worden verstrekt en voor welke bedragen. Vervolgens vindt de verstrekking van de periodieke subsidie aan de werkgever plaats op basis van een beschikking en de verstrekking van een periodieke vergoeding aan de begeleidingsorganisatie op basis van een overeenkomst.

Artikel 10 Beslistermijn

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11 Het besluit tot verlenen van de periodieke subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 Het vaststellen van de periodieke subsidie

Met het vaststellen van de subsidie wordt de subsidieverstrekking voor het betreffende kalenderjaar afgerond. De hoogte van het subsidiebedrag voor dat jaar wordt definitief vastgesteld. Om de subsidie te kunnen vaststellen, dient de werkgever een declaratieformulier in van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto CAO-loon van de Wsw-geïndiceerde, vermeerderd met alle werkgeverslasten, alsmede een kopie van de loonstroken.

Artikel 13 Verrekening met de voorschotten

Het kan hierbij zowel handelen om te betalen of te ontvangen bedragen.

Artikel 14 Verplichtingen van de werkgever en begeleidingsorganisatie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen kan afwijken van het bepaalde in de verordening en dus niet van het bepaalde in de wet. Dit afwijken kan alleen ten gunste en nooit ten nadele van belanghebbende. Met nadruk zij hierbij vermeld dat het gaat om uitzonderingsgevallen. In verband met precedentwerking zal altijd goed moeten worden gemotiveerd waarom wordt afgeweken van het bepaalde in de verordening.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.